ARKEST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

Vergelijkbare documenten
ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

ARREST VAN HET HOF 19 september 1995 *'

ARREST VAN HET HOF 11 maart 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 10 februari 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 12 november 1992 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 5 mei 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF 5 oktober 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 18 maart 1986

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 27 oktober 1993 *

ARREST VAN HET HOF 4 februari 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 13 oktober 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 juli 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 22 september 1988*

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

ARREST VAN HET HOF 28 september 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 16 september 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 mei 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 2 augustus 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 *

ARREST VAN HET HOF 26 februari 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF 23 februari 1994 *

ARREST VAN HET HOF 9 november 1995 *

ARREST VAN HET HOF 24 november 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988*

ARREST VAN HET HOF 14 mei 2002 *

ARREST VAN HET HOF 17 juni 1992*

ARREST VAN ZAAK C-215/94. ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 februari 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 12 november 1992 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 9 november 2000 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 24 januari 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 23 mei 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 27 juni 1989* betreffende verzoeken aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag,

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 12 februari 1998 *

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 26 september 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 oktober 1987*

ARREST VAN HET HOF 7 juli 1992 *

ARREST VAN HET HOF 12 juli 1990 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 30 april 2002 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 mei 1985 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 juli 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 20 februari 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 december 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 1989 *

BORK INTERNATIONAL / FORENINGEN AF ARBEJDSLEDERE I DANMARK. ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 15 juni 1988 *


ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 5 mei 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 februari 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 6 april 1995 *

ARREST VAN HET HOF 15 maart 1994 *

ARREST VAN HET HOF. 29 juni 1999 (1)

ARREST VAN HET HOF 21 november 1991*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 *

ARREST VAN HET HOF 19 januari 1993 *

ARREST VAN HET HOF. 30 juni 1998 *

ARREST VAN HET HOF 27 september 1988 *

ARREST VAN HET HOF 7 september 1999 *

ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 *

( Richtlijnen van de Raad 77/388, artikel 13, B, sub d, punt 1, en 78/583, artikel 1 )

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 5 december 1996

ARREST VAN HET HOF 27 september 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

ARREST VAN GEVOEGDE ZAKEN C-159/91 EN C-160/91

ARREST VAN HET HOF 18 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF 14 november 1995 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 21 februari 2002 *

ARREST VAN HET HOF 28 september 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 *

ARREST VAN HET HOF 19 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF 8 november 1990 *

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 maart 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 16 mei 1989 *

ARREST VAN HET HOF 16 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 17 juli 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 februari 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997*

ARREST VAN HET HOF 19 januari 1994*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 11 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 26 september 2000 *

BESCHIKKING VAN HET HOF 5 maart 1986 *

Transcriptie:

SCHMIDT ARKEST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 * In zaak C-392/92, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Landesarbeitsgericht Schleswig-Holstein (Duitsland), in het aldaar aanhangig geding tussen Ch. Schmidt en Spar- und Leihkasse der früheren Ämter Bordesholm, Kiel und Cronshagen, om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van richtlijn 77/187/EEG van de Raad van 14 februari 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan (PB 1977, L 61, biz. 26), wijst HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer), samengesteld als volgt: J. C. Moitinho de Almeida, kamerpresident, R. Joliét, G. C. Rodríguez Iglesias, F. Grévisse (rapporteur) en M. Zuleeg, rechters, * Procestaal: Duits. I-1321

ARREST VAN 14. 4. 1994 ZAAK C-392/92 advocaat-generaal: W. Van Gerven griffier: D. Louterman-Hubeau, hoofdadministrateur gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door: de Spar- und Leihkasse der früheren Ämter Bordesholm, Kiel und Cronshagen, verweerster in het hoofdgeding, vertegenwoordigd door W. Jordan, advocaat te Bordesholm, de regering van de Bondsrepubliek Duitsland, vertegenwoordigd door E. Röder, Ministerialrat bij het Bondsministerie van Economische zaken, als gemachtigde, de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door S. Cochrane, van het Treasury Solicitor's Department, en D. Wyatt, Barrister, als gemachtigden, de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door K. Banks en J. Grunwald, leden van haar juridische dienst, als gemachtigden, gezien het rapport ter terechtzitting, gehoord de mondelinge opmerkingen van de Duitse regering, de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door J. E. Collins, Assistant Treasury Solicitor, en D. Wyatt als gemachtigden, en de Commissie, ter terechtzitting van 20 januari 1994, I -1322

SCHMIDT gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 23 februari 1994, het navolgende Arrest 1 Bij beschikking van 27 oktober 1992, ingekomen bij het Hof op 9 november daaraanvolgend, heeft het Landesarbeitsgericht Schleswig-Holstein krachtens artikel 177 EEG-Verdrag twee prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van richtlijn 77/187/EEG van de Raad van 14 februari 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan (PB 1977, L 61, biz. 26; hierna: de richtlijn"). 2 Deze vragen zijn gerezen in een geding tussen Ch. Schmidt en de Spar- und Leihkasse der früheren Ämter Bordesholm, Kiel und Cronshagen (hierna: de Sparkasse"). 3 Blijkens de motivering van de verwijzingsbeschikking werd verzoekster in het hoofdgeding, die bij de Sparkasse in dienst was als schoonmaakster voor haar filiaal te Wacken, in februari 1992 ontslagen wegens verbouwing van dat filiaal, Het schoonmaken van dat filiaal wilde de Sparkasse opdragen aan de firma Spiegelblank, die op dat moment de schoonmaak van de meeste overige filialen van de Sparkasse verzorgde. 4 De firma Spiegelblank stelde de betrokkene voor om tegen een hogere maandelijkse vergoeding dan zij tot dan toe had ontvangen, haar dienstverband over te I-1323

ARREST VAN 14. 4. 1994 ZAAK C-392/92 nemen. Schmidt was echter niet bereid onder die voorwaarden te werken, omdat zij van mening was, dat de vergroting van het schoon te maken oppervlak in feite leidde tot een lager uurloon. 5 Schmidt stelde tegen haar ontslag beroep in, dat in eerste aanleg werd verworpen. Daarop ging zij in hoger beroep bij het Landesarbeitsgericht Schleswig-Holstein. 6 Van oordeel dat de oplossing van het geschil afhangt van de uitlegging van richtlijn 77/187, heeft deze rechterlijke instantie het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld: 1) Kunnen de schoonmaakwerkzaamheden van een vestiging, indien zij bij overeenkomst aan een andere onderneming worden overgedragen, met een onderdeel van een vestiging in de zin van richtlijn 77/187/EEG worden gelijkgesteld? 2) Indien vraag 1 in beginsel bevestigend wordt beantwoord: Geldt dit ook, indien de schoonmaakwerkzaamheden tot het moment van de overdracht door een enkele werkneemster zijn verricht?" 7 Deze beide vragen kunnen gezamenlijk worden beantwoord. 8 Artikel 1, lid 1, van de richtlijn luidt als volgt: Deze richtlijn is van toepassing op de overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan op een andere ondernemer ten gevolge van een overdracht krachtens overeenkomst, of een fusie." 9 Met zijn beide vragen wenst de nationale rechter te vernemen, of schoonmaakwerkzaamheden van een vestiging van een onderneming kunnen worden gelijkgesteld met een onderdeel van een vestiging in de zin van de richtlijn, en of deze gelijkstelling mogelijk is wanneer de werkzaamheden door een enkele werknemer werden verricht voordat zij bij overeenkomst aan een andere onderneming werden overgedragen. I -1324

SCHMIDT 10 De Sparkasse, de Bondsrepubliek Duitsland en het Verenigd Koninkrijk geven in overweging deze vragen ontkennend te beantwoorden. De Sparkasse betoogt in hoofdzaak, dat het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden de hoofdtaak noch een neventaak van de onderneming is. De Duitse en de Britse regering stellen, dat de beslissing van de onderneming om deze werkzaamheden aan een andere onderneming op te dragen, geen overdracht van een bedrijf, van ruimten of activa inhoudt. 11 De Commissie is met name van mening, dat indien het schoonmaken door het personeel van de onderneming wordt gedaan, het om een rechtstreeks beheerde dienst gaat. De omstandigheid dat dit werk slechts een nevenwerkzaamheid is zonder noodzakelijk verband met het statutaire doel van de onderneming, kan niet tot gevolg hebben, dat de overdracht ervan buiten de werkingssfeer van de richtlijn valt. 12 Volgens de rechtspraak van het Hof (zie arrest van 12 november 1992, zaak C-209/91, Watson Rask en Christensen, Jurispr. 1992, blz. 1-5755, r. o. 15) is de richtlijn van toepassing in alle gevallen waarin in het kader van de contractuele betrekkingen een wijziging plaatsvindt in de natuurlijke of rechtspersoon die de onderneming exploiteert, en die uit dien hoofde verplichtingen heeft tegenover de werknemers die in die onderneming zijn aangesteld, waarbij niet van belang is of de eigendom van de onderneming wordt overgedragen, 13 De door de richtlijn beoogde bescherming geldt op grond van artikel 1, lid 1, ervan in het bijzonder, wanneer de overdracht slechts betrekking heeft op een vestiging of een onderdeel daarvan, dat wil zeggen een deel van de onderneming. Zij betreft dan de in dat deel van de onderneming tewerkgestelde werknemers, omdat aldus het Hof in zijn arrest van 7 februari 1985 (zaak 186/83, Botzen, Jurispr. 1985, blz. 519, r. o. 15) de arbeidsverhouding in hoofdzaak wordt gekenmerkt door de band tussen de werknemer en het onderdeel van de onderneming, waar hij voor de uitoefening van zijn taak tewerk is gesteld. 14 Wanneer dus een ondernemer de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van een dienst van zijn onderneming, zoals het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden, bij overeenkomst overdraagt aan een andere ondernemer, die daardoor de verplichtingen van werkgever jegens de daar tewerkgestelde werknemers overneemt, kan die overdracht onder de werkingssfeer van de richtlijn vallen. Zoals het Hof I-1325

ARREST VAN 14. 4. 1994 ZAAK C-392/92 opmerkte in het arrest Watson Rask en Christensen (reeds aangehaald, r. o. 17), kan de omstandigheid dat in een dergelijk geval de overgedragen werkzaamheid voor de overdragende onderneming slechts een nevenwerkzaamheid is zonder noodzakelijk verband met haar statutair doel, niet tot gevolg hebben, dat die overdracht van de werkingssfeer van de richtlijn wordt uitgesloten. 15 De omstandigheid dat de betrokken werkzaamheid vóór de overdracht door een enkele werknemer werd verricht, volstaat evenmin om de toepassing van de bepalingen van de richtlijn, die niet afhangt van het aantal bij het overgedragen deel van de onderneming tewerkgestelde werknemers, uitgesloten te achten. Volgens de tweede overweging van haar considerans, heeft de richtlijn immers met name tot doel, de werknemers bij verandering van ondernemer te beschermen, in het bijzonder om het behoud van hun rechten veilig te stellen. Die bescherming betreft alle werknemers en moet dus ook worden verzekerd wanneer slechts één werknemer door de overdracht wordt getroffen. 16 Het argument van de Britse en de Duitse regering, dat bij de overdracht geen activa zijn betrokken, kan evenmin worden aanvaard. De omstandigheid dat de overdracht van activa in de rechtspraak van het Hof wordt genoemd als één van de criteria waarmee de nationale rechter, in het kader van het globale onderzoek van een ingewikkelde operatie, rekening moet houden om te beoordelen of een onderneming daadwerkelijk is overgedragen, mag niet tot de conclusie leiden, dat er zonder overdracht van activa geen overdracht is. Het doel van de richtlijn dit blijkt reeds uit haar intitule is het behoud van de rechten van de werknemers en dit kan niet afhankelijk zijn van het in aanmerking nemen van één enkele factor, die het Hof overigens op zich niet doorslaggevend heeft geacht (zie arrest van 18 maart 1986, zaak 24/85, Spijkers, Jurispr. 1986, blz. 1119, r. o. 12). 17 Volgens 's Hofs rechtspraak (zie arrest Spijkers, reeds aangehaald, r. o. 11, en arrest van 19 mei 1992, zaak C-29/91, Redmond Stichting, Jurispr. 1992, blz. I-3189, r. o. 23) is voor de vraag of er sprake is van overdracht van een onderneming of een onderdeel daarvan, het beslissende criterium, of de identiteit van het bedrijf bewaard blijft. Volgens diezelfde rechtspraak blijkt het behoud van die identiteit met name uit het daadwerkelijk voortzetten of hervatten van dezelfde of soortgelijke activiteiten door de nieuwe ondernemer. In het geval waarom het in het hoofdgeding gaat en waarover de verwijzingsbeschikking alle nuttige gegevens verschaft, is de gelijke aard van de vóór en na de overdracht verrichte schoonmaakwerkzaamheden, die overigens blijkt uit het aanbod om het dienstverband van de I -1326

SCHMIDT betrokken werknemer over te nemen, een kenmerkend element voor een verrichting die onder de werkingssfeer van de richtlijn valt en die de werknemer wiens werkzaamheid is overgedragen, de door de richtlijn geboden bescherming geeft. 18 Opgemerkt zij echter, dat ook al kan op grond van artikel 4, lid 1, van de richtlijn de overgang van een onderneming of een onderdeel daarvan op zichzelf voor de vervreemder of de verkrijger geen reden tot ontslag vormen, die bepaling geen beletsel vormt voor ontslagen wegens economische, technische of organisatorische redenen die wijzigingen voor de werkgelegenheid met zich brengen. 19 Ten slotte moet er ook aan worden herinnerd, dat de richtlijn zich niet verzet tegen een wijziging van de arbeidsverhouding met de nieuwe ondernemer, voor zover het nationale recht een dergelijke wijziging buiten het geval van overdracht van een onderneming toestaat (zie laatstelijk arrest Watson Rask en Christensen, reeds aangehaald, r. o. 31). 20 Mitsdien moet op de prejudiciële vragen worden geantwoord, dat artikel 1, lid 1, van richtlijn 77/187/EEG van de Raad van 14 februari 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan, aldus moet worden uitgelegd, dat een situatie zoals die welke in de verwijzingsbeschikking is geschetst, waarin een ondernemer bij overeenkomst aan een andere ondernemer de verantwoordelijkheid opdraagt voor het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden waarvoor hij voordien zelf zorg droeg, onder de werkingssfeer van de richtlijn valt, zelfs al werden die werkzaamheden vóór de overdracht door een enkele werknemer verricht. Kosten 21 De kosten door de Duitse regering, de regering van het Verenigd Koninkrijk en de Commissie van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. I -1327

ARREST VAN 14. 4. 1994 ZAAK C-392/92 Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechter over de kosten heeft te beslissen. HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer), uitspraak doende op de door het Landesarbeitsgericht Schleswig-Holstein bij beschikking van 27 oktober 1992 gestelde vragen, verklaart voor recht: Artikel 1, lid 1, van richtlijn 77/187/EEG van de Raad van 14 februari 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan, moet aldus worden uitgelegd, dat een situatie zoals die welke in de verwijzingsbeschikking is geschetst, waarin een ondernemer bij overeenkomst aan een andere ondernemer de verantwoordelijkheid opdraagt voor het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden waarvoor hij voordien zelf zorg droeg, onder de werkingssfeer van de richtlijn valt, zelfs al werden die werkzaamheden vóór de overdracht door een enkele werknemer verricht. Moitinho de Almeida Joliét Rodríguez Iglesias Grévisse Zuleeg Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 14 april 1994. De griffier R. Grass De president van de Vijfde kamer J. C. Moitinho de Almeida I-1328