PREDATIEBEHEERPLAN SKRIEZEKRITE IDZEGEA



Vergelijkbare documenten
Weidevogels en predatie. Wolf Teunissen Paul Goedhart Hans Schekkerman Maja Roodbergen

Bezoekeffecten en nestbescherming bij weidevogels. Paul Goedhart Wolf Teunissen Hans Schekkerman Maja Roodbergen

Vossenbeheerplan WBE. Tubbergen

Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode)

PREDATIEBEHEERPLAN. Een handleiding wat kan en mag in het tegengaan van predatie op weidevogelpopulaties. CONCEPT oktober 2017

Notitie inspectie bomen Molenbeek Sittard 2011

Weidevogels en predatie: een literatuuroverzicht

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

Steenuil en ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet. Martijn van Opijnen (Dienst Regelingen) Wouter van Heusden (Dienst Landelijk Gebied)

Buro Maerlant. Veldhoven Zandoerleseweg. Notitie Flora- en faunawet. L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) en J.A.R.M. van Egmond (GroenLinks) (d.d. 12 februari 2014) Nummer 2900

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 2 november 2010) Nummer 2411

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 6 oktober 2016) Nummer Onderwerp Vossen

Fig. 4.3a. Dichtheden weidevogels in het reservaatsgebied Giethoorn-Wanneperveen (229 ha)

Beheerevaluatie 2018 weidevogels

Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van «pm», nummer «pm»;

NOTITIE. Methodiek. Plangebied en ingreep

Aanvullend natuuronderzoek locatie Nieuweweg / Parklaan te Hattem

Betreft: Effectbeoordeling vogels, herbestemming Groen Ruige Ruimte te Dussen (P )

nummer 20 van 2005 Herziening Verordening vrijstelling grondgebruiker

Kraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Attie F. Bos Pim Vugteveen

NOTITIE. Quickscan perceel Veldstraat 4 te Nijmegen. Methodiek. Plangebied en ingreep

WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD

Vleermuisonderzoek De Waterwijzer Lelystad

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

13.1 Zwarte kraai (Corvus corone)

ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Nieuwsbrief Faunabeheereenheid Noord Holland - 1 mei 2014

NATUURTOETS LANGE WEMEN HENGELO VERVOLGONDERZOEK GEMEENTE HENGELO

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus)

Saksen Weimar fase 5 en verder Ecologische check

Notitie Flora- en faunaonderzoek Enter

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet bomen Hoofdweg, Harderwijk

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

8.9 Konijn (Oryctolagus cuniculus)

Protocol predatiebeheer bij weidevogels A&W-rapport 1827

Broedvogelonderzoek De Liede. De gemeente Haarlemmermeer

Tamboer Plaagdierbeheersing A. Tamboer Hoofdweg LV NIEUW VENNEP. Datum 29 augustus 2014 Betreft Beslissing aanvraag jagen op begraafplaatsen

Samenvatting quickscan natuurtoets

BESLUIT FLORA- FAUNAWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Natuurtoets Haarweg 127 te Gorinchem

Quickscan samenvatting twee percelen Staphorst

Beheer en schadebestrijding in Noord-Brabant

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND

De R.-K. Parochie H. Augustinus p/a R.-K. Begraafplaats Buitenveldert A. Vink Fred Roeskestraat EE AMSTERDAM

BESLUIT. PROVINCIALE STATEN van FRYSLÂN. gelezen de voorstellen van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 31 maart 2015, nr.

Quickscan flora en fauna. Deltaweg te Helmond

Uitgangspunten inzake gebiedsbescherming (Natura 2000), soortenbescherming, faunabeheer en bescherming houtopstanden

Onderzoek flora en fauna

ffi SrnTEN '?",iffhorrand ETf,E Lid Gedeputeerde Staten 2,0 MEI 1016 Nulmeting Aan Provinciale Staten

Vereniging Buyshaven D.J. Koopman Flevolaan MA ENKHUIZEN. Datum 22 april 2016 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora en faunawet

Nieuwe bedrijfslocaties

Quickscan Flora- en Faunawet. t.b.v. sloop Opstallen. Oude Maasstraat 18 gemeente Uden

rj) provinsje fryslân provincie fryslân Partij voor de Dieren t.a.v. mevrouw R. van der Zanden Postbus HM LEEUWARDEN

QUICK SCAN FLORA EN FAUNA. Heilleweg 21 te Sluis

Deelrapportage ontheffing artikel 68 Flora- en faunawet

Project Status Datum. Sloop en nieuwbouw locatie Emmaschool concept 14 januari Auteur Veldonderzoek Projectcode

Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen

Weidevogelinventarisatie ANV De Amstel 2009

TOETSING FLORA- EN FAUNAWET VOOR DE BOUW VAN EEN RESTSTOFFEN ENERGIECENTRALE IN HET INDUSTRIEHAVENTERREIN TE HARLINGEN.

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk

Buro Maerlant. Gemert Heuvel 21. Notitie Flora- en faunawet. L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g

Verkennend natuuronderzoek locatie Hessenweg

7.3 Zwarte kraai (Corvus corone)

TOELICHTING FLORA- EN FAUNAWET

Besluit van GS van 15 september 2014, kenmerk 2014/ gehoord het Faunafonds van 18 juli 2004, kenmerk BIJ F F OVERWEGENDE;

Sauna Schiedam B.V. / Thermen Holiday Via de heer P. van Blerck Prinses Beatrixlaan JN SCHIEDAM. Geachte heer Van Blerck,

Buro Maerlant. Heesch Wijststraat 15. Notitie Flora- en faunawet. L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, opgaande beplanting en watergangen.

maken bekend dat in hun vergadering van 1 juli 2003 is vastgesteld hetgeen volgt:

4 november 2003 Nr , LG Nummer 37/2003

13.3 Meerkoet (Fulica atra)

van Gedeputeerde Staten op vragen van

van Gedeputeerde Staten op vragen van

Quickscan flora en fauna voor bestemmingsplan Oostpoort Februari 2014

Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer H. van der Meer Postbus HB AMSTERDAM

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

Aantal gevonden legsels in 2008

Behoud weide- en akkervogels door minder predatie. Gidsdocument voor effectief verlagen van predatiedruk

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet Van Zuylenlaan 9, Hoevelaken

Vogels van Aersoltweerde in het broedseizoen van 2012 en de winter van 2012/13 Symen Deuzeman & Willem van Mamen

Gemeente Nijmegen T. Martens Postbus HG Nijmegen. Quick scan Flora- en faunawet Mesdagstraat te Nijmegen

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet

Quickscan samenvatting natuurtoets Sint Nicolaasdijk 153, Kampen

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d.15 mei 2017) Nummer Onderwerp Ontheffingverlening doden vos

Notitie flora en fauna

Natuurtoets MCS. Planteam Groen, Recreatie en Water

Projectplan steenuil. Fabrieksterrein Beckers, Meijel

Quickscan samenvatting natuurtoets Westpolder/Bolwerk, deelplan 5 bouwstroom F1 en G, Berkel en Rodenrijs.

8.8 Vos (Vulpes vulpes)

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 12 augustus 2014) Nummer Aan de leden van Provinciale Staten

Buro Maerlant. Rotterdam Marinestraat. Notitie Flora- en faunawet. L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g

WEIDEVOGELINVENTARISATIE WATERBERGING WOUDSE POLDER MIDDEN DELFLAND 2017

Gemeente s-hertogenbosch Dhr. T. van Tol Postbus GZ s-hertogenbosch

Notitie Flora en faunawet bestemmingsplan Centrum Best; Locatie ten noorden van begraafplaats

Gemeente Nieuwegein A.R. de Bree Postbus AA NIEUWEGEIN. Datum 22 april 2016 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora en faunawet

ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST

Arcus Zuid Projectontwikkeling B.V. B.J.M. Mertens Dorpstraat JX OIRSBEEK

Transcriptie:

PREDATIEBEHEERPLAN SKRIEZEKRITE IDZEGEA Op zoek naar een verantwoorde regulatie van weidevogelpredatoren In opdracht van:

PREDATIEBEHEERPLAN SKRIEZEKRITE IDZEGEA Op zoek naar een verantwoorde regulatie van weidevogelpredatoren JPMA Rapportnummer: 20090501 Opdrachtgever: A.N.V. de Súdwesthoeke Auteur: Ing. Bob Jonge Poerink Foto s: auteur en Ruurd Jelle van der Leij (www.pbase.com/ruurdjellevanderleij) Zuurdijk, september 2009 Niets uit deze rapportage mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Jonge Poerink Milieuadvies Disclaimer: de inhoud van dit document is met uiterste zorg samengesteld. Desondanks wordt de informatie in dit document echter aangeboden zonder enige garantie of waarborg ten aanzien van haar deugdelijkheid en geschiktheid voor een bepaald doel of anderszins. Jonge Poerink Milieuadvies sluit alle aansprakelijkheid uit voor enigerlei directe of indirecte schade, van welke aard dan ook, die voortvloeit uit of in enig opzicht verband houdt met het gebruik van dit document. JPMA - Hoofdweg 46-9966 VC Zuurdijk tel. 0595-571170 571170 www.jpma.nl - info@jpma.nl

Samenvatting De Skriezekrite Idzegea van Agrarische Natuur Vereniging (ANV) de Súdwesthoeke is een gruttokring in Zuidwest Friesland, waar circa 400 paar grutto s broeden. Ondanks de vele specifieke beheer- en inrichtingsmaatregelen die worden uitgevoerd, is het reproductiesucces van weidevogels alarmerend laag. Tijdens landelijk zenderonderzoek aan gruttokuikens was de gemiddelde kuikenoverleving slechts 7%. Predatie was de meest vastgestelde doodsoorzaak. Van alle omgekomen gruttokuikens was naar schatting 70-85% gepredeerd. Succesvol weidevogelbeheer begint uiteraard bij zaken als een optimaal waterbeheer, bodembeheer, maaibeheer en voldoende voedselaanbod. Gelet op de mate van predatie en de kwetsbaarheid en het belang van de resterende populatie grutto s, is predatie anderzijds geen factor om te negeren. Daarom kiest de Skriezekrite Idzegea voor predatiebeheer als onderdeel van het weidevogelbeheer. Het predatiebeheerplan voor de Skriezekrite Idzegea heeft als doel een efficiënte en verantwoorde strategie uit te werken voor de regulatie van predatoren van weidevogels in het broedseizoen. Daarnaast geeft het predatiebeheerplan antwoord op de volgende vragen: Wat is de ruimte binnen de huidige regelgeving Wat zijn de beschikbare methoden van predatorenregulatie Op welke predatoren moet het predatiebeheer zich richten Welke methoden zijn het meest geschikt voor de gekozen predatoren Hoe en wanneer kunnen deze methoden optimaal worden ingezet. Door de projectgroep van de Skriezekrite Idzegea zijn vooraf de volgende randvoorwaarden aan het predatiebeheerplan gesteld: Predatiebeheer expliciet alleen binnen de kaders van de huidige wet- en regelgeving Geen maatschappelijk onaanvaardbare aantasting dierenwelzijn Geen aantasting (karakteristieke en streekeigen) erfbeplanting. In hoofdlijnen komen de volgende punten uit het predatiebeheerplan naar voren: Tijdens het onderzoek naar predatie bij weidevogels, dat in de periode 2002 2005 door Sovon Vogelonderzoek Nederland en Alterra is uitgevoerd, zijn vooral Vos, Hermelijn, Buizerd, Blauwe reiger, en Zwarte Kraai als predator van legsels en kuikens geconstateerd. Van de geïdentificeerde predatiegevallen is circa 90 % aan de genoemde soorten toegeschreven. De gevonden aantalsverhoudingen van weidevogelpredatoren zijn mogelijk niet representatief, maar geven wel een beeld van de range en ordegrootte van het relatieve belang van de verschillende predatoren. Door jaarlijkse schommelingen van soorten en aantallen predatoren, door voedselspecialisatie van bepaalde individuele predatoren en door veranderingen in het voedselaanbod in een gebied, kunnen er jaarlijks grote verschillen in predatie en de rol van predatoren optreden. Binnen de Skriezekrite Idzegea komen Vos, Hermelijn, Buizerd, Blauwe reiger, en Zwarte Kraai regelmatig tot talrijk voor. Exacte gegevens over de rol van de verschillende predatoren binnen de Skriezekrite Idzegea zijn niet bekend. Het beeld van de nazorgers komt globaal overeen met de resultaten van het SOVON predatieonderzoek, met uitzondering van de Bruine Kiekendief, die door SOVON slechts incidenteel als predator werd vastgesteld. 1

Het is onuitvoerbaar en inefficiënt om het predatiebeheer te richten op alle in het gebied voorkomende soorten predatoren. Daarom is gekozen voor de selectie van een aantal doelpredatoren waarop het predatiebeheerplan zich specifiek zal richten, namelijk Vos, Hermelijn, Buizerd, Blauwe reiger, Zwarte Kraai en Bruine kiekendief. Op basis van de beschikbare onderzoeksgegevens en het voorkomen binnen de Skriezekrite Idzegea is de kans om de predatiedruk te verlagen bij deze predatoren relatief hoog. De status ganzenfoerageergebied en Natura 2000-gebied van delen van de Skriezekrite Idzegea legt praktische beperkingen op aan het predatiebeheer. De ruimte voor schadebestrijding is binnen de huidige regelgeving beperkt. Vos en Zwarte kraai staan op de landelijke vrijstellingslijst. De vrijstelling geldt voor de artikelen 9 (verbod doden dieren), 10 (verbod opzettelijk verontrusten dieren), 11 (Verbod verstoren nesten en voortplantingsplaatsen) en 12 (verbod eieren te zoeken) uit de Flora- en Faunawet. Hermelijn, Blauwe reiger, Buizerd en Bruine kiekendief zijn door de Flora- en faunawet volledig beschermd, inclusief eieren, nesten en vaste rust- of verblijfplaatsen. Voor deze soorten is zonder ontheffing dan ook geen schadebestrijding toegestaan. Preventieve methoden van predatiebeheer, die zich richten op ingrepen in de biotoop en het gedrag van predatoren, zonder dat de genoemde artikelen uit de Flora- en Faunawet worden overtreden zijn wel toegestaan. Als preventieve methoden kunnen worden toegepast: 1. Verwijderen potentiële nestbomen (en uitzichtpunten) roofvogels en kraaien 2. Maaien rietzones en ruigtes 3. Opruimen takkenbossen en houtstapels 4. Alternatieve voedselbronnen aanleggen tijdens de broedtijd 5. Opruimen voedselbronnen buiten de broedtijd 6. Plaatsen predatorwerende (ultrasone) apparatuur; deze techniek vereist eerst nader onderzoek 7. Geen stokken plaatsen direct bij nesten 8. Eenmaal gevonden nesten in zeer beperkte mate opnieuw opzoeken en game finders inzetten 9. Verbeteren voedselaanbod kuikens 10. Verbeteren maaibeheer 11. Publiekscampagne honden en katten. Bij vossen kan schadebestrijding plaatsvinden door middel van het gebruik van kunstlicht, burchtjacht met een aardhond, de inzet van kunstbouwen, aanzitten en kleinschalige drukjacht. Het is verstandig om meerdere methoden te combineren, omdat de verschillende methoden elk een ander type vos opleveren. De volgende strategie wordt bij voorkeur gehanteerd: Gerichte bestrijding van vossen in de periode dat dit voor de weidevogels zinvol is, namelijk van medio januari tot juni; Schoontijd voor de Vos in de periode van 1 juli tot medio januari. De Vos is in deze periode niet schadelijk voor de weidevogels en kan wel een functie hebben als natuurlijke vijand van hermelijnen en andere kleine marterachtigen; Geen afschot van zogende moervossen om onnodig lijden van jonge vossen te voorkomen; Aanleg van een bufferzone van 1 kilometer rondom de Skriezekrite, waar ook schadebestrijding van vossen kan plaatsvinden. 2

Gelet op de omvang van het gebied en het aantal beschikbare wildbeheerders is bovenstaande strategie op dit moment niet goed uitvoerbaar. Er zal dan ook moeten worden afgeweken van de voorkeursstrategie, zodat er toch in de voorgestelde schoontijd moet worden bestreden. Bij zwarte kraaien kan schadebestrijding plaatsvinden door middel van afschot, kraaienvangkooien en het verwijderen van nesten. Voor het gebruik van de kraaienvangkooi is een ontheffing van de provincie nodig. Schadebestrijding van kraaien zal vooral moeten plaatsvinden in de periode 1 maart tot eind juni, waarbij dit in een relatief korte tijd, tussen 1 april en 15 april intensief zal moeten plaatsvinden. Om in zo n korte tijd effectief te kunnen werken is inventarisatie van territoria en nestbomen in deze periode, maar ook voorafgaand aan deze periode, van groot belang. Ook wat betreft de Zwarte kraai is een bufferzone van een kilometer rondom de broedgebieden van weidevogels voldoende. Een systematische monitoring van predatoren en predatie van weidevogels in het gebied is van belang om het predatiebeheer efficiënt en gericht te kunnen uitvoeren. Er zou een standaardmethode moeten worden uitgewerkt volgens welke de monitoring van predatoren zal gaan plaatsvinden. Het predatiebeheerplan kan alleen slagen bij een gecoördineerde aanpak, waarbij de Skriezekrite wordt ingedeeld in predatiebeheervelden. Voor ieder veld is een lokale jachtaktehouder verantwoordelijk voor de bestrijdingsonderdelen van het predatiebeheer. Een coördinator predatiebeheer is noodzakelijk, die zowel het monitoren van predatoren, de preventieve maatregelen en de schadebestrijding aanstuurt. Hierdoor ontstaat een evenwichtig predatiebeheer over het hele gebied. Bij de uitvoering van het predatiebeheerplan is naast de vogelwachten en WBE de Marren, de betrokkenheid van verschillende partijen gewenst, zoals agrariërs, LTO Noord, Staatsbosbeheer, It Fryske Gea, Domeinen, gemeente Wymbritseradiel, provincie Friesland, Wetterskip en Recreatieschap de Marrekrite. Een bijzonder aandachtspunt is de goede communicatie over het predatiebeheerplan naar het publiek toe. Het predatiebeheerplan kan mogelijk ook dienst doen als gedragscode. Er staat duidelijk in aangegeven waar de grenzen voor predatiebeheer liggen, zowel wettelijk als vanuit het beleid van de Skriezekrite Idzegea. Mogelijk dat dit plan in de toekomst als basis kan dienen voor een nog te ontwikkelen landelijke gedragscode voor weidevogelbeschermers. 3

Inhoudsopgave Samenvatting... 1 1. INLEIDING... 6 2. GEBIEDSBESCHRIJVING... 8 2.1 Algemeen... 8 2.2 Weidevogels... 10 3. PREDATIE VAN WEIDEVOGELS... 13 3.1 Algemeen... 13 3.2 Skriezekrite Idzegea... 19 3.2.1 Ontwikkelingen 1970 heden... 19 3.2.2 Predatoren... 20 3.2.3 Huidige predatie op weidevogels... 21 3.3 Selectie van doelpredatoren... 22 4. METHODEN VAN REGULATIE VAN PREDATOREN... 24 4.1 Randvoorwaarden... 24 4.2 Juridisch en beleidskader... 24 4.3 Preventieve methoden... 31 4.3.1 Verwijderen potentiële nestbomen (en uitzichtpunten) roofvogels en kraaien... 31 4.3.2 Maaien rietzones en ruigtes... 33 4.3.3 Opruimen takkenbossen en houtstapels... 35 4.3.4 Alternatieve voedselbronnen tijdens de broedtijd... 36 4.3.5 Opruimen voedselbronnen buiten broedtijd... 37 4.3.6 Plaatsen predatorwerende (ultrasone) apparatuur als nestbescherming... 37 4.3.7 Geen stokken plaatsen direct bij nesten... 38 4.3.8 Nesten in beperkte mate opzoeken... 38 4.3.9 Verbeteren voedselaanbod kuikens... 39 4.3.10 Verbeteren maaibeheer... 40 4.4 Bestrijding... 40 5. MAATREGELEN PER DOELPREDATOR... 42 5.1 Vos... 42 5.1.1 Preventieve maatregelen... 42 5.1.2 Bestrijding... 42 5.3 Buizerd... 50 5.5 Zwarte kraai... 53 4

5.5.1 Preventieve maatregelen... 53 5.5.2 Bestrijding... 53 5.6 Bruine kiekendief... 56 5.7 Hond... 58 5.8 Kat... 58 6. GLOBAAL PLAN VAN AANPAK... 60 7. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN... 63 8. GERAADPLEEGDE BRONNEN... 67 8.1 Literatuur... 67 8.2 Wetgeving, Richtlijnen en Handreikingen... 70 5

1. INLEIDING Het project Skriezekrite Idzegea van Agrarische Natuur Vereniging (ANV) de Súdwesthoeke is in 2005 ontstaan vanuit de wens van een aantal betrokken weidevogelliefhebbers (boeren en weidevogelbeschermers) om de teruggang in aantallen broedparen van de verschillende weidevogelsoorten in het gebied te stoppen, met als speerpunt de Grutto. De Skriezekrite Idzegea wil in de komende jaren een maximale versterking van de gruttopopulatie in het gebied realiseren door specifieke beheer- en inrichtingsmaatregelen. Het streven is om tot 2010 het aantal van circa 400 broedparen grutto s te handhaven en daarna een stijgende lijn te realiseren met als streefgetal 500 broedparen in 2020. Landelijk is er sprake van een alarmerend laag reproductiesucces van grutto s. Vooral de kuikensterfte is hoog. Tijdens zenderonderzoek aan kuikens van grutto en kievit is, afhankelijk van het onderzochte gebied, tussen de 0-24% kuikenoverleving vastgesteld. De gemiddelde kuikenoverleving voor de Grutto was slechts 7%. Predatie was de meest vastgestelde doodsoorzaak. Naar schatting 70-85% van alle omgekomen kuikens waren door predatoren gepakt (Schekkerman, 2008). Ook binnen het werkgebied van de Skriezekrite Idzegea is er, mede als gevolg van predatie, sprake van een laag reproductieproces. In dit kader is vanuit de Skriezekrite Idzegea de wens naar voren gekomen om de regulatie van predatoren binnen het gebied te verbeteren. ANV de Súdwesthoeke heeft daarom Jonge Poerink Milieuadvies gevraagd om een predatiebeheerplan op te stellen. Het dient onderstreept te worden dat predatiebeheer het reproductiesucces wel kan verbeteren, maar dat de basis voor een succesvol weidevogelbeheer uiteraard ligt in zaken als een optimaal waterbeheer, bodembeheer, maaibeheer en voldoende voedselaanbod. Gelet op de kwetsbaarheid en het belang van de resterende populatie grutto s, is predatie anderzijds geen factor om te negeren. Daarom kiest de Skriezekrite Idzegea voor predatiebeheer als onderdeel van het weidevogelbeheer. Het predatiebeheerplan voor de Skriezekrite Idzegea heeft als doel een efficiënte en verantwoorde strategie uit te werken voor de regulatie van predatoren van weidevogels in het broedseizoen. Daarnaast moet het predatiebeheerplan antwoord geven op de volgende vragen: Wat is de ruimte binnen de huidige regelgeving Wat zijn de beschikbare methoden van predatorenregulatie Op welke predatoren moet het predatiebeheer zich richten Welke methoden zijn het meest geschikt voor de gekozen predatoren Hoe en wanneer kunnen deze methoden optimaal worden ingezet. Door de projectgroep van de Skriezekrite Idzegea zijn vooraf de volgende randvoorwaarden aan het predatiebeheerplan gesteld: Predatiebeheer alleen binnen de kaders van relevante wet- en regelgeving Uiteraard mag predatiebeheer alleen plaatsvinden binnen de wettelijke kaders. Toch is het goed om dit expliciet in de randvoorwaarden op te nemen. De Skriezekrite Idzegea staat uitsluitend achter predatieheer dat binnen de wettelijke kaders wordt uitgevoerd. 6

Geen maatschappelijk onaanvaardbare aantasting dierenwelzijn Het predatiebeheer mag geen maatschappelijk onaanvaardbare aantasting van het dierenwelzijn opleveren. Zo staat de wet afschot van zogende moervossen toe, waardoor jonge vossen in de burcht kunnen verhongeren. De Skriezekrite Idzegea staat niet achter een dergelijke schadebestrijding. Geen aantasting (karakteristieke en streekeigen) erfbeplanting Karakteristiek voor het gebied van de Skriezekrite Idzegea zijn de erven met hoogopgaande beplanting in de vorm van bijvoorbeeld wilgen, populieren en essen. Ondanks dat in deze bomen kraaien en roofvogels broeden heeft de projectgroep Skriezekrite Idzegea besloten deze beplanting niet aan te willen tasten in verband met het streekeigen en landschapsbepalend karakter. Om tot een gedegen predatiebeheerplan te komen zijn onder andere de volgende werkzaamheden verricht: Analyse beschikbare onderzoeksgegevens met betrekking tot predatie van weidevogels, zowel in binnen- als buitenland Verzamelen gebiedsspecifieke informatie met betrekking tot predatoren (beschikbare inventarisatiegegevens, gesprekken en enquête met/onder lokale velddeskundigen) Inventarisatie van landschapselementen die aantrekkelijk zijn voor predatoren (nestbomen, rietstroken, locaties voor vossenburchten, houtstapels etc.) Technisch vooronderzoek naar mogelijke methoden van predatorregulatie Juridisch vooronderzoek naar randvoorwaarden wetgeving en beleid. Op basis van de informatie die uit deze werkzaamheden naar voren is gekomen, is de invulling van de strategie van het predatiebeheerplan, in overleg met de projectgroep van de Skriezekrite Idzegea, verder uitgewerkt. Leeswijzer In Hoofdstuk 2 van dit rapport is een korte beschrijving van het gebied en de daarin voorkomende weidevogels gegeven. Vervolgens is in hoofdstuk 3 de huidige kennis op het gebied van predatie van weidevogels, zowel landelijk als gebiedsspecifiek besproken. Op basis van deze informatie is in hoofdstuk 3 een keuze gemaakt van predatoren waarop het predatiebeheerplan zich richt, de zogenaamde doelpredatoren. Een overzicht van beschikbare methoden van regulatie is in hoofdstuk 4 gegeven, evenals een samenvatting van relevante wetgeving en beleid. In hoofdstuk 5 is de aanpak per doelpredator verder uitgewerkt. Een globaal plan van aanpak is beschreven in hoofdstuk 6. Tenslotte zijn in hoofdstuk 7 de conclusies en aanbevelingen opgenomen. 7

Predatiebeheerplan Skriezekrite Idzegea 2. GEBIEDSBESCHRIJVING 2.1 Algemeen JPMA Rapportnummer 20090501 Het gebied van de Skriezekrite Idzegea ligt in het zuidwesten van de provincie Fryslân, binnen de grenzen van de gemeente Wymbritseradiel. De ligging is weergegeven in figuur 2.1 en figuur 2.2. Figuur 2.1 Luchtfoto Skriezekrite Idzegea De Skriezekrite Idzegea ligt in een gebied dat bestaat uit een aantal grote meren en plassen en omringende oeverlanden en polders. Het gebied ligt in It Lege Midden, een laaggelegen veen en klei-op-veengebied. Het is van oorsprong een veengebied wat door overstromingen bedekt is met een circa 30-40 cm dikke kleilaag. Gebiedskenmerken zijn de openheid, weidsheid en de vele meren en poelen omzoomd door rietkragen. Het totale werkgebied van de Skriezekrite Idzegea beslaat circa 1675 ha. In het noorden vormt de spoorlijn Sneek-Stavoren de begrenzing. Verder wordt de begrenzing in grote mate gevormd door de vele meren en poelen in het gebied. Door deze meren, poelen en tussenliggende verbindingsvaarten wordt het gebied verdeeld in circa 10 deelgebieden variërend in grootte van circa 50-300 ha. Er zijn ongeveer 44 boeren actief in het werkgebied van Skriezekrite Idzegea. De bedrijfsgrootte varieert van 5 tot 100 hectare. Op bijna alle bedrijven is melkveehouderij het belangrijkste bestaansmiddel, de grond is dan ook voornamelijk in gebruik als grasland met hier en daar een maïsperceel. Verder liggen er in Skriezekrite Idzegea twee reservaatgebieden, de Pine en Langehoek, die beiden worden beheerd door Staatsbosbeheer. 8

FIGUUR 2.2 LIGGING EN BEGRENZING SKRIEZEKRITE IDZEGEA LEGENDA Grens werkgebied Skriezekriete Idzegea Opdrachtgever: ANV de Súdwesthoeke Rapportnummer: 2009-05-01 Kaartnummer: 2009-05-01-01 Getekend door: BJP Datum: 28/04/2009 Hoofdweg 46 9966 VC Zuurdijk 0595-571170 info@jpma.nl www.jpma.nl

De Skriezekrite ligt in het Nationaal Landschap Zuidwest Fryslân, waar dit jaar een Landschapsvisie voor is opgesteld. Een groot deel van het gebied is aangewezen als ganzenfoerageergebied. Direct aangrenzende meren zijn aangewezen als Natura 2000 gebied, de Aldegeasterbrekken. De status ganzenfoerageergebied en Natura 2000 gebied leveren een aantal praktische beperkingen op voor het beheer van predatoren (zie paragraaf 4.2). 2.2 Weidevogels De Skriezekrite Idzegea is een rijk weidevogelgebied. In tabel 2.1 is een overzicht gegeven van het aantal broedparen dat in 2008 in het gebied is geteld (BoerenNatuur, 2008). In totaal werden zo n 1150 broedparen geteld, waarbij de Grutto met circa 400 broedparen in relatief groot aantal vertegenwoordigd is. Figuur 2.3 De Grutto is met circa 400 broedparen vertegenwoordigd binnen de Skriezekrite Idzegea. Foto: Ruurd-Jelle van der Leij 10

Tabel 2.1 Getelde broedparen van weidevogels (BMP) Vogelsoort Getelde broedparen 2008 Grutto 419 Kievit 219 Tureluur 120 Scholekster 99 Watersnip 2 Gele kwikstaart 5 Graspieper 110 Veldleeuwerik 85 Witte kwikstaart 11 Bergeend 13 Krakeend 24 Kuifeend 19 Slobeend 13 Tafeleend 6 Zomertaling 5 Om een indruk te krijgen van de ruimtelijke verspreiding van de verschillende weidevogelterritoria is op de volgende pagina een stippenkaart opgenomen met daarop de verspreiding van broedparen van Grutto, Kievit, Tureluur, Scholekster en Watersnip in 2008. Figuur 2.4 De Graspieper: in 2008 110 broedparen in de Skriezekrite Idzegea. Foto: Ruurd-Jelle van der Leij 11

3. PREDATIE VAN WEIDEVOGELS 3.1 Algemeen In de periode 2002 2005 is door SOVON een onderzoek naar predatoren van weidevogels uitgevoerd in 17 weidevogelgebieden in Nederland. Hierbij werd predatie van legsels onderzocht door middel van temperatuurloggers en videocamera s. Predatie van kuikens werd door middel van het volgen van gezenderde kuikens onderzocht (Teunissen, Schekkerman & Willems, 2005). Uit dit landelijk predatieonderzoek komt een heel scala aan vogels en zoogdieren als predatoren van weidevogels naar voren. Ook uit het onderzoek dat werd uitgevoerd in de Stollhammmer Wisch, een weidevogelgebied in Noord-Duitsland, komt dit beeld naar voren (Hoppstädter, Ramme Düttmann & Ehrnsberger, 2007). Figuur 3.1 Gruttonest. Legselpredatie werd door SOVON onderzocht met temperatuurloggers en videocamera s; alleen de opnames met de videocamera waren geschikt om op soortniveau predatoren te identificeren. 13

In tabel 3.1 is een overzicht gegeven van de soorten predatoren die in principe als predator van weidevogels in Nederland een rol kunnen spelen. Indien tijdens het landelijk predatieonderzoek en/of bij het onderzoek in de Stollhammer Wisch predatie door een bepaald soort predator is geconstateerd, dan is dit in tabel 3.1 aangegeven. Tabel 3.1 Overzicht van mogelijke predatoren van legsels, kuikens of adulten van weidevogels ( - predatie onwaarschijnlijk / + predatie mogelijk / ++ predatie bevestigd tijdens landelijk predatieonderzoek en/of predatieonderzoek in de Stollhammer Wisch (D)) Soort predator Legsel Kuiken Adult Blauwe reiger - ++ - Bruine kiekendief ++ ++ - Bruine rat + ++ - Buizerd - ++ - Bunzing ++ ++ + Egel ++ - - Ekster + ++ - Grote zilverreiger - + - Havik - ++ ++ Hermelijn ++ ++ + Hond + + - Kat - ++ + Kauw + ++ - Kerkuil - ++ - Kleine mantelmeeuw + ++ - Kokmeeuw + + - Wasbeerhond + + + Ooievaar - ++ - Roek + + - Slechtvalk - ++ + Sperwer - ++ - Steenmarter ++ ++ + Stormmeeuw + ++ - Torenvalk - ++ - Vlaamse gaai + + - Vos ++ ++ ++ Wezel + ++ - Zilvermeeuw + ++ - Zwarte kraai ++ ++ - 14

In figuur 3.2 is, van de tijdens het landelijk predatieonderzoek geïdentificeerde predatiegevallen, het aantal vastgestelde legselpredaties per predator aangegeven (samengesteld met gegevens uit Teunissen, Schekkerman & Willems, 2005). Aantal vastgestelde legselpredaties Figuur 3.2. Aantal gepredeerde legsels van kievit en grutto per geïdentificeerde predator. Door SOVON vastgesteld met nestcamera s in 6 weidevogelgebieden in Nederland (2004-2005). De gevonden aantalsverhoudingen kunnen niet als representatief voor Nederland worden beschouwd, maar ze geven wel een beeld van de range aan betrokken soorten en de ordegrootte van hun relatieve belang. (Grafiek samengesteld aan de hand van gegevens in Teunissen, Schekkerman & Willems, 2005). In totaal kon tijdens het SOVON predatieonderzoek bij 117 gevallen van legselpredatie, door middel van een videocamera, de predator worden geïdentificeerd. Uit figuur 3.2 blijkt dat vooral Vos en Hermelijn als legselpredator zijn geconstateerd. Zwarte kraai werd in veel mindere mate (slechts 3% van de geïdentificeerde predatiegevallen) als legselpredator geconstateerd dan op voorhand werd verwacht. Bij onderzoek in het Verenigd Koninkrijk werd een groter aantal predatiegevallen door Zwarte kraai met nestcamera s vastgelegd (15 % van de geïdentificeerde predatiegevallen; Macdonald & Bolton, 2008). Steenmarter, Egel, Bruine kiekendief en Bunzing werden bij het SOVON onderzoek slechts incidenteel als legselpredator geïdentificeerd. 15

In figuur 3.3 is, van de tijdens het landelijk predatieonderzoek geïdentificeerde predatiegevallen, het aantal vastgestelde kuikenpredaties per predator aangegeven (samengesteld met gegevens uit Teunissen, Schekkerman & Willems, 2005). Aantal kuikenpredaties Figuur 3.3. Aantal gepredeerde kuikens van kievit en grutto per geïdentificeerde predator. Door SOVON vastgesteld aan de hand van gezenderde kuikens (periode 2003-2005). De gevonden aantalsverhoudingen kunnen niet als representatief voor Nederland worden beschouwd, maar ze geven wel een beeld van de range aan betrokken soorten en de ordegrootte van hun relatieve belang. (Grafiek samengesteld aan de hand van gegevens in Teunissen, Schekkerman & Willems, 2005). *Zender vermist is in de grafiek opgenomen omdat uit Brits onderzoek aan kieviten (Mark Bolton) blijkt dat de gebruikte zenders niet bestand zijn tegen het spijsverteringsstelsel van grotere zoogdieren, zoals vossen en katten. Mogelijk dat een deel van deze vermiste kuikens met zender door vossen en/of katten zijn gepredeerd, waardoor de rol van de vos en kat bij kuikenpredatie tijdens het predatieonderzoek van SOVON is onderschat. ** Hermelijn: betreft voornamelijk hermelijn, maar ook andere kleine marterachtigen zoals bunzing en wezel Tijdens het zenderonderzoek werd zowel bij Grutto als bij Kievit een geringe overleving van kuikens vastgesteld. Tussen de onderzochte gebieden varieerde deze van 0-24%. De gemiddelde kuikenoverleving voor de Grutto was 7 %. Predatie was de meest vastgestelde doodsoorzaak: naar schatting 70-85% van alle omgekomen kuikens waren door predatoren gepakt, 5-10% kwamen om door maaiactiviteiten en 10-20% door andere oorzaken, waaronder verdrinking in sloten, vastraken in greppels en uitputting of ziekte (Schekkerman, 2008). Op grond van deze cijfers lijkt predatie een veel grotere tol te heffen onder kuikens dan de intensieve landbouwpraktijk. Het aandeel maaislachtoffers kan tijdens het SOVON zenderonderzoek echter zijn onderschat, onder meer doordat diverse soorten predatoren dode kuikens kunnen hebben opgepikt uit het pas gemaaide 16

gras. De geringe toename van predatie in perioden van maaien suggereert slechts een geringe mate van onderschatting (Teunissen et al, 2008). In totaal kon tijdens het landelijk predatieonderzoek bij 136 kuikenpredaties de predator worden geïdentificeerd. Uit figuur 3.3 blijkt dat vooral Hermelijn (mogelijk deels Bunzing en Wezel), Buizerd, Blauwe reiger, en Zwarte Kraai als kuikenpredator zijn geconstateerd. De Vos werd in veel mindere mate als kuikenpredator geconstateerd dan op voorhand werd verwacht. Mogelijk is de rol van de Vos als kuikenpredator tijdens het predatieonderzoek van SOVON onderschat. Zender vermist is in de grafieken 3.3 (en 3.4) opgenomen omdat uit Brits onderzoek met gezenderde kievitkuikens blijkt dat de gebruikte zenders niet bestand zijn tegen het spijsverteringsstelsel van grotere zoogdieren, zoals vossen en katten (mededeling Mark Bolton). Mogelijk dat een deel van deze vermiste kuikens met zender door vossen en/of katten zijn gepredeerd. Anderzijds zal de rol van aasetende soorten, zoals de Buizerd, mogelijk zijn overschat. Tijdens maaiwerkzaamheden gesneuvelde kuikens, die door aasetende soorten kunnen worden meegenomen, zijn tijdens het SOVON onderzoek niet onderscheiden van daadwerkelijk gepredeerde kuikens. Zoals eerder opgemerkt komt uit de vergelijking van de predatie in perioden van maaien en perioden van niet-maaien slechts een lichte toename van predatie na maaien naar voren. Dit suggereert een geringe mate van overschatting van de rol van aasetende soorten (Teunissen et al, 2008). In figuur 3.4 is van alle tijdens het SOVON predatieonderzoek geïdentificeerde predatiegevallen, het totale aantal vastgestelde legsel- en kuikenpredaties per predator aangegeven (samengesteld met gegevens uit Teunissen, Schekkerman & Willems, 2005). 17

Aantal legsel en kuikenpredaties Figuur 3.4. Aantal gepredeerde legsels en kuikens van kievit en grutto per geïdentificeerde predator. Door SOVON vastgesteld aan de hand van nestcamera s en gezenderde kuikens (periode 2003-2005). De gevonden aantalsverhoudingen kunnen niet als representatief voor Nederland worden beschouwd, maar ze geven wel een beeld van de range aan betrokken soorten en de ordegrootte van hun relatieve belang. (Grafiek samengesteld aan de hand van gegevens in Teunissen, Schekkerman & Willems, 2005). *Zender vermist is in de grafiek opgenomen omdat uit Brits onderzoek aan kieviten (Marc Bolton) blijkt dat de gebruikte zenders niet bestand zijn tegen het spijsverteringsstelsel van grotere zoogdieren, zoals vossen en katten. Mogelijk dat een deel van deze vermiste kuikens met zender door vossen en/of katten zijn gepredeerd, waardoor de rol van de vos en kat bij kuikenpredatie tijdens het predatieonderzoek van SOVON is onderschat. ** Hermelijn: betreft voornamelijk hermelijn, maar ook andere kleine marterachtigen zoals bunzing en wezel In totaal kon tijdens het SOVON predatieonderzoek bij 253 gevallen van legsel- en kuikenpredatie de predator worden geïdentificeerd. Uit figuur 3.4 blijkt dat vooral Vos, Hermelijn (mogelijk deels Bunzing en Wezel), Buizerd, Blauwe reiger, en Zwarte Kraai als predator van legsels en kuikens zijn geconstateerd. Van de geïdentificeerde predatiegevallen is circa 90 % aan de genoemde soorten toegeschreven. De tijdens het SOVON predatieonderzoek gevonden aantalsverhoudingen van weidevogelpredatoren zijn mogelijk niet representatief, maar geven wel een beeld van de range en ordegrootte het relatieve belang van de verschillende predatoren. Daarnaast dienen de volgende punten expliciet te worden vermeld: Predatie van adulten is tijdens het SOVON onderzoek niet specifiek onderzocht. Hierbij gaat het waarschijnlijk vooral om soorten als de Havik en de Vos. 18

Ook het effect van gebiedsmijding door weidevogels in verband met de aanwezigheid van predatoren als Vos en Havik is tijdens het SOVON onderzoek niet onderzocht. Honden komen uit de predatieonderzoeken in het geheel niet naar voren, terwijl loslopende honden lokaal een grote verstorende rol kunnen spelen. Uit het SOVON onderzoek komt duidelijk naar voren dat er grote verschillen zijn per gebied. Enerzijds door de specifieke soorten en aantallen predatoren binnen een gebied, maar anderzijds ook door voedselspecialisatie van bepaalde individuele predatoren in een gebied. Ook van jaar tot jaar kunnen er binnen een gebied grote verschillen optreden. Dit kan bijvoorbeeld worden veroorzaakt door jaarlijkse schommelingen in de aantallen predatoren, de aan/afwezigheid van individuele predatoren (met voedselspecialisatie) en sterke schommelingen in aantallen muizen. 3.2 Skriezekrite Idzegea Zoals in de vorige paragraaf is beschreven, is predatie in ieder weidevogelgebied en in ieder jaar weer verschillend. Voor de Skriezekrite Idzegea ligt dit niet anders. In deze paragraaf wordt, voor zover bekend, de specifieke situatie binnen de Skriezekrite Idzegea nader toegelicht. 3.2.1 Ontwikkelingen 1970 heden In de afgelopen decennia zijn er grote veranderingen opgetreden in het voorkomen van een aantal belangrijke weidevogelpredatoren binnen de Skriezekrite Idzegea. Daarnaast zijn kleine marterachtigen, zoals de Hermelijn, inmiddels wettelijk beschermd. Deze veranderingen zijn in tabel 3.2 samengevat. Tabel 3.2 Veranderingen binnen de Skriezekrite Idzegea met betrekking tot een aantal weidevogelpredatoren Predator Situatie jaren 70 Situatie heden Blauwe reiger 1 kolonie op foerageerafstand 4 kolonies op foerageerafstand Bruine kiekendief < 5 broedparen* Circa 15 broedparen Buizerd Afwezig als broedvogel* Circa 5 10 broedparen Havik Afwezig als broedvogel* Aanwezig als broedvogel Hermelijn en bunzing Aantal onbekend Soorten bejaagbaar Aantal onbekend Soorten beschermd Vos Afwezig** Structureel aanwezig Zwarte kraai Circa 7 8 paar/1000ha* Circa 15 paar/1000ha (Landelijke toename 100-200%) * bron: Ploeg et al., 1976 ** bron: Broekhuizen, 1992 Uit tabel 3.2 kan worden afgeleid dat er in de afgelopen decennia een duidelijke toename van soorten en aantallen predatoren binnen het gebied is geweest. De toename van een aantal predatoren heeft, in combinatie met de sterk gedaalde aantallen weidevogels, geleid tot een substantiële toename van de predatiedruk op de resterende weidevogels binnen de Skriezekrite Idzegea. Volgens Schekkerman (2008) ligt het voor de hand dat de kolonisatie van open graslandgebieden door soorten zoals Buizerd en Vos tot een toename van de predatiedruk op weidevogels zou hebben geleid, en is het mogelijk dat predatie een bijdrage levert aan de versnelling in de afname van weidevogelaantallen die sinds de eeuwwisseling lijkt te zijn opgetreden. 19

3.2.2 Predatoren Door vrijwilligers is in 2006 en 2007 een inventarisatie naar het voorkomen van verschillende predatoren binnen de Skriezekrite Idzegea uitgevoerd. Op basis van deze inventarisatie zijn stippenkaarten samengesteld. Er zijn behalve deze stippenkaarten geen detailgegevens (tijdstip, aantallen, gehanteerde territoriumindicaties etc.) bekend, waardoor de bruikbaarheid van deze stippenkaarten beperkt is. In 2008 is de inventarisatie van predatoren niet gebiedsdekkend uitgevoerd. Om toch een beeld te geven van de aanwezigheid van predatoren in en rond het gebied zijn in bijlage 2 de inventarisatiegegevens van 2006 en 2007 op kaart weergegeven. Daarnaast is in tabel 3.3 een globale indicatie gegeven van het voorkomen tijdens de broedtijd van predatoren van weidevogels binnen de Skriezekrite Idzegea. Tabel 3.3 Indicatie van het voorkomen van predatoren binnen de Skriezekrite Idzegea tijdens de broedtijd Soort predator Voorkomen binnen de Skriezekrite Idzegea tijdens de broedtijd Blauwe reiger Geen broedvogel. Vier kolonies op foerageerafstand. Bruine kiekendief Broedvogel circa 15 paar Bruine rat Aanwezig, algemeen Buizerd Broedvogel, aantal circa 5-10 paar Bunzing Aanwezig, aantal onbekend Egel Aanwezig, aantal onbekend Ekster Broedvogel, algemeen Grote zilverreiger Geen broedvogel, foerageert in de broedtijd niet tot nauwelijks in het gebied Havik Broedvogel in klein aantal net buiten het gebied, foerageert wel binnen het gebied Hermelijn Aanwezig, aantal onbekend Hond Algemeen huisdier Kat Algemeen huisdier, ook verwilderd Kauw Broedvogel, zeer algemeen Kl. mantelmeeuw Geen broedvogel, foerageert wel binnen het gebied Kokmeeuw Geen broedvogel, foerageert wel binnen het gebied Marterhond Niet geconstateerd binnen het gebied, wel sporadisch in Friesland Ooievaar Geen broedvogel Roek Geen broedvogel, meerdere kolonies op foerageerafstand Slechtvalk Geen broedvogel Sperwer Broedvogel in klein aantal net buiten het gebied, foerageert wel binnen het gebied Steenmarter Mogelijk aanwezig, maar dan wel in klein aantal Stormmeeuw Geen broedvogel, foerageert wel binnen het gebied Torenvalk Broedvogel in klein aantal Vlaamse gaai Mogelijk broedvogel in zeer klein aantal Vos Structureel aanwezig in het gebied; relatief klein aantal Wezel Aanwezig, aantal onbekend Zilvermeeuw Geen broedvogel, foerageert wel binnen het gebied Zwarte kraai Broedvogel, algemeen In 2009 en 2010 zal opnieuw onderzoek naar predatie en predatoren door de Skriezekrite Idzegea worden opgestart, waarbij extra aandacht zal worden besteed aan een systematische en uniforme aanpak. 20

3.2.3 Huidige predatie op weidevogels De door nazorgers geregistreerde nestpredatie is binnen de Skriezekrite Idzegea als volgt: Grutto 15% Kievit 14% Tureluur 8% Scholekster 36%. Als de nesten met onbekende of niet meer te achterhalen verliesoorzaak ook onder predatie worden geschaard, wat deels het geval zal zijn, dan wordt uitgekomen op respectievelijk 20%, 19%, 14% en 41%. In tabel 3.4 is voor de Grutto het broedresultaat per deelgebied weergegeven (BoerenNatuur, 2008). Het Bruto Territoriaal Succes (BTS) van de Grutto was in 2008 24% ten opzichte van het totaal aantal broedparen. Er bestaat bij de nazorgers de indruk dat, naast legselpredatie, vooral kuikenpredatie hierbij een belangrijke rol speelt. Kuikenpredatie is echter veel moeilijker te monitoren dan legselpredatie. Tabel 3.4 Broedresultaten van de Grutto in de Skriezekrite Idzegea (2008), inclusief alarmtellingen, nestverliezen en verliesoorzaken(gegevens uit: BoerenNatuur, 2008) Oppervlak (ha) 1558 (werkgebied 1675) Broedparen Grutto 419 Broedparen Grutto per 100 ha 27 Gevonden nesten 317 Uitgekomen nesten 234 Nesten verloren gegaan 83 Predatie 49 Agrarische 2 werkzaamheden Verlaten 15 Onbekende oorzaak 17 Alarmtelling week 19 104 (25%) Alarmtelling week 21 147 (35%) Alarmtelling week 23 53 (13%) BTS* jaar 2008 24% BTS: Bruto Territoriaal Succes t.ov. totaal broedparen Grutto 21

Figuur 3.5 Bij Scholekster werd in 2008 een nestpredatie van 36% geconstateerd 3.3 Selectie van doelpredatoren Aangezien het beheer van predatoren veel tijd kost en het aantal beschikbare manuren beperkt is, is het van groot belang om dit efficiënt en gericht uit te voeren. Het is onmogelijk en inefficiënt om maatregelen te richten op alle in het gebied voorkomende soorten predatoren. Daarom is gekozen voor de selectie van een aantal doelpredatoren waarop het predatiebeheerplan zich specifiek zal richten. Uiteindelijk gaat het om het verlagen van de kans op predatie (predatiedruk) en niet om het terugdringen van alle predatoren. Bij gebrek aan exacte onderzoeksgegevens met betrekking tot de rol van predatoren binnen de Skriezekrite Idzegea, is gekozen voor een selectie van doelpredatoren op basis van de gegevens van het SOVON predatieonderzoek, in combinatie met gegevens over het voorkomen van predatoren en het beeld dat er bij de nazorgers in het gebied bestaat. Uit het SOVON predatieonderzoek (Teunissen, Schekkerman & Willems, 2005) komt naar voren dat circa 90 % van de predatiegevallen met geïdentificeerde predatoren behoort tot de soorten Vos, Hermelijn, Blauwe reiger, Buizerd en Zwarte kraai. Zoals blijkt uit een onder een tiental nazorgers en andere lokale veldkenners gehouden enquête komt het beeld van de nazorgers in de Skriezekrite Idzegea in hoofdlijnen overeen met het beeld van het landelijk predatieonderzoek. Daarnaast wordt de Bruine kiekendief voor de Skriezekrite Idzegea relatief vaak genoemd als kuikenpredator. Dit is in tegenstelling met het SOVON predatieonderzoek, waarbij de Bruine kiekendief slechts incidenteel als kuikenpredator werd vastgesteld. Aangezien het aantal broedparen van de Bruine Kiekendief met circa 15 paar in vergelijking met de onderzoeksgebieden van het SOVON predatieonderzoek relatief hoog is, is een grotere rol als (kuiken)predator voor de Bruine kiekendief aannemelijk. 22

Op basis van het voorgaande zijn de volgende predatoren als doelpredator geselecteerd: Vos Hermelijn Buizerd Blauwe reiger Zwarte kraai Bruine kiekendief Voor bovengenoemde predatoren zal in de volgende hoofdstukken worden uitgewerkt op welke wijze de predatiedruk van deze soorten op weidevogels kan worden verlaagd. Figuur 3.6. Kievit Foto: Ruurd-Jelle van der Leij 23

4. METHODEN VAN REGULATIE VAN PREDATOREN In dit hoofdstuk worden relevante methoden van regulatie van predatoren besproken. Vooraf worden de randvoorwaarden en het juridisch en beleidskader voor het predatiebeheerplan nader toegelicht. Er is bij de methoden onderscheid gemaakt tussen preventieve methoden en bestrijdingsmethoden. Bij bestrijding kunnen predatoren worden gedood, verjaagd, opzettelijk verontrust of nesten worden verstoord. Bij preventieve methoden is dit niet het geval; deze methoden richten zich op ingrepen in de biotoop en het gedrag van predatoren. 4.1 Randvoorwaarden Door de projectgroep van de Skriezekrite Idzegea zijn vooraf de volgende randvoorwaarden aan het predatiebeheerplan gesteld: Predatiebeheer alleen binnen de kaders van relevante wetgeving Geen maatschappelijk onaanvaardbare aantasting dierenwelzijn Geen aantasting (karakteristieke en streekeigen) erfbeplanting Predatiebeheer alleen binnen de kaders van relevante wetgeving Uiteraard mag predatiebeheer alleen plaatsvinden binnen de wettelijke kaders. Toch is het goed om dit expliciet in de randvoorwaarden op te nemen. De Skriezekrite Idzegea staat uitsluitend achter predatieheer dat binnen de wettelijke kaders wordt uitgevoerd. Geen maatschappelijk onaanvaardbare aantasting dierenwelzijn Het predatiebeheer mag geen maatschappelijk onaanvaardbare aantasting van het dierenwelzijn opleveren. Zo staat de wet afschot van zogende moervossen toe, waardoor jonge vossen in de burcht kunnen verhongeren. De Skriezekrite Idzegea staat niet achter een dergelijke bestrijding. Geen aantasting (karakteristieke en streekeigen) erfbeplanting Karakteristiek voor het gebied van de Skriezekrite Idzegea zijn de erven met hoogopgaande beplanting in de vorm van bijvoorbeeld wilgen, populieren en essen. Ondanks dat in deze bomen kraaien en roofvogels broeden heeft de projectgroep Skriezekrite Idzegea besloten deze beplanting niet aan te tasten in verband met het streekeigen en landschapsbepalend karakter. 4.2 Juridisch en beleidskader De mogelijkheden voor het predatiebeheer worden in sterke mate bepaald door het juridisch kader. In deze paragraaf wordt de meest relevante wetgeving en beleid kort toegelicht. Flora- en Faunawet De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De wet regelt onder meer beheer, schadebestrijding, jacht, handel, bezit en andere menselijke activiteiten die een schadelijk effect kunnen hebben op beschermde soorten. De Flora- en faunawet bevat een aantal verbodsbepalingen om ervoor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. 24

Onder de Flora- en faunawet zijn onder andere als beschermde soorten aangewezen: alle van nature in Nederland voorkomende zoogdierensoorten (behalve de Zwarte rat, de Bruine rat en de Huismuis); alle van nature op het grondgebied van de Europese Unie voorkomende vogelsoorten; een aantal uitheemse dier- en plantensoorten. De volgende artikelen in de Flora- en Faunawet zijn in het kader van predatiebeheer van direct belang: Artikel 9 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Artikel 11 Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Artikel 12 Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen De binnen het predatiebeheerplan geselecteerde doelpredatoren Hermelijn, Blauwe reiger, Buizerd en Bruine kiekendief zijn volledig beschermd, inclusief eieren, nesten en vaste rust- of verblijfplaatsen. Voor deze soorten is zonder ontheffing geen schadebestrijding mogelijk. Een aantal preventieve maatregelen zijn echter wel toegestaan. Vos en Zwarte kraai staan sinds 2006 op de landelijke vrijstellingslijst. De vrijstelling geldt voor de bovengenoemde artikelen uit de Flora- en Faunawet en bestrijding is jaarrond mogelijk. Er bestaat binnen de Flora- en Faunawet de mogelijkheid om via een vrijstelling, aanwijzing of ontheffing predatoren te kunnen bestrijden: Vrijstelling (Artikel 65 Ffwet) Artikel 65 kent twee soorten vrijstellingen, de landelijke en de provinciale. De vrijstelling is een algemene regeling die het doden van dieren toestaat ter voorkoming van landbouwschade. Op de landelijke vrijstellingslijst staan bijvoorbeeld de Houtduif, het Konijn, de Vos, de Zwarte kraai en de Kauw. Dit betekent dat deze soorten vanwege de schade die ze kunnen aanrichten ook buiten het jachtseizoen mogen worden gedood. De provinciale vrijstellingslijst verschilt per provincie. De vrijstelling geldt meestal voor bepaalde landbouwgewassen en een bepaalde periode, die per provincie verschillend kan zijn. 25

Aanwijzing (Artikel 67 Ffwet) De provincie kan groepen van personen aanwijzen die bepaalde soorten dieren mogen doden. Ook dit is een algemene regeling, die het doden van dieren toestaat bijvoorbeeld ter voorkoming van schade aan de fauna of schade aan landbouwgewassen of in verband met verkeersveiligheid. De aanwijzing kan per provincie verschillen. Individuele ontheffing door GS (Artikel 68 Ffwet) Gedeputeerde Staten kunnen een individuele ontheffing verlenen om beschermde diersoorten te verjagen, vangen of doden als dat niet mogelijk is op grond van artikel 65 of een aanwijzing op grond van artikel 67. Provinciale ontheffingen worden in principe aangevraagd door en verstrekt aan faunabeheereenheden (FBE s). Zo worden bijvoorbeeld ontheffingen verstrekt voor afschot van knobbelzwanen, reeën en ganzen. Voor de jacht op de vos met behulp van een lichtbak moet bij de provincie ook een ontheffing worden aangevraagd. In tegenstelling tot de vrijstelling en aanwijzing is een ontheffing een specifiek document dat de jager bij zich moet dragen tijdens de uitvoering daarvan. Artikel 68 kan voor elke soort worden aangevraagd. Het verlenen van een dergelijke ontheffing is in geval van schade aan flora en fauna verbonden aan de volgende voorwaarden: de ontheffing is ter voorkoming van schade aan flora en fauna; er bestaat geen alternatieve oplossing; de gunstige staat van instandhouding van de beschermde diersoort komt niet in gevaar; er mag geen onnodig lijden voor de dieren worden veroorzaakt. Individuele ontheffing door ministerie LNV(artikel 75 Ffwet) Naast de ontheffing door Gedeputeerde Staten kan bij het ministerie van LNV een individuele ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet worden aangevraagd. Er moet dan door de aanvrager expliciet worden aangegeven van welke verboden van de Flora- en faunawet ontheffing wordt aangevraagd. Onder de Flora- en faunawet zijn bij schadebestrijding de AMVB Besluit beheer en schadebestrijding dieren en de ministeriele regeling Regeling beheer en schadebestrijding dieren van kracht. De eerste geeft onder andere uitsluitsel over welke middelen bij bestrijding zijn toegestaan. Ganzenfoerageergebieden Omdat Nederland een belangrijke verantwoordelijkheid heeft voor het beschermen van overwinterende ganzen, mogen ganzen niet overal in Nederland verjaagd of gedood worden om schade te voorkomen. Het Beleidskader Faunabeheer bepaalt dat 80.000 hectare ganzenfoerageergebied aangewezen moet worden. Een groot deel van de Skriezekrite Idzegea is aangewezen als ganzenfoerageergebied. In dergelijke gebieden zijn ter bescherming van ganzen en smienten maatregelen van kracht die beperkingen opleggen aan onder andere het beheer van predatoren van weidevogels. In figuur 4.1 Is de ligging van ganzenfoerageergebieden in ZW Friesland aangegeven. 26

FIGUUR 4.1 GANZENFOERAGEER- GEBIEDEN SKRIEZEKRITE IDZEGEA LEGENDA Ganzenfoerageergebied Voor de exacte en actuele begrenzing: www.fryslan.nl Opdrachtgever: ANV de Súdwesthoeke Rapportnummer: 2009-05-01 Kaartnummer: 2009-05-01-02 Getekend door: BJP Datum: 28/04/2009 Hoofdweg 46 9966 VC Zuurdijk 0595-571170 info@jpma.nl www.jpma.nl

Binnen de ganzenfoerageergebieden mogen geen handelingen uit worden gevoerd die ganzen en smienten verontrusten. Zowel jacht als beheer en schadebestrijding mag binnen foerageergebieden uitsluitend plaatsvinden onder de volgende voorwaarden: Van zonsondergang tot 12.00 uur s middags zijn jacht, beheer en schadebestrijding in foerageergebieden niet toegestaan om de ganzen in de gelegenheid te stellen om vanuit de slaapplaatsen zonder verstoring te zoeken naar plaatsen om te foerageren. Van 12.00 uur s middags tot zonsondergang zijn jacht, beheer en schadebestrijding toegestaan zolang een afstand van tenminste 500 meter tot foeragerende ganzen en smienten in acht wordt genomen. Hiermee wordt verstoring voorkomen. Daarnaast is het van 15 oktober tot 1 januari toegestaan om van tevoren gepland eenmalig één dag per jachtveld te jagen, van een half uur voor zonsopgang tot een half uur na zonsondergang. Dit is onder de voorwaarde dat deze activiteit binnen het kader van de wildbeheereenheid wordt afgestemd tussen betrokkenen, zodat ook rekening wordt gehouden met de grootte van de gebieden en er niet overal tegelijkertijd gejaagd wordt en afdoende rekening wordt gehouden met de foerageerfunctie. Volgens het Beleidskader Faunabeheer geldt ongeacht de grootte van het jachtveld altijd één jachtdag per jachtveld. Figuur 4.2 Verstoring Van ganzen en smienten is in ganzenfoerageergebieden niet toegestaan. Dit legt beperkingen op aan schadebestrijding ten behoeve van weidevogels binnen de Skriezekrite Idzegea In de ontheffingen die door de provincie Fryslân worden afgegeven voor schadebestrijding worden deze voorwaarden al opgenomen. Ganzen en smienten mogen uiteraard in foerageergebied niet worden verjaagd of geschoten. Natura 2000-gebied De meren en oevers die grenzen aan de westelijke helft van de Skriezekrite Idzegea zijn aangewezen als Natura 2000 gebied. Het betreft de Oudegaasterbrekken, Vlakke Brekken, Ringwiel, Zandmeer en Groote Gaastmeer. In figuur 4.2 is de ligging van het Natura 2000-gebied aangegeven. 28

In verband met de status Natura 2000-gebied moet rekening worden gehouden met beperkingen voor het beheer van predatoren van weidevogels. Eventuele maatregelen in het kader van het predatiebeheer van weidevogels zullen niet ten koste mogen gaan van de habitattypen en soorten waarvoor dit Natura 2000-gebied is aangewezen. Het gebied is aangewezen voor de habitattypen Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition en Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland. Daarnaast is het gebied als speciale beschermingszone aangewezen voor de Meervleermuis, de Noordse Woelmuis en de Bittervoorn (Ontwerpbesluit Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving). De Noordse Woelmuis is aangewezen als prioritaire soort. Voor de Natura 2000-gebieden zal vooraf een gedegen afstemming met de Provincie Friesland moeten plaatsvinden over maatregelen zoals het vellen van bomen langs de oevers en de intensiteit van het maaien van rietstroken en oeverlanden. Overigens wordt In de KIWA Knelpunten en kansenanalyse voor het Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken voorgesteld om ruigten 1x per 3 jaar te maaien voor de instandhouding van een goede kwaliteit van het habitattype zoomvormende ruigten (KIWA, 2007). 29