P. L. C. C. M., geboren te (...) op ( ), wonende te ( ) Nederland, van Nederlandse nationaliteit.



Vergelijkbare documenten
HET HOF VAN BEROEP VAN ANTWERPEN 19 MAART 2009, 14 E KAMER

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN TURNHOUT. 31 DECEMBER 2001, 14de KAMER. Verdacht van op de hierna vermelde plaatsen en op de hierna vermelde tijdstippen:

Wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie

VONNIS. TEGEN: De zich noemende W.D. ( ), volgens eigen verklaring geboren te Freetown (Sierra Leone),

CORRECTIONELE RECHTBANK TURNHOUT, 17 NOVEMBER 2010, 13 DE K.

CORRECTIONELE RECHTBANK DENDERMONDE 13 FEBRUARI 2007, 19 de kamer

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG BRUSSEL. 20 JUNI 2007, 51 e KAMER

NEDERLANDSTALIGE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG BRUSSEL, STRAFZAKEN, 3 MAART 2014, 60 ste KAMER

3. Een criminele organisatie betreft een organisatie van meer dan twee personen.

CORRECTIONELE RECHTBANK TE LEUVEN, 18 maart 2008, 17 de kamer

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

Hof van Beroep Brussel, 13 november 2013, 13 e correctionele kamer

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN ANTWERPEN. 9 FEBRUARI 2004, Kamer 4C

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen Kamer AC...15 oktober 2018 Vonnis Inzake het Openbaar Ministerie

VONNIS. De Correctionele Rechtbank van het arrondissement HASSELT, 16 kamer, heeft het volgende vonnis uitgesproken : INZAKE

Hof van beroep G. (...) Arrest. Arrestnummer. Datum van uitspraak. Notitie-nummer griffie. Notitienummer parfcet-generaal.

RECHTBANK EERSTE AANLEG ANTWERPEN AFDELING ANTWERPEN, 31 MAART 2015, AC4 KAMER

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN HASSELT. 28 JUNI 2002, 18de K.

HOF VAN BEROEP VAN GENT. 26 JUNI 2002, 8de K.

Hof van Cassatie van België

rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt Sectie correctioneel

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN 23 JUNI 2010

CORRECTIONELE RECHTBANK TE MECHELEN, 19 maart 2008, 11 de kamer

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 18 OKTOBER 2010

Correctionele rechtbank van Antwerpen, 1 maart 2016, AC4 kamer

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel,

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

De correctionele rechtbank van het arrondissement Hasselt VONNIS van 19 NOVEMBER 2008

Hof van Cassatie van België

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE TURNHOUT VAN 1 SEPTEMBER 2015

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957

Hof van Cassatie van België

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

Hof van Cassatie van België

Correctionele rechtbank van Antwerpen, 5 januari 2016, AC4 kamer

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN AFDELING TURNHOUT VAN 9 OKTOBER 2017

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

HOF VAN BEROEP ANTWERPEN, 31 MEI 2017, 14 DE KAMER

De Rechtbank van eerste aanleg

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, strafzaken

HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN VAN 4 DECEMBER e kamer

Hof van Cassatie van België

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN TURNHOUT, 17 OKTOBER 2012, DERTIENDE KAMER

Hof van beroep Antwerpen, 4 februari 2016, 14 de k.

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:RBGEL:2013:4039

CORRECTIONELE RECHTBANK ANTWERPEN

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 19 FEBRUARI 2019

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE DENDERMONDE, DERTIENDE KAMER OPENBARE TERECHTZITTING VAN 14 FEBRUARI 2011

CORRECTIONELE RECHTBANK MECHELEN

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN BRUSSEL 21 MEI 2004, 46 ste K.

Vonnis AFSCHRSFT. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, / kamer. c \ 2016 / $0$ 31/05/2016

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LIMBURG AFDELING HASSELT VAN 19 OKTOBER 2017

Î 1. rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen. Vonnis. KamerAC1. 25juni RA A Aangeboden op. Niet te registreren

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

ECLI:NL:RBMAA:2006:AY6572

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN HASSELT, 21 NOVEMBER 1996

Hof van Cassatie van België

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LEUVEN VAN 18 SEPTEMBER 2018

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 25 MAART 2011

CORRECTIONELE RECHTBANK ANTWERPEN, 4 OKTOBER 2010, KAMER 4C

Hof van Cassatie van België

Correctionele rechtbank van Leuven, 23 februari 2016, 17 de kamer

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Rechtbank van eerste aanleg esteavlaanderen, afdeling VEUR E, strafzaken

Hof van Cassatie LIBERCAS

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN. Afdeling Antwerpen ARREST VAN 25 JUNI 2008

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

Vonnis. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, I.) / kamer. Griffienummer.

(lste aanleg: nr.: /92) zitting houdend in strafzaken, wijst het volgende arrest :

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren, sectie correctioneel

Hof van Cassatie van België

Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaan deren,. afdeling Gent strafzaken

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS

ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917

Politierechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, KAMER 1 Vonnis. Uitgifte p. 1. Niet aan te bieden aan de ontvanger 2019/ A008786

DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN VAN 6 NOVEMBER 2015

ECLI:NL:GHARL:2014:3064

HET HOF VAN BEROEP VAN GENT. 18 FEBRUARI 2009, 3 e KAMER

CORRECTIONELE RECHTBANK TE MECHELEN OPENBARE ZITTING van 8 JUNI 2009

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805

Hof van Cassatie van België

Mensenhandel en zwaardere vormen van mensensmokkel (MH)

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

VONNIS uitgesproken in het gerechtsgebouw Het Kasteel" te Turnhout op: DONDERDAG EENENDERTIG JANUARI TWEEDUIZEND EN ACHT in de openbare zitting van de Dertiende kamer van de Rechtbank van Eerste Aanleg van het gerechtelijk arrondissement Turnhout, waar zetelden: ( ) Inzake van het OPENBAAR MINISTERIE tegen : P. L. C. C. M., geboren te (...) op ( ), wonende te ( ) Nederland, van Nederlandse nationaliteit. C. W. J. M., geboren te B. op ( ), wonende te ( ) (Spanje), doch thans verblij vende te ( ), van Nederlandse nationaliteit. R. T. van, geboren te ( ) (Suriname) op ( ), voorheen wonende (Spanje), thans wonende te (...), van Nederlandse nationaliteit. V. K. E. M. F., geboren te ( ) op ( ), verblijvende te ( ) (Nederland), ( ) V. M.. P. M.., geboren te ( ) op ( ), wonende te ( ) BEKLAAGD van: Te Mol, te Oud-Turnhout, te Turnhout en bij samenhang te Antwerpen, gerechtelijk arrondissement Antwerpen tussen 15 november 2004 en 18 januari 2005: Om de misdaden uitgevoerd te hebben of om aan de uitvoering ervan rechtstreeks medegewerkt te hebben hetzij om, door enige daad, tot de uitvoering zodanige hulp verleend te hebben dat zonder hun bijstand de misdrijven niet konden gepleegd worden. A/ De eerste, de tweede, de derde, de vierde en de vijfde: Op welke manier ook, er toe te hebben bijgedragen, rechtstreeks of via een tussenpersoon, dat vreemdelingen, met name I. G.,C. L., N. J., en R. M., het Koninkrijk binnenkomen of er verblijven, wanneer zij daarbij ten opzichte van de vreemdelingen direct of indirect gebruik gemaakt hebben van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige andere vormen van dwang of wanneer zij daarbij misbruik hebben gemaakt van de bijzondere kwetsbare positie waarin de vreemdelingen verkeren ten gevolge van een onwettige of precaire administratieve toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, en met de verzwarende omstandigheid het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betrof, ongeacht of hij al dan niet de hoedanigheid van leidend persoon had. 1

B/ De eerste, de tweede, de derde de vierde en de vijfde: Teneinde ten aanzien van I. G., C. L., N. J., en R. M., de misdrijven te laten plegen die bedoeld worden in de artikelen 379,380, 1 en 4, en 383bis 1, met name het exploiteren op enigerlei wijze van andermans ontucht, hen te hebben aangeworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest, opgevangen, de controle over hem te hebben gewisseld of overgedragen, de toestemming van hen met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang zijnde, waardoor zij zich schuldig hebben gemaakt aan mensenhandel. met de omstandigheid dat misbruik werd gemaakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de personen verkeerden ten gevolge van hun onwettige of precaire administratieve toestand, hun precaire sociale toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken personen in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze had dan zich te laten misbruiken en met de omstandigheid dat direct of indirect gebruik werd gemaakt van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang; en met de omstandigheid dat de feiten daden van deelneming betroffen aan de hoofd of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon had of niet. C/ De eerste, de tweede, de derde, de vierde en de vijfde: Teneinde ten aanzien van I. G., C. L., N. J., en R. M., de misdrijven te laten plegen die bedoeld worden in de artikelen 379,380, 1 en 4, en 383bis 1, met name het exploiteren van een huis van ontucht of prostitutie, hen te hebben aangeworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest, opgevangen, de controle over hem te hebben gewisseld of overgedragen, de toestemming van hen met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang zijnde, waardoor zij zich schuldig hebben gemaakt aan mensenhandel. met de omstandigheid dat misbruik werd gemaakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de personen verkeerden ten gevolge van hun onwettige of precaire administratieve toestand, hun precaire sociale toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken personen in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze had dan zich te laten misbruiken en met de omstandigheid dat direct of indirect gebruik werd gemaakt van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang; en met de omstandigheid dat de feiten daden van deelneming betroffen aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon had of niet. D/ De eerste, de tweede en de derde: Leidend persoon te zijn geweest van een criminele organisatie, zijnde een gestructureerde vereniging van meer dan twee personen, die duurt in tijd, met als oogmerk het in onderling 2

overleg plegen van misdaden of wanbedrijven, strafbaar met een gevangenisstraf van drie jaar of een zwaardere straf; om direct of indirect vermogensvoordelen te verkrijgen, met gebruikmaking van intimidatie, bedreiging, geweld, listige kunstgrepen of corruptie, of met aanwending van commerciële of andere structuren om het plegen van misdrijven te verbergen of te vergemakkelijken. E/ De vierde en de vijfde: Te hebben deelgenomen aan het nemen van welke beslissing dan ook in het raam van de activiteiten van een criminele organisatie, zijnde een gestructureerde vereniging van meer dan twee personen, die duurt in tijd, met als oogmerk het in onderling overleg plegen van misdaden of wanbedrijven, strafbaar met een gevangenisstraf van meer dan drie jaar of een zwaardere straf, om direct of indirect vermogensvoordelen te verkrijgen met gebruikmaking van intimidatie, bedreiging, geweld, listige kunstgrepen of corruptie, of met aanwending van commerciële of andere structuren om het plegen van misdrijven te verbergen of te vergemakkelijken, terwijl hij wist dat zijn deelneming heeft bijgedragen tot de oogmerken van deze criminele organisatie, zoals bedoeld in artikel 324bis van het Strafwethoek. En: Het CENTRUM VOOR. GELIJKHEID van KANSEN & VOOR RACISMEBESTRIJDING, Autonome Openbare Dienst, waarvan de zetel gevestigd is te 1000 Brussel, Koningsstraat 138 --BURGERLIJKE PARTIJ tegen de vijf beklaagden-- hebbende als raadsman mr. P. Q., advocaat te ( ). ***** Gezien de beschikking van de Raadkamer van deze Rechtbank de dato 24 maart 2006, waarbij de vijf beklaagden naar deze Correctionele Rechtbank verwezen werden, gelet op artikel 2 van de wet 4 oktober 1867, zoals vervangen door artikel 1 van de wet van 1 februari 1977 en het enig artikel van de wet 6 februari 1985. Gezien het hoger beroep tegen deze beschikking tot verwijzing van de raadkamer de dato 24 maart 2006 aangetekend door tweede beklaagde C. W. en derde beklaagde R. T. Gezien het arrest van de Kamer van Inbeschuldigingstelling te Antwerpen van 23 oktober 2006 waarbij: -het hoger beroep van de inverdenkinggestelden C. W. en R. T. niet ontvankelijk werd verklaard in zover het gericht is tegen de weigering door de raadkamer om de uitvoering van bijkomende onderzoekshandelingen te bevelen, en niet gegrond voor het overige; -de bestreden beschikking bevestigd werd met de precisering dat het verzoek van de inverdenkinggestelden tot het voegen van andere strafbundels bij het huidige dossier, ab inito niet ontvankelijk is; 3

-de inverdenkinggestelden solidair tot de kosten van hoger beroep veroordeeld werden, begroot aan de zijde van de openbare partij op 46,14 Euro. ***** ( ). Voorafgaande proceduriële opmerkingen Beklaagde C. vordert in conclusies de vrijspraak, ponerende dat: -zijn rechten van verdediging zijn geschonden nu een onvolledig strafdossier voorligt; -de uitvoering van de telefoonmaatregel onvolledig is; -de observatie gebeurde zonder machtiging 1. Onvolledig strafdossier Terecht werpt beklaagde op dat onderhavig dossier alludeert naar een gerechtelijk onderzoek gevoerd onder leiding van onderzoeksrechter V. H. te Antwerpen (dossier aldaar gekend onder nummer 142/04). In casu is evenwel geen reden om in te gaan op het verzoek van beklaagde tot voeging van kwestieus dossier nu uit het door het Openbaar Ministerie voorgebrachte arrest blijkt dat de in dit strafdossier vervolgde personen onder andere werden veroordeeld wegens mensenhandel en pooierschap van de dames L.C. en I. G. welke onder meer in onderhavig dossier worden vernoemd als slachtoffer. Zoals verder zal blijken zijn de rechten van verdediging van beklaagde geenszins geschonden door de niet-voeging van het Antwerpse dossier. 2. Onvolledige telefoonmaatregel Beklaagde poneert dat de diensten van de G.D.A. te Turnhout de telefoonmaatregel reeds hadden opgestart op datum van 14 januari 2005 zonder dat hiervoor de vereiste machtiging vanwege de onderzoeksrechter voorhanden was, welke beweerdelijk slechts op 15 januari 2005 de heer K.V. zou gemachtigd hebben. Het bevelschrift tot afluisteren van her nummer ( ) dateert evenwel reeds van vrijdag 14 januari 2005 (stuk 16 strafdossier) terwijl op zaterdag 15 januari 2005 de telefoontap werd uitgebreid naar het nummer ( ) (stuk 6) en het nummer ( ) (stuk 21), blijkbaar het mobiel nummer van beklaagde C.. Beklaagde besluit eveneens tot nietigheid van het telefoononderzoek ponerend dat de heer B. en niet de door de onderzoeksrechter nominatum gemachtigde officier de heer V. reeds op 14 januari 2005 namen van een aantal uitvoerders van do tap meedeelde aan de onderzoeksrechter. 4

Artikel 90 quater 1 5 SV schrijft op straffe van nietigheid voor dat de voorafgaande machtiging van de onderzoeksrechter tot de bewakingsmaatregel van privé-communicatie de naam en de hoedanigheid vermeldt van de officier van de gerechtelijke politie, aangewezen voor de uitvoering van de maatregel. De rechtbank stelt vast dat de heer B., hoofdinspecteur bij de Federale politie, officier van Gerechtelijke politie, voorafgaand de uitvoering van de tapopdracht aan de heer onderzoeksrechter alle namen citeerde van de uitvoerders van de tap. Derhalve werd de doelstelling van de wet bij het vormvoorschrift van artikel 90 quater 1, 5 SW gerespecteerd nu het overdragen van de opdracht niet werd verdoezeld voor de onderzoeksrechter, die wist wie uitvoering gaf aan zijn opdracht, dat ze de bij de wet vereiste hoedanigheid hadden van officier van gerechtelijke politie zodat zij terzake van de uitvoering de nodige kennis bezaten. In casu is de betrouwbaarheid van de bewijsvoering derhalve niet aangetast, er is geen reden om manipulatie van de gesprekken te veronderstellen. Behoudens de identiteit van de uitvoerder werd voor de opname van de gesprekken gehandeld overeenkomstig de wet. De waarborgen van het recht van beklaagde op een eerlijk proces en een eerlijke bewijsvoering zijn niet aangetast: de opnames van de gesprekken liggen neer ter griffie, zijn vrij beluisterbaar en kunnen voorwerp zijn van tegenspraak. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de uitvoering door hoofdinspecteur B. in plaats van hoofdcommissaris V. niet onrechtmatig is doch in casu slechts werd gehandeld zoals gebruikelijk wanneer de opdracht van de onderzoeksrechter wordt gegeven aan de functie zelf. 3. Observatie zonder machtiging Beklaagde C. poneert in conclusies dat de onderzoekers in huidig, dossier een loopje hebben genomen met de wettelijke procedure voorschriften nu op 12 januari 2005 een observatie werd uitgevoerd binnen het gerechtelijk arrondissement Turnhout zonder dat hiervoor een machtiging werd verleend. In casu hebben de leden van de G.D.A. Turnhout enkel éénmalig vastgesteld dat 3 meisjes de (...) verlaten en werden weggebracht door een wagen op naam van C. en één op naam van V. K. en werden vervoerd naar hun verblijfplaats in ( ). Dergelijke éénmalige observatie voldoet geenszins aan de in de B.O.M.-wetgeving omschreven observatie en valt derhalve niet onder de strikte voorschriften van de wetgeving inzake Bijzonder Opsporingsmethodes (stelselmatige observaties, observaties door bijzondere eenheden, observaties met technische middelen zoals camera, fototoestel en dergelijke). Voor deze observatie was derhalve geen machtiging van de onderzoeksrechter noodzakelijk, evenmin waren de regels zoals omschreven in de B.O.M. wetgeving inzake subsidiariteit en dergelijke van toepassing. 5

Samenvattend dient dan ook gesteld dat ter beoordeling van huidig dossier een voeging met hot Antwerpse dossier niet noodzakelijk is, de uitgevoerde telefoontap alsook de éénmalige observatie regelmatig is geschied en derhalve geenszins nietig. Feitelijke voorgaanden Tweede beklaagde de heer C. is zaakvoerder van ( ) en eigenaar van de gebouwen, aangekocht in december 2003. Na aanzienlijke verbouwingswerken in januari tot september 2004 werden de gebouwen verhuurd aan de BVBA C.B.,opgericht in mei 2004 met als zaakvoerder de heer V. G. (thans niet inzake). Omstreeks september 2004 werd gestart met de uitbating door de BVBA C. B., waarvan derde beklaagde mevrouw T. R., voormalig levensgezellin van de heer C., sinds dat ogenblik zaakvoerster is. Voor de effectieve uitbating werd beroep gedaan op de heer V. K.(vierde beklaagde) en mevrouw P. (eerste beklaagde) welke ervaring hadden in de horeca sector. De heer V K. fungeerde als uitbater, barman, terwijl mevrouw P. fungeerde als receptioniste en de dagdagelijkse leiding waarnam. Vijfde beklaagde, de heer V M. maakte als zelfstandig glazenwasser de ramen van de R. schoon en poetste ook de privé- woning van de heer C.. Huidig dossier wordt gestart nadat blijkt dat 3 Roemeense dames, welke illegaal in België verbleven en een Poolse dame zich prostitueren in de R.. Ten gronde Alle beklaagden worden vervolgd wegens mensenhandel en uitbuiting van prostitutie met de verzwarende omstandigheid het misbruiken van personen die zich bevinden in een bijzonder kwetsbare positie enerzijds en de verzwarende omstandigheid dat dit een daad van deelneming aan. de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging, betrof (tenlastelegging A, B en C). Eerste, tweede en derde beklaagde worden tevens vervolgd als leidend persoon van een criminele organisatie (tenlastelegging D) terwijl vierde en vijfde beklaagde worden vervolgd ais deelnemers van beslissingen in het raam van de activiteiten van deze criminele organisatie (tenlastelegging E). Wat betreft de tenlastelegging A, B en C Alhoewel uit de gegevens van het strafdossier blijkt dat de in de dagvaarding vernoemde dames van Roemeense origine naar België zijn gehaald onder valse voorwendsels en beloftes, blijkt geenszins dat beklaagden hiervoor verantwoordelijk zijn. 6

Integendeel blijkt uit het door het Openbaar Ministerie voorgebrachte arrest dat de heren C., C. en consoorten dienen beschouwd als de mensenhandelaars die voornoemde dames naar België brachten. Het dossier bevat geen enkel element waaruit kan worden afgeleid in welke mate beklaagden hebben bijgedragen, rechtstreeks of via een tussenpersoon, dat de dames het Koninkrijk België zijn binnengekomen of hier hebben verbleven. Evenmin blijkt dat beklaagden op enig ogenblik welkdanige bedoeling dan ook hebben gehad om de dames uit te buiten. Immers opdat er sprake is van uitbuiting moet de dader ofwel opzichtens de vreemdeling gebruik hebben gemaakt van listige kunstgrepen of enige vorm van dwang, ofwel opzettelijk misbruik hebben gemaakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de vreemdelingen verkeerde. In casu blijkt dat beklaagden zelfs niet wisten dat de Roemeense vrouwen illegaal in België verbleven. Noch het materieel noch het moreel bestanddeel van het misdrijf, weerhouden onder tenlastelegging A zijn in hoofde van beklaagden bewezen. In de tenlasteleggingen B en C wordt verwezen naar de artikelen 379, 380 1 en 4, 383 bis 1 van het Strafwetboek. De in.de dagvaarding geviseerde dames I.G., C. L., N. J. en R. M. zijn evenwel allen meerderjarig zodat de artikelen 379, 380 4 en 383 bis 1 SW niet kunnen weerhouden worden. Het aan beklaagden tenlastegelegde feit B dient derhalve geherkwalificeerd als: " Teneinde ten aanzien van I. G., C. L., N. J., en R. M., de misdrijven te laten plegen die bedoeld worden in artikelen 380 1, met name het exploiteren op enigerlei wijze van andermans ontucht, hen te hebben aangeworven, vervoerd, overgebracht gehuisvest, opgevangen, de controle over hem te hebben gewisseld of overgedragen, de toestemming van hen met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang, zijnde, waardoor zij zich schuldig; hebben gemaakt aan mensenhandel. met de omstandigheden dat misbruik werd gemaakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de personen verkeerden ten gevolge van hun onwettige of precaire administratieve toestand, hun precaire sociale toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk,gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken personen in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze had dan zich te laten misbruiken en met de omstandigheid dat direct of indirect gebruik werd gemaakt van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang; en met de omstandigheid dat de feiten daden van deelneming betroffen aan de hoofd-, of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon had of niet. 7

Terwijl het aan beklaagden tenlaste gelegde feit C dient geherkwalificeerd als: "Teneinde ten aanzien van I. G., C. L., N. J. en R. M.. de misdrijven te laten plegen die bedoeld worden in artikel 380 1, met name het exploiteren van een huis van ontucht of prostitutie, hen te hebben aangeworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest, opgevangen, de controle over hem te hebben gewisseld of overgedragen, de toestemming van hen met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang zijnde, waardoor zij zich schuldig hebben gemaakt aan mensenhandel. met de omstandigheid dat misbruik werd gemaakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de personen verkeerden ten gevolge van hun onwettige of precaire administratieve toestand, hun precaire sociale toestand of ten,gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken personen in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze had dan zich te laten misbruiken en met de omstandigheid dat direct of indirect gebruik werd gemaakt van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang; en met de omstandigheid dat de feiten daden van deelneming betroffen aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon had of niet." In casu fungeerde eerste beklaagde als receptioniste in de ( ). was vierde beklaagde barman terwijl vijfde beklaagde samen met vierde beklaagde dames heeft vervoerd van hun logeeradres in Oud- Turnhout naar de ( ) in ( ) en vise versa. Tweede beklaagde was weliswaar eigenaar van de gebouwen en zaakvoerder van de ( ), doch de eigenlijke exploitatie van het ontuchthuis was in handen van de BVBA C. B.. Derde beklaagde was weliswaar zaakvoerster van de BVBA C. B. doch zij was niet verantwoordelijk voor het dagdagelijks bestuur temeer daar zij in de geviseerde periode in het buitenland verbleef en slechts na haar terugkeer uit Cuba diende vast te stellen dat er Roemeense meisjes aanwezig waren in de ( ). De door het Openbaar Ministerie vervolgde personen zijn derhalve geenszins verantwoordelijk voor de eigenlijke exploitatie van het geviseerde ontuchthuis. De in de dagvaarding weerhouden verzwarende omstandigheden komen evenmin bewezen voor. Uit geen enkel objectief element in het strafdossier blijkt dat beklaagden misbruik zouden gemaakt hebben van de bijzonder kwetsbare positie waarin de genoemde dames verkeerden ten gevolge van hun onwettige of precaire administratieve toestand. Uit alle verklaringen afgelegd in het strafdossier blijkt dat beklaagde P. steeds werd opgedragen de identiteits- en verblijfsdocumenten van de meisjes die in het ( ) kwamen werken, te controleren. Dit blijkt niet alleen uit de uit de eigen verklaring van mevrouw P. (stuk 57 en 59 strafdossier) waar deze stelt: 8

" Ik vraag enkel hun paspoort. In het paspoort staat een stempel van het visum. Ik ga na of ze legaal in het land zijn. Indien ze niet legaal zijn, dienen ze buiten te blijven. Indien ik een stempel zie weet ik dat ze dan 3 maanden, vanaf de datum van de stempel, legaal in het land mogen blijven," maar tevens uit de verklaring van mevrouw R.: Het aanwerven van de meisjes gebeurt in principe door mijzelf. Wanneer ik er niet ben dan noteert mevrouw P. hun gegevens en dan neem ik nadien contact op om een afspraak te maken voor een gesprek. Het gebeurt wel eens dat iemand spontaan komt solliciteren, Mevrouw P. belt mij dan op en dan geef ik opdracht om een fotokopie te nemen van de identiteitskaart of het paspoort, om een contract op te stellen of alle verdere formaliteiten af te handelen. Ik ben formeel dat wil streng toezien op wie wij toelaten. Het komt immers regelmatig voor dat dames beweren geen paspoort bij te hebben of dat zij niet over de juiste papieren beschikken.. Ik heb nooit het risico willen nemen om illegale dames in de zaak te hebben. Sinds wij overgeschakeld zijn op het verhuren van kamers controleren wij enkel nog of de huurders rechtsgeldig in ons land mogen verblijven. Ik heb namelijk van W. vernomen dat Roemeense, Bulgaarse en Poolse dames drie maanden in het land mogen verblijven zonder dat zij over een werkvergunning of een verblijfsvergunning hoeven te beschikken. Wij kijken telkens in de paspoorten van de betrokkenen na wanneer zij hun land hebben verlaten en indien er ondertussen een termijn van 3 maanden is verstreken, dan verhuren wij hen geen kamer." (stuk 69 en volgende strafdossier). Bovendien werden de dames aangetrokken via advertenties en werden dames geweigerd die werden aangeleverd door pooiers: "op 16 december 2004 hadden wij een thema-avond de Kerstpoezenparty. Rond 04.30 uur werd ik benaderd door twee hele grote mannen uit het Antwerpse die aan de receptie stonden. zij maakten mij duidelijk dat zij mij dames zouden kunnen leveren maar dot alles zou gebeuren volgens hun regels en hun wetten. De verdiensten die deze dames zouden hebben, moesten rechtreeks aan hen uitbetaald worden. ik heb hen heel duidelijk te kennen gegeven dat hoeveel dames ze ook konden leveren, ik absoluut geen interesse had in hun werkwijze." Evenmin blijkt uit enig objectief element dat de documenten van de dames werden achtergehouden. Tenslotte bevat het strafdossier geen enkel objectief element waaruit kan afgeleid worden dat listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang werd gebruikt, en dit in tegenstelling met wat in het synthese-pv wordt gesuggereerd. Zo wordt ten onrechte voorgehouden dat de voorgenoemde darnes werden opgesloten na hun werk in het (...) terwijl integendeel blijkt dat hen enkel onderdak werd aangeboden te ( ) in een appartement met de nodige voorzieningen en dit om nachtelijke verplaatsingen na hun werk in het (...) te vermijden. In tegenstelling met wat gesuggereerd wordt door de burgerlijke party en het Openbaar Ministerie alluderend naar het synthese-pv leefden de meisjes geenszins in beklagenswaardige levensomstandigheden en konden zij vrij de woning verlaten. 9

Cruciaal in deze overweging zijn de foto s welke zich bevinden in het dossier dat vooral het herverhoor van mevrouw I. G. na haar verblijf in het opvangcentrum PAYOKE waar ze stelt: " Ik wist wel dat de eigenlijke uitbaters van de ( ) een man en een vrouw betroffen welke soms in de instelling kwamen doch zij moeiden zich in her geheel niet met ons. We hebben nooit rechtstreeks met hen onderhandeld. Het was altijd L. welke ons toesprak en alles regelde. Ze behandelde ons evenwel goed. Ik heb over L. eigenlijk geen klagen alleen betaalde ze ons loon aan C. en C. uit maar dit was volgens mij niet haar schuld. Aangaande het appartement van ons verblijf in ( ) kan ik zeggen dat we na het werk steeds door L. en haar vriend werden overgebracht naar daar. Ik vond dat de condities om te slapen in ( ) redelelijk goed waren. Ik had hierover niet te klagen. Ik vermoed ook dat we niet opgesloten waren en dat wij buiten konden. Ik was in het bezit van een sleutel van het appartement mij gegeven door L.. Volgens mij was iedereen op de hoogte van de gemeenschappelijke sleutel." (stuk 477 en volgende strafdossier) Wat betreft de tenlastelegging D en E: de criminele organisatie. De wettelijke bestanddelen van het misdrijf zijn: 1. een gestructureerde vereniging die in tijd opgezet is. 2. het onmiddellijke doel van de vereniging is het in onderling overleg plegen van misdaden en wanbedrijven die strafbaar zijn met een gevangenisstraf van drie jaar of een zwaardere straf, terwijl het indirecte doel is, het verkrijgen van vermogensvoordelen die zowel rechtstreeks als onrechtstreeks worden verkregen als gevolg van het plegen van deze misdrijven. 3. de criminele organisatie wordt verder getypeerd door de gehanteerde middelen om haar objectieven te bereiken. Deze middelen gaan van het gebruik van effectieve geweldplegingen, over intimidatie, bedreigingen en listige kunstgrepen, tot corruptie en het aanwenden van commerciële structuren, zoals handelsvennootschappen of andere types van structuren uit de sociaal-economische wereld. Het volstaat evenwel dat één van de in de wet opgesomde middelen voorhanden is. Naar het oordeel van de Rechtbank bevat het strafdossier - zoals het thans ter beoordeling voorligt- geen elementen om het bestaan van een criminele organisatie te weerhouden. In casu is er geen sprake van een gestructureerde vereniging. Evenmin worden de gerelateerde misdrijven (inbreuken op de Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en de inbreuken op artikel 380 Strafwetboek) in hoofde van beklaagden bewezen geacht. Beklaagden dienen derhalve vrijgesproken van de hen tenlaste gelegde feiten. Op burgerlijk gebied 10

Gelet op de vrijspraak in hoofde van beklaagden dient de rechtbank zich onbevoegd te verklaren om uitspraak te doen op burgerlijk gebied. Gezien de bepalingen van art. 130 en 191 van het Wetboek van Rechtspleging in Strafzaken; art. 77 van K.B. 27 april 2007; art. 2, 11, 12, 14, 31, 32, 34, 35, 36, 37 en 41 der wet van 15 juni 1935; art. 44 en 45 van het Strafwetboek; art. 3 en 4 Wet van 17 april 1878. OM DEZE REDENEN, DE RECHTBANK, vonnissende op tegenspraak: Herkwalificeert tenlastelegging B als: " Teneinde ten aanzien van I. G., C.L., N. J., en R. M., de misdrijven te laten plegen die bedoeld worden in artikelen 380 1, met name het exploiteren op enigerlei wijze van andermans ontucht, hen te hebben aangeworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest, opgevangen, de controle over hem te hebben gewisseld of overgedragen, de toestemming van hen met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang zijnde, waardoor zij zich schuldig hebben gemaakt aan mensenhandel. met de omstandigheid dat misbruik werd gemaakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de personen verkeerden ten gevolge van hun onwettige of precaire administratieve toestand, hun precaire sociale toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken personen in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze had dan zich te laten misbruiken en met de omstandigheid dat direct of indirect gebruik werd gemaakt van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang, en met de omstandigheid dat de feiten daden van deelneming betroffen aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon had of niet." Herkwalificeert tenlastelegging C als: Teneinde ten aanzien van I. G., C. L., N. J.. en R. M., de misdrijven te laten plegen die bedoeld worden in artikel 380 I, met name het exploiteren van een huis van ontucht of prostitutie, hen te hebben aangeworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest.,opgevangen, de controle over hem te hebben gewisseld of overgedragen, de toestemming van hen met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang zijnde, waardoor zij zich schuldig hebben gemaakt aan mensenhandel. met de omstandigheid dat misbruik werd gemaakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de personen verkeerden ten gevolge van hun onwettige of precaire administratieve toestand, hun precaire sociale toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken personen in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze had dan zich te laten misbruiken 11

en met de omstandigheid dat direct of indirect gebruik werd gemaakt van listige kunstgrepen. geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang; en met de omstandigheid dal de feiten daden van deelneming betroffen aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon had of niet." Spreekt alle beklaagden vrij. 12