Handboek. Simrad AP28 Autopilot. www.simrad-yachting.com. A brand by Navico - Leader in Marine Electronics



Vergelijkbare documenten
Handboek. Simrad AP24 Autopilot. A brand by Navico - Leader in Marine Electronics

GPS repeater. Inleiding

DUTCH Document number: Date:

SIMRAD AP16 Stuurautomaat

SIMRAD AP25 Stuurautomaat

Handboek. Simrad IS20 Analog Instrument reeks. Nederlands Sw. 1.2

AP60 Beknopte gebruiksaanwijzing

TechGrow HS-1 PORTABLE CO 2 METER HANDLEIDING. software versie: 1.00

NPS-16 Burenalarmeringssysteem

InteGra Gebruikershandleiding 1

i7 0 Verkorte gebruikershandleiding Dutch Document number: Date:

TechGrow HS-1 PORTABLE CO 2 METER HANDLEIDING. software versie: Uitgifte datum:

GO XSE Beknopte handleiding

Integratie van Net2 met een inbraakalarmsysteem

GPS NAVIGATION SYSTEM QUICK START USER MANUAL

CLIPPER Wind NASA NAUTISCHE INSTRUMENTEN NASA MARINE LTD BOULTON ROAD STEVENAGE HERTS. SG1 4QG (0)

Het Keypad (met segmenten)

BehervanhetnavigatiesystemviaBlue&Me

Handboek. Simrad IS20 Combi Instrument. Nederlands Sw. 1.2

Bedieningshandleiding voor de Exocompact Display

Handboek. Simrad IS20 Analog Instrument reeks. Nederlands Sw. 1.2

Applicatiesoftware Tebis

VDH doc Versie: v1.0 Datum: Software: ALFA75-MTT File: Do WPD Bereik: 0,0/+80,0 C per 0,1 C

GO XSE Verkorte handleiding

Deze handleiding is alleen bedoeld voor flightsimulatie doeleinden en mag NOOIT worden gebruikt in een echt vliegtuig. De auteurs zijn niet

NAVIGATIE. Quick Start Guide X-302MH. Nederlands. Rev 1.0

PowerGrade. Korte gebruiksaanwijzing

AQUASMART Infrared remote control

Verkorte handleiding

PRF-79 thermostaat voorzien van;

XTC (Mk3) PROPORTIONELE SWITCHBOX CONTROLS (7 Service)

H A N D L E I D I N G E L V 1 5

GEBRUIKSAANWIJZING (verkort) GT1050/GT1060

Beknopte handleiding animeo SOLO 1 en 2 zones Functie Wind - Zon - Regen en Klok

Room Controller NEW BEDIENING 40KMC---N 42HMC---N 42VMC---N 40SMC---N I S O

Handleiding R.E.D. Remote Echo Depthsounder:

Gebruiker Handleiding Premier 24/48/88/168/640 INS479

Bedrade afstandbediening Introductie van het spare part. Knoppen en display van de afstandbediening.

Bedieningshandleiding VAG5000-Basic

Gebruikershandleiding. Brandmeldcentrale JUNO-NET EN54

Syncro AS. Analoge Brandmeldcentrale. Gebruikershandleiding. Man V1.0NL

Aan de slag. Deze snelgids is voor de ClickToPhone software versie 83 of hoger.

Personal tag. Personal tag. Drukknop of bewegingsdetector. TABEL 2 Samenvatting van de Programmeerfuncties

LCD scherm va LCD scherm

Beknopte handleiding NF3000 INHOUDSOPGAVE

Bedieningshandleiding voor het extern Regin Display

LCD scherm ve LCD scherm

BEP 600-TLM2 CONTOUR MATRIX TANK MONITOR INSTALLATIE EN GEBRUIKS AANWIJZING

Handboek. Simrad IS20 Graphic Multifunctioneel instrument. Nederlands Sw. 1.2

7 Serie. The Future Starts Now. Digitale thermometers Temp7. Temp7 PT100. Temp7 NTC. Temp7 K/T

Verkorte Gebruiker Handleiding

Module nr

Gebruikers handleiding. JupiterPro V8.6. P2000 alarmontvanger

Gebruiksaanwijzing voor Afstandbediening Low Vision Design

Honeywell. Gebruiksaanwijzing DFRC. RF Afstandsbediening Sfeerhaard

Gebruikers handleiding. Mercurius. P2000 alarmontvanger

Bedieningspaneel. Drukknoppen en Ds

Handleiding Alma Rally & Alma Rally Off-road

R-99 COMPUTER INSTRUCTIONS

Gebruiksaanwijzing NL Unox Line Miss Elena & Rosella ELENA ROSELLA

Handleiding Remote control thermostaat

Introductie. Werking van RallySafe Unit. 1 De unit aanzetten

Gebruikers handleiding. JupiterPro. P2000 alarmontvanger

AUTO ON OFF BEDIENINGSHANDLEIDING RC 5

11/05 HD Lees ook het engelse boekje

Innovative Growing Solutions. Datalogger DL-1. software-versie: 1.xx. Uitgifte datum: HANDLEIDING

LDT-8850 Computerhandleiding

Inhoudsopgave: Inhoudsopgave 1 Inleiding 2 Televisie menu. 4 Radio menu. 6 MiniGids. 8 TV Gids . Programma informatie oproepen. Kiezen en Kijken...

Afstandsbedieningshandleiding IR NED: Cassette model airconditioner CTS-12-SET CTS-18-SET CTS-24-SET

9120 Kallo Lowrance X4. Handleiding draadloze dieptemeter

Gebruikersinstructie Roth Touchline thermostaat

BE 1000 Brand BEDIENINGS INSTRUCTIE INHOUDSOPGAVE A3

Dit systeem is ontworpen voor een loopband. De handleiding bestaat uit de volgende hoofdstukken:

VMB1BLS 1-kanaals rolluiksturing voor universele montage. Handleiding

APT-200. Tweeweg handzender. Firmware versie 1.00 apt-200_nl 03/19

Gebruikershandleiding. Afstandsbediening met display CHSZ-12/04. Nederlands

CC400 Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Ruimtebedienapparaat Webbased regelaar

Point2Share handleiding eindgebruikers Window 8

Programmeerhandleiding Nelson Turf EZ Pro Jr. voor de types 8304, 8306, 8309, 8312, 8374, 8376, 8379, 8382

GALAXY 16 & 16+ GEBRUIKERSHANDLEIDING MK 6. versie 4 oktober

Head Pilot v Gebruikershandleiding

Dit apparaat is een programmeerbare magnetische fiets. Het apparaat bestaat uit drie delen: de motor & controller en het magnetische remsysteem.

MC 885 HL CMP Hoog/Laag Brander Thermostaat

Geavanceerde aanwezigheidssimulatie instellen. Inhoudsopgave. 1.0 Inloggen op uw e-centre. 1.1 Back-up maken van de huidige configuratie

Temperatuur. Status kachel. Toets op. Toets terug. Toets OK. Toets neer. Toets Aan/uit

Installatiehandleiding

Bedieningshandleiding video huisstation iloft (Software versie 3)

Gebruikers handleiding Jablotron 100 serie

1. AM/FM-radio gebruiken

SenseAir psense-ii: Gebruikshandleiding

INT-KSG Bediendeel Verkorte Gebruikershandleiding

FAQ en HANDLEIDINGEN. MEER HANDLEIDINGEN: kijk op faq.koba-groep.com

Bedieningshandleiding Christiaens Group Stapelaar en Ontstapelaar

FAQ en HANDLEIDINGEN. MEER HANDLEIDINGEN: kijk op faq.koba-groep.com

Gebruikershandleiding. Brandmeldcentrale JUNO-NET EN54

Handleiding transparant waterbad VOS-12034

Tool Gebruikershandleiding E46 Mods

Di-Control HANDLEIDING Di-Control versie: 2.6

Time (tijd): Instelbaar van 00:00 tot 99:00, met een toename van 1:00 minuut.

Transcriptie:

Handboek Simrad AP28 Autopilot Nederlands Sw.1.2 www.simrad-yachting.com A brand by Navico - Leader in Marine Electronics

A P 2 8 Handboek Simrad AP28 Autopilot Nederlands Sw.1.2 Document nr.: 20223053 Herziene uitgave: B Datum: April 2008 De originele taal van dit document is Engels. In geval van enige discrepantie tussen vertaalde versies en de Engelse versie van dit document zal het Engelse document gelden als het officiële document. Naar ons beste weten was de inhoud van deze publicatie correct ten tijde van ter perse gaan. Wij verbeteren onze producten bij voortduring en behouden ons derhalve het recht voor om producten en de documentatie te allen tijde te wijzigen. Updates van handboeken zijn beschikbaar op onze website www.simrad-yachting.com en kunnen gratis worden gedownload. Copyright 2008 van Navico Holding AS.

Informatie over dit handboek Rev. A 27.02.08 Eerste uitgave Rev. B 21.04.08 Bijgewerkt tot autopilot software 1.2 Dit handboek is bedoeld als referentie en handleiding voor bediening en onderhoud van de Simrad AP28 autopilot. Een autopilot is een complex besturing systeem en daarom wordt aangeraden om dit handboek met aandacht te bestuderen opdat u een grondig inzicht verkrijgt in de bediening, de systeem componenten en hun relatie tot een compleet AP28 autopilot systeem. De namen van menu commando s worden in dit handboek vet gepresenteerd (b.v. Hoofd menu, Setup commando, Linker toets). Belangrijke tekst die speciale aandacht van de lezer vraagt wordt als volgt benadrukt: Wordt gebruikt om de aandacht van de lezer te vestigen op een opmerking of informatie van enig belang. Wordt gebruikt als het noodzakelijk is om personeel te attenderen op een mogelijk risico van schade aan apparatuur of als er gevaar voor de gebruikers kan ontstaan indien geen zorg wordt betracht. 2 AP28 Handboek

Inhoudsopgave 1 Bediening... 5 1.1 Overzicht...5 1.2 AAN/UIT...8 1.3 Achtergrondverlichting...9 1.4 Standby mode... 10 1.5 Automatische besturing... 12 1.6 NoDrift mode... 31 1.7 Navigeren met de AP28... 32 1.8 Windvaan besturing (zeiljachten)... 37 1.9 Wind besturing en navigatie (zeiljacht)... 41 1.10 Data pagina s... 44 1.11 Meervoudig station systeem... 45 2 Hoofd menu... 47 2.1 Data pagina s setup... 48 2.2 Setup menu... 50 2.3 Remote lock (blokkeer functie)... 63 3 Setup tijdens installatie... 65 3.1 Eerste keer inschakelen... 65 3.2 Installatie Menu... 66 3.3 Service Informatie... 98 4 Alarm systeem... 101 4.1 Alarm indicatie... 101 4.2 Een alarm bevestigen... 102 AP28 Handboek 3

4.3 Actieve alarmen bekijken... 102 4.4 Alarm codes... 102 5 Troubleshooting... 105 5.1 SimNet status... 105 5.2 Systeem data... 105 5.3 Resets... 106 5.4 Alarmen... 107 6 Onderhoud... 111 6.1 Algemeen... 111 6.2 Bedieningsunit... 111 6.3 Autopilot computer... 111 6.4 Roer feedback... 111 6.5 Kompas... 112 6.6 Aandrijfunit... 112 6.7 Omwisselen software programma... 112 7 Optionele apparatuur... 113 7.1 R3000X Afstandsbediening (NFU)... 113 7.2 S35 Besturing handel (NFU)... 114 7.3 JS10 Joystick (NFU)... 114 7.4 AP28 met MSD50 Hekaandrijving... 114 8 Verklarende woordenlijst... 117 4 AP28 Handboek

1 Bediening Een autopilot is een zeer nuttige hulp bij navigatie maar vervangt onder GEEN ENKELE omstandigheid de taak van de navigator. Gebruik geen automatische besturing indien: Wordt gevaren in gebieden met hoge verkeersdichtheid of in smalle vaarwateren. Het zicht slecht is of tijdens ruwe zeegang In het gebied een verbod op het gebruik van autopilots van kracht is Indien de autopilot wordt gebruikt: Laat de stuurstand dan niet onbeheerd achter Plaats dan geen enkel magnetisch materiaal of apparaat nabij de koers sensor die in het autopilot systeem wordt gebruikt Controleer met regelmatige intervallen de koers en positie van het vaartuig Schakel altijd naar de Standby mode en verminder tijdig de snelheid om gevaarlijke situaties te vermijden. 1.1 Overzicht Figuur 1-1 AP28 Front Paneel Bediening 5

Toets PWR Omschrijving Stroom AAN-UIT / Verlichting toets STBY AUTO NO- DRIFT NAV WIND Standby toets Standby mode inschakelen Auto toets Auto mode inschakelen NoDrift toets NoDrift mode inschakelen Nav toets Nav mode inschakelen Wind toets Wind mode inschakelen TURN Bocht toets Openen bocht submenu Overstag of gijpen in de Wind mode MENU Menu/Enter toets Toegang Hoofd menu Voer waarde in, Bevestig, OK Actie conform het aanraaktoets symbool Links toets Vorige, Links, Cancel, Exit Langdurig indrukken: Terug naar Hoofd pagina (bedien niveau 1) Actie conform het aanraaktoets symbool Rechts toets Volgende, Rechts Actie conform het aanraaktoets symbool Omhoog toets Omhoog in menu of lijst box, Verhogen Actie conform het aanraaktoets symbool Omlaag toets Omlaag in menu of lijst box, Verlagen Actie conform het aanraaktoets symbool 6 Bediening

Bakboord toets Stel opgedragen koers of windhoek met 1 of 10 graden bij Power steering naar bakboord inschakelen Actie conform het aanraaktoets symbool Stuurboord toets Stel opgedragen koers of windhoek met 1 of 1o graden bij Power steering naar stuurboord inschakelen Actie conform het aanraaktoets symbool Aanraaktoetsen Als de basis functie van de toetsen wordt veranderd dan worden aanraaktoetsen pal boven de toetsen zichtbaar om de alternatieve functie aan te duiden. De volgende aanraaktoets symbolen worden gebruikt: Symbool Actie Symbool Actie Symbool Actie Ok Cancel Terug Omhoog Verhoog Omlaag Verlaag Verhoog Dag verlichting Ondiep naar SB Ondiep naar BB Volgend Verlaag Installatie Reset trip log Nacht Huidige info Symbolen Niet actieve unit, data pagina uitgeschakeld Alarm herinnering Geblokkeerd Bediening 7

Operationele modes Het AP28 systeem biedt de volgende primaire besturing modes: STBY (power steering), AUTO, NoDrift, NAV, WIND en WIND NAV. Elke mode behalve WIND NAV bezit een aparte toets. De WIND NAV mode kan alleen vanuit de WIND mode worden geopend. Elke mode biedt u een multifunctioneel mode display. Door de gebruiker te bepalen instellingen bevinden zich in het AP28 Hoofd menu (pagina 47). Alarmen Alarmen worden in gewone tekst gepresenteerd om u te waarschuwen voor systeem en externe data storing condities. De alarmen zijn zowel hoorbaar als zichtbaar. De lijst met alarmen staat op pagina 107. Overdragen van bedieningscontrole In een multistation systeem kan de controle eenvoudig van de ene naar de andere unit worden overgedragen door intoetsen van de actieve mode toets. AP28 units die niet actief zijn tonen het icoon. Geavanceerde bediening Zie voor informatie het Setup item in het Hoofd menu, pagina 50. 1.2 AAN/UIT Zie voor eerste keer inschakelen pagina 65. Enkelvoudig indrukken van de PWR toets schakelt het autopilot systeem in waarna presentatie volgt van de opstart pagina s. 8 Bediening

Product naam Serie nummer Software versie Release datum Deze software versie en release datum zijn slechts voorbeelden. Na ongeveer 5 seconden is het systeem in bedrijf en de unit die werd ingeschakeld toont het Standby mode display. Andere units in een multistation systeem zullen tonen. Controle over de bediening wordt overgedragen naar elke afzonderlijke unit door indrukken van de betrokken STBY toets. Langdurig indrukken van de PWR toets activeert de uitschakel dialoog box. De autopilot gaat nu eerst naar de STBY mode en wordt na 3 seconden uitgeschakeld. In geval van nood kan bij een multistation systeem het systeem worden uitgeschakeld door bij een willekeurige unit de PWR toets in te drukken. Bedenk dat de autopilot zelfs na uitschakelen nog enig vermogen uit de accu s betrekt tenzij u de stroomonderbreker uitschakelt. 1.3 Achtergrondverlichting De display achtergrondverlichting kan op elk moment worden gewijzigd. PWR 1 Druk op de PWR toets - De overlay window met verlichting niveau wordt boven op het huidige display geplaatst 2 Druk op een van de toetsen zoals onderstaand aangegeven om de display achtergrondverlichting te wijzigen: Bediening 9

PWR a De PWR toets om het verlichting niveau met een stap te verhogen b c De Omhoog/Omlaag aanraaktoetsen om het verlichting niveau een stap te verhogen of te verlagen De Dag/Nacht aanraaktoetsen om te schakelen tussen dag en nacht profielen Als binnen 3 seconden geen invoer plaats vindt dan wordt de Verlichting overlay window gesloten. Zie voor contrast en dag/nacht settings pagina 57. 1.4 Standby mode STBY mode is de mode die wordt gebruikt als besturing van het schip via de stuurstand plaats vindt. Display informatie: Zie pagina 76 voor VRF informatie. Standby mode Huidige koers 345 M Kompas bron: RC42 Roerhoek 01 naar stuurboord Power steering (NFU) Druk in de Standby mode op een van de SB of BB toetsen. Het Non-Follow-Up (NFU) display wordt nu gepresenteerd en het roer beweegt zolang als de toets ingedrukt wordt gehouden. Activeert BB roer commando Activeert SB roer commando 10 Bediening

Als een NFU stuurhandel of afstandsbediening word bediend dan zullen andere bedieningsunits (inactief) tonen. Zie sectie 7 voor gebruik van de NFU stuurhandels of afstandsbedieningen Follow-Up besturing (FU) Niet toepasbaar bij Virtuele roerstand configuratie (page 76). In de Follow-Up besturing mode kan de koersknop worden gebruikt voor het geven roer opdrachten. De opgedragen roerhoek wordt op het display getoond en het roer zal naar de opgedragen hoek draaien en dan stoppen. Toets beide toetsen gelijktijdig om Follow-up te activeren Gebruik de koersknop voor een roerhoek opdrach U kunt het stuurwiel niet handmatig bedienen zolang de Follow-Up mode is ingeschakeld. STBY Toets STBY voor terugkeer naar handmatige besturing in de Standby mode. Alternatieve displays in de Standby mode Knipperend roerhoek staafdiagram Als uw autopilot een Simrad MSD50 hekaandrijving aanstuurt dan zal het roerhoek display na inschakelen tussen 10 graden bakboord en stuurboord knipperen als teken dat het roer nulpunt ingesteld moet worden. Zie pagina 115 voor instellen van het nulpunt. Bediening 11

Geen roerhoek staafdiagram Als de autopilot gebruik maakt van Virtuele Roerhoek Feedback (VRF) dan wordt in het staafdiagram geen roerhoek getoond in de Standby mode. Geen mode indicatie Als de autopilot is ingesteld op Elektronische Vaar Controle (EVC) dan kunt u vanaf de stuurstand handmatig sturen, ongeacht de autopilot mode. De autopilot gaat dan naar de Standby mode. De "S" in het display wordt door een streepje vervangen om aan te geven dat de besturing via de stuurstand verloopt. Zie pagina 117. 1.5 Automatische besturing AUTO (Kompas) mode Als de AUTO toets wordt ingedrukt dan selecteert de AP28 automatisch de huidige vaarkoers als ingestelde koers en wordt de roerhoek gehandhaafd. Dit zorgt voor een vloeiende overgang bij mode wijziging. Automatische besturing mode Ingestelde koers: 340 graden Kompas aflezing: 339 M Koersbron: RC42 Roerhoek: 02 naar stuurboord Snelheid: 6.8 knopen (van log) Besturing parameter: LO-A (Laag automatisch) 12 Bediening

De AP28 zal het schip op de ingestelde koers houden totdat een nieuwe mode wordt geselecteerd of met de koersknop of de BB of SB toetsen een nieuwe koers wordt ingesteld. Een omwenteling van de koersknop resulteert in 45 koersverandering. Verlaag Verhoog Drukknop 1 (of 10 ) koers wijziging Koers wijziging Linksom: Verlaag Rechtsom: Verhoog Bij motorjachten kunt u de toetsen in het Setup menu instellen op 10 koerswijziging per toetsaanslag (zie pagina 163) Het schip zal na instellen van een nieuwe koers automatisch naar de nieuwe koers draaien en de nieuwe koers handhaven. Koers overnemen In de AUTO of NoDrift mode (pagina 31) stelt koers overnemen u in staat tot automatische onderbreking van de bocht waarin u zich bevindt door kortstondig indrukken van de AUTO toets of de NoDrift toets. De autopilot zal de bocht onderbreken en vervolgen met de kompaskoers zoals aangegeven op exact het moment van indrukken van de AUTO toets of de NoDrift toets. Dit is een nuttige voorziening als u niet zeker weet hoever u moet draaien om een inham of haven aan te sturen. Automatische besturing mode Nieuwe overgenomen koers: 305 Kompas aanwijzing: 311 M (magnetisch) of T (True -waar) STBY Ga weer over tot handmatige besturing door indrukken van de STBY toets. Bediening 13

Controle van de besturing prestatie Bij functioneren in een automatische mode gebruikt de AP28 twee verschillende sets besturing parameters (HI/LO). Deze parameters regelen de respons van het schip bij uiteenlopende snelheden of windrichtingen. De twee parameters kunnen automatisch of handmatig worden geselecteerd en elke set kan handmatig worden bijgesteld (respons bijstellen). De snelheid waarbij de autopilot automatisch van LO naar HI parameters (of omgekeerd) verandert wordt bepaald door de Overgang HI-LO zoals ingesteld in het Installatie/Ingebruikneming/Vaarproef menu, pagina 85. Zie diagram op volgende pagina. Zonder snelheid invoer kiest de autopilot automatisch de LO besturing parameters indien vanaf STBY een automatische mode wordt ingeschakeld. Dit is een veiligheidsvoorziening om oversturen te voorkomen. 26 24 22 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 Snelheid HI response parameters LO response parameters Transitie naar LO parameters bij toenemende snelheid: 10 knopen Transitie snelheid ingesteld op 9 knopen Transitie ingesteld op HI parameters bij afnemende snelheid: 8 knopen Display legende HI-A Hoge respons parameters automatisch ingesteld LO-A Lage respons parameters automatisch ingesteld HI-M Hoge respons parameters handmatig ingesteld LO-M Lage respons parameter handmatig ingesteld 14 Bediening

Motorjachten Bij motorjachten wordt de automatische selectie van HI of LO uitsluitend door de snelheid van het schip bepaald zoals in bovenstaand diagram word getoond. Zeiljachten Bij varen in de WIND mode wordt de parameter bepaald door zowel de snelheid van het schip als de richting van de wind, zoals onderstaand afgebeeld. Mocht u teveel snelheid verliezen, b.v. tijdens overstag gaan, dan wijzigen de parameters naar HI om voldoende roer respons te verkrijgen. Bij het instellen van de transitie snelheid bij zeiljachten moet hiermee rekening worden gehouden. Zie ook Wind reactie op pagina 16. Respons aanpassen De Autotune functie in the AP28 is dusdanig geraffineerd dat de meerderheid van schepen geen verdere aanpassing van besturing parameters behoeft. Bij sommige schepen of bij bepaalde zeegang condities kan echter een fijnafstelling van de besturing parameters de prestatie van de autopilot verbeteren. De Respons regeling stelt u in staat om deze fijnafstelling uit te voeren voor elk van de twee parameter sets (HI/LO). De respons kan op negen niveaus worden ingesteld. Niveau 4 is standaard met parameter waarden zoals ingesteld door de Autotune functie. Als geen Autotune is uitgevoerd (wordt niet aanbevolen) dan zijn de niveau 4 waarden de af fabriek standaard waarden. Een laag respons niveau verlaagt de roer activiteit en biedt een meer losse besturing. Bediening 15

Een hoog respons niveau verhoogt de roer activiteit en biedt een meer strakke besturing. Een te hoog respons niveau resulteert in het volgen van een slingerende koers. Indien u de REACTIE pagina opent dan is de geaccentueerde Reactie parameter de actieve parameter. MENU Aanpassen van de HI en LO waarden is zelfs mogelijk als het schip zich niet in het water bevindt. Bereik Wijziging per stap Standaard 1-9 1 4 Wind reactie (zeiljachten) Controleer of het verschil tussen de Te Sturen Koers (CTS) en de actuele koers een acceptabel minimum vertoont. Als het verschil tussen de ingestelde windhoek en de actuele windhoek te groot is verhoog dan de Wind reactie om het verschil te reduceren. Als de actuele windhoek rondom de ingestelde windhoek fluctueert of als de roer activiteit te hoog is dan dient de Wind reactie verlaagd te worden. 16 Bediening

MENU Bereik Wijziging per stap Standaard 1-9 1 4 Selectie van HI/LO parameters MENU Het Handmatig selecteer item heeft drie alternatieven: Auto HI LO. Auto wordt automatisch ingesteld door snelheid invoer HI of LO dient bij ontbreken van snelheid invoer handmatig te worden ingesteld. Bediening 17

De regel onder het opschrift in het display toont de ingestelde actieve parameters en hoe deze zijn geselecteerd. Patroon besturing (motorjachten) De autopilot biedt in de AUTO mode een aantal verschillende patroon besturing voorzieningen. Tussen de selectie van een bochtpatroon en de uitvoering treedt een vertraging van een minuut op. Tijdens de vertraging handhaaft de autopilot de ingestelde koers. Tijdens bochtpatroon besturing kunt u op elk moment de variabelen wijzigen door drukken op de toets. Druk op de AUTO toets om een bochtpatroon te verlaten. U-Bocht Bij de U-Bocht wijzigt de huidig ingestelde koers naar 180 graden in de tegengestelde richting. Deze voorziening is uiterst nuttig in een man overboord situatie en steeds wanneer u op een tegengestelde koers wilt terugvaren. TURN Druk op de of aanraaktoets voor selectie van de U-Bocht richting en begin de bocht. Schip maakt stuurboord U-bocht 18 Bediening

C-Bocht De autopilot biedt in de AUTO mode een continue bocht voorziening bij het omcirkelen vissen of het zoeken van een bepaald object op de zeebodem. Bij een C-bocht draait het schip in een cirkel met constante draaisnelheid. De gebruiker bepaalt of de C-Bocht naar links of rechts gemaakt moet worden. Activeren van de C-Bocht mode: TURN Druk op de of aanraaktoets voor selectie van de C-Bocht richting en begin de bocht. De ROT (rate of turn draaisnelheid) kan worden ingesteld voordat de bocht wordt geïnitieerd maar ook tijdens de bocht. Verhoging van de draaisnelheid resulteert in een kleinere cirkel en vice versa. Bediening 19

MENU Draai parameter Bereik Wijziging per stap Standaard Eenh. Draai snelheid 10-600 5 90 /min Spiraalbocht Ook de spiraal bocht voorziening kan worden gebruikt bij omcirkelen tijdens vissen het zoeken van een bepaald object op de zeebodem. Een spiraalbocht laat het schip in een spiraal draaien met een afnemende of toenemende radius. Activeren van de spiraal bocht mode: 20 Bediening

TURN De initiële radius kan voor aanvang van de bocht worden ingesteld. Druk op de of aanraaktoets voor selectie van de spiraal bocht richting en begin de bocht. Tijdens de bocht kan de wijziging van radius worden ingesteld evenals het aantal voeten of meters dat de radius moet wijzigen na elke voltooide cirkel. Tijdens de bocht kan de wijziging van radius worden bijgesteld. Als de wijziging van radius op nul wordt ingesteld dan draait het schip in een cirkel. MENU Bediening 21

Negatieve waarden geven een afnemende radius aan en positieve waarden een toenemende radius. Toenemende radius Afnemende radius Bocht parameter Bereik Wijziging per step Standaard Initiële radius 33 ft - 3281 ft 10 m - 1000 m 10 10 656 ft 200 m Wijziging van radius per bocht -164 ft - +164 ft -50 m - +50 m 5 2 66 ft 20 m De eenheid voor radius is identiek met de eenheid die voor diepte is ingesteld (voeten of meters). Zigzagbochten Activeren van de zigzagbocht mode: TURN De koers verandering kan worden ingesteld voordat de bocht wordt geïnitieerd (2-70 ). 22 Bediening

Druk op de of aanraaktoets voor selectie van de richting van de eerste bocht en begin de bocht. Tijdens varen in een zigzag patroon kunt u de koersverandering, etappe afstand en hoofdkoers wijzigen. Een pijl geeft de volgende koersverandering aan. MENU Koers verandering 20 Hoofd koers Koers verandering 40 Etappe afstand Bocht parameter Bereik Wijziging per stap Standaard Koers verandering 4-140 4 28 Etappe afstand 82 ft - 9843 ft 25 m - 3000 m 50 25 1641 ft 500 m De etappe afstand eenheid is identiek met de voor diepte is ingestelde eenheid (voeten of meters). Bediening 23

Vierkantbocht De vierkantbocht voorziening in de AUTO mode kan ook als rechthoek of elk ander patroon worden uitgevoerd mits elke volgende bocht 90 is. Activeren van de vierkantbocht mode: TURN Druk op de of aanraaktoets voor selectie van de richting van de eerste bocht en begin de bocht. Etappe afstand U kunt de hoofdkoers op elk moment veranderen. Ook kunt u op elk moment de etappe afstand wijzigen tot het moment waarop het schip een nieuwe 90 bocht maakt. 24 Bediening

MENU Bocht parameter Bereik Wijzigen per stap Standaard Etappe afstand 82 ft - 9843 ft 25 m 3000 m 50 25 1641 ft 500 m De etappe afstand eenheid is identiek met de voor diepte is ingestelde eenheid (voeten of meters). Bediening 25

Lazy S-bocht ( slalom bochtpatronen) Activeren van de Lazy S-bocht mode: TURN De koers verandering kan worden ingesteld voordat de bocht wordt geïnitieerd (2-80 ). Druk op de of aanraaktoets voor selectie van de richting van de eerste koerswijziging en start. Tijdens een Lazy S patroon kunt u de grootte van de koersverandering, de bochtstraal en de (gemiddelde) hoofdkoers wijzigen. Een pijl geeft de richting van de bocht aan. 26 Bediening

Stel de koers verandering en bochtstraal als volgt in: MENU Koers verandering Koers verandering Grote radius Hoofd koers Hoofd koers Kleine radius Bocht parameter Bereik Wijziging per stap Standaard Koers verandering 4-160 4 28 Radius 16 ft - 1641 ft 5 m 500 m 10 5 656 ft 200 m De eenheid voor radius is identiek met de eenheid die voor diepte is ingesteld (voeten of meters). Bediening 27

DCT TM (Depth Contour Tracking- Dieptelijn volgen) Via invoer van dieptemeter data kan de autopilot worden ingesteld op het volgen van een ingestelde diepte. Dit is nuttig bij het volgen van dieptelijnen. Stel zeker dat u uw systeem beschikt over diepte data. Effen zeebodem Rotsachtige wateren Helling Smal kanaal Rug Gebruik deze voorziening niet tenzij de zeebodem geschikt is. Dus niet in rotsachtige wateren waar de diepte binnen een klein gebied sterk varieert. TURN 28 Bediening

Het display toont de actuele diepte aflezing. Stuur het schip naar de diepte die u wilt volgen en in de richting van de dieptelijn (hoofdkoers). Activeer met de of aanraaktoets de dieptelijn volgen besturing zodra de gewenste diepte in het display verschijnt. Gebruik de toets bij ondiepte aan bakboord en de toets bij ondiepte aan stuurboord. Hoofdkoers Deze koers dient identiek te zijn met de (gemiddelde) richting van de te volgen dieptelijn. Als de dieptelijn sterk van richting verandert dan dient u de ingestelde koers handmatig naar de nieuwe richting bij te stellen. Dit resulteert in een snellere respons van de autopilot. Als de koers niet wordt bijgesteld dan zal de autopilot langer bezig zijn met het terugsturen van het schip naar de referentie diepte. Het scherm biedt de volgende instellingen: Diepte gain (diepte versterking) De autopilot volgt de diepte door het berekenen van de x-track error (fout dwars op de track) als het schip van de referentie diepte afwijkt. Met deze fout wordt de ingestelde koers automatisch bijgesteld om het schip weer op de juiste track te brengen. Gebruik de gain optie voor het verkrijgen van een sterke of rustige respons op de variatie van diepte. MENU Bediening 29

CCA (Contour Cross Angle Slalommen Langs Dieptelijn) Met deze parameter kunt u het schip langs uw referentie diepte laten slalommen. Als de CCA op nul wordt ingesteld dan volgt geen slalom. De CCA is een hoek die wordt opgeteld bij of afgetrokken van de ingestelde koers. Bij elke kruising van het schip met de referentie diepte verandert het teken (+/-) van de CCA en wordt het schip naar een koers gestuurd waarbij de referentie diepte op een tegengestelde richting wordt gekruist. Hoe groter de CCA, des te groter de bocht. CCA ingesteld op 15. Referentie diepte wordt via bakboord benadert Referentie diepte CCA ingesteld op 15. Referentie diepte wordt via stuurboord benadert Bocht parameter Bereik Verandering per stap Standaard Hoofdkoers 0-359 1 Diepte gain 5-95 5 5 Kruishoek dieptelijn 0-50 1 0 Referentie diepte De referentie diepte wordt vastgelegd op het moment van DCT TM activering. Gebruik de Omhoog of Omlaag toets om de referentie diepte te wijzigen. 30 Bediening

Overstag in Auto mode (zeiljacht) De overstag functie is alleen beschikbaar als het Boot type in de installatie setup van het systeem is ingesteld op SAIL. Overstag in de AUTO mode verschilt met overstag in de WIND mode. In de AUTO mode wordt de overstag hoek in het Setup/Zeilen menu op een vaste waarde ingesteld. De standaard hoek is 100. Overstag dient alleen aan de wind uitgevoerd te worden en dient eerst beproefd te worden bij geringe zeegang en weinig wind om te bepalen hoe uw schip reageert. Door de grote variatie in de karakteristiek van schepen (van kruisen tot racen) kan de prestatie van de overstag functie van schip tot schip variëren. Behoudens de vaste overstag hoek en het verschil in displays is de procedure vergelijkbaar met die van de U-bocht zoals beschreven op pagina 17. Alleen voor zeiljacht TURN Schip gaat naar stuurboord overstag 1.6 NoDrift mode De NoDrift mode is een alternatieve mode voor route besturing in de NAV mode die automatisch wordt geactiveerd door de NODRIFT toets in te drukken. In de NoDrift mode is de Positie (Pos) bron de data bron. Voor gebruik van de NoDrift mode dient uw GPS of kaartplotter ingeschakeld te zijn. Bediening 31

Anders dan in de Auto mode zal de autopilot in de NoDrift mode een koers sturen waarbij de invloed van wind en getij volledig wordt gecompenseerd. De stuurkoers (peilinglijn) kan op dezelfde wijze worden verandert als koers wijzigen in de Auto mode. Kompaskoers: 345 M NO- DRIFT Roerhoek: 01 naar stuurboord Snelheid: 6.8 kn van het log Besturing parameter: LO-A Uitwijken (Hervat vorige koerslijn) De AP28 bezit geen specifieke uitwijk toets. Als de NoDrift mode actief is, druk dan eenvoudigweg op STBY en gebruik de power steering of handbesturing om een obstakel te ontwijken. Als u binnen 60 seconden terugkeert naar de NoDrift mode dan wordt het volgende display met twee alternatieven getoond: NO- DRIFT Ga terug naar NoDrift mode met de vorige ingestelde koerslijn Ga naar de NoDrift mode met de huidige koers als ingestelde koerslijn Als een van beide aanraaktoetsen niet binnen 5 seconden worden ingedrukt dan verdwijnt de dialoog box en schakelt de autopilot naar de NoDrift mode met de huidige koers als ingestelde koerslijn. Als uw uitwijk manoeuvre langer dan 60 seconden duurt dan handhaaft de autopilot de Standby mode. 32 Bediening

1.7 Navigeren met de AP28 De AP28 is in staat om besturing informatie van een externe navigator (GPS, kaartplotter) te gebruiken om het schip naar een specifiek waypoint of langs een route met waypoints te sturen. De van de navigator ontvangen informatie zorgt voor een automatische koersverandering om te zorgen dat het schip door de AP28 naar het waypoint van bestemming wordt gestuurd. Als de AP28 is aangesloten op een navigatie ontvanger die geen bericht met peiling naar volgende waypoint verzendt dan wordt alleen gestuurd via Cross Track Error. In dat geval dient u bij elk waypoint terug te vallen op de Auto mode en handmatig de koers in te stellen op basis van de peiling naar het volgende waypoint en dan opnieuw NAV te selecteren. Voor het verkrijgen van bevredigende navigatie besturing moet aan de volgende punten worden voldaan voordat de NAV mode wordt geactiveerd: De automatische besturing van de AP28 moet worden getest op bevredigende werking De navigatie ontvanger (GPS, kaartplotter) dient zich in de volledig operationele mode te bevinden met afdoende signaal ontvangst voor geldige positie en navigatie data. Er dient tenminste één waypoint te zijn ingevoerd dat daarna als huidig Ga naar waypoint is geselecteerd. In de NAV mode is de data bron de Navigatie (Nav) bron. Normaliter is deze bron dezelfde als de Positie bron (GPS, Kaarplotter), zie pagina 54. Navigatie besturing dient alleen in open wateren te worden gebruikt. Na selectie van de NAV mode handhaaft de AP28 de huidig ingestelde koers en vraagt de gebruiker om de koers verandering naar het waypoint van bestemming te accepteren. Druk op de NAV toets om het NAV prompt display te activeren. Bediening 33

NAV Het prompt display toont de naam van het volgende waypoint (WP), de peiling van de tracklijn (BWW) vanaf het voorgaande waypoint naar het waypoint van bestemming, de vereiste koers verandering (CHG) en de richting waarin het schip zal draaien. Als slechts één waypoint is ingevoerd dan is de peiling gelijk aan de koers vanaf de huidige positie naar het waypoint van bestemming. NAV mode Te sturen koers (CTS): 099 is door de autopilot intern ingesteld om het schip naar de tracklijn te sturen en de peiling te handhaven. Cross Track Error - Track Dwarsfout (XTE): 0.024 nm Symbool van het schip illustreert of het schip zich linksof rechts van de geplande track bevindt. Kompaskoers: 101 M Volgende waypoint: WP1 Snelheid over de grond (SOG): 6,8 knopen Afstand naar volgende waypoint (DTW): 9.14 nm Besturing parameter: LO-A Bij Cross Track Error hangt het aantal getoonde decimalen af van de GPS of Kaartplotter uitvoer. Drie decimalen resulteren in nauwkeuriger volgen van de track Als de AP28 in de NAV mode wordt gebruikt om langs een route met waypoints te sturen dan zal de AP28 zich na acceptatie van de NAV mode prompt richten op het dichtstbijzijnde waypoint in de richting van de route. Bij aankomst op het waypoint zal de AP28 een hoorbaar alarm laten horen en een alarm scherm tonen met nieuwe koers informatie en dan automatisch koers zetten langs het nieuwe routedeel. 34 Bediening

Als de vereiste koers verandering meer bedraagt dan de NAV verandering limiet (standaard 10 ) dan dient u te bevestigen of de aankomende koers verandering acceptabel is. Zie pagina 75 inzake veranderen van de NAV veranderen limiet. STBY Alert screen Druk op de aanraaktoets om een koers verandering van meer dan 10 te bevestigen. Als geen bevestiging plaats vindt dan vervolgt de AP28 de huidig ingestelde koers in de AUTO mode. Herwin handmatige besturing door op de STBY toets te drukken. Instellen waypoint aankomst cirkel Voor route navigatie wordt aanbevolen om bij een ingestelde waypoint aankomst cirkel automatische waypoint wisseling in te stellen. De aankomst cirkel dient aan de vaarsnelheid te worden aangepast. Hoe hoger de snelheid, des te groter de cirkel. Het is de bedoeling dat het schip tijdig een koers verandering aanvangt waardoor de bocht naar het volgende routedeel vloeiend verloopt. Bediening 35

Onderstaande tekening kan worden gebruikt om een geschikte waypoint cirkel op de GPS of kaartplotter te selecteren. Voorbeeld: Bij een snelheid van 20 knopen dient u een waypoint cirkel met een straal van 0.09 nm te kiezen. De afstand tussen waypoints in een route mag nooit kleiner zijn dan de straal van de waypoint aankomst cirkel indien automatische waypoint wisseling is ingesteld. Een andere navigatie bron selecteren Als u over meer dan een op de AP28 aangesloten navigator beschikt dan kunt u kiezen welke u voor navigatie wilt gebruiken. Zie het Bronnen item in het Setup menu voor details inzake het selecteren van een andere navigator (pagina 55). 36 Bediening

1.8 Windvaan besturing (zeiljachten) De WIND mode is alleen beschikbaar als het systeem in het Installatie menu is ingesteld op SAIL (zeiljacht) Voordat de WIND mode wordt geactiveerd dient het AP28 systeem te opereren in AUTO met een geldige invoer van de wind transducer. Ga naar de WIND mode door indrukken van de WIND toets. Het wind display toont de volgende informatie: Wind (vaan) mode WIND Ingestelde windhoek: 008 graden vanaf stuurboord Gemeten windhoek: 009 A (schijnbaar) of T (waar) Te sturen koers (om windhoek te handhaven): 345 Koers: 343 M (magnetisch) of T (waar) Roerhoek: 01 Snelheid van log: 6.8 kn Parameter: HI-A (Hoge waarde, auto ingesteld) De stuurkoers (CTS) en windhoek instelling worden afgeleid vanaf de kompaskoers en wind transducer op het moment dat de WIND mode wordt geselecteerd. Vanaf dat moment zal de autopilot de koers zodanig blijven aanpassen dat de windhoek wordt gehandhaafd bij verandering van de windrichting. Als de cumulatieve shift van de windrichting de ingestelde WIND SHIFT limiet overschrijdt dan klinkt een alarm. Bediening 37

Windhoek bijstellen gaat als volgt: Stuur BB Stuur SB Stel windhoek in/ 1 per aanslag Grote windhoek wijziging Linksom: naar BB Rechtsom: naar SB STBY Herwin handmatige besturing door op de STBY toets te drukken. Overstag in de Wind mode Overstag in de WIND mode kan in tegenstelling tot de AUTO mode worden uitgevoerd tijdens zeilen met de schijnbare of ware wind als referentie; de ware windhoek dient minder dan 90 graden te bedragen. De overstag operatie zal onmiddellijk de ingestelde windhoek naar de andere boeg spiegelen. In het display verschijnt een overstag window. Tijdens de overstag wordt de draaisnelheid bepaald door de Overstagtijd parameter, ingesteld in het Gebruikers instellingen/zeilen menu (pagina 60). De overstag tijd wordt ook bepaald door de snelheid ter voorkoming van snelheidsverlies tijdens overstag. Kort indrukken van de TURN toets zal de overstag functie activeren en het schip zal gaan draaien naar de tegengestelde windhoek. Opnieuw intoetsen van TURN na verschijnen van de overstag window zal de overstag operatie onderbreken en het schip keert terug naar de vorige ingestelde windhoek. 38 Bediening

TURN Gijpen Gijpen is mogelijk als de ware windhoek groter is dan 120 TURN De voor gijpen benodigde tijd wordt bepaald door de vaarsnelheid met als oogmerk een zo snel mogelijk maar tevens gecontroleerd verloop. Overstag en gijp preventie Bij hoog aan de wind en voor de wind varen is gebruik van de autopilot het meest kritisch. Als de zeilen bij hoog aan de wind varen uit balans zijn dan kunnen gierkrachten het schip laten oploeven. Als Bediening 39

het schip oploeft voorbij de ingestelde minimum windhoek (zie pagina 92) dan zal stuwkracht van de zeilen plotseling verdwijnen en de vaarsnelheid doen verminderen. Het schip zal dan moeilijker te besturen zijn omdat het roer minder effectief is geworden. Daarom is in WIND de overstag preventie functie opgenomen om dergelijke situaties te voorkomen. De functie reageert onmiddellijk zodra de schijnbare windhoek 5 minder is dan de ingestelde minimum windhoek door meer roeruitslag te commanderen. Bij varen voor de wind is het lastig om het schip te sturen met golven van opzij of van achteren. De golven kunnen het schip in een valse gijp brengen met gevaar voor zowel de bemanning als de mast. De gijp preventie functie wordt geactiveerd zodra de actuele schijnbare windhoek groter wordt dan 175 of tegengesteld raakt aan de ingestelde windhoek. Er wordt dan meer roeruitslag gecommandeerd om een valse gijp te voorkomen. De overstag en gijp preventie functie zijn geen garantie tegen het in een gevaarlijke situatie geraken. Dit kan gebeuren als het effect van roer en/of aandrijfunit niet toereikend is. Schenk daarom speciale aandacht aan dergelijke situaties. 40 Bediening

1.9 Wind besturing en navigatie (zeiljacht) De autopilot kan het schip ook besturen op basis van zowel wind als track data van een GPS of kaartplotter. De mode wordt de WIND NAV mode genoemd waarbij de automatische besturing gebaseerd is op een set van criteria (zie volgende pagina). Druk voor activering van de Wind besturing en navigatie vanuit de Wind mode [1] op de NAV toets. De autopilot berekent eerst de initiële koers verandering (CHG) zoals vereist om naar het actieve waypoint te navigeren. Bij deze berekening gebruikt de autopilot tevens de huidige windrichting. Druk voor accepteren van de koers verandering op de aanraaktoets [2]. Bediening 41

Opereren in de WINDNAV mode Zie Figuur 1-2 waarin een scenario wordt getoond met een zeiljacht dat van de Wind NAV mode gebruikt maakt om zo efficiënt mogelijk naar het waypoint WP1 te varen. 1. Bij het naderen van positie 2 bevindt de autopilot zich nog steeds in de Wind mode. WP1 is inmiddels bij de kaartplotter ingevoerd. 2. De Wind NAV mode wordt geactiveerd en de autopilot verzoekt bevestiging van een 71 koers verandering naar stuurboord. 3. Het schip vaart nu langs een routedeel naar positie 4 waar een stuurboord overstag is vereist om aan de grond lopen te vermijden. De afstand tot overstag (DTT) wordt getoond evenals de VMG (de snelheid waarmee het WP wordt genaderd). Bovendien toont de autopilot de te sturen koers en de kompaskoers. 4. Bij positie 4 wordt door de autopilot een overstag geïnitieerd en wordt het overstag display getoond. 5. De autopilot toont nu de informatie over het nieuwe routedeel en de volgende overstag. 6. U nadert de layline (laatste routedeel naar WP) en de autopilot suggereert een nieuwe overstag naar bakboord. 7. De nieuwe overstag wordt uitgevoerd. 8. U bevindt zich op het laatste routedeel naar het waypoint. De autopilot zorgt via XTE (fout dwars op track) dat het schip de track blijft volgen en het display toont peiling en afstand naar het waypoint. 42 Bediening

Figuur 1-2 Bediening 43

1.10 Data pagina s Als de informatie op SimNet beschikbaar is dan kunnen een aantal data pagina s worden getoond (zie pagina 105). Als een van de hoofd mode pagina s wordt getoond vraag deze dan op en scroll met de Omhoog/Omlaag toetsen langs de beschikbare data pagina s. Bij het opvragen van data pagina s wordt de laatste actieve data pagina het eerst getoond. Als u het aantal beschikbare instrument pagina s wilt wijzigen ga dan naar de Hoofdmenu/Data Pagina s setup. Tijdens display van data pagina s toont de linkerkant van het scherm de volgende informatie, afhankelijk van de mode: Standby mode Koers Koers bron Auto mode Ingestelde koers Koers Koers bron LO parameters, automatisch ingesteld Nav/NoDrift mode Te sturen koers Cross Track Error (XTE) LO parameters, automatisch ingesteld Wind mode Ingestelde windhoek Actuele schijnbare windhoek LO parameters, automatisch ingesteld Wind NAV mode Layline besturing Ingestelde windhoek Actuele schijnbare windhoek LO parameters, automatisch ingesteld 44 Bediening

Beschikbare data pagina s Hoofd mode scherm 1.11 Meervoudig station systeem Tijdens normaal bedrijf is de bediening vanaf elke op het AP28 systeem aangesloten bedieningsunit beschikbaar. Een bedieningsunit is actief en biedt de gebruiker toegang tot alle functies. Alle overige bedieningsunits zijn inactief en hebben gen effect op koers veranderingen. Eenmaal indrukken van een willekeurige mode toets bij een inactieve bedieningsunit zorgt Inactieve unit voor transfer van het commando en zorgt dat deze unit nu actief is. Bediening 45

Blanco pagina Setup tijdens installatie 46

2 Hoofd menu In het Hoofd menu treft u items aan voor de bediening, setup en installatie van uw autopilot. Het Service menu item biedt u uiteenlopende systeem informatie en toegang tot de Demo mode. Setup tijdens installatie 47

Het Hoofd menu wordt geactiveerd door indrukken van de MENU toets. De Hoofd menu items bieden verdere toegang tot submenu s en parameter instellingen. Parameter instellingen worden als regel rechts afgebeeld maar ze kunnen ook worden vermeld in een overlay window. Unit instellingen afgebeeld in de rechter window kolom Taal instellingen afgebeeld in een overlay window. Voor verplaatsing in het menu systeem worden de volgende toetsen gebruikt: TOETS EENMAAL INDRUKKEN INGEDRUKT HOUDEN MENU Bevestig een selectie/parameter instelling Ga naar volgende menu niveau/parameter instellingen Ga naar vorig menu niveau/parameter instellingen Terugkeer naar laatste actieve data pagina Ga naar vorig/volgend menu item, verhoog/verlaag parameter waarde 2.1 Data pagina s setup Alle beschikbare data pagina s zijn standaard geactiveerd. Zie pagina 45. Als u minder data pagina s aangezet wilt hebben dan kunt u pagina s uitzetten. 48 Setup tijdens installatie

Pagina s uitzetten Ga door met het selecteren van pagina s en herhaal de procedure als meer pagina s uitgezet dienen te worden. Houd de Linker toets ingedrukt om het menu te verlaten en terug te keren naar de laatste actieve pagina. Pagina s aanzetten Een uitgezette pagina is alleen zichtbaar via gebruik van het commando Aanzetten/Uitzetten. Een uitgezette pagina wordt getoond met een kruis in een rechthoek. Ga door met het selecteren van pagina s en herhaal de procedure als meer pagina s aangezet moeten worden. Houd de Linker toets ingedrukt om het menu te verlaten en terug te keren naar de laatste actieve pagina. Setup tijdens installatie 49

Herstel alle pagina s Selecteer Herstel data blz. om alle uitgezette data pagina s weer aan te zetten: 2.2 Trip log Het trip log display toont: a. Totaal afgelegde afstand sinds het instrument werd geïnstalleerd of sinds een fabrieks reset b. Afstand en tijd sinds het trip log werd gestart of gereset Trip log resetten Druk voor een reset van het trip log naar nul op de Reset aanraaktoets. 2.3 Gebruikers instellingen Het Gebruikers instellingen menu bevat items die de gebruiker wellicht minder regelmatig wenst te gebruiken. De volgende items worden behandeld: - De demping factoren wijzigen - Alarm setup - Automatische en handmatige bron selectie - Display instellingen wijzigen 50 Setup tijdens installatie

- Taal selectie - Eenheden instellen - Zeegang filter bijstellen - Zeil parameters wijzigen In dit hoofdstuk wordt verondersteld dat de gebruiker bekend is met het gebruik van de toetsen en hoe hij zich door menu s moet verplaatsen. Zo niet, zie dan het Hoofd menu, pagina 47 en navolgend. Demping De demping factor geeft aan hoe snel het display op wijzigen zal reageren. Hoe hoger de demping factor, des te stabieler de display aflezing van het instrument. Demping van de schijnbare wind wordt uitgevoerd door het Geavanceerde Wind filter (AWF) in de Autopilot Computer. Verhoging van de Wind demping zal de AWF uitvoer meer laten afhangen van koers en snelheid. Verlaging van de Wind demping zal de AWF uitvoer meer laten afhangen van de onbewerkte schijnbare windhoek data. Setup tijdens installatie 51

De snelheid invoer naar de AWF is snelheid over de grond (SOG). Als SOG niet beschikbaar is dan zal de AWF snelheid door het water gebruiken. Als geen van beide beschikbaar zijn dan zal de AWF 1,5 maal de Transitie snelheid als snelheid van het schip gebruiken. Instelling Bereik Wijziging per stap Standaard Vaarsnelh. 4 Koers 1 Schijnb. wind 0-9 1 4 Windverandering 4 Diepte 1 Alarmen De AP28 kan worden ingesteld op het geven van alarm als het schip of de omgevingsparameters de ingestelde waarden overschrijden. De alarm functie wordt uitgezet door de waarde op Uit in te stellen. 52 Setup tijdens installatie

Ondiep water De instelling van het alarm is werkzaam in het gehele systeem en kan worden uitgevoerd bij elke Simrad unit waarbij deze functie is geïmplementeerd. Bereik Wijziging per stap Standaard Eenh. Uit 320 ft (Uit 100 m) 1.6 5: 0.1 ft 5 10: 0.5 ft 10 50: 1 ft 50 100: 5 ft 100 320: 10 ft (0.5 5: 0.1 m) (5 10: 0.5 m) (10 50: 1 m) (50 100: 5 m) Uit ft, m Wind shift (Alleen beschikbaar in de Wind/Wind NAV mode) Het wind shift alarm bewaakt de windhoek. De referentie hoek wordt ingesteld bij aanzetten van het alarm en het product. De referentie windhoek wordt gereset naar de huidige windhoek als de windhoek, zoals opgedragen aan de autopilot, wordt gewijzigd en een wind shift alarm wordt bevestigd. De wind shift aanwijzing wordt getoond op de Wind shift data pagina en geeft de wijziging van windhoek aan in relatie tot de (geografische) windrichting. Bereik Wijziging per stap Standaard Uit, 5-90 1 20 Alarm status Toont een lijst met huidige alarmen. Setup tijdens installatie 53

Setup data bronnen Een data bron kan een sensor of apparaat zijn dat is aangesloten op SimNet en data doorstuurt naar andere SimNet apparatuur. Data kan uit meerdere typen bestaan zoals kompas data, schijnbare wind data, berekende wind data, diepte data, etc. Een bepaald type data wordt alleen vanaf één apparaat naar andere apparaten verzonden die in een SimNet Bron groep georganiseerd zijn (Zie Installatie / SimNet groepen, pagina 96). Bij het voor de eerste keer inschakelen van een groep onderling verbonden SimNet producten (SimNet Bron Groep) worden data bronnen automatisch vanuit een interne SimNet prioriteiten lijst geselecteerd. Als een data bron bij het voor de eerste keer inschakelen is aangesloten op het SimNet dan volgt identificatie en automatische selectie hiervan tenzij voor dit bepaalde type data reeds een andere data bron is geselecteerd. Update van de SimNet bron selecties is alleen vereist als een alternatieve bron voor een bepaald type data ter beschikking komt die niet automatisch is geselecteerd. De data typen en de respectieve data bronnen die in producten worden gebruikt staan vermeld in de producten bron pagina. Als voor een data type geen selectie plaats vindt dan wordt - - - getoond in plaats van de naam van het apparaat of het acroniem. SimNet zal automatisch de Positie bron en Navigatie bron van dezelfde GPS of kaartplotter selecteren. Als u andere bronnen verkiest dan moet u deze handmatig selecteren. Automatische bron update De Auto select functie is met name bestemd voor situaties waar de automatische bron selectie een update behoeft omdat een geselecteerde data bron geen data verstrekt of fysiek is vervangen door een ander exemplaar. De update zorgt dat de bestaande bron 54 Setup tijdens installatie

selecties geldig zijn en in stand worden gehouden. Ontbrekende bronnen worden automatisch vervangen door een alternatieve bron uit de lijst met beschikbare bronnen voor het bepaalde type data of er volgt selectie van de vervangende bron. Als een bron niet langer beschikbaar is voor dat bepaalde type data dan toont het display - - - in plaats van het bron acroniem. Als voor een bepaald type data meer dan een bron wordt gevonden dan kan de gewenste bron handmatig worden geselecteerd. Handmatige bron selectie Data bronnen kunnen ook handmatig worden geselecteerd. Alle apparaten die data van een bepaald type verstrekken worden in een apparaat lijst opgesomd. Accentueer het type data en druk op de toets voor display van de lijst met beschikbare apparaten. Bevestig selectie van het geaccentueerde apparaat. Verlaten zonder selectie Setup tijdens installatie 55

Informatie over de geselecteerde bron bekijken. Voor data die gekalibreerd kunnen worden verschijnt eerst een overlay scherm display met info over de geselecteerde data bron (Zie Installatie/Kalibratie) Open het Kalibreer en Offset menu. (Zie Installatie/Kalibratie). Ga verder met display van een lijst met beschikbare bronnen voor het gegeven data type. 56 Setup tijdens installatie

Display Het display wordt aangestuurd door twee gebruiker profielen die individueel ingesteld kunnen worden. De profielen zijn Dag profiel en Nacht profiel. De profielen kunnen worden geoptimaliseerd voor afleesbaarheid onder verschillende lichtcondities en u kunt snel tussen de twee schakelen door gebruik van de PWR toets en de aanraaktoetsen. Zie Achtergrondverlichting, pagina 9. Voor elk profiel kunt u: - Het lichtniveau instellen - Kies wit of rood gekleurd licht - Het display omzetten - Contrast instellen Instelling Bereik Wijziging per stap Standaard Licht niveau Uit 9 1 3 Licht kleur Wit/rood - Wit (Dag) Rood (Nacht) Geinverteerd Ja/Nee - Nee Contrast 0-9 1 4 Setup tijdens installatie 57

Taal De taal wordt ingesteld als de autopilot voor de eerste keer wordt ingeschakeld. Zie Eerste keer inschakelen, pagina 65. De taal kan echter op elke moment worden gewijzigd. De volgende talen kunnen worden geselecteerd: - Deutch (Duits) - English (Engels) - Español (Spaans) - Français (Frans) - Italiano (Italiaans) - Nederlands (Nederlands) - Norsk (Noors) - Svenska (Zweeds) De taal namen worden alfabetisch in hun eigen taal opgesomd. Standaard taal : Engels. 58 Setup tijdens installatie

Eenheden Parameter Opties Standaard Vaarsnelheid Windsnelheid Afstand Diepte kn km/u mp/u kn m/s mp/u nm km mi m ft kn kn nm ft Koers M T Temperatuur C F M F De display unit voor koers data wordt niet uitsluitend door de gebruiker bepaald. Als ware koers wordt gewenst maar het geselecteerde kompas is een magnetisch kompas dan moet magnetische variatie van een positie bron beschikbaar zijn. Hetzelfde geldt als de gebruiker magnetische koers wenst maar ware koers ontvangt van het kompas. Als magnetische variatie vereist maar niet beschikbaar is dan bepaalt het kompas welke koers wordt afgebeeld. Setup tijdens installatie 59

Seastate (Zeegang) filter Het Seastate filter wordt toegepast om de activiteit van het roer en de autopilot gevoeligheid bij zware zeegang te reduceren. UIT: AUTO: Seastate filter is uitgezet. Dit is de standaard instelling. Reduceert roer activiteit en autopilot gevoeligheid bij zware zeegang door een adaptief proces. De AUTO instelling wordt aanbevolen als u het Seastate Filter wilt gebruiken. MANUEEL: Gekoppeld aan de Respons instelling in het Hoofd menu. Kan worden gebruikt om handmatig de optimum combinatie te vinden tussen koers houden en lage roer activiteit tijdens zware maar gelijkmatige zeegang. Zeilen Zeilen is alleen beschikbaar als in het menu Boot type in het installatie menu op Zeil is ingesteld (pagina 68) Het Zeilen scherm kan ook vanuit het wind mode scherm worden bereikt door indrukken van de MENU toets, binnen 2 seconden gevolgd door indrukken van de WIND toets. 60 Setup tijdens installatie

Overstag tijd Bij het uitvoeren van een overstag in de WIND mode kan de draaisnelheid (overstag tijd) worden bijgesteld. Dit geeft solo zeilers tijd voor het omgaan met het schip en de zeilen tijdens overstag gaan. Ook een bocht zonder door de wind gaan kan hierdoor op een gecontroleerde wijze worden uitgevoerd. Bereik Wijziging per stap Standaard Eenh. 2-50 1 12 seconde Overstaghoek AUTO In de AUTO mode wordt de ingestelde overstag hoek met de stuurboord of bakboord toets vervangen door een gelijkwaardige windhoek over de andere boeg. Bereik Wijziging per stap Standaard Eenh. 50-150 1 100 Wind functie Bij een instelling van de Wind functie in Auto zal de autopilot automatisch kiezen tussen schijnbare en ware wind besturing. Auto is standaard en wordt aanbevolen voor kruisen. Als het schip voor de wind vaart dan zal het ook op de golven gaan surfen. Dit kan leiden tot aanzienlijke veranderingen in vaarsnelheid en dus veranderingen in de schijnbare windhoek. Daarom wordt bij varen voor de wind ware wind besturing toegepast terwijl besturing met schijnbare wind wordt gebruikt bij ruime wind of hoog aan de wind varen. Schijnbare wind besturing verdient de voorkeur als u maximale vaarsnelheid wilt bereiken. De autopilot streeft dan naar een constante schijnbare windhoek om maximale voortstuwing te verkrijgen uit de toegepaste zeiltrim. Setup tijdens installatie 61