Archeologische Rapporten Oranjewoud 2011/103 Archeologische begeleiding De Noord 15 te Ilpendam (gemeente Waterland, N.H.)

Vergelijkbare documenten
Bijlage 1: Archeologische perioden

Bijlage 1: Archeologische perioden

Archeologisch veldonderzoek Hoogheemraadschap van Delfland

Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. gemeente Nieuwkoop

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

Opdrachtgever Backx Compleet Beheer Nieuwe Ginnekenstraat 33a 4811 NN Breda. auteur(s) M.L. Craane. projectnr revisie 00 9 april 2013

V&L. Selectiebesluit archeologie Breda, Klokkenberg. Bijlage 5 bij besluit 2017/2000-V1

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

4 Archeologisch onderzoek

Rotterdamseweg 202 in Delft

Gemeente Haarlem. Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport

CHECKLIST. 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.

INFORMATIERAPPORT EN SELECTIEADVIES

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

OMnummer: Datum: Archeologische Quickscan Klaprozenweg (QSnr ) Opdrachtgever (LS01)

memo Locatiegegevens: Inleiding

Heenvliet, Steenhoeck-Welleweg Gem. Bernisse (ZH.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /11Z

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554

Archeologische Quickscan

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)

Heesch - Beellandstraat

Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat het besluit neemt of de vergunning verleent.

Delftse Archeologische Notitie 129. Markt 85, Delft. Een archeologische begeleiding. Jorrit van Horssen

Selectiebesluit archeologie Liesboslaan 30-32

Plan van Aanpak. PvA A I / Johan de Wittlaan 13 te Woerden (gemeente Woerden) 1

Archeologische Quickscan Eerste Oosterparkstraat (QSnr ) Stadsdeel: Centrum Adres: Eerste Oosterparkstraat

Bijlage 5a. De AMZ-cyclus op land

Quickscan Archeologie. Bedrijfsunits te Deil. Gemeente Geldermalsen

RAAP-NOTITIE Plangebied Weideveld. Gemeente Bodegraven Een archeologische begeleiding

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Opdrachtgever TenneT TSO B.V. Postbus AS Arnhem. auteurs M. Arkema J. Tolsma. projectnr revisie februari 2012

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Archeologische Rapporten Oranjewoud 2012/166 Bureauonderzoek locatie Piekberging Haarlemmermeer (gemeente Haarlemmermeer)

GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART

Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel)

no-hoek: / zw-hoek: / zo-hoek: /

Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam, Gemeente Zwijndrecht, B&G rapport 899

Het is van belang dat Archeologie West-Friesland minstens een week van tevoren wordt geïnformeerd over de start van de werkzaamheden.

Dordrecht Ondergronds Waarneming 6 VEST 124, GEMEENTE DORDRECHT

Pagina 1 van 7. Archeologie West-Friesland Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Dordrecht Ondergronds 51. Gemeente Dordrecht, Schrijversstraat 7. Een archeologisch bureauonderzoek.

CHECKLIST. Beoordeling standaard rapport IVO-waarderend

Dordrecht Ondergronds Waarneming 2 DORDRECHT, SPUIBOULEVARD

: Archeologische begeleiding in Katwijk, Tweede Mientlaan

Archeologische Begeleiding

PLAN VAN AANPAK Waarderend booronderzoek

Archeologische Begeleiding Plangebied Plofsluis Gemeente Nieuwegein

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

Verkennend archeologisch onderzoek IVO Vorstenbosch-Bergakkers fase 2. R. Jansen, L.G.L. van Hoof

Ede, Roekelse Bos (gem. Ede)

Bureau voor Archeologie Rapport 273

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Heemsteedsekanaaldijk/Overeindse weg

QUICKSCAN N69 BRAAMBOSCHROTONDE, GEMEENTE BERGEIJK Arcadis Archeologisch Rapport 75 5 JANUARI 2016

Quickscan Archeologie. Forellenvisvijvers De Huif Aan de Uilenweg 2 Lelystad, gemeente Lelystad

Archeologisch onderzoek De Berghorst te Enter Noord

Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek

Archeologische Rapporten Oranjewoud 2012/163 Inventariserend veldonderzoek t.b.v. maatregelen archeologie N209B, gemeente Rijnwoude

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Selectiebesluit archeologie Hoeveneind tussen 7 en 21 Teteringen

Plangebied Best Hoofdstraat 28 - Sint Odulphusstraat. Archeologische begeleiding conform protocol proefsleuvenonderzoek. M.E. Hemminga. Archol.

Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat

Archeologische Begeleiding Tracébesluit N18 Varsseveld - Enschede definitief

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Bijlage 11 bij toelichting Bestemmingsplan Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug, Voorhout

Archeologietoets. locatie kerkstraat 57 Riel gemeente Goirle

Antea Group Archeologie 2015/128 Inventariserend veldonderzoek, verkennende fase, Sporthal Pastoor Heerkensdreef te Valkenswaard

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Bureauonderzoek Archeologie

RISICO-INVENTARISATIE DE WEID TE CASTRICUM

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ArcheoPro Archeologische rapporten nr Archeologische bouwbegeleiding Klimmen gemeente Voerendaal. Souterrains Partner of ArcheoPro

CHECKLIST. en Wetenschap aan instellingen die hebben aangetoond bekwaam te zijn tot het doen van

6500 voor Chr. RAAP-NOTITIE 4478 Plangebied Noorderweg 27 te Noordwijk 3750 voor Chr. Gemeente Marum Archeologisch vooronderzoek: een verkennend veldo

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Een leidingsleuf in Katwijk Klei-Oost Zuid. Een archeologische begeleiding aan de Trappenberglaan te Rijnsburg. A. Porreij-Lyklema. Archol.

MEMO. Projectgegevens

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

MIRT-Verkenning N65 Vught- Haaren. Resultaten uitwerking Quickscan, Bijlage 2: Archeologie

-Rapporten. Een archeologische begeleiding (protocol beperkte verstoring) op de locatie Grotestraat te Cuijk (NB) ARC-Rapporten

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68

Opdrachtgever Liander B.V. Postbus AB DUIVEN. auteurs I.S.J. Beckers J. Tolsma. projectnr revisie 0B 11 februari 2015

Plangebied naast Warfhuisterweg 12 te Wehe-Den Hoorn (gemeente De Marne) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Archeologische MonumentenZorg

Antea Group Archeologie 2016/99

Plangebied Visvijvers te Gendt

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55

Inventariserend veldonderzoek modificatie 1 (S-4876) en 2 (S-1233) De Krim GNIP 1511 De Krim-Hoogeveen

Transcriptie:

Archeologische Rapporten Oranjewoud 2011/103 (gemeente Waterland, N.H.) projectnr. 240107 revisie 00 12 september 2011 auteur(s) I. Vossen Opdrachtgever Erven J. Dekker van Wees p/a WNM Dekker De noord 32 1452 PT Ilpendam datum vrijgave beschrijving revisie 00 goedkeuring vrijgave 13-09-2011 definitief I. Vossen G. Sophie

Colofon Titel: Archeologische Rapporten Oranjewoud 2011/103. (gemeente Waterland, N.H.) Auteur(s): I. Vossen ISSN: 1570-6273 Oranjewoud B.V. Postbus 24 8440 AA Heerenveen Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Ingenieursbureau Oranjewoud bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt, door een derde of voor enig ander werk of doel dan waarvoor het is vervaardigd. Disclaimer Archeologisch vooronderzoek wordt in zijn algemeenheid uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren d.m.v. boringen, proefsleuven en/of veldkartering. Hoewel Ingenieursbureau Oranjewoud bv de grootste zorgvuldigheid betracht bij het uitvoeren van het archeologisch onderzoek, is het juist deze steekproefsgewijze benadering die het onmogelijk maakt garanties ten aanzien van de situatie af te geven op basis van de resultaten van een archeologisch vooronderzoek. Oranjewoud aanvaardt derhalve op generlei wijze aansprakelijkheid voor schade welke voortvloeit uit beslissingen genomen op basis van de resultaten van archeologisch (voor)onderzoek. blad 2 van 20

Inhoud blz. Administratieve gegevens...4 Samenvatting...5 1 Inleiding...7 2 Vooronderzoek...9 2.1 Bureauonderzoek...9 3 Onderzoeksopzet...11 3.1 Doel- en vraagstelling...11 3.2 Onderzoeksopzet en werkwijze...12 4 Onderzoeksresultaten...13 4.1 Bodemopbouw...13 4.2 Sporen en structuren...15 4.3 Vondstmateriaal...16 5 Conclusies en advies...17 5.1 Beantwoording onderzoeksvragen...17 5.2 Waardering...18 5.3 Conclusie en Selectieadvies...19 Literatuur en geraadpleegde bronnen...20 Bijlagen 1 Archeologische perioden 2 AMZ-cyclus 3 Sporen- en vondstenlijsten Kaarten 240107-S1 Allesporenkaart blad 3 van 20

Administratieve gegevens OW Projectnummer 240107 OM-nummer 45562 Provincie Noord-Holland Gemeente Waterland Plaats Ilpendam Toponiem De Noord 15 Kaartblad 25E Coördinaten 125465/497560 125480/497545 125480/497520 125462/497540 Kadaster Sectie E, nummer 2821 Opdrachtgever Erven J. Dekker Uitvoerder Oranjewoud Datum uitvoering april 2011 Projectteam I. Vossen (projectleider) I. Vossen (senior KNA-archeoloog) A. Spoelstra Bevoegd gezag Gemeente Waterland Beheer documentatie Oranjewoud Almere Vondstdepot n.v.t. Afbeelding 1 Locatie plangebied (Topografische Kaart 1:25.000 (niet op schaal), Topografische Dienst Kadaster, Emmen) blad 4 van 20

Samenvatting Op het perceel De Noord 15 te Ilpendam zal de bestaande bebouwing gesloopt worden, waarna een nieuwe woning wordt gerealiseerd. In januari 2011 heeft Oranjewoud ten behoeve hiervan een archeologische quickscan uitgevoerd 1. Het doel van deze quickscan was het bepalen van de noodzaak van een archeologisch onderzoek. Op basis van de resultaten van de quickscan is geconcludeerd dat het plangebied een hoge verwachting kent ten aanzien van archeologische resten uit de periode late middeleeuwen - nieuwe tijd. Op de beleidsadvieskaart van de gemeente Waterland valt het plangebied in een zone met een hoge archeologische verwachting - historische binnenstad. Archeologisch onderzoek is in deze zone verplicht bij ingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 0,3 m -mv. Het plangebied is hiermee onderzoeksplichtig. Geadviseerd is dan ook, conform het beleid van gemeente Waterland, een vervolgonderzoek uit te voeren door middel van een bureauonderzoek (uitbreiding van de quickscan) en een archeologische begeleiding van de sloop- en graafwerkzaamheden, waarbij eventueel aanwezige archeologische resten worden gedocumenteerd conform het protocol proefsleuven (IVO-p). De archeologische begeleiding is uitgevoerd op 7 april 2011, na de sloop van alle bovengrondse bebouwing en opstallen. Aangezien op de planlocatie ook asbestonderzoek moest plaatsvinden door middel van het graven van enkele smalle sleufjes, is besloten de archeologische begeleiding te laten samenvallen met het graven van deze asbestsleuven. Hierdoor kon snel en adequaat inzicht worden verkregen in de bodemopbouw en eventuele archeologische resten in de ondergrond. Op basis van de acht aangelegde sleuven kan gesteld worden dat het plangebied grotendeels verstoord is. Alleen in sleuf 1, in het uiterste zuiden van het plangebied, zijn twee sporen aangetroffen. Het gaat hierbij om een mogelijke uitbraaksleuf en een fragment van een bakstenen fundering uit of na eind 19 e eeuw.. Gezien de grootschalige verstoring binnen het plangebied en de geringe informatieve waarde van de spaarzaam aangetroffen sporen en vondsten wordt de vindplaats niet behoudenswaardig geacht. Geadviseerd wordt dan ook het plangebied wat betreft het aspect archeologie vrij te geven voor verdere ontwikkeling (nieuwbouw). Ook voor vrijgegeven (delen van) plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: ARCHIS-meldpunt, telefoon 033-4227682). Een vondstmelding bij de gemeentelijk of provinciaal archeoloog kan ook. 1 Spoelstra, A, 2011. Quickscan plangebied 'De Noord 15' te Ilpendam, gemeente Waterland, d.d. 26-01-2011 blad 5 van 20

blad 6 van 20

1 Inleiding Op het perceel De Noord 15 te Ilpendam zal de bestaande bebouwing gesloopt worden, waarna een nieuwe woning wordt gerealiseerd. Met de ontwikkelingen zijn bodemingrepen gemoeid, hetgeen betekent dat eventueel aanwezige archeologische resten door de graafwerkzaamheden worden bedreigd. Voor de uitvoering van deze ontwikkeling moet een ruimtelijke procedure worden doorlopen. Archeologie is één van de aspecten die in het kader van deze ontwikkeling dient te worden onderzocht. In januari 2011 heeft Oranjewoud ten behoeve van het onderhavige plangebied een quickscan uitgevoerd 2. Het doel van deze quickscan was het bepalen van de noodzaak van een archeologisch onderzoek. Op basis van de resultaten van de quickscan is geconcludeerd dat het plangebied een hoge verwachting kent ten aanzien van archeologische resten uit de periode late middeleeuwen - nieuwe tijd. Op de beleidsadvieskaart van de gemeente Waterland valt het plangebied in een zone met een hoge archeologische verwachting. Archeologisch onderzoek is in deze zone verplicht bij ingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 0,3 m -mv. Het plangebied is hiermee onderzoeksplichtig. Het plangebied maakt onderdeel uit van een grotere vindplaats: de laatmiddeleeuwse dorpskern van Ilpendam (AMK-terrein 14646). De resten hiervan zijn niet goed op te sporen door middel van een booronderzoek. Geadviseerd is dan ook, conform het beleid van gemeente Waterland, een vervolgonderzoek uit te voeren door middel van een bureauonderzoek (uitbreiding van de quickscan) en een archeologische begeleiding van de sloop- en graafwerkzaamheden, waarbij eventueel aanwezige archeologische resten kunnen worden gekarteerd en eventueel gewaardeerd conform het protocol proefsleuven (IVO-p). Voor de archeologische begeleiding is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk. Dit PvE is opgesteld door Oranjewoud, waarin integraal het archeologisch bureauonderzoek is opgenomen. 3 Het PvE is d.d. 16-3-2011 goedgekeurd door gemeente Waterland als bevoegde overheid. De archeologische begeleiding is uitgevoerd op 7 april 2011, na de sloop van alle bovengrondse bebouwing en opstallen. Aangezien op de planlocatie ook asbestonderzoek moest plaatsvinden door middel van het graven van enkele smalle sleufjes, is besloten de archeologische begeleiding te laten samenvallen met het graven van deze asbestsleuven. Hierdoor kon snel en adequaat inzicht worden verkregen in de bodemopbouw en eventuele archeologische resten in de ondergrond. Het veldonderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2. 2 Spoelstra, A, 2011. Quickscan plangebied 'De Noord 15' te Ilpendam, gemeente Waterland, d.d. 26-01-2011 3 Spoelstra, A. & A. Bakker, 2011. Programma van Eisen Archeologische begeleiding sloopwerkzaamheden De Noord 15 te Ilpendam. Oranjewoud, Heerenveen. blad 7 van 20

Ligging onderzoekslocatie Het plangebied is gelegen aan de Noord 15 te Ilpendam, gemeente Waterland (Noord-Holland). Het terrein is ca. 800 m 2 groot (afbeelding 1 en 2). Het woonhuis aan De Noord en de achterliggende loods waren op het moment van veldwerk al gesloopt tot aan maaiveld. Afbeelding 2. Locatie plangebied (bron: Google maps) blad 8 van 20

2 Vooronderzoek In eerste instantie is door Oranjewoud een archeologische quickscan uitgevoerd. Hieruit werd onder ander duidelijk dat het plangebied in een zone met een hoge archeologische verwachting. Archeologisch onderzoek is in deze zone verplicht bij ingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 0,3 m -mv. Vervolgens is een Programma van Eisen opgesteld voor het uitvoeren van een archeologische begeleiding van de sloop. Integraal in dit PvE is een archeologisch bureauonderzoek opgenomen. Een korte samenvatting van dit bureauonderzoek is in het onderstaande opgenomen. 2.1 Bureauonderzoek Hoewel Ilpendam pas in de late middeleeuwen voor het eerst wordt genoemd kan, op basis van vindplaatsen in de wijdere omgeving van het plangebied, worden aangenomen dat het veengebied waarschijnlijk vanaf de laatste fase van de vroege middeleeuwen in gebruik is geweest door de mens (circa 10 e eeuw na Chr.). In deze periode waren de hoogveenkussen dusdanig hoog gegroeid, dat bewoning en zelfs akkerbouw mogelijk was. Het veengebied werd vermoedelijk gekoloniseerd vanaf het westelijk gelegen strandwallengebied, dat al sinds het neolithicum permanent werd bewoond. De eerste bewoners zijn waarschijnlijk via de veenstroompjes het veengebied binnengetrokken. Als gevolg van landbouwactiviteiten en ontwatering daalde het maaiveld al snel. Hierdoor begon men al snel met het opwerpen van terpen. In de omgeving zijn zeer veel huisterpen bekend 4. Ilpendam is ontstaan op de locatie waar de Ilp in de voormalige Purmer uitmondde. Hier werd in de 12e/13e eeuw na Chr. een dam opgeworpen. Ilpendam is altijd een klein dorp gebleven, met name omdat Purmerend zich ontwikkelde tot heerlijkheid. Ilpendam viel onder deze heerlijkheid. Purmerend kon, als gevolg van bepaalde stedelijke privileges groeien (nijverheid e.d.), hetgeen verboden was voor de ondergeschikte dorpen 5. Gespecificeerde archeologische verwachting: Vroege middeleeuwen: uit deze periode worden vooral losse vondsten verwacht. Door erosie en oxidatie van het veengebied zullen vindplaatsen uit deze periode niet meer intact zijn. Late middeleeuwen - nieuwe tijd: in deze periode ontstaat de historische nederzetting Ilpendam. Het plangebied maakt hier onderdeel van uit. In het plangebied worden archeologische/bouwhistorische resten verwacht die samenhangen met deze nederzetting. Er worden verhoogde huisplaatsen verwacht (veenterpen), ophoogpakketten en resten van bebouwing in hout- en steenbouw. 4 Bos & Manning, 1985 5 bron: oudheidkundige vereniging Ilpendam blad 9 van 20

Afbeelding 3. Het plangebied op de kadastrale minuut, kaartbeeld 1811-1830 (aantekening 'vervallen' verwijst naar nieuwe kartering in 1901) blad 10 van 20

3 Onderzoeksopzet 3.1 Doel- en vraagstelling Het doel van de uitgevoerde archeologische begeleiding is in de eerste plaats het systematisch onderzoeken van het plangebied op de aanwezigheid van archeologische vondsten en/of sporen (karteren). In de tweede plaats dient het onderzoek om de aard, omvang, datering, gaafheid, conservering en inhoudelijke kwaliteit van deze archeologische resten vast te stellen (waarderen). Het onderzoek dient antwoord te geven op de volgende vragen: 1. Zijn er in de ondergrond archeologische resten in de vorm van grondsporen of andere resten zoals gebouwplattegronden/funderingsresten aanwezig? 2. Wat is de aard, omvang, datering en conserveringstoestand van de archeologische resten, grondsporen en structuren? Wat kan er in dit verband worden gezegd over de archeologische verwachting in de wijdere omgeving van het plangebied? 3. Wat is de ruimtelijke spreiding van de archeologische resten en sporen, zowel horizontaal als verticaal/stratigrafisch? 4. Wat is de geologische/bodemkundige opbouw van het onderzoeksgebied? 5. Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig en wat is hun conserveringstoestand? 6. Wat is de fysieke kwaliteit van sporen en vondsten? 7. Bevatten de in de proefsleuven nader onderzochte sporen goed geconserveerde paleo-ecologische of zooacheologische resten, al dan niet verbrand of verkoold? 8. Hoe kunnen de aangetroffen sites gewaardeerd worden op basis van de fysieke en archeologische inhoudelijke kwaliteit? 9. Wat kan op basis van de bodemprofielen en vondsten gezegd worden over de ontginnings- en bewoningsgeschiedenis van het gebied? 10. Wanneer zijn de archeologische sites als woonplaats of anderszins in onbruik geraakt? Specifieke onderzoeksvragen: 11. Hoe voegen de resultaten van dit sleuvenonderzoek toe aan hetgeen we nu al weten van de bewoning in Ilpendam? blad 11 van 20

3.2 Onderzoeksopzet en werkwijze Datum uitvoering 7 april 2011 Veldteam Ivo Vossen (senior KNA-archeoloog), Oranjewoud Marcel Does (milieukundige/veldtechnicus), Oranjewoud Weersomstandigheden half bewolkt, ca. 15 o In het kader van het asbestonderzoek zijn verspreid over het plangebied acht sleuven gegraven met een minigraver (zie kaart in de kaartenbijlage voor de ligging van de sleuven). De afmetingen van de sleuven zijn steeds 0,5 bij ca. 2 m. De diepte varieert van 0,5 tot ca. 1 m. De sleuven zijn afwisselend noord-zuid en oost-west georiënteerd. De sleuven zijn geïnspecteerd op het voorkomen van archeologische sporen en vondsten. Bij het graven van de sleuven is met een metaaldetector gezocht. Naast bovengenoemd sleuvenonderzoek heeft ook een inspectie van de (beperkte) sloop van de recente funderingen en een kleine kelderruimte plaatsgevonden. Ook hierbij is gelet op het voorkomen van archeologische sporen en vondsten. Tevens is erop gelet dat de bodemverstoring bij het verwijderen van de kelder en recente funderingen tot een minimum is beperkt. Afbeelding 4. Het plangebied tijdens het onderzoek (richting NO); op de voorgrond sleuf 2 met rechts daarvan (afgedekt met het hek) de nog te slopen kelder. blad 12 van 20

4 Onderzoeksresultaten 4.1 Bodemopbouw Van vier sleuven is de bodemopbouw nader bekeken door het afsteken van een lengteprofiel. In twee sleuven is daarnaast een gutsboring verricht om de diepere bodemopbouw te bekijken. Sleuf 1 De eerste 20 cm bestaat uit sterk een verstoorde zandlaag, vermengd met veel puin en baksteen (zie afbeelding 5). Hieronder ligt tot onderkant sleuf (60 cm -mv, 0,63 m -NAP) sterk veraard veen, bovenin matig puinhoudend. In de gutsboring die is gezet vanaf de onderkant sleuf loopt dit veenpakket door tot 80 cm -mv. Onder het veenpakket ligt een kleipakket tot minimaal 160 cm -mv (einde boring). Het gaat om donkergrijze, slappe klei, zwak siltig en sterk humeus. Afbeelding 5. Sleuf 1 (richting ZO). Sleuf 2 In deze sleuf liggen twee ophogingspakketten op het veenpakket (zie afbeelding 6). Boven ligt dezelfde zandige, sterk puinhoudende ophogingslaag als in sleuf 1, ca. 20 cm dik. Eronder is een iets schonere zandlaag gelegen, matig puinhoudend. Onderin de sleuf ligt het veenpakket, met sterk veraard en matig puinhoudend veen in de top. De top van het veenpakket duikt van zuid naar noord flauw naar beneden. Sleuf 3 In sleuf 3 ligt de bovenste zandige ophogingslaag (30 cm dik) direct op het veen, dat ook hier in de top (scherpe overgang) sterk veraard en matig puinhoudend is (zie afbeelding 7). Een gutsboring vanaf de onderkant van de sleuf heeft tot 2 m -mv bruin rietveen aangetoond (niet veraard). blad 13 van 20

Afbeelding 6. Sleuf 2 (richting O). Afbeelding 7. Sleuf 3 (richting N). Sleuf 4 Ter plaatse van sleuf 4 is de bovenste ophogingslaag 55 cm dik (zie afbeelding 8). Naast veel puin, met ook recenter baksteen en betonsteen, zijn sintels waargenomen. Van 55 cm -mv tot 80 cm -mv (onderkant sleuf) ligt hier met een scherpe overgang het veenpakket, sterk puinhoudend. Uit de top van het veen is onder andere een aardewerkfragmentje industrieel wit geborgen (V2). blad 14 van 20

Afbeelding 8. Sleuf 4 (richting Z). Samenvatting en interpretatie bodemopbouw Over het hele plangebied is een sterk puinhoudende, zandige ophogingslaag aanwezig, Deze laag varieert in dikte van ca. 20-30 cm aan de zuidzijde tot ca. 50-60 cm aan de noordzijde. Ter hoogte van sleuf 2 is onder deze laag nog een iets schonere (matig puinhoudende) zandlaag aanwezig van ca. 30 cm dik. Onder de ophogingslaag c.q. -lagen ligt met een scherpe overgang een veenpakket, waarvan de top steeds sterk veraard is en matig puinhoudend. Dit veenpakket loopt naar onderen toe door tot minimaal 2 m -mv (ca. 2,3 m -NAP). Het gaat om bruin rietveen. Aan de uiterste zuidzijde van het plangebied is veen dunner; het gaat hier op 80 cm -mv over (geleidelijke overgang) in een pakket sterk siltige, slappe klei. Dit pakket loopt naar onderen in elk geval door tot ca. 160 cm -mv (ca. 1,65 m -NAP). Dit kleipakket kan worden geïnterpreteerd als oeverafzettingen van de Ilp. 4.2 Sporen en structuren Alleen in Sleuf 1 zijn twee sporen aangetroffen (zie ook afbeelding 5). Het gaat om een mogelijke uitbraaksleuf (S1) en stuk van een bakstenen fundering (S2). Voor zover vastgesteld is kunnen worden heeft de uitbraaksleuf een noord-zuidoriëntatie. De oriëntatie van de fundering is niet vastgesteld kunnen worden. In elk geval lijkt aan de noord- en oostzijde de kopse c.q. langszijde van fundering bloot te liggen. De fundering loopt aan de westzijde niet verder door en aan de zuidzijde nog slechts ca. 50 cm. Voor deze beiden zijden is het echter minder duidelijk of het gaat om een kopse c.q. langszijde. Minimaal aan één van deze zijden zal de fundering oorspronkelijk verder hebben door gelopen. Waarschijnlijk is de fundering gedeeltelijk gesloopt bij de bouw van het recent gesloopte woonhuis. De fundering bestond nog uit 7 lagen baksteen met specie. Van een duidelijk metselverband is geen sprake. De (oranje) bakstenen in de onderste laag kennen een formaat van ca. 21,5 x 11 x 5,5 cm (lxbxh; Waalformaat), de rode bakstenen in de bovenliggende lagen zijn kleiner en meten ca. 17 x 8 x 4 cm (Rijn- of IJsselformaat). Het Waalformaat komt pas in zwang aan het eind van de 19 e eeuw. Daarmee kan aan de hand van de onderste laag bakstenen de zogenaamde terminus post quem worden vastgesteld: de fundering dateert niet eerder dan vanaf eind 19 e eeuw. blad 15 van 20

4.3 Vondstmateriaal In de verstoorde en/of ophogingspakketten is voornamelijk puin aanwezig, bestaande uit slooppuin (met name baksteen). In twee sleuven is ook aardewerk geborgen. 6 In sleuf 1 zijn uit spoor S1 (uitbraaksleuf?) twee kleine fragmenten rood- resp. witbakkend geglazuurd aardewerk aangetroffen. De datering hiervan heeft een brede range, van late middeleeuwen tot ver in de nieuwe tijd. Daarmee kan de betreffende uitbraaksleuf dan ook niet nader gedateerd worden dan ten vroegste in de late middeleeuwen. Het industrieel wit aardewerk dat in de top van het veenpakket in sleuf 4 is aangetroffen kan dateren vanaf de tweede helft 19 e eeuw tot ver in de 20 e eeuw. Tabel 1. Aantallen en gewicht per vondstcategorie Inhoud Aantal Gewicht (gr.) keramiek 5 21 Tabel 2. Determinatie (ABR) van het aangetroffen aardewerk VN Materiaal Catnr Code Code GEW. AANTAL Algemeen Specifiek (gr.) RAND WAND BODEM Begindatering Einddatering 1 KER 1 WIT --- 1 4 0 1 0 LMEB NT 1 KER 2 ROOD GLAZUUR 1 4 0 1 0 LMEB NT 2 KER 1 ROOD GLAZUUR 1 6 0 1 0 LMEB NT 2 KER 2 WIT --- 1 5 0 1 0 NT NT 2 KER 3 INDUSWIT --- 2 3 0 2 0 NTC RECENT 6 Het aardewerk is gedetermineerd door drs. M. Craane, onder begeleiding van drs. H. Koopmanschap (beiden van Oranjewoud). blad 16 van 20

5 Conclusies en advies 5.1 Beantwoording onderzoeksvragen Op basis van het archeologisch onderzoek aan De Noord 15 te Ilpendam kunnen onderstaande antwoorden worden geformuleerd op de in het PvE opgenomen onderzoeksvragen. 1. Zijn er in de ondergrond archeologische resten in de vorm van grondsporen of andere resten zoals gebouwplattegronden/funderingsresten aanwezig? Op basis van de acht aangelegde sleuven kan gesteld worden dat het plangebied grotendeels verstoord is. Alleen in sleuf 1, in het uiterste zuiden van het plangebied, zijn twee sporen aangetroffen. Het gaat hierbij om een mogelijke uitbraaksleuf en een fragment van een bakstenen fundering. 2. Wat is de aard, omvang, datering en conserveringstoestand van de archeologische resten, grondsporen en structuren? Wat kan er in dit verband worden gezegd over de archeologische verwachting in de wijdere omgeving van het plangebied? Zie onder vraag 1. 3. Wat is de ruimtelijke spreiding van de archeologische resten en sporen, zowel horizontaal als verticaal/stratigrafisch? De twee aangetroffen sporen zijn in het uiterste zuiden van het plangebied aangetroffen, in de top van het veraarde veen. 4. Wat is de geologische/bodemkundige opbouw van het onderzoeksgebied? Over het hele plangebied is een sterk puinhoudende, zandige ophogingslaag aanwezig. Onder de ophogingslaag c.q.- lagen ligt met een scherpe overgang een veenpakket, waarvan de top steeds sterk veraard is en matig puinhoudend. Dit veenpakket loopt naar onderen toe door tot minimaal 2 m -mv (ca. 2,3 m -NAP ). Het gaat om bruin rietveen. Aan de uiterste zuidzijde van het plangebied is veen dunner; het gaat hier op 80 cm -mv over (geleidelijke overgang) in een pakket sterk siltige, slappe klei. Dit pakket loopt naar onderen in elk geval door tot ca. 160 cm -mv (ca. 1,65 m -NAP). Dit kleipakket kan worden geïnterpreteerd als oeverafzettingen van de Ilp. 5. Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig en wat is hun conserveringstoestand? Naast veel slooppuin, met name in de vorm van baksteenfragmenten, is in twee sleuven aardewerk aangetroffen (5 scherven). In het noordelijk deel van het plangebied is ook recenter slooppuin in de vorm van beton(steen) aangetroffen alsmede sintels. In twee sleuven zijn in totaal vijf aardewerkfragmenten aangetroffen. 6. Wat is de fysieke kwaliteit van sporen? De funderingen van de bebouwing die voorafgaat aan het recente gesloopte pand zijn grotendeels verstoord. In sleuf 1 is alleen nog een restant van een bakstenen fundering (daterend uit of jonger dan eind 19 e eeuw) en een (mogelijke) uitbraaksleuf aangetroffen. 7. Bevatten de in de proefsleuven nader onderzochte sporen goed geconserveerde paleo-ecologische of zooarcheologische resten, al dan niet verbrand of verkoold? Nee, er zijn geen paleo-ecologische of zoölogische resten aangetroffen. blad 17 van 20

8. Hoe kunnen de aangetroffen sites gewaardeerd worden op basis van de fysieke en archeologische inhoudelijke kwaliteit? Zie paragraaf 5.2 9. Wat kan op basis van de bodemprofielen en vondsten gezegd worden over de ontginnings- en bewoningsgeschiedenis van het gebied? Het minimale wat op basis van het veldonderzoek gesteld kan worden is dat de oeverwal van de Ilp ter plekke van het plangebied in of na eind 19 e bebouwd is. Op basis van oud kaartmateriaal (zie Hoofdstuk 2) is echter duidelijk dat begin 19 e eeuw ook al van bebouwing sprake was. Van deze of mogelijk oudere bebouwing is evenwel geen spoor teruggevonden. 10. Wanneer zijn de archeologische sites als woonplaats of anderszins in onbruik geraakt? Daarvan lijkt geen sprake; het plangebied is tot aan de sloop van de laatste bebouwing als woonplaats in gebruik geweest. Specifieke onderzoeksvragen: 11. Hoe voegen de resultaten van dit sleuvenonderzoek toe aan hetgeen we nu al weten van de bewoning in Ilpendam? Helaas kunnen op basis van onderzoeksresultaten geen nieuwe feiten aan de kennis over de bewoning van Ilpendam worden toegevoegd. 5.2 Waardering Het onderhavige onderzoek betreft een karterend alsmede waarderend onderzoek. Er is in de eerste plaats gekeken naar de aan- of afwezigheid van archeologische vindplaatsen (karteren). De aangetroffen vindplaats dient vervolgens ook gewaardeerd te worden op fysieke (en inhoudelijke) kwaliteiten, waaruit een waardestelling volgt. Aan de hand van deze waardestelling zal worden geadviseerd of de vindplaats al dan niet behoudenswaardig is. De waardering van een vindplaats geschiedt aan de hand van een aantal criteria zoals vastgelegd in de KNA 3.2 (Bijlage IV: Het waarderen van vindplaatsen). Het proces van waarderen kan schematisch worden weergegeven zoals in afbeelding 9. In dit proces zijn een aantal stadia te onderscheiden die aan de hand van verschillende criteria doorlopen moeten worden. Afbeelding 9. Processchema waarderingscriteria archeologische vindplaatsen. blad 18 van 20

Beleving De criteria 'schoonheid' en 'herinneringswaarde' hebben betrekking op nog zichtbare relicten in het landschap en een associatie van de vindplaats met een historische gebeurtenis. Beide aspecten zijn in het geval van onderhavig plangebied echter niet van toepassing. Fysieke kwaliteit Wanneer het belevingsaspect niet kan worden bepaald, dient ook de fysieke kwaliteit van de vindplaats meegenomen te worden. De fysieke kwaliteit wordt vastgesteld aan de hand van twee criteria: 'gaafheid' en 'conservering', waarbij het eerste betrekking heeft op de vindplaats als geheel en het tweede op de conserveringstoestand van het vondstmateriaal. Beide criteria worden gescoord tussen 1 (laag) en 3 (hoog). Gezien de grootschalige verstoring binnen het plangebied scoort de vindplaats laag, zowel wat betreft gaafheid als conservering. Een vindplaats is behoudenswaardig als deze op de fysieke kwaliteit bovengemiddeld scoort ( 5). Is de score lager dan wordt ook gekeken naar de inhoudelijke kwaliteit. Indien één van deze criteria hoog scoort (3) is een vindplaats alsnog behoudenswaardig. Inhoudelijke kwaliteit Ook wat betreft inhoudelijke kwaliteit scoort de vindplaats laag. Met name de relatief recente datering van de aangetroffen sporen bepaalt dat de weinige aangetroffen resten inhoudelijk een geringe bijdrage kunnen leveren aan de kennis over het verleden. Tabel 3. Scoretabel waardestelling vindplaats Waarde Criteria Score Beleving Schoonheid n.v.t. Herinnering n.v.t. Fysieke kwaliteit Gaafheid 1 Conservering 1 Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 1 Informatiewaarde 1 Ensemblewaarde 1 Representativiteit n.v.t. 5.3 Conclusie en Selectieadvies Gezien de grootschalige verstoring binnen het plangebied en de geringe informatieve waarde van de spaarzaam aangetroffen sporen en vondsten wordt de vindplaats niet behoudenswaardig geacht. Geadviseerd wordt dan ook het plangebied wat betreft het aspect archeologie vrij te geven voor verdere ontwikkeling (nieuwbouw). Ook voor vrijgegeven (delen van) plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: ARCHIS-meldpunt, telefoon 033-4227682). Een vondstmelding bij de gemeentelijk of provinciaal archeoloog kan ook. Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. Almere, september 2011. blad 19 van 20

Literatuur en geraadpleegde bronnen Berendsen, H.J.A. 2008 (5 e druk). De vorming van het land. Inleiding in de geologie en geomorfologie. Van Gorcum, Assen. Bos, J.M. & R.A.G.F.M. Manning, 1985. Waterlandse Archeologische Rapporten I - Archeologische Waarden in de Ruilverkaveling Waterland-I (Purmerland). RAAP-rapport 1, RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam Mulder, F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff & T.E. Wong (eds). 2003. De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff Groningen/Houten. Spoelstra, A., 2011. Quickscan De Noord 15 te Ilpendam, gemeente Waterland. Briefrapport Ingenieursbureau Oranjewoud BV, Heerenveen. Stiboka. 1980. Bodemkaart van Nederland (schaal 1:50.000). Toelichting bij kaartblad Blad 25 oost Amsterdam. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Kaarten Geomorfologische kaart 1:50.000 (Rijks Geologische Dienst) Bodemkaart 1:50.000 (Stichting voor bodemkartering) Topografische kaart 1:25.0000 Internet http://www.bodemdata.nl http://www.dinoloket.nl http://ilpendam.geschiedenisbank-nh.nl http://www.kich.nl http://www.watwaswaar.nl http://archis2.archis.nl blad 20 van 20

Bijlage 1: Archeologische perioden

Bijlage 1: Archeologische perioden Als bijlage op de resultaten en verzamelde gegevens wordt hieronder een algemene ontwikkeling van de bewonersgeschiedenis in Nederland geschetst. Gedurende het paleolithicum (300.000-8800 voor Chr.) hebben moderne mensen (homo sapiens) onze streken tijdens de warmere perioden wel bezocht, doch sporen uit deze periode zijn zeldzaam en vaak door latere omstandigheden verstoord. De mensen trokken als jager-verzamelaars rond in kleine groepen en maakten gebruik van tijdelijke kampementen. De verschillende groepen jager-verzamelaars exploiteerden kleine territoria, maar verbleven, afhankelijk van het seizoen, steeds op andere locaties. In het mesolithicum (8800-4900 voor Chr.) zette aan het begin van het Holoceen een langdurige klimaatsverbetering in. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor geleidelijk een bosvegetatie tot ontwikkeling kwam en de variatie in flora en fauna toenam. Ook in deze periode trokken de mensen als jager-verzamelaars rond. Voorwerpen uit deze periode bestaan voornamelijk uit voor de jacht ontworpen vuurstenen spitsjes. De hierop volgende periode, het neolithicum (5300-2000 voor Chr.), wordt gekenmerkt door een overschakeling van jager-verzamelaars naar sedentaire bewoners, met een volledig agrarische levenswijze. Deze omwenteling ging gepaard met een aantal technische en sociale vernieuwingen, zoals huizen, geslepen bijlen en het gebruik van aardewerk. Door de productie van overschot kon de bevolking gaan groeien en die bevolkingsgroei had tot gevolg dat de samenleving steeds complexer werd. Uit het neolithicum zijn verschillende grafmonumenten bekend, zoals hunebedden en grafheuvels. Het begin van de bronstijd (2000-800 voor Chr.) valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen, zoals bijlen. Het gebruik van vuursteen was hiermee niet direct afgelopen. Vuursteenmateriaal uit de bronstijd is meestal niet goed te onderscheiden van dat uit andere perioden. Het aardewerk is over het algemeen zeldzaam. De grafheuveltraditie die tijdens het neolithicum haar intrede deed werd in eerste instantie voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, eventueel omgeven door een greppel. In de ijzertijd (800-12 voor Chr.) werden de eerste ijzeren voorwerpen gemaakt. Ten opzichte van de bronstijd traden er in de aardewerktraditie en in het gebruik van vuursteen geen radicale veranderingen op. De mensen woonden in verspreid liggende hoeven of in nederzettingen van enkele huizen. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen (celtic fields). In deze periode werden de kleigebieden ook in gebruik genomen door mensen afkomstig van de zandgebieden. Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand. Er zijn zogenaamde vorstengraven bekend in Zuid-Nederland, maar de meeste begravingen vonden plaats in urnenvelden. Met de Romeinse tijd (12 voor Chr. tot 450 na Chr.) eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als rijksgrens van het Romeinse Rijk ingesteld. Ter controle van deze zogenaamde limes werden langs de Rijn castella (militaire forten) gebouwd. De inheems leefwijze handhaafde zich wel, ook al werd de invloed van de Romeinen steeds duidelijker in soorten aardewerk (o.a. gedraaid) en een betere infrastructuur. Onder meer ten gevolge van invallen van Germaanse stammen ontstond er instabiliteit wat uiteindelijk leidde tot het instorten van de grensverdediging langs de Rijn. Over de middeleeuwen (450-1500 na Chr.), en met name de vroege middeleeuwen (450-1000 na Chr.), zijn nog veel zaken onbekend. Archeologische overblijfselen zijn betrekkelijk schaars. De politieke macht was na het wegvallen van de Romeinen in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Vanaf de 10 e eeuw ontstaat er weer enige stabiliteit en is een toenemende feodalisering zichtbaar. Door bevolkingsgroei en gunstige klimatologische omstandigheden werd in deze periode een begin gemaakt met het ontginnen van bos, heide en veen. Veel van onze huidige steden en dorpen dateren uit deze periode. De hierop volgende periode 1500 heden wordt aangeduid als nieuwe tijd.

Bijlage 2: Archeologische Monumentenzorg (AMZ) schematisch overzicht AMZ verklarende woordenlijst AMZ

Verklarende woordenlijst Archeologische Monumentenzorg (AMZ) Archeologische begeleiding (STAP 5c) Een archeologische begeleiding wordt uitgevoerd wanneer proefsleuven of en opgraving niet mogelijk zijn door bijvoorbeeld civieltechnische beperkingen. Archeologische indicatoren Hiermee worden aanwijzingen in de bodem bedoeld die duiden op menselijke activiteiten in het verleden, zoals aardewerkscherven, houtskool, botmateriaal, vondstlagen, etc. Archis Archeologisch informatiesysteem voor Nederland. Een digitale databank met gegevens over archeologische vindplaatsen en terreinen. Bureauonderzoek (STAP 1) Het bureauonderzoek is een rapportage waarin een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel wordt opgesteld aan de hand van geomorfologische en bodemkaarten, de Archeologische Monumentenkaart (AMK), het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS), historische kaarten en archeologische publicaties. Fysiek beschermen (STAP 4c) De archeologische resten blijven in de bodem behouden door bijvoorbeeld planaanpassingen. Geofysisch onderzoek Meetapparatuur brengt archeologische verschijnselen in de bodem driedimensionaal in kaart zonder te boren of te graven. Dit kan bijvoorbeeld door radar-, weerstandsonderzoek of elektromagnetische metingen. Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Dit model geeft op detailniveau voor het plangebied aan wat aan archeologische vindplaatsen aanwezig kan zijn. Op basis van dit verwachtingsmodel wordt bepaald of een inventariserend veldonderzoek nodig is en wat de juiste methode is om eventueel aanwezige archeologische resten aan te tonen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) (STAP 2) Tijdens een inventariserend veldonderzoek worden archeologische waarden in het veld geïnventariseerd en gedocumenteerd. Waar is wat in de bodem aanwezig? De inventarisatie kan bestaan uit een inventariserend veldonderzoekoverig (door middel van een booronderzoek, veldkartering en/of geofysisch onderzoek) en/of een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. Wat de beste methode is, hangt sterk af van de omstandigheden en de aard van de vindplaats. Inventariserend veldonderzoek - overig (IVO-o) (STAP 2b of 2c) Bij een Inventariserend veldonderzoek - overig door middel van boringen (IVOo) worden boringen gezet door middel van een handboor of guts. Inventariserend veldonderzoek -proefsleuven (IVO-p) (STAP 2f) Proefsleuven zijn lange sleuven van twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar aanwijzingen zijn voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) - Verkennende fase (STAP 2b) Wanneer bij het bureauonderzoek onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om een gespecificeerd verwachtingsmodel op te stellen, wordt een inventariserend veldonderzoek - verkennende fase uitgevoerd. In deze fase wordt onderzocht of de bodem nog intact is, wat de bodemopbouw is en hoe deze invloed heeft gehad op de locatiekeuze van de mens in het verleden. Het onderzoek is bedoeld om kansarme zones om archeologische resten aan te treffen uit te sluiten en kansrijke zones te selecteren voor vervolgonderzoek. Een verkennend onderzoek kent een relatief lage onderzoeksintensiteit en wordt meestal uitgevoerd door middel van boringen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) - Karterende fase (STAP 2c of 2f) Tijdens een inventariserend veldonderzoek - karterende fase wordt het plangebied systematisch onderzocht op de aanwezigheid van archeologische sporen en/of vondsten. De intensiteit van onderzoek is groter dan in de verkennende fase, bijvoorbeeld door een groter aantal boringen per hectare of door het aanleggen van proefsleuven. Inventariserend veldonderzoek (IVO) - Waarderende fase (STAP 2f) Tijdens de waarderende fase wordt aangegeven of de aangetroffen archeologische vindplaatsen behoudenswaardig zijn. Dat betekent dat de aard, omvang, datering, conservering en inhoudelijke kwaliteit van de vindplaats(en) wordt vastgesteld. Wanneer de waardering van de archeologische resten laag is, hoeft geen verder archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het plangebied wordt 'vrijgegeven'. Wanneer de resten behoudenswaardig zijn, wordt in eerste instantie behoud in situ (ter plekke in de bodem) nagestreefd. Wanneer dit door de voorgenomen ontwikkelingen niet mogelijk is, wordt vervolgonderzoek uitgevoerd in de vorm van een opgraving of archeologische begeleiding. Vaak wordt deze fase gecombineerd uitgevoerd met het inventariserend veldonderzoek karterende fase. Opgraving (STAP 5c) Wanneer door de toekomstige ontwikkelingen aanwezige archeologische resten in de bodem niet behouden kunnen worden, wordt een opgraving uitgevoerd. Tijdens de opgraving worden archeologische resten gedocumenteerd, gefotografeerd en bestudeerd. Hierdoor wordt informatie over het verleden zo goed mogelijk vastgelegd en behouden. Plan van Aanpak (PvA) (STAP 2a) Voor een booronderzoek is een Plan van Aanpak (PvA) noodzakelijk. Het PvA beschrijft hoe het veldwerk wordt uitgevoerd en uitgewerkt. Programma van Eisen (PvE) (STAP 2d of 5a) Voor het uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek - proefsleuven, archeologische begeleiding of opgraving is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk. Het PvE beschrijft het doel, vraagstelling en uitvoeringsmethode van het archeologisch onderzoek. Dit document wordt beschouwd als basisdocument voor archeologisch veldonderzoek waarmee de inhoudelijke kwaliteit gewaarborgd wordt. Het PvE wordt goedgekeurd door het bevoegd gezag (gemeente, provincie of het rijk). Quickscan In een quickscan wordt geïnventariseerd of en waar archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Selectieadvies (STAP 3) In het selectieadvies wordt op archeologisch inhoudelijke argumenten het advies gegeven welke delen van het plangebied vrijgegeven kunnen worden voor verdere ontwikkeling en welke delen behouden of opgegraven moeten worden. Selectiebesluit (STAP 4) De bevoegde overheid (gemeente, provincie of soms het rijk) geeft op basis van het selectieadvies aan welke maatregelen genomen worden. De bevoegde overheid kan van het selectieadvies afwijken indien zij dat nodig acht. Veldkartering Bij een veldkartering wordt het plangebied systematisch belopen om archeologische oppervlaktevondsten te verzamelen.

Bijlage 3: Vondsten- en sporenlijst

Projectnummer: 240107 OM-nr: 45562 Projectnaam: AB De Noord Ilpendam Locatiegegevens: De Noord Vondstenlijst Vondstnummer WP Vlak Vondstdatum Spoornumme r Vulling Segment Profiel Profielnr Monsternr. Verzamelwijze Opmerkingen Inhoud Splitslijst. aantal gew. 1 1 1 7-4-2011 1 1 aanleg vlak KER 2 8 2 4 1 7-4-2011 profiel laag 3 KER 3 13 14-9-2011 Pagina 1 van 1

Projectnummer: 240107 OM-nr: 45562 Projectnaam: AB De Noord Ilpendam Locatiegegevens: De Noord Sporenlijst Spoornummer WP Vlak Datum Spoordefinitie NAP-hoogte Diepte (cm.) Laagbeschrijving Vondstnrs. Opmerkingen 1 1 1 7-4-2011 overig (zie opm.) -0,35 30 1 kz2 pu4ba4 drgr 1 uitbraaksleuf 2 1 1 7-4-2011 muurwerk -0,23 fundering 14-9-2011 Pagina 1 van 1

Kaartenbijlage

123600 123610 123620 123630 123640 Sleuf 1 S1 S2 8 4 1:50 6 7 5 3 2 1 0 12 m 00 12-09-2011 definitief IV NR DATUM WIJZIGING GET. Legenda: Sporen Sleuven Plangebied OPDRACHTGEVER De heer W. Dekker PROJECTOMSCHRIJVING Archeologische begeleiding De Noord 15 te Ilpendam KAARTTITEL Locatie sleuven GIS-specialist I. Vossen PROJECTLEIDER I. Vossen KAARTNUMMER 240107-S1 SCHAAL 1:250 FORMAAT A4 BLAD IN BLADEN 1 IN 1 WIJZ.NR 00 kadaster STATUS definitief (r:\00240000\00240107\arcgis\240107-s1.mxd)