LITURGIE voor de pinksterdienst op zondag 19 mei 2013 om 9.30 uur in de Elimkerk te t Harde. In deze dienst wordt br. D.G. van der Kolk bevestigd tot ouderling met bijzondere opdracht (evangelisatie en zending). DE GEEST SPREEKT ALLE TALEN Voorganger: ds. D. Dekker Organist: dhr. A. van Dijk 1
Orgelspel Welkom en mededelingen Zingen: pinksterliederen Lied 301 (OTH): 1, 2 en 3 1. Samen in de naam van Jezus, heffen wij een loflied aan, want de Geest spreekt alle talen en doet ons elkaar verstaan. Samen bidden, samen zoeken, naar het plan van onze Heer. Samen zingen en getuigen, samen leven tot Zijn eer. 2. Heel de wereld moet het weten dat God niet veranderd is. En zijn liefde als een lichtstraal doordringt in de duisternis. t Werk van God is niet te keren omdat Hij er over waakt, en de Geest doorbreekt de grenzen die door mensen zijn gemaakt. 3. Prijst de Heer, de weg is open naar de Vader, naar elkaar. Jezus Christus, Triomfator, mijn Verlosser, Middelaar. Vader, met geheven handen breng ik U mijn dank en eer. t Is uw Geest die mij doet zeggen: Jezus Christus is de Heer! 2
Gezang 476: 3 en 4 Meester, Heer, Uw graf kon U niet houden: heerlijk zijt Gij opgestaan. Die U als Verrezene aanschouwden baden U verwonderd aan. Op de berg hebt Gij bevel gegeven, en van d aarde zegenend verheven zond Gij op het Pinksterfeest als in storm en vuur Uw Geest. Mensenzoon tussen de kandelaren, Wortel Davids, Morgenster, blijf Uw Kerk vergaderen, bewaren, roep haar van nabij en ver. Laat de luchters branden van Uw klaarheid, maak Uw Kerk tot pijler van Uw waarheid, schuilplaats in de wildernis, huis waarin Uw vrede is. Lied 118: 1 en 2 (OTH) 1. Leid mij, Heer, o machtig Heiland door dit leven aan mijn hand. Ik ben zwak, maar Gij zijt machtig, wees mijn Gids in t barre land. Gij mijn Sterkte, Gij mijn Leider, vul mij met uw Geest steeds meer, vul mij met uw Geest steeds meer. 2. Laat mij zijn een Godsgetuige, sprekend van U meer en meer. Leid mij steeds door uwe liefde, groeiend naar uw beeld, o Heer. Brood de levens, Brood des Hemels, voed mij dat ik groei naar U, voed mij dat ik groei naar U. Stil gebed 3
Votum en groet Aanvangstekst: Psalm 51: 17 HEERE, open mijn lippen; dan zal mijn mond Uw lof verkondigen. Zingen: psalm 105: 1 en 2 1. Looft, looft, verheugd den HEER' der Heren; Aanbidt Zijn Naam, en wilt Hem eren. Doet Zijne glorierijke daan Alom den volkeren verstaan, En spreekt, met aandacht en ontzag, Van Zijne wondren dag aan dag. 2. Juicht elk om strijd met blijde galmen; Zingt, zingt den Hoogste vreugdepsalmen! Beroemt u in Zijn heilgen Naam; Dat die Hem zoeken, nu te zaam Hun hart verenen tot Zijn eer, En zich verblijden in den HEER'! Samenvatting van de Wet van de HEERE (Markus 12: 28-31) Zingen: psalm 119: 86 86. Dan vloeit mijn mond steeds over van Uw eer, Gelijk een bron zich uitstort op de velden; Wanneer ik door Uw Geest Uw wetten leer, Dan zal mijn tong Uw redenen vermelden; Want Uw geboon zijn waarlijk recht, o HEER'; Gij zult de vlijt van die U zoekt, vergelden. Gebed om de opening van het Woord, in de verlichting met de Heilige Geest 4
Schriftlezing: Handelingen 2: 1-11 1 En toen de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eensgezind bijeen. 2 En plotseling kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en dat vervulde heel het huis waar zij zaten. 3 En aan hen werden tongen als van vuur gezien, die zich verdeelden, en het zat op ieder van hen. 4 En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen te spreken in andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken. 5 Nu woonden er Joden in Jeruzalem, godvrezende mannen uit alle volken die er onder de hemel zijn. 6 Toen dan dit geluid klonk, kwam de menigte samen en raakte in verwarring, want ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken. 7 En zij waren allen buiten zichzelf en verwonderden zich, en zij zeiden tegen elkaar: Zie, zijn het niet allen Galileeërs die daar spreken? 8 En hoe kunnen wij hen dan horen, eenieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn? 9 Parthen, Meden en Elamieten en zij die inwoners zijn van Mesopotamië, Judea, Cappadocië, Pontus en Asia, 10 Frygië, Pamfylië, Egypte, en de streken van Libië, dat bij Cyrene ligt, alsook de nu hier verblijvende Romeinen, zowel Joden als proselieten, 11 Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze taal over de grote werken van God spreken. Inzameling van de gaven Zingen: psalm 145: 3 en 4 3. Zij zullen, uit de volheid van 't gemoed, Gedachtig aan den milden overvloed Van Uwe gunst, die roemen bij elkeen, En juichen van al Uw gerechtigheen. De HEER' is goed en vriendlijk en weldadig, Barmhartig, mild, lankmoedig en genadig; Hij doet Zijn gunst aan allen klaar bemerken; Zijn goedheid is verspreid op al Zijn werken. 5
4. Al wat Gij wrocht, zal juichen tot Uw eer; Uw gunstvolk zal verblijd U zeegnen, HEER', En roemen van Uw koninkrijk, Uw macht, Uw heerlijkheid en Goddelijke kracht; Om, waar zich 't hart ooit voelt in leerzucht blaken, Uw heerlijkheid, Uw macht bekend te maken, En d' eer Uws rijks, zo groot, zo hoog verheven, Voor aller oor den hoogsten roem te geven. Tekst: Handelingen 2: 7-8 En zij waren allen buiten zichzelf en verwonderden zich, en zij zeiden tegen elkaar: Zie, zijn het niet allen Galileeërs, die daar spreken? En hoe kunnen wij hen dan horen, een ieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn? Preek Zingen: gezang 5: 3 en 9 3. Uw koninkrijk koom' toch, o HEER'! Ai, werp den troon des satans neer! Regeer ons door Uw Geest en Woord; Uw lof word' eens alom gehoord, En d' aarde met Uw vrees vervuld, Totdat G' Uw rijk volmaken zult. 9. Want Uw is 't Koninkrijk, o HEER', Uw is de kracht, Uw is al d' eer! U, die ons helpen wilt en kunt, Die in Uw Zoon verhoring gunt, Die door Uw Geest ons troost en leidt, U zij de lof in eeuwigheid. 6
Lezen: Een gedeelte uit het formulier voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen Bevestiging Zingen: gezang 9: 3 (gewijzigd, staande) Dat hij zijn ambt en plicht, o Heer, getrouw verrichte tot Uw eer; dat Uwe gunst Zijn werk bekroon, Uw Geest hem leid en in hem woon. Toespraak Dankgebed en voorbeden Zingen: psalm 75: 1 (staande) 1. U alleen, U loven wij; Ja wij loven U, o HEER', Want Uw Naam, zo rijk van eer, Is tot onze vreugd nabij. Dies vertelt men in ons land, Al de wond ren Uwer hand. Zegen Orgelspel 7