Zondag 24 september Welkom in De Regenboog
Voorganger : ds. Johan Wegerif Ouderling van Dienst : Wim Slooijer Organist Koster : Rien Hoekjen : Jasper Schotman Zingen Lied 1012: 1, 2, 3, 4 en 5
Zingen: Lied 1012: 1, 2, 3, 4 en 5 Vers 1
Welkom Zingen Psalm 121: 1 en 2
Psalm 121: 1 en 2 1 Ik sla mijn ogen op en zie de hoge bergen aan, waar komt mijn hulp vandaan? Mijn hulp is van mijn Here, die dit alles heeft geschapen. Mijn herder zal niet slapen. Vers 2
2 Uw wankele voeten zet Hij vast, als gij geen uitkomst ziet: uw wachter sluimert niet! Zijn oog wordt door geen slaap verrast, Hij wil, als steeds voor dezen, Israëls wachter wezen. Groet
Groet Bemoediging Zingen Psalm 121: 3 en 4
Psalm 121: 3 en 4 3 De Heer brengt al uw heil tot stand, des daags en in de nacht houdt Hij voor u de wacht. Uw schaduw aan uw rechterhand: de zon zal u niet schaden, de maan doet niets ten kwade. Vers 4
4 De Heer zal u steeds gadeslaan, Hij maakt het kwade goed, Hij is het die u hoedt. Hij zal uw komen en uw gaan, wat u mag wedervaren, in eeuwigheid bewaren. Gebed
Gebed bij de opening van het Woord Lezen Jona 3: 10 4: 11
Lezen van de Schrift: Jona 3: 10 4: 11 10 Toen God zag dat zij inderdaad anders begonnen te leven, kwam hij terug op wat hij gedreigd had hun aan te doen, en hij deed het niet. 4 1 Dit wekte grote ergernis bij Jona en hij werd kwaad. 2 Hij bad tot de HEER: Ach HEER, heb ik het niet gezegd toen ik nog thuis was? Daarom wilde ik naar Tarsis vluchten. Ik wist het wel: u bent een God die genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving Vervolg
bereid. 3 Laat mij maar sterven, HEER: ik ben liever dood dan dat ik zo verder moet leven. 4 Maar de HEER zei: Is het terecht dat je zo kwaad bent? 5 Nadat Jona Nineve had verlaten, was hij aan de oostkant van de stad gaan zitten. Hij had er een hut gemaakt om in de schaduw af te wachten wat er met de stad zou gebeuren. 6 Nu liet God, de HEER, een wonderboom opschieten om Jona schaduw boven zijn hoofd te geven en zijn ergernis te Vervolg
verdrijven. Jona was opgetogen over de plant. 7 Maar de volgende morgen, bij het aanbreken van de dag, liet God de plant door een worm aanvreten, zodat hij verdorde. 8 En toen de zon opkwam, liet God een verzengende wind uit het oosten waaien; de zon brandde zo op Jona s hoofd dat hij door de hitte werd bevangen. Hij bad om te mogen sterven: Ik ben liever dood dan dat ik zo verder moet leven. 9 Maar God zei tegen Jona: Is het terecht dat je zo kwaad bent over die Vervolg
plant? Jona antwoordde: Ik ben verschrikkelijk kwaad, en terecht! 10 Toen zei de HEER: Als jij al verdriet hebt om die wonderboom, waar jij geen enkele moeite voor hebt hoeven doen en die jij niet hebt laten groeien, een plant die in één nacht opkwam en in één nacht verging, 11 zou ik dan geen verdriet hebben om Nineve, die grote stad, waar meer dan honderdtwintigduizend mensen wonen die het verschil tussen links en rechts niet eens kennen, en dan nog al die dieren? Zingen Psalm 145: 2 en 3
Psalm 145: 2 en 3 2 Ik zal getuigen van uw heerlijk licht, van al de wonderen die Gij hebt verricht, opdat men alom spreke van uw kracht, en roeme in uw overwinningsmacht. Uw grootheid, Heer, gaat boven mijn begrippen, uw goedheid, Heer, is altijd op mijn lippen en juichend zal men overal bezingen uw recht, o Heer, uw trouw aan stervelingen. Vers 3
3 Genadig en barmhartig is de Heer, lankmoedig en vol goedheid altijd weer. Hij toont zijn gunst aan alles wat Hij schiep, al wat Hij uit de schoot der aarde riep. U loven, Heer, de werken van uw handen, de hemelen, de zeeën en de landen. U zegenen, o Heer, uw hartsbeminden die elke dag uw goedheid ondervinden. Lezen: Matteüs 20: 1 16
Matteüs 20: 1 16 1 Het is met het koninkrijk van de hemel als met een landheer die er bij het ochtendgloren op uit trok om dagloners voor zijn wijngaard te zoeken. 2 Nadat hij met de arbeiders een dagloon van een denarie overeengekomen was, stuurde hij hen naar zijn wijngaard. 3 Drie uur later trok hij er opnieuw op uit, en toen hij anderen werkloos op het marktplein zag staan, 4 zei hij ook tegen hen: Gaan jullie ook Vervolg
maar naar de wijngaard, de betaling zal rechtvaardig zijn. 5 En ze gingen erheen. Rond het middaguur ging hij er nogmaals op uit, en drie uur later weer, en handelde als tevoren. 6 Toen hij tegen het elfde uur van de dag nog eens op weg ging, trof hij een groepje dat er nog steeds stond. Hij vroeg hun: Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk? 7 Niemand wilde ons in dienst nemen, antwoordden ze. Hij zei hun: Gaan jullie ook maar naar de wijngaard. 8 Toen de avond Vervolg
gevallen was, zei de heer van de wijngaard tegen zijn rentmeester: Roep de arbeiders bij je en betaal hun het loon uit. Begin daarbij met de laatsten en eindig met de eersten. 9 En zij die er vanaf het elfde uur waren, kwamen naar voren en kregen ieder een denarie. 10 En toen zij die als eersten waren gekomen naar voren stapten, dachten ze dat zij wel meer zouden krijgen. Maar ook zij kregen ieder die ene denarie. 11 Toen ze die in handen hadden, gingen ze bij de landheer hun beklag Vervolg
doen: 12 Die laatsten hebben één uur gewerkt en u behandelt hen zoals u ons behandelt, terwijl wij het onder de brandende zon de hele dag hebben volgehouden. 13 Hij gaf een van hen ten antwoord: Beste man, ik behandel je toch niet onrechtvaardig? Je hebt toch ingestemd met het loon van één denarie? 14 Neem dan aan wat je toekomt en ga. Ik wil aan die laatsten nu eenmaal hetzelfde betalen als aan jou. 15 Of mag ik met mijn geld Vervolg
niet doen wat ik wil? Zet het kwaad bloed dat ik goed ben? 16 Zo zullen de laatsten de eersten zijn en de eersten de laatsten. Zingen Lied 991: 1, 2, 3 en 4
Lied 991: 1, 2, 3 en 4 1 De eersten zijn de laatsten, wie nakomt gaat voorop, zij moeten zich niet haasten, die leven van de hoop. 2 God moge ons behoeden, wij zien elkander aan, de broeder kent de broeder als een die voor moet gaan. Vers 3 en 4
3 Zo staat het voorgeschreven, zo is het steeds voorzegd, wie achter is gebleven krijgt eerstgeboorterecht. 4 Het onderste komt boven, de torens vallen om, het woord is aan de doven, de waarheid aan de droom. Prediking
Prediking Zingen Lied 991: 5, 6 en 7
Zingen Lied 991: 5, 6 en 7
Lied 991: 5, 6 en 7 5 Zo hoog zijn Gods gedachten, zij gaan de tijden door, wie voor was blijft ten achter, wie achterbleef gaat voor. Vers 6 en 7
6 Veracht dan niet de kleinen en die verloren zijn, want God noemt hen de zijnen die laatgeboren zijn. 7 Wie later is geboren komt eerder aan de tijd, wie lager thuisbehoren gaan hogerop vrijuit. Dankgebed en voorbeden
Dankgebed en voorbeden Inzameling van de gaven
Inzameling van de gaven 1 e collecte : Diaconie 2 e collecte : Pastoraat Bij de uitgang : Bloemengroet Zingen Lied 1009: 1, 2 en 3
Lied 1009: 1, 2 en 3 1 O lieve Heer, geef vrede aan allen hier beneden die uitzien naar uw feest, opdat de mensen weten: uw heilige profeten zijn niet verblind geweest. Vers 2
2 Doe onze ogen stralen, doe ons het hart ophalen aan blijdschap na verdriet; o God voor wie verschijnen Christus en al de zijnen, versmaad hun smeken niet! Vers 3
3 Verlos ons van de boze, laat niet de goddelozen op aarde koning zijn! Laat ons uw land betreden, dat zal een land van vrede van melk en honing zijn! Zegen
Zegen