RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

Vergelijkbare documenten
RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Brussel, 23 maart Mijnheer de minister-president,

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Milieuhandhavingscollege

De melding heeft betrekking op een terrein gelegen te Hofmeierlaan Brugge, kadastraal gekend in BRUGGE 18 AFD/DEEL ST-KRUIS, sectie B, 0279H

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

BEKENDMAKING MELDINGSAKTE

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

VERSLAG VAN DE GEMEENTELIJKE OMGEVINGSAMBTENAAR

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 21 februari 2017;

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

Transcriptie:

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 6 september 2017 met nummer RvVb/UDN/1718/0024 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0816/UDN Verzoekende partij de bvba DILAS CONSTRUCT vertegenwoordigd door advocaat Pieter JONBLOET, met woonplaatskeuze op het kantoor te 3010 Leuven, Diestsesteenweg 13 Verwerende partij de gemeente DILBEEK vertegenwoordigd door mevrouw Yana DENAYER I. BESTREDEN BESLISSING De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 8 augustus 2017 de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging en de vernietiging van de beslissing van de verwerende partij van 13 juli 2017. De verwerende partij heeft de aanvraag van de verzoekende partij voor een stedenbouwkundige vergunning voor het verbouwen van twee meergezinswoningen, na afbraak van de bestaande woning, onontvankelijk verklaard, wegens onvolledig. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij dient een nota in met opmerkingen over de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid, en bezorgt het administratief dossier. De kamervoorzitter behandelt de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid op de openbare zitting van 17 augustus 2017. Advocaten Pieter JONGBLOET en Joeri LETEN voeren het woord voor de verzoekende partij. Mevrouw Yana DENAYER voert het woord voor de verwerende partij. Het decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. RvVb - 1

III. FEITEN De verzoekende partij dient op 14 juni 2017 bij de verwerende partij een aanvraag in voor een stedenbouwkundige vergunning voor het verbouwen van twee meergezinswoningen, na afbraak van de bestaande woning op een perceel gelegen te 1700 Dilbeek, Voorspoedlaan 6-8. Het perceel ligt, volgens de bestemmingsvoorschriften van het gewestplan Halle Vilvoorde - Asse, vastgesteld met koninklijk besluit van 7 maart 1977, in woongebied. Het perceel ligt ook binnen de grenzen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening Vlaams Strategisch gebied rond Brussel en aansluitende open ruimtegebieden, goedgekeurd op 16 december 2011. Het perceel ligt binnen artikel A0.0, afbakeningslijn Vlaams strategisch gebied rond Brussel. Dit is een overdruk zonder eigen bestemmingscategorie: Met uitzondering van de deelgebieden waarvoor in dit plan voorschriften werden vastgelegd, blijven de op het ogenblik van de vaststelling van dit plan bestaande bestemmings- en inrichtingsvoorschriften onverminderd van toepassing. De verwerende partij verklaart de aanvraag op 13 juli 2017 als volgt onontvankelijk: De gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar heeft vastgesteld dat de aanvraag niet volledig is, omwille van volgende reden: De aanvraag voldoet niet aan artikel 16.3 c.8 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning. Dit artikel bepaalt dat het inplantingsplan de weergave of vermelding van de bestaande erfdienstbaarheden moet bevatten. Er wordt niet aan dit artikel voldaan doordat de voetweg met nummer 58 niet op het inplantingsplan staat weergegeven. Op voetwegen rust een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van doorgang. Het feit dat de vrederechter op 27 april 2017 de verjaring van de voetweg heeft vastgesteld, betekent niet dat de voetweg is afgeschaft. Het is de vrederechter die exclusief bevoegd is om zich uit te spreken over de verjaring van een erfdienstbaarheid. Daarnaast is enkel de deputatie bevoegd om zich uit te spreken over de afschaffing van een buurt/voetweg, bepaald in hoofdstuk III van de wet op de buurtwegen. Zolang de voetweg dus niet is afgeschaft door de deputatie, moet deze dus op het inplantingsplan worden weergegeven. Bijkomend en louter ter informatie kan worden vermeld dat niet voldaan is aan de eis, geformuleerd in zowel het weigeringsbesluit d.d. 26 september 2016 van het college van burgemeester en schepenen als in het weigeringsbesluit d.d. 16 maart 2017 van de deputatie, om in het gebouw een distributiecabine elektriciteit te voorzien. Hiermee wordt de vergunningsprocedure definitief stopgezet. Een nieuw dossier, aangevuld met de ontbrekende stukken, kan worden ingediend via het digitaal loket van de Vlaamse overheid (www.omgevingsloket.be). Dit is de bestreden beslissing. RvVb - 2

IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT SCHORSING BIJ UITERST DRINGENDE NOODZAKELIJKHEID De verwerende partij betwist de ontvankelijkheid van de vordering met betrekking tot het belang van de verzoekende partij om bij de Raad beroep in te stellen tegen de bestreden beslissing. De Raad is echter van oordeel dat de exceptie van de verwerende partij slechts onderzocht en beoordeeld dient te worden wanneer de voorwaarden om de schorsing te bevelen, zijn vervuld. Zoals hierna zal blijken, is dit niet het geval. Voor zover de verwerende partij in haar exceptie opwerpt dat de verzoekende partij geen voordeel heeft bij een eventuele schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing, oordeelt de Raad dat dit betrekking heeft op het voldoen aan de voorwaarden om een schorsing van de tenuitvoerlegging bij uiterst dringende noodzakelijkheid te bekomen, die de Raad hierna onderzoekt. V. ONDERZOEK VAN DE VORDERING TOT SCHORSING BIJ UITERST DRINGENDE NOODZAKELIJKHEID Krachtens artikel 40, 2, eerste lid DBRC-decreet kan de Raad bij uiterst dringende noodzakelijkheid de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing bevelen op voorwaarde dat uiterst dringende noodzakelijkheid wordt aangetoond en dat minstens één ernstig middel wordt aangevoerd dat de vernietiging van de bestreden beslissing op het eerste gezicht kan verantwoorden. A. Uiterst dringende noodzakelijkheid Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij verantwoordt de uiterst dringende noodzakelijkheid van haar vordering als volgt: IV.1 De zaak is uiterst dringend noodzakelijk zodat de behandeling ervan onverenigbaar is met de behandelingstermijn van een vordering tot schorsing Zoals eerder aangehaald, gelden er strikte vervaltermijnen waarbinnen de vergunningverlenende overheid een beslissing dient te nemen betreffende een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning. Art. 4.7.18. 1. Het college van burgemeester en schepenen neemt over de vergunningsaanvraag een beslissing binnen een vervaltermijn van: 1 zo de aanvraag een stedenbouwkundige vergunning betreft: a) vijfenzeventig dagen, indien het aangevraagde gelegen is in een ontvoogde gemeente, over de aanvraag geen openbaar onderzoek moet worden gevoerd, en de aanvraag niet is samengevoegd met een milieuvergunningsaanvraag op de wijze, vermeld in artikel 4.7.3, RvVb - 3

b) honderd en vijf dagen, in alle andere gevallen; 2 zo de aanvraag een verkavelingsvergunning betreft: honderdvijftig dagen. De vervaltermijnen gaan in de dag na deze waarop het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek aan de aanvrager wordt verstuurd. Zij gaan echter steeds ten laatste in op de dertigste dag na deze waarop de aanvraag werd ingediend. 2. Indien geen beslissing wordt genomen binnen de vervaltermijn, vermeld in 1, wordt de aanvraag geacht afgewezen te zijn. Gelet op het feit dat het resultaat van het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek pas op 25 juli 2017 werd verstuurd aan beroepster en dat dit de grens van 30 dagen zoals bepaald in het voormeld artikel overschrijdt, dient besloten te worden dat de vervaltermijn van 105 dagen in casu inging op 14 juli 2017. Op het moment van indiening van dit beroep resteren er aldus nog 79 dagen (105-26), vooraleer de aanvraag in toepassing van paragraaf twee van het voormelde besluit onherroepelijk zal worden geacht afgewezen te zijn. Mocht beroepster een normaal beroep tot vernietiging instellen of zelfs de normale schorsing aanvragen, zal zij dienen vast te stellen dat op het moment dat Uw Raad zou oordelen dat de onontvankelijkheidsverklaring onwettig is, dit tot gevolg heeft dat over de ontvankelijkheid wordt geacht niet te zijn beslist, waardoor de termijn om de vergunbaarheid van de aanvraag te onderzoeken begon te lopen op 14 juli 2017 en de gemeente dus niet meer wettig over de vergunbaarheid van de aanvraag zou kunnen beslissen. De vervaltermijn zou in zulk geval reeds afgelopen zijn en er zou sprake zijn van een stilzwijgende weigering. Er rest beroepster bijgevolg geen enkele andere optie, gelet op het nakende verval van de procedure, dan het instellen van een beroep bij Uw Raad, met vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid. IV.2 Er is sprake van manifest nadelige gevolgen voor beroepster, die het gevolg zijn van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing, én voorkomen kunnen worden door de schorsing ervan De nadelige gevolgen inzake het bestreden besluit staan uiteraard vast. Beroepster beschikt in haar hoedanigheid als aanvrager van rechtswege over het nodige belang. Het bestreden besluit heeft tot gevolg dat zij in de onmogelijkheid verkeerd tijdig een vergunningsbeslissing te verkrijgen. De onontvankelijkheidsverklaring heeft tot gevolg dat, zoals de vergunningverlenende overheid expliciet stelt, de procedure ten aanzien van de vergunningverlenende overheid definitief wordt stilgezet. Daarenboven heeft Uw Raad al geoordeeld dat het voor partijen na zulke onontvankelijkheidsverklaring onmogelijk is op ontvankelijke wijze een beroep in te stellen bij de Deputatie. (RvVb, nr. A/2013/0217 van 7 mei 2017, p. 16) RvVb - 4

De schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de onontvankelijkheidsverklaring zou tot gevolg hebben dat deze buiten beschouwing gelaten dient te worden. In geval van schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid kan het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente Dilbeek derhalve nog binnen de haar decretaal verleende termijn een beslissing nemen. Doet zij dit niet, kan beroepster kort erna tegen de stilzwijgende weigering een administratief beroep instellen bij de Deputatie, daar er geen sprake meer zou zijn van een onontvankelijke aanvraag, gelet op de schorsing van het bestreden besluit. Indien daarentegen het bestreden besluit niet bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt geschorst, doch de gewone behandelingstermijn (van schorsing of vernietiging) moet worden afgewacht, kan het College van Burgemeester en Schepenen na (gewone) schorsing of nietigverklaring van de onontvankelijkverklaring van de aanvraag eenvoudigweg niet meer over de aanvraag beslissen, omdat de behandelingstermijn hoe dan ook begint te lopen de 31ste dag na de indiening van de aanvraag op 14 juni 2017, en dus op dat ogenblik onherroepelijk verstreken zal zijn. Beroepster heeft daardoor onherroepelijk de kans verloren om haar aanvraag door het College van Burgemeester en Schepenen behandeld te zien. Een herstelbeslissing van de op dat ogenblik vernietigde beslissing van de gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar is op dat ogenblik dan ook niet meer aan de orde, en de gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar heeft de volledige vrijheid om in het kader van de noodzakelijk opnieuw in te dienen aanvraag deze opnieuw onontvankelijk te verklaren, waardoor de aanvrager die een aanvraag indient die een gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar niet zint zich voor lange tijd beroofd ziet van de mogelijkheid zijn aanvraag ter beoordeling te kunnen voorleggen aan een administratieve overheid. Omwille van deze reden, namelijk de mogelijkheid tot behandeling van de aanvraag van beroepster, kunnen de nadelige effecten van het bestreden besluit (enkel en alleen) voorkomen worden middels een tijdige en spoedige schorsing ervan. IV.3 Beroepster is met de gepaste spoed en diligentie opgetreden Beroepster ontving pas op 25 juli 2017 (middels gewone brief die zij pas daags nadien heeft kunnen lezen), een melding aangaande de vermeende onontvankelijkheid. Gelet op de complexiteit van de voorafgaande procedures, meer specifiek de gevolgen van het vonnis van het vredegerecht dd. 27 april 2017, en de complexe bevoegdheidskwesties aangaande een beroep tegen een onontvankelijkheidsverklaring van een vergunningverlenende overheid, heeft beroepster enkele dagen de tijd genomen voor de grondige voorbereiding van het dossier. Het beroep wordt ingediend middels aangetekende zending op 8 augustus 2017, hetzij 13 dagen na de kennisname door beroepster van het besluit. Beroepster is bijgevolg met de gepaste spoed en diligentie opgetreden. RvVb - 5

2. De verwerende partij antwoordt hierop: 1. Met voldoende concrete, precieze en aannemelijke gegevens aantonen dat de afhandeling van de gewone schorsingsprocedure te laat zal komen 13. Verzoekende partij tracht als volgt aan te tonen dat de afhandeling van haar vordering met een gewone schorsingsprocedure te laat zou komen: Volgens haar zou uw raad oordelen dat de beslissing van 13 juli 2017 onwettig is. Dit zou als gevolg hebben dat er over de ontvankelijkheid wordt geacht niet te zijn beslist, waardoor de termijn om de vergunbaarheid van de aanvraag te onderzoeken zou beginnen lopen op 14 juli 2017 met als gevolg dat de gemeente niet meer wettig over de vergunbaarheid van de aanvraag zou kunnen beslissen. Verzoekende partij steunt zich dus vooral op het feit dat de gemeente niet meer ten gronde over de aanvraag zou kunnen beslissen. Nochtans kan verzoekende partij gerust een nieuw dossier indienen (met aanduiding van de buurtweg), zodat de gemeente wel terug ten gronde zou kunnen beslissen. Hiervoor dient geen procedure aanhangig te worden gemaakt. Met de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid wordt de buurtweg nog niet uit de Atlas geschrapt. Zolang deze op de Atlas vermeld is, zal verzoekende partij dit volgens de deputatie ook zo in haar aanvraagdossier moeten aangeven. Een procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid verandert hier even weinig aan als een gewone schorsingsprocedure. Verzoekende partij heeft niet met voldoende concrete, precieze en aannemelijke gegevens aangetoond dat de afhandeling van de gewone schorsingsprocedure te laat zou komen. 2. De verwezenlijking van de aangevoerde nadelige gevolgen 14. De nadelige gevolgen liggen volgens verzoekende partij ten eerste in het feit dat zij in de onmogelijkheid verkeerd tijdig een vergunningsbeslissing te verkrijgen. Zoals hierboven reeds aangehaald, klopt dit niet volledig. Het is niet onmogelijk om een vergunningsbeslissing te verkrijgen. Dit kan nog steeds. De gemeente is bovendien zelf de procedure voor de afschaffing van de buurtweg aan het voeren en heeft prijzen gevraagd aan verschillende landmeters om het afschaffingdossier op te stellen. Indien de buurtweg niet meer voorkomt op de Atlas, hoeft verzoekende partij zelf haar aanvraag niet veel te veranderen (los van de distributiecabine elektriciteit) en kan de gemeente opnieuw ten gronde een beslissing maken. 15. RvVb - 6

Ten tweede zou verzoekende partij ook geen administratief beroep meer kunnen instellen bij de deputatie. Men kan zich afvragen wat verzoekende partij hierbij zou kunnen winnen nu de deputatie hierover standpunt heeft ingenomen in de beslissing van 23 februari 2017: "Het is niet correct dat de overheid bij het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning abstractie kan maken van een buurtweg als deze niet is afgeschaft, ook al is deze niet merkbaar op het terrein en al staat ontegensprekelijk vast dat het wegenistracé nooit zal gerealiseerd worden. De wettelijke bepalingen inzake het verlenen van vergunningen neergelegd in het VCRO onder meer in de artikelen 4.2.25 en 4.3.3, verzetten zich hiertegen. De Wet op de buurtwegen (en dus de niet afgeschafte buurtweg) betreft namelijk een direct werkende norm. Het is de bevoegdheid van de gemeenteraad om zich uit te spreken over de zaak van wegen, vooraleer een uitspraak kan gedaan worden over de aangevraagde vergunning. Wanneer het thans een buurtweg betreft dient de procedure zoals voorzien in de Wet op de buurtwegen gerespecteerd te worden." (eigen onderlijning) Verzoekende partij heeft al uitspraak van de deputatie gekregen hierover. Van een groot nadeel kan dus moeilijk worden gesproken, zeker nu verzoekende partij hier geen rechtsmiddel tegen heeft aangewend. 3. De nadelige gevolgen vloeien voor haar persoonlijk voort uit de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing en kunnen voorkomen worden door de schorsing. 16. De nadelige gevolgen zijn niet rechtstreeks het gevolg van de bestreden beslissing. De nadelige gevolgen die verzoekende partij ervaart liggen eerder in het feit dat buurtweg nr. 58 nog is ingeschreven in de Atlas. De schorsing zal hier geen verandering in brengen. 4. Bijkomend dient een oorzakelijk verband worden aangetoond tussen de aangevoerde nadelige gevolgen en de bestreden beslissing zodat deze kunnen worden voorkomen door een schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing. 17. Indien de beslissing tot onontvankelijkheid wordt geschorst, verdwijnt de reden van de onontvankelijkheid niet. Bovendien heeft de gemeente hieromtrent geen beslissingsmarge en zal zij zich moeten confirmeren aan het besluit van de deputatie van 23 februari 2017. De verzoekende partij dient met de gepaste spoed en diligentie te hebben opgetreden en de uiterst dringende noodzakelijkheid niet zelf in de hand hebben gewerkt of nadelig hebben beïnvloed. 18. Verzoekende partij beweert dat zij pas op 25 juli 2017 melding kreeg van de vermeende onontvankelijkheid zodat zij met gepaste spoed en diligentie heeft opgetreden. Echter, via het omgevingsloket ontving verzoekende partij de beslissing reeds op 13 juli 2017. RvVb - 7

Los daarvan nog het volgende; 19. Verzoekende partij had meteen al aan de gemeente kunnen vragen om de afschaffing van de buurtweg via de gemeenteraad voor te leggen aan de deputatie. In de plaats daarvan heeft zij de gemeente gedagvaard - en zelfs niet laten oproepen voor vrijwillige verschijning - voor de vrederechter. Na het vonnis van de rechter stelde de gemeente een ontwerp op voor de gemeenteraad om de verdere procedure voor de deputatie te regelen. De gemeente contacteerde ook de deputatie om zeker te zijn dat alles vlot en correct zou verlopen. Verzoekende partij weigerde om hieraan mee te werken en wou geen plan opmaken/overhandigen. Verzoekende partij wist maar al te goed dat het dossier nog voor de deputatie zou moeten komen. Dit staat ten eerste zwart op wit in het besluit van de deputatie van 23 februari 2017. Ten tweede heeft de gemeente dit ook in haar nota vermeld die werd neergelegd voor de vrederechter: "De verkrijgende verjaring van buurtwegen zoals in deze zaak wordt gevorderd -, kan vastgesteld worden door de vrederechter (art 591, 3 Ger.W.). Het vonnis moet don door de gemeenteraad worden voorgelegd aan de deputatie, die de voetweg uiteindelijk kan afschaffen." 20. Toch diende verzoekende partij - in plaats van mee te werken - opnieuw een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning in. Het kan dus moeilijk worden beweerd dat de beslissing van onontvankelijkheid/onvolledigheid als een verrassing kwam. Toch was het voor verzoekende partij reden genoeg om een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid in te dienen. 21. Ten slotte had verzoekende partij beroep kunnen aantekenen tegen de beslissing van de deputatie. Verzoekende partij gaat immers duidelijk niet akkoord met het volgende: "Het is de vrederechter die exclusief bevoegd is om zich uit te spreken over de verjaring van een erfdienstbaarheid, dit op grond van artikel 591, 3 van het Gerechtelijk Wetboek. Daarnaast is enkel de deputatie bevoegd om zich uit te spreken over de afschaffing van de buurtweg, bepaald in hoofdstuk 111 van de Wet op de buurtwegen." Zij heeft echter nagelaten dit te doen. Verzoekende partij heeft duidelijk niet met gepaste spoed en diligentie opgetreden, maar heeft de procedure daarentegen zelf in de hand gewerkt.... RvVb - 8

Beoordeling door de Raad 1. De verzoekende partij die zich op uiterst dringende noodzakelijkheid beroept, moet, krachtens artikel 40, 3 DBRC-decreet, in haar verzoekschrift, eventueel met de nodige documenten, de redenen vermelden die aantonen dat de schorsing uiterst dringend noodzakelijk is omwille van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing. Volgens artikel 40, 2, eerste lid, 1 DBRC-decreet impliceert de vereiste van uiterst dringende noodzakelijkheid onder meer dat de verzoekende partij aantoont dat de behandeling van het dossier zo uiterst dringend noodzakelijk is dat het onverenigbaar is met de behandelingstermijn van een vordering tot schorsing, zoals bedoeld in artikel 40, 1 DBRC-decreet. Meer in het bijzonder moet de verzoekende partij met voldoende concrete, precieze en aannemelijke gegevens aantonen dat het resultaat van de behandeling van de gewone schorsingsprocedure te laat zal komen om de verwezenlijking van de aangevoerde nadelige gevolgen, die voor haar persoonlijk voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing, te voorkomen. Er moet bovendien een oorzakelijk verband aangetoond worden tussen de aangevoerde nadelige gevolgen en de bestreden beslissing, zodat die door een schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing voorkomen kunnen worden. Tot slot wordt van de verzoekende partij verwacht dat zij met de gepaste spoed en diligentie is opgetreden, en de uiterst dringende noodzakelijkheid niet zelf in de hand gewerkt heeft, of nadelig beïnvloed heeft. 2. De vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid is een procedure die alleen bij uitzondering kan aangewend worden. Niet alleen omdat de normale werking van de Raad er ernstig door verstoord wordt, maar ook omdat de Raad het beroep binnen uiterst korte tijd moet onderzoeken, en de rechten van verweer tot een minimum herleid worden. De vanzelfsprekende terughoudendheid, die van een verzoekende partij mag verwacht worden bij de aanwending van de procedure tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een bestreden beslissing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid, impliceert dat de verzoekende partij niet al te voortvarend optreedt, want dan bestaat het risico dat uit de concrete omstandigheden van het dossier blijkt dat er geen uiterst dringende noodzakelijkheid is, zodat de vordering moet worden afgewezen. 3. De Raad oordeelt dat een onontvankelijkheidsbeslissing een voor de Raad aanvechtbare vergunningsbeslissing is, zoals bepaald in artikel 4.8.2, 1 VCRO en dat de verzoekende partij, als aanvrager van de vergunning, belang heeft om deze voor haar nadelige beslissing aan te vechten bij de Raad. Artikel 4.7.12 VCRO bepaalt dat het college van burgemeester en schepenen van de gemeente, waarin het perceel gelegen is, waarop de aanvraag betrekking heeft, in de reguliere procedure een vergunning verleent. Een onvolledigheids- en onontvankelijkheidsverklaring van een stedenbouwkundige aanvraag, zoals bedoeld in artikel 4.7.14, 3 VCRO, is daarom een in laatste administratieve aanleg RvVb - 9

genomen vergunningsbeslissing, zoals bepaald in artikel 4.8.2, 1 VCRO, want de aanvraagprocedure wordt er door beëindigd. Tegen deze in laatste administratieve aanleg genomen beslissing is geen administratief beroep mogelijk, zodat de verzoekende partij, als aanvrager van de vergunning, belang heeft om de bestreden beslissing bij de Raad aan te vechten. 4. De Raad oordeelt dat de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing voor de verzoekende partij geen nuttig effect heeft. De eventuele schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van de bestreden (negatieve) beslissing heeft immers niet als gevolg dat de verwerende partij een (laat staan positieve) beslissing moet nemen over de aanvraag, en nog minder dat de verzoekende partij, louter omwille van de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing, een vergunningsbeslissing kan afdwingen van het college van burgemeester en schepenen van de verwerende partij. Bijgevolg levert een eventuele schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing de verzoekende partij niet het door de verzoekende partij beoogde voordeel op. 5. Er is dan ook niet voldaan aan de in artikel 40, 2, eerste lid,1 DBRC-decreet bepaalde voorwaarde dat een bestreden vergunningsbeslissing alleen geschorst kan worden bij uiterst dringende noodzakelijkheid wanneer uiterst dringende noodzakelijkheid wordt aangetoond. Deze vaststelling volstaat om de vordering af te wijzen. B. Ernstige middelen Aangezien de Raad in het vorig onderdeel oordeelt dat de verzoekende partij de uiterst dringende noodzakelijkheid niet aantoont, is een onderzoek naar de ernst van de middelen niet nodig. RvVb - 10

BESLISSING VAN DE RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN 1. De Raad verwerpt de vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing. 2. De uitspraak over de kosten van het geding wordt uitgesteld tot de beslissing over de vordering tot vernietiging van de bestreden beslissing. Dit arrest is uitgesproken te Brussel in openbare zitting van 6 september 2017 door de tiende kamer. De griffier, De voorzitter van de tiende kamer, Jonathan VERSLUYS Eddy STORMS RvVb - 11