Advies over het rapport van de ministeriële commissie rationalisatie hoger onderwijs

Vergelijkbare documenten
Advies over het vervolgrapport van de ministeriële commissie rationalisatie en optimalisatie


Advies over de definitie van werkstudenten in het hoger onderwijs naar aanleiding van de conceptnota hbo5

Advies over het nieuwe NVAO-reglement

Advies over de moderniseringsagenda hoger onderwijs van de Europese Unie

Advies over de beleidsevaluatie van een aantal aspecten van het financieringsmechanisme hoger onderwijs

ADVIES. Raad Hoger Onderwijs. 29 januari 2009 RHO/IDR/ADV/002

Advies over het voorontwerp van decreet over de uitbouw van de graduaatsopleidingen

Toekomstige structuur Vlaams Hoger Onderwijs

Advies over een vereenvoudigd studiegeldenmechanisme

Advies rationalisatieproblematiek in het Vlaamse hoger onderwijs

ADVIES 133 PROGRAMMADECRETEN

Advies over rationalisatie en optimalisatie van het Vlaamse hoger onderwijs

Advies over het voorstel van onderwijskwalificatie graduaat in het winkelmanagement

Advies over het voorontwerp van decreet betreffende het onderwijs XXV

Advies over de wijziging van het accreditatieverdrag

Advies over de discussienota hoger kunstonderwijs

Advies over het programmadecreet bij begrotingsopmaak 2014

Advies over het uitvoeringsbesluit over de erkenning van beroepskwalificaties en van onderwijskwalificaties voor se-n-se en hbo5

Advies over de voorstellen van opleidingsprofiel voor het secundair volwassenenonderwijs

Advies over het NVAO-voorstel voor een nieuw accreditatiestelsel

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking

Advies over de decreetwijziging betreffende de Regionale Technologische Centra (RTC)

Advies over de uitstroomfinaliteit. gerichte bacheloropleiding

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen

Advies over het voorstel van decreet tot wijzigingen aan de studieomvang van opleidingen in het hoger onderwijs

Advies over voorstellen van opleidingsprofielen en van referentiekader voor het leergebied wiskunde voor de basiseducatie

Advies ten gronde over certificaatsupplementen

Advies over de taalregeling hoger onderwijs

UVAH-standpunt over integratie

Advies over het Leuvencommuniqué en de implementatie ervan

Advies over de implementatie van ISCED 2011 in Vlaanderen

Brussel, 18 februari _Advies_studiefinanciering_HO. Advies. Studiefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs

Advies over voorontwerp van programmadecreet bij begrotingsaanpassing 2015

Advies over de modulaire opleiding NT2 alfa R1, traject 1.2 voor de basiseducatie

Verslag over de ronde tafel de meerwaarde van het Aanmoedigingsfonds van 25 maart 2013

Standpunt. Inclusief ondersteuningsmodel. Zie kader hieronder

Advies over de voorstellen van opleidingsprofielen volwassenenonderwijs voordrachten januari, februari en maart 2016

Advies over de conceptnota over het Aanmoedingsfonds

Advies BVR duaal leren BuSO

Rapport over de screening van ontwerpcertificaatsupplementen

De hervorming van het hoger onderwijs in Vlaanderen.

Een nieuw financieringssysteem voor universiteiten en hogescholen. Standpunt en voorstel van de Associatie K.U.Leuven

ADVIES. Raad Hoger Onderwijs. 15 december 2009 RHO/IDR/ADV/004

Advies over bijkomende opleidingsprofielen voor de studiegebieden Bouw en Hout van het secundair volwassenenonderwijs

Standpunt rationalisering

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Financiering van het Hoger Onderwijs in Vlaanderen

Raad Hoger Onderwijs. 9 juni 2015 RHO-RHO-ADV

Advies over het decreet tot wijziging van diverse bepalingen van het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid

Advies over de erkenning van een nieuw structuuronderdeel in het gewoon voltijds secundair onderwijs: Productontwerpen - tweede graad

Advies over de amendementen bij het decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015

Advies over het voorstel van de lijst opleidingen voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs

Advies over het voorontwerp van decreet betreffende de scholengemeenschappen in het basis- en secundair onderwijs

Advies over het voorstel van opleidingenstructuren voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs

Advies over de opleidingsgebonden extra studiekosten in het hoger onderwijs

Voorontwerp van decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord betreffende de financiering van de strategische spoorweginfrastructuren

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Christophe Bossuyt. 18 mei Zie kader hieronder

Advies over de projectoproep proeftuin Opleiding voor Opleiders van Volwassenen

Advies. Uitbouw hoger beroepsonderwijs. Brussel, 23 mei 2016

Reactie op het Groenboek interne staatshervorming

Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma

Betreft: Krachtlijnen voor een nieuwe organisatie voor de opvang- en vrije tijd van schoolkinderen

Advies over het Parijscommuniqué van 25 mei 2018 en de implementatie ervan in Vlaanderen

Advies over Vlaanderen in 2050: mensenmaat in een metropool? Groenboek beleidsplan Ruimte

Advies over de tweede fase van de modularisering basiseducatie

Advies over het voorontwerp van decreet betreffende studentenvoorzieningen in Vlaanderen

Vlaams kunstenbeleid en kunstendecreet. Hoorzitting Vlaams parlement 18 april 2013

Advies over de openbaarheid van financieringskenmerken van leerlingen

Advies over de instapdata in het kleuteronderwijs

betreffende de integratie van de academische hogeschoolopleidingen in de universiteiten

Advies over het voorontwerp van decreet betreffende de studiefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap

ADVIES I.V.M. HET POSITIEF ACTIEPLAN ALLOCHTONEN EN ARBEIDSGEHANDICAPTEN 2002

Advies over het strategisch plan De Vlaming leeft gezonder in 2025

Advies. Wijzigingen HBO en hoger onderwijs. Brussel, 12 juni 2017

ADVIES. Raad Hoger Onderwijs. 20 juni 2005 RHO/IDR/ADV/001

Eerste reactie op rapport Soete over optimalisatie en rationalisatie van het hoger onderwijslandschap en aanbod

Advies over de professioneel gerichte bacheloropleiding na integratie

Bisconceptnota. Betreft: Krachtlijnen voor een nieuwe organisatie voor de opvang- en vrije tijd van schoolkinderen

over het Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van het decreet algemeen welzijnswerk

Advies over de implementatie van de nieuwe taalregeling hoger onderwijs

Advies over het voorontwerp van decreet betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur

FUNCTIEFAMILIE 5.1 Lager kader

Dhr. Luc Van de Velde Algemeen directeur Erasmushogeschool Brussel

Advies over de voorstellen van modulaire opleidingenstructuren dbso voor lasopleidingen en opleidingen gericht op transport

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

gezamenlijk advies 22 januari 2013

Advies ter voorbereiding van de Bolognaopvolgingsconferentie. in Leuven en Louvain-la-Neuve

Advies over het actieplan gecoördineerd Vlaams vrijwilligersbeleid

Samen grenzen verleggen

Advies over de evaluatie van de eindtermen en ontwikkelingsdoelen voor het basisonderwijs

ADVIES ONTWERP BESTUURSDECREET

Advies over nieuwe opleidingen in het dbso voor textielverzorging en de groensector

Dit document legt de procedure en de criteria vast om te komen tot dit advies.

betreffende het Onderwijs XXIII

Advies over studiegelden voor studenten die minder dan 27 studiepunten opnemen

ADVIES. Raad Hoger Onderwijs. 14 juli 2005 RHO/IDR/ADV/002

Hoorzitting Commissie Onderwijs Conceptnota lerarenopleiding

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

Transcriptie:

ADVIES Raad Hoger Onderwijs 13 mei 2008 RHO/IDR/ADV/006 Advies over het rapport van de ministeriële commissie rationalisatie hoger onderwijs VLAAMSE ONDERWIJSRAAD, KUNSTLAAN 6 BUS 6, 1210 BRUSSEL www.vlor.be

Advies over het rapport van de ministeriële commissie rationalisatie hoger onderwijs 1 Situering Op 4 juni 2007 installeerde minister Vandenbroucke een ministeriële commissie rationalisatie hoger onderwijs, voorgezeten door Luc Soete. Deze commissie legde in de loop van februari 2008 een rapport over de optimalisatie en rationalisatie van het hogeronderwijslandschap en aanbod neer. De Raad Hoger Onderwijs heeft kennis genomen van dit rapport en lijst in dit advies op eigen initiatief een aantal bedenkingen bij het rapport op. De raad werd op de hoogte gesteld van een vervolgopdracht van de minister aan de commissie. Dit advies werd voorbereid door de werkgroep Rationalisatie, voorgezeten door Eric Halsberghe. De Raad Hoger Onderwijs besprak dit advies in zijn raadsvergadering van 13 mei 2008 en keurde het goed. Er waren 18 stemgerechtigde leden aanwezig. 15 leden stemden voor, 2 leden stemden tegen, 1 lid onthield zich. 2 Vlor-advies rationalisatie 12 december 2006 De Raad Hoger Onderwijs bracht op 12 december 2006 een advies uit over de rationalisatieproblematiek in het Vlaamse hoger onderwijs. De raad besprak hier uitvoerig de doelstellingen van rationalisatie, de factoren die het optimale opleidingenaanbod bepalen en schetste de contouren van een rationalisatiemethode. Wat de methode betreft, pleitte de raad ervoor om bestaande mechanismen met een rationaliserend neveneffect een kans te geven (accreditatie, financieringsdecreet, associatievorming). Hij bepleitte daarnaast een zelfregulerend kader. De raad benadrukte herhaaldelijk de complexiteit van de problematiek en besteedde veel aandacht aan de noodzakelijke begeleidende maatregelen. De raad staat nog steeds achter zijn advies van 2006 en voegt het daarom nogmaals bij het huidige advies. De raad is van mening dat het kader dat hij toen schetste nog steeds geldig is en als leidraad kan dienen bij de werkzaamheden van de ministeriële commissie. De raad is tevreden dat de commissie een aantal van zijn vaststellingen en uitgangspunten heeft geïntegreerd in haar rapport. De raad betreurt dat met verschillende van zijn bedenkingen geen rekening werd gehouden en gaat verder in dit advies dieper in op de verschilpunten. De raad geeft alvast mee dat hij het ontbreken van substantiële verwijzingen naar begeleidende maatregelen beschouwt als een grote lacune van het rapport. 3 Democratisch deficit De Raad Hoger Onderwijs stelt vast dat niet alle partners hoger onderwijs betrokken waren bij de werkzaamheden van de ministeriële commissie. Het betrekken van alle partners, creëert nochtans een groter draagvlak en maakt het mogelijk de problematiek vanuit meerdere oogpunten te bekijken. De raad is ook van mening dat wanneer een dergelijk technisch rapport wordt neergelegd, de bevindingen hiervan beter eerst grondig worden doorgepraat in de Vlaamse 1

Onderwijsraad, de strategische adviesraad voor het beleidsdomein Onderwijs en Vorming, alvorens de publieke opinie hiermee te confronteren. Vooral voor de opleidingen die zich in de zogenaamde knipperlichtenzone bevinden, kan het verspreiden van het rapport een negatieve invloed hebben op de studentenwerving. De raad had verwacht dat de minister zijn advies zou hebben gevraagd of afgewacht of ten minste de ingrijpende voorstellen (zoals de zogenaamde inkanteling van de academische bachelor- en masteropleidingen van de hogescholen in de universiteiten na 2012-2013) met alle partners zou hebben besproken alvorens de commissie een vervolgopdracht te geven. De raad is van mening dat een aantal van de voorstellen van de commissie een breed maatschappelijk debat vragen, waarvoor de raad alvast een platform kan bieden. 4 Middelen De raad is voorstander van rationalisatie, gedefinieerd als het optimaal inzetten van de beschikbare (overheids)middelen om de doelstellingen van een kwaliteitsvol hoger onderwijs te realiseren (zie Vlor-advies over de rationalisatieproblematiek, 2006, p.2). De Raad Hoger Onderwijs pleit ervoor om deze doelstelling te realiseren op basis van een aantal eerlijke en goed werkende principes. Rationalisatie moet volgens de raad bekeken worden in het grotere geheel van optimalisering van het hoger onderwijs. Het is belangrijk dat het hoger onderwijs beter gewapend wordt om zijn doelstellingen te bereiken. Rationalisatie is hier slechts een element van, dat men moet koppelen aan een duidelijke toekomstvisie van het hoger onderwijs. Rationalisatie mag zich niet verengen tot een debat over een kwantitatieve norm. De overheid moet daarenboven voor het hele rationalisatieproces voldoende middelen vrijmaken. De raad is verheugd dat het rapport van de ministeriële commissie stelt dat rationalisatie geen besparingsoperatie is (p. 59), maar dat het hele proces veel bijkomende werkingsmiddelen zal vragen. De raad stelt daarbij vast dat het vooropgestelde rationalisatiefonds (ongeveer 0.4 % van het totale budget voor hoger onderwijs) volstrekt ontoereikend is om ingrijpende veranderingen door te voeren. De rationalisatieplannen waarvan sprake in het rapport, kunnen enkel uitgevoerd worden als er voldoende middelen voorhanden zijn. Het rapport maakt geen melding van de randvoorwaarden voor rationalisatie. De raad ging hier uitgebreid op in in zijn eerder advies over rationalisatie (2006). Wanneer het rationalisatieproces leidt tot een minder gespreid aanbod, zullen studenten zich noodgedwongen meer moeten verplaatsen. De raad stelde dat er dan sociaal flankerende maatregelen moeten komen met betrekking tot studietoelagen, huisvesting en vervoer. Maar rationalisatie heeft ongetwijfeld ook een impact op het personeel. De raad stelde daarom een aantal begeleidende maatregelen voor met betrekking tot het behoud van tewerkstelling, inzetbaarheid en mobiliteit. Voor de uitvoering van deze maatregelen, moet de overheid de nodige middelen voorzien. De raad heeft er in het verleden reeds op gewezen dat de overheid nog steeds onvoldoende publieke middelen in het hoger onderwijs investeert om de norm van 2 % van het BNP te halen, die de Europese Commissie als streefdoel vooropstelt. De raad wijst er op dat deze norm niet afhankelijk is (of mag gemaakt worden) van het aantal studenten in het hoger onderwijs. 2

De raad wijst er op dat het hoger onderwijs voortdurend met nieuwe uitdagingen geconfronteerd wordt. Er wordt van het hoger onderwijs onder andere verwacht dat het bijdraagt tot de uitbouw van een kennisregio, de output verhoogt, een visie over levenslang en levensbreed leren ontwikkelt, een doelgroepenbeleid voert, en/of flexibilisering implementeert. De raad onderschrijft het belang van deze bijkomende taken, maar stelt dat dringend een prioriteitendiscussie gevoerd moet worden. Voor de gekozen prioriteiten moeten bovendien voldoende middelen ter beschikking gesteld worden. Dit is vandaag onvoldoende het geval. In het advies dat hij samen met de VRWB voorbereidt, Onderwijs: kiem voor innovatie beargumenteert de raad dat zowel professioneel gerichte als academisch gerichte opleidingen vandaag onvoldoende gefinancierd worden om hun maatschappelijke rol naar behoren te vervullen. De raad betreurt dat het rapport van de ministeriële commissie aan deze realiteit voorbij gaat en ook geen melding maakt van de vele nieuwe uitdagingen voor het hoger onderwijs. 5 Uitgangspunten van het rapport van de ministeriële commissie De Raad Hoger Onderwijs is tevreden dat het rapport een aantal uitgangspunten uit het Vloradvies van 2006 overneemt. Het is echter bijzonder jammer dat sommige uitgangspunten, zoals het onderschrijven van het belang van democratisering en het belang en de positie van de professionele bachelor in het hogeronderwijslandschap en de afspraken uit CAO II niet meegenomen worden in de operationalisering van de rationalisatiemethode. In CAO II heeft de minister zich ertoe verbonden dat het personeelsbestand ten minste constant wordt gehouden en bij groeiende instellingen wordt uitgebreid. Daarenboven werd toegezegd (p.4) dat de overheid de regeringscommissarissen zou opdragen erop toe te zien dat de maatregelen die de instellingen nemen voor een evenwichtiger onderwijsaanbod gericht zijn op een reductie en beheersing van de werkdruk. Het hoger onderwijs van vandaag staat voor de grote uitdaging om de brede toegang waar te maken, kwaliteitsvolle trajecten voor iedereen te voorzien, en ook uitdagingen te verzekeren voor excellente studenten. Het rapport gaat uit van een demografische stagnatie (p.6). De raad is van mening dat verschillende elementen deze demografische stagnatie voor een stuk kunnen compenseren: doelgroepstudenten aanspreken in het kader van het democratiseringsproces, de samenwerking met de andere onderwijsniveaus in het kader van HBO bijvoorbeeld (wat het rapport nergens vermeldt) en levenslang leren. Rationalisatie is daarenboven geen statistisch gegeven, maar een proces. Het is belangrijk dat zowel de uitvoering als de sociaal flankerende maatregelen van het rationalisatieproces gemonitord worden; De raad heeft hiernaar geen verwijzing in het rapport teruggevonden. De tekst van het rapport suggereert dat geografische spreiding voor professioneel gerichte bachelors belangrijker is dan voor de academisch gerichte bachelors. Vooral in het kader van democratisering is dit een foutief uitgangspunt. Om drempels te verlagen, moet de geografische spreiding van academische bachelors net zozeer gegarandeerd worden als die van professionele bachelors. 3

6 Rationalisatiemethode voorgesteld door de ministeriële commissie 6.1 Rationalisatie- en programmatienormen en principes De ministeriële commissie schuift een kwantitatieve rationalisatienorm naar voren (pp. 19-20). De Raad Hoger Onderwijs erkent dat dit de discussie kan aanwakkeren, wat hij positief vindt. De raad is immers voorstander van een diepgaand rationalisatiedebat waarbij alle hogeronderwijsactoren betrokken worden. De raad betreurt echter ten zeerste dat de gehanteerde norm arbitrair gekozen is en slechts minimaal beargumenteerd wordt. Normen kunnen in se niet meer zijn dan een aanduiding van een mogelijk knelpunt. Zelf vertrok de raad in zijn advies over de rationalisatieproblematiek van 2006 van een aantal factoren die het optimale opleidingenaanbod bepalen. De raad pleitte ervoor om deze factoren mee te nemen in de bepaling van de rationalisatienorm. De raad blijft voorstander van een dergelijke werkwijze. Want zo hoeft men na het vastleggen van de norm, geen systematische afwijkingen op deze norm te bepalen, zoals gebeurt in het rapport (pp. 20 23). Als toch voor een methode met afwijkingscriteria gekozen wordt, stelt de raad voor alle factoren uit het Vlor-advies van 2006 over te nemen. Een aantal hiervan komen gedeeltelijk aan bod in het rapport: - complementariteit van de opleidingen in het aanbod; - democratisering van het hoger onderwijs; - diversiteitsbeleid en beheersing van de studiekosten; - inbedding van het hoger onderwijs in de nabijheid van het werkveld; - behoeftes van de arbeidsmarkt; - mate en diepgang van specialisatie gekoppeld aan onderzoek. Een aantal van deze factoren komen niet aan bod in het rapport. De raad stelt voor ze ook op te nemen in de afwijkingen: - concurrentie; - variatie in aanbod en profilering; - verhouding van het aantal hogeronderwijsopleidingen tot het bevolkingsaantal van de regio; - impact op de leefbaarheid van andere opleidingen en de instelling; - schaalvoordelen; - valorisatie van het menselijk kapitaal; - mobiliteit en doorstroming van studenten; - internationalisering. Voor een meer gedetailleerde beschrijving van deze factoren, verwijst de raad naar zijn advies van 2006. Over de afwijkingen die de commissie voorstelt, stelt de raad dat vooral de lijst met knelpuntberoepen met de nodige omzichtigheid behandeld moet worden. Deze lijst is immers zeer uitgebreid en ze verandert veelvuldig. De raad merkt ook op dat het levensbeschouwelijke aspect van een instelling samenwerking in het hogeronderwijsveld niet mag verhinderen. Wanneer het rapport pleit voor samenwerking, trekt het resoluut de kaart van studentenmobiliteit. De raad is echter eerder voorstander van docentenmobiliteit. Dit is efficiënter en kostenbesparend. Het spreekt voor zich dat de mobiliteit van een docent moet meegerekend worden in de samenstelling van zijn of haar takenpakket. 4

De raad stelt eveneens vast dat de voorgestelde rationalisatienorm geen rekening houdt met de kwalitatieve aspecten van de opleidingen. Nochtans lenen visitatierapporten opgesteld door peers zich goed voor de beoordeling van de kwaliteit van de opleiding. Men kan bovendien nadenken over normen die kwaliteit integreren, bijvoorbeeld het doorstroompercentage van doelgroepstudenten. Of men zou bijvoorbeeld instellingen kunnen laten nagaan hoeveel studenten men nodig heeft om een opleiding kwalitatief en leefbaar in te richten. Het is bovendien vreemd dat de norm geen rekening houdt met regionale overlappingen of overlappingen binnen de associaties. De norm houdt, met andere woorden, geen rekening met de totaliteit van het hogeronderwijslandschap. De raad wijst erop dat als een norm wordt ingevoerd, dat een gelijke behandeling van professionele en academische bachelors belangrijk is. Het rapport van de ministeriële commissie stelt dat voor opleidingen die de norm niet halen tegen het academiejaar 2015-2016, een rationalisatieplan operationeel moet zijn (p.20). De raad vraagt zich af welke instantie deze plannen zal beoordelen en welke procedure gevolgd zal worden. Duidelijkheid en transparantie zijn hierbij noodzakelijk. De raad stelt voor dat de Erkenningscommissie hierin een rol zou spelen. 6.2 De voorgestelde stilstandperiode De Raad Hoger Onderwijs is voorstander van een beperkte stilstandperiode. Hij stelt voor dit decretaal te verankeren. De raad pleit voor een gelijke behandeling indien, in het kader van het HBO, andere onderwijsniveaus concurrerende opleidingen kunnen opstarten (in casu cvo s). 6.3 Clustering van opleidingen In deel III van het rapport, de numerieke analyse van de bezettingsgraad van de bestaande opleidingen, wordt de voorgestelde rationalisatienorm toegepast en worden meteen een aantal opleidingen geclusterd. De raad is voorstander van clustering van opleidingen, maar stelt voor om de clustering toe te passen vóór het vaststellen van de norm. De clustering in het overzicht gebeurt bovendien ongemotiveerd. Het is de raad daarom niet helemaal duidelijk waarom bepaalde opleidingen in het overzicht geclusterd worden en andere niet. Clustering van opleidingen moet volgens de raad gebeuren op basis van inhoudelijke afhankelijkheid. Het is daarbij belangrijk dat men bekijkt wat het effect van rationalisatie is op de andere opleidingen in de cluster. 6.4 Bijkomende aandachtspunten De Raad Hoger Onderwijs wijst er nogmaals op dat de overheid in het kader van de herstructurering en de flexibilisering van het Vlaamse hoger onderwijs in een nog niet zo ver verleden een aantal maatregelen gecreëerd heeft, die ook een rationaliserend neveneffect hebben. De raad is van mening dat de overheid deze processen een kans moet geven om op kruissnelheid te komen en de effecten ervan op middellange termijn moet evalueren (visitatie en accreditatie, associatievorming, drempels bij het opstarten van nieuwe opleidingen, het nieuwe financieringsdecreet). De raad is daarom sterk voorstander van een gefaseerd proces. 5

De Raad Hoger Onderwijs benadrukt, net zoals in zijn advies van 2006, dat er nood is aan een transparant zelfregulerend referentiekader, met daarin de nodige definities, hun onderlinge afstemming, conceptvorming en onderbouwde criteria voor het vormen van bepaalde clusters. Het opstellen van dit referentiekader vraagt tijd en kan volgens de raad enkel in samenspraak met de sector gebeuren omdat enkel hij de nodige expertise in huis heeft om cijfergegevens correct te interpreteren. De sector is bereid deze inspanning te leveren. Samenwerking en collectieve verantwoordelijkheid zijn hierin erg belangrijk. De Raad Hoger Onderwijs stelt daarnaast voor om af te stappen van rigide referentie- en tolerantienormen en te kiezen voor richtnormen, waarbij rekening gehouden wordt met de factoren hierboven in 6.1 opgelijst en waarbij ook het proces transparant is. In dit geval worden in het decreet eerder procesdoelstellingen opgenomen, die bepalen dat de sector zelf aangepaste gecombineerde normen vastlegt. De raad erkent dat een dergelijke werkwijze tijd vraagt en stelde daarom reeds in 2006 voor dat wanneer de overheid maatregelen op korte termijn wil doorvoeren, zij in samenspraak met de sector de specifieke pijnpunten identificeert en aangeeft in welke richting het hogeronderwijslandschap op korte termijn moet evolueren. 7 Ontwikkeling van de structuur van het Vlaamse hoger onderwijs na de academisering van de hogeschoolopleidingen De Raad Hoger Onderwijs wijst erop dat het voorstel van de ministeriële commissie tot inkanteling van de academiserende opleidingen in de universiteit, een ingrijpende structurele verandering is. Hij vraagt zich af of de gevolgen van een dergelijke operatie vandaag wel al goed overzien kunnen worden en of de minister in zijn vervolgopdracht aan de ministeriële commissie niet al te snel uitgaat van inkanteling. Hij wijst erop dat wijzigingen aan de onderwijsbevoegdheden ook een decretale aanpassing en parlementaire bespreking vragen. De raad is van mening dat zo een omvangrijke operatie een behoorlijk maatschappelijk en parlementair debat vraagt. Aandachtspunten in dit debat zijn volgens de raad de beschikbare middelen en de financiële prioriteiten, de geografische spreiding, de rol van de associaties, de herkenbaarheid en transparantie op internationaal vlak, de meerwaarde inzake rationalisering, de positie van de professionele bachelor, de evenwichten in het hogeronderwijslandschap en de verhouding tussen hogescholen en universiteiten. De raad wil vermijden dat tussen de twee een onoverbrugbare kloof ontstaat. Isabelle De Ridder secretaris Harry Martens voorzitter 6