PIETER CORNELIS ENGEBRECHTSZ., GENAAMD KUNST door IR. A. F. DE GRAAF Een der weinig geraadpleegde registers in het Leidse Gemeentearchief is nr. I 188 van het secretariearchief vóór 1574, waarin sinds 1446 beslissingen zijn opgetekend over personen, die in stadsvoogdij gesteld werden en in weerwil van hun soms hoge leeftijd in een staat van minderjarigheid kwamen, meestal met aanwijzing van twee voogden. Het betrof uiteraard beter gegoeden, gemiddeld een geval per jaar. De aanvragen werden ingediend door de familie of soms vrijwillig door de partij zelf, die inzag, dat hij of zij de zaken niet meer kon besturen. Zeker onvrijwillig gebeurde dit met PIETER CORNELISZ. de schilder, ontwerper van vele gebrandschilderde glazen tussen I 5 I 7 en 1542, die gefortuneerd getrouwd was met MARITJE GERRITS VAN DAM en eigenaar was van een breed pand (ruim 49 rijnlandse roe) aan de Nieuwe Rijn tussen Koornbrug en Visbrug (thans Vivarium Stol en aangrenzende panden). Zijn vader de bekende schilder CORNELIS ENGEBRECHTSZ., leermeester onder meer van LUCAS VAN LEYDEN, moest het dicht bij de Visbrug met een gevelbreedte van amper een roe stellen, zij het dat zijn pand naar achter breed uitloopt, thans Nieuwe Rijn 4. Op g april 1530 besluit het gerecht op het verzoek van zijn huisvrouw en haar vrienden en magen, die te kennen geven, dat hij van zulke sobere regimente is (dus weinig zelfbeheersing), dat hij zijn goederen niet weet te regeren, maar dagelijks met drinken, spelen en andere dwaze koopmanschappen wegbrengt. PIETER zelf is niet aanwezig, doch verblijft te Brugge in Vlaanderen, waar zijn broer CORNELIS CORNELISZ., bijgenaamd KUNST woont, omdat het klimaat voor zijn kunst daar gunstiger was. Uit de eigen brieven van PIETER CORNELISZ. is het gerecht gebleken, dat hij,,die wete heeft gehad en toch niet gecompareerd is. Daarom stelt het gerecht al zijn goederen in der stede voogdij, tot 63
de tijd dat openbaar,,mitte clocke men hem de voogdij zal weder geven. Als voogden werden gesteld CORNELIS CORNELISZ. zijn broeder, die in Brugge een oogje op hem kon houden en zijn zwager JAN GERRITSZ. SMALING, getrouwd met ADRIANA GERRITS VAN DAM. Op 30 oktober 1551 is gebleken, dat beide voogden overleden zijn en komen in hun plaats QUIRIJN ALLERTSZ. wijlen (gewezen) brouwer en JACOB HUYGEN, beiden als brouwer behorende tot de rijkdom der stad. QUIRIJN ALLERTSZ. was getrouwd met JAN- LYSBETH CORNELISDOCHTER, zuster van PIETER, terwijl JACOB HUYGEN, die een brouwerij had waar nu Vroom en Dreesmann is gevestigd, getrouwd was met AECHTE JAN GERRITS SMALING en dus behuwd-neef. Het grote pand aan de Nieuwe Rijn werd omstreeks 1544 door twee gezinnen bewoond en wel door de zoon ADRIAAN PIETERSZ., glasschrijver, en MARITJE JAN DE WIJZENDOCHTER met hun zoon CORNELIS ADRIAANSZ. CUPER, die later twee maal bij de weeskamer probeert zijn erfdeel voortijdig te ontvangen. De andere bewoner was POUWELS WILLEMSZ., schrijnwerker, een lid van de Leidse familie VAN TORENVLIET, gehuwd met MARITJE PIETERSDR. Bij dit huwelijk (huwelijkse voorwaarden 27 januari 1541) geeft PIETER CORNELISZ. aan zijn dochter een deel van dit pand, doch heeft hiervoor instemming der voogden nodig, wat mij op het spoor bracht van deze stadsvoogdij. De bruigom brengt de inventaris van een kistenmakerij mee, ter waarde van zeshonderd guldens. Bij kistenmakerij is hierbij niet te denken aan transportkisten, doch aan de bergmeubels uit die tijd. Het woonhuis van CORNELIS ENGEBRECHTSZ. (Nieuwe Rijn 4) werd in 1544 bewoond door BEATRIX CORNELIS ENGEBRECHTSDR., weduwe van JAN VAN SCHENGEN. 64
TEKENING VOOR GLASRAAM DOOR PIETER CORNELISZ. KUNST gedateerd 1330 en voorstellende Susanna en de oudsten Kunsthandel Londen ICJ~CJ
DE VOORMALIGE HOFSTEDE DUINZICHT, NU KLEIN CURIUM
DE LANDEN VAN JOHAN KNOTTER Detail van de kaart door Johannes Dou Prcntenverzameling Gcm. Archief Leiden, nr. UO~IO
HET OUDE RAADHUIS TE OEGSTGEEST, omstreeks 1890 - Foto Gem. Archief Leiden