Beleidsregels Wet taaleis gemeente Mook en Middelaar 2016.

Vergelijkbare documenten
overwegende dat het wenselijk is nadere regels met betrekking tot de uitvoering van de Wet Taaleis vast te leggen, b e s l u i t e n:

Beleidsregels Wet taaleis 2016 gemeente Druten

b. Uitkering: de door het college verleende bijstand in het kader van de Participatiewet

Beleidsregels Wet Taaleis Participatiewet Meierijstad 2017

Beleidsregels Wet taaleis gemeente Vlagtwedde

CVDR. Nr. CVDR397168_1

Beleidsregels Wet taaleis gemeente Schouwen-Duiveland

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude. Beleidsregels Wet taaleis Haarlemmerliede en Spaarnwoude 2016

Beleidsregels Wet taaleis 2016

nr Officiële uitgave van de gemeente Midden-Drenthe d.d. 31 januari 2017

Hoofdstuk IV Kennisgeving, bereidverklaring en aanbod taaltraject 3

Artikel 3 Taaltoets De taaltoets wordt uitgevoerd door nog een nader te bepalen organisatie.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder,

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Gemeente Oldambt 2015

documentnr.: INT/M/16/24656 zaaknr.: Z/M/16/30986 Beleidsregels Wet taaleis 2016

Hoofdstuk I Algemeen. Hoofdstuk II Taaleis. Hoofdstuk IV Taaltoets. Beleidsregels Wet taaleis Oldebroek 2016

besluiten vast te stellen de volgende beleidsregels: Beleidsregels Wet taaleis Goeree- Overflakkee.

GEMEENTEBLAD. Nr Beleidsregels Wet taaleis Oldebroek Hoofdstuk I Algemeen

Het college van burgemeester en wethouders van Montferland,

Beleidsregel Taaleis Participatiewet gemeente Bronckhorst Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst;

Beleidsregels taaleis Participatiewet Sociale Dienst Oost Achterhoek

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft,

Op de volgende wijze wordt de kennis van de Nederlandse taal aangetoond:

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst;

Beleidsregel Wet taaleis 2016

CVDR. Nr. CVDR601833_1. Hoofdstuk 1 Algemeen

Beleidsregels Wet taaleis gemeente Edam-Volendam

GEMEENTEBLAD. Nr Beleidsregels Taaleis gemeente Rijswijk 2017 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Beleidsregels Wet taaleis Hoofdstuk I Hoofdstuk II Hoofdstuk III Hoofdstuk IV Hoofdstuk V Hoofdstuk VI Hoofdstuk VII Hoofdstuk VIII

het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht; de door het college verleende bijstand in het kader van de Participatiewet

Burgemeester en wethouders van Heemskerk maken bekend de beleidsregel Beleidsregels Taaleis 2016 gemeente Heemskerk vast te stellen.

GEMEENTEBLAD. Nr december Officiële uitgave van gemeente Bergeijk. Het college van burgemeester en wethouders van Bergeijk;

Beleidsregels Wet Taaleis 2016 betreffende de Participatiewet

e. Participatiewet: de Participatiewet met inbegrip van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).

BELEIDSREGELS TAALEIS

overwegende dat het om redenen van rechtszekerheid en doelmatigheid wenselijk is om beleidsregels vast te stellen inzake de taaleis Participatiewet;

Besluit Beleidsregels Wet taaleis

Elektronisch. Deze berichten staan op

Someren Besluit College van BenW

Artikel 2. Aantonen beheersing van de Nederlandse taal door belanghebbende

Elektronisch. Deze berichten staan op

Beleidsregels Wet taaleis Participatiewet 2016 gemeente Pijnacker-Nootdorp

Hoofdstuk 4 Niet toetsen in het kader van de Wet Taaleis

GEMEENTEBLAD. Nr BELEIDSREGEL TAALEIS 2016 DDFK+S

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen;

Bij alle overige te leggen documenten moet een individuele beoordeling plaatsvinden.

1. Inleiding. 2. De doelgroep

Inburgeringsexamen: voorwaarde voor naturalisatie

Uitvoeringsbesluit Taaleis Participatiewet 2016, gemeente Oosterhout

gelezen het voorstel van afdeling B&O van het cluster W&I van 25 januari 2016,

Tevens is een handleiding met uitvoeringskeuzes opgesteld. Deze treft u hieronder aan.

Dit is het schema zoals dat vanaf 1 januari 2015 geldt.

Beleidsregels Wet TaaleisGemeente Zwartewaterland

Inburgeringsexamen: voorwaarde voor naturalisatie in het buitenland

Het Dagelijks Bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Steenwijkerland en Westerveld

Inburgeringsexamen: voorwaarde voor naturalisatie

Informatie over naturalisatie en inburgering

Inburgeringsexamen: voorwaarde voor naturalisatie in het buitenland

Inburgeringsexamen: voorwaarde voor naturalisatie

Beleidsregels Wet Taaleis in de WWB 2016 gemeente Geertruidenberg. Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Geertruidenberg,

A: Wettelijke eisen en stappenplan Wet Taaleis

VERORDENING WET INBURGERING GEMEENTE ALPHEN AAN DEN RIJN 2012

Inburgeringsexamen: voorwaarde voor naturalisatie in het buitenland

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Gemeente Den Haag BELEIDSREGEL TAALEIS DEN HAAG 2016 HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, gelet op artikel 18b Participatiewet, Besluit:

Dantumadiel Dongeradeel Ferwerderadiel Kollumerland c.a. Schiermonnikoog

Workshop: de Participatiewet na enkele maanden

Informatie over naturalisatie en inburgering

Verordening Wet inburgering gemeente Wierden 2013

VERORDENING EN BELEIDSREGELS INBURGERING HELMOND 2015

RAADSINFORMATIEBRIEF VERZONDEN 2 5 JAN 20ÎG. Brief van het college aan de raad. Onderwerp. Beleidsregels Wet Taaleis

Beleidsregels behorend bij de Verordening Wet inburgering Helmond 2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Inburgeringsexamen: voorwaarde voor naturalisatie in het buitenland

Onderwerp: Verordening individuele studietoeslag gemeente Mook en Middelaar 2015

documentnr.: INT/M/16/25122 zaaknr.: Z/M/16/30986 Raadsvoorstel

Beleidsregel scholingsplicht jongeren gemeente Overbetuwe 2012

Vrijlating inkomsten uit arbeid en vrijlating kostenvergoeding vrijwilligerswerk Participatiewet, IOAW en IOAZ

Beleidsregels behorend bij de Verordening gewijzigde Wet inburgering Weesp 2014

Maatregelverordening Wet werk en bijstand gemeente Gennep 2013

Inburgeringsexamen: voorwaarde voor naturalisatie in het buitenland

Beleidsregel algemeen geaccepteerde arbeid en ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015

Gemeenteblad van Zaltbommel 2010 Nr. 6.1

Gemeente Heerlen - Beleidsregel gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten kinderopvang 2018

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Westland 2015

gelet op artikel 36 en artikel 8 lid 2 van de Participatiewet en artikel 2 van de verordening individuele inkomenstoeslag Castricum 2015;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Handreiking Wet Taaleis Participatiewet

Beleidsregels Wet inburgering. WIZ de Bevelanden

CVDR. Nr. CVDR26528_1. Nadere regels Premiebeleid gemeente Almere

Informatiebijeenkomst BVNT2. Mohammed el Hamdaoui Beleidsadviseur DUO

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Lingewaard 2015

Handreiking Wet Taaleis Participatiewet

Onderwerp : Vaststelling Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2016 in verband met invoering Wet taaleis

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 mei 2009, gelet op de Wet inburgering (WI),

Verordening tegenprestatie gemeente Mook en Middelaar 2016

Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ en Bbz gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 maart 2013;

Transcriptie:

CVDR Officiële uitgave van Mook en Middelaar. Nr. CVDR464831_1 9 januari 2018 Beleidsregels Wet taaleis gemeente Mook en Middelaar 2016 Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Mook en Middelaar, gelet op artikel 18b Participatiewet, besluit vast te stellen, Beleidsregels Wet taaleis gemeente Mook en Middelaar 2016. Hoofdstuk I Algemeen Artikel 1. Begripsbepalingen 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht. 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder: a. referentieniveau: het referentieniveau 1F dat is vastgesteld op grond van artikel 2 eerste lid, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal; b. taalplan: een plan dat wordt opgesteld door het college waarin staat wat het startniveau van belanghebbende is, welk niveau haalbaar is en hoe lang belanghebbende nodig heeft om dit niveau te bereiken; c. uitkering: algemene bijstand op grond van de Participatiewet; d. wet: de Participatiewet met inbegrip van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004; e. Wet educatie: de wet van 9 juli 2014 tot wijziging van onder meer de Wet participatiebudget en de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het invoeren van een specifieke uitkering educatie en het vervallen van de verplichte besteding van educatiemiddelen bij regionale opleidingscentra. f. Wet taaleis: de wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand teneinde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan die wet (Wet taaleis WWB). Hoofdstuk II Kennis van de Nederlandse taal Artikel 2. Aantonen beheersing Nederlandse taal. 1. Indien de belanghebbende in de periode dat voor hem de leerplicht gold, tenminste acht jaren in Nederland heeft gewoond, dan wordt ervan uitgegaan dat de belanghebbende gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd. 2. De belanghebbende kan met rapporten of diploma s van erkende Nederlandse onderwijsinstellingen - zowel basis-, voortgezet als beroepsonderwijs- de beheersing van de Nederlandse taal aantonen. 3. De belanghebbende kan met rapporten of diploma s van private onderwijsinstellingen of van onderwijsinstellingen in het buitenland de beheersing van de Nederlandse taal aantonen. 4. Er wordt van uitgegaan dat de belanghebbende de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst indien hij in Nederland werkzaam is geweest: a. gedurende een periode van 36 aaneengesloten maanden direct voorafgaand aan de werkloosheid, of b. gedurende 48 maanden met onderbrekingen in de periode van 5 jaar voorafgaand aan de werkloosheid. Hoofdstuk III De taaltoets Artikel 3. Taaltoets De taaltoets wordt, in opdracht van het Werkbedrijf Regio Rijk van Nijmegen, uitgevoerd door Capabel. Artikel 4. Geen taaltoets De taaltoets wordt niet afgenomen indien: a. tijdens een eerdere uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal beheerst; b. tijdens een eerdere uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, maar ook is vastgesteld dat belanghebbende niet is staat is om de Nederlandse taal op het referentieniveau machtig te worden. c. belanghebbende een uitkering ontving van een andere gemeente, in die gemeente al een toets is afgenomen en de toetsresultaten kunnen worden overgenomen, tenzij deze toetsresultaten onvoldoende zekerheid bieden over de actuele taalvaardigheid; 1

d. de duur van de uitkering bij voorbaat kan worden vastgesteld op korter dan 3 maanden. Hoofdstuk IV Kennisgeving, bereidverklaring en aanbod taalplan Artikel 5. Kennisgeving en (geen) bereidverklaring 1. Belanghebbende ontvangt uiterlijk binnen acht weken na het afleggen van de taaltoets de schriftelijke kennisgeving met de uitslag van de taaltoets. 2. Indien uit de taaltoets blijkt dat belanghebbende niet aan de taaleis voldoet, dan wordt de volgende procedure gevolgd: a. Belanghebbende wordt uitgenodigd voor een gesprek. b. Tijdens het gesprek wordt de uitslag van de taaltoets meegedeeld en tevens wordt een taalplan op maat aangeboden. c. Indien de belanghebbende akkoord gaat met het taalplan, ondertekent hij het taalplan. d. Het ondertekende taalplan wordt aangemerkt als een bereidverklaring om te starten met het leertraject dat leidt tot beheersing van de Nederlandse taal op het referentieniveau. e. Indien belanghebbende niet akkoord gaat met het taalplan, dan worden de gevolgen daarvan mondeling aan de belanghebbende meegedeeld. Artikel 6. Uitvoering taalplan Het taalplan wordt uitgevoerd door de educatie-instelling die daarvoor gecontracteerd is in het kader van de Wet educatie. Hoofdstuk V De voortgang van het taaltraject Artikel 7. Het volgen van de voortgang van het taalplan 1. Het taalplan vormt de basis voor de beoordeling of de belanghebbende zich voldoende heeft ingespannen. 2. De educatie-instelling rapporteert aan het college over de voortgang. 3. Door of namens het college worden met de educatie-instelling afspraken gemaakt over de rapportage. Artikel 8. Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt in ieder geval indien: a. aan de belanghebbende een ontheffing verleend op grond van de Wet inburgering; b. bij belanghebbende een leerprobleem is vastgesteld; c. door de educatie-instelling is vastgesteld dat door in de persoon gelegen factoren belanghebbende niet is staat is om de Nederlandse taal op het referentieniveau machtig te worden. Hoofdstuk VII Relatie met andere wetgeving Artikel 9.Relatie met Wet inburgering Indien de belanghebbende is begonnen met een leertraject in het kader van de Wet inburgering, dan wordt hij geacht te hebben aangevangen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal zoals bedoeld in artikel 18b lid 6 onder a Participatiewet. Artikel 10. Relatie met de Wet educatie Indien de belanghebbende voor de ingangsdatum van de Wet taaleis is begonnen met een taalplan in het kader van de Wet educatie en dit traject loopt nog, dan wordt hij geacht te hebben aangevangen met het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal zoals bedoeld in artikel 18b lid 6 onder a Participatiewet. Hoofdstuk VIII Slotbepalingen Artikel 11. Inwerkingtreding Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 april 2016 en werken terug tot en met 1 januari 2016. Artikel 12. Citeertitel Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels Wet taaleis gemeente Mook en Middelaar. Aldus besloten in zijn openbare vergadering d.d. 12 april 2016 2

De secretaris, J.M.G. Smits De Kinkelder De burgemeester, mr. drs. W. Gradisen 3

Bijlage Toelichting Algemeen De Eerste Kamer heeft op 17 maart 2015 ingestemd met het wetsvoorstel Wet taaleis WWB (hierna: Wet taaleis). Dit wetsvoorstel is een uitvloeisel van een aantal afspraken uit het regeerakkoord Bruggen slaan. Het niet voldoende beheersen van de Nederlandse taal is nadrukkelijk géén uitsluitingsgrond of toegangsvoorwaarde voor bijstand. De taaleis is alleen van toepassing als er recht op algemene bijstand bestaat en voor de bijstandsgerechtigden de arbeidsverplichting geldt. De taaleis legt een inspanningsverplichting op aan belanghebbende. Het volstaat dus dat de belanghebbende zich inspant om de Nederlandse taal voldoende machtig te worden. Doel van die inspanningsverplichting is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F te verwerven. Het betreft dan spreekvaardigheid, luistervaardigheid, gespreksvaardigheid, schrijfvaardigheid en leesvaardigheid. Met de Wet taaleis krijgt de gemeente de verplichting om van bijstandsgerechtigden te verlangen dat zij actief werken aan hun taalvaardigheid. Zonder Nederlands te begrijpen en te spreken is het immers veel moeilijker om aan het werk te komen en daarmee uit de bijstand te komen. Bovendien draagt kennis van de taal bij aan maatschappelijke participatie. De Participatiewet kent een brede arbeids- en re-integratieverplichting. Gezien het belang van de beheersing van de Nederlandse taal voor arbeidsinschakeling heeft het Rijk er voor gekozen om de Participatiewet uit te breiden met een taaleis, door toevoeging van artikel 18b. Artikel 1. Begripsbepalingen Lid 1: De begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht zijn niet gedefinieerd. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van deze definities in de betreffende wetten ook de beleidsregels moeten worden gewijzigd. Lid 2 bevat de begripsbepalingen die op deze beleidsregels van toepassing zijn. Artikel 2. Aantonen beheersing Nederlandse taal Lid 1: Wanneer betrokkene in de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) tenminste acht jaren in Nederland heeft gewoond kan er van uit worden gegaan dat hij gedurende 8 jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd. Dit hoeft niet verder bewezen te worden, omdat dat duidelijk is vanuit de Basisregistratie Personen (BRP). De leerplichtwet was op dat moment van toepassing. Lid 2 en 3: De belanghebbende moet over een document beschikken waaruit blijkt dat hij de Nederlandse taal voldoende beheerst. Deze plicht geldt voor iedere belanghebbende. De bewijslast rust op de belanghebbende. a. Voorbeelden van particulier of Nederlandstalig onderwijs in het buitenland zijn: een Belgisch diploma met een voldoende voor het vak Nederlands cijferlijst (beide documenten voorzien van apostille); een Surinaams diploma met voldoende voor het vak Nederlands cijferlijst (beide documenten voorzien van apostille); een diploma van het Europees baccalaureaat van de Europese school, met Nederlands als 1e of 2e taal en een voldoende voor het vak Nederlands; een getuigschrift International baccalaureaat Middle Years Certificate, International General Certificate of Secondary Education of International Baccalaureaat met een voldoende voor het vak Nederlands. b. Naast het diploma inburgering zijn ook de volgende documenten gelijkwaardig aan het diploma inburgering: een diploma Staatsexamen Nederlands als tweede taal (NT-2), programma I of II; een WIN-Certificaat, met bijbehorende verklaring van de school, met voldoende niveau voor onderdeel Maatschappij Orientatie (t/m 31 augustus 2001 85% of hoger, vanaf 1 september 2001 80% of hoger) en voldoende taalniveau op alle onderdelen (niveau A2); een Certificaat Inburgering Oudkomers met op alle taalonderdelen niveau A2; een document waaruit blijkt dat de Verkorte Vrijstellingstoets is afgelegd en behaald; een certificaat Naturalisatietoets (zoals dit luidde voor 1 april 2007). Hieruit moet blijken dat belanghebbende geslaagd is voor de volgende vijf onderdelen: kennis van staatsinrichting en maatschappij; spreek-, luister-, schrijf- en leesvaardigheid. Bij een ander document kan bijvoorbeeld worden gedacht aan (deel)certificaten, waaruit blijkt dat men de Nederlandse taal op niveau 1F beheerst (taalcursussen). Dit kunnen ook diploma s MBO, HBO of WO zijn. Lid 4: De wet legt een directe relatie tussen de arbeidsverplichting en de taaleis. Omgekeerd kan er dus ook een relatie worden gelegd tussen werken en beheersing van de Nederlandse taal. We nemen daarom aan dat als de belanghebbende recent heeft gewerkt, hij de Nederlandse taal in voldoende 4

mate beheerst. Onder a en b zijn bepalingen opgenomen over de duur van de gewerkte periode en over al dan niet aaneengesloten maanden. Artikel 3. Taaltoets In dit artikel is bepaald dat de taaltoets wordt uitgevoerd door Capabel. Artikel 4. Geen taaltoets In dit artikel zijn situaties/omstandigheden genoemd die er toe leiden dat geen taaltoets wordt afgenomen. Daarnaast is het op grond van de wet altijd mogelijk om vanwege bijzondere omstandigheden (o.a. in de persoon gelegen factoren) of dringende redenen af te zien van een taaltoets. Artikel 5. Kennisgeving en (geen) bereidverklaring Lid 1: Dit betreft de termijn waarbinnen de uitslag van de taaltoets moet worden meegedeeld. Lid 2: Dit bevat de stappen die worden gezet als blijkt dat de belanghebbende niet aan de taaleis voldoet. Artikel 6 Uitvoering taalplan Behoeft geen toelichting Artikel 7 Het volgen van de voortgang van het taalplan Het taalplan dient als basis voor het bepalen van de voortgang. Dit kan per persoon verschillend zijn. De wet bepaalt daarnaast al dat ieder halfjaar een taaltoets moet worden afgenomen. Artikel 8. Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid kan op meerdere momenten in het werkproces van toepassing zijn. Voorbeelden hiervan zijn bij het beoordelen van wel of geen taaltoets en gedurende het taalplan. De opsomming van voorbeelden is niet limitatief. a.in het kader van de Wet inburgering kan DUO ontheffing geven van de inburgeringsplicht. Deze ontheffing kan op 3 gronden gegeven worden: bij aantoonbaar geleverde inspanning: o belanghebbende heeft minimaal 600 uur een inburgerings- of alfabetiseringscursus gevolgd, en o minimaal 4x examen gedaan en niet geslaagd, of o via een toets bij DUO is vastgesteld dat het Nederlands lezen en schrijven onvoldoende is om te kunnen inburgeren o bij aantoonbaar voldoende ingeburgerd o bij een ontheffing om medische redenen. b. Er is sprake van een leerprobleem in de volgende gevallen: Een leerprobleem dat vastgelegd is in met een officiële verklaring van een deskundige, zoals een dyslexie-verklaring. Belanghebbenden die in het verleden diverse malen een taalcursus hebben gevolgd, zonder direct aantoonbaar resultaat, kunnen bij de educatie-instelling een leerbaarheidstest doen. Als daaruit blijkt dat belanghebbende niet (meer) leerbaar is, is het redelijk om dit te zien als het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid. c.verder ontbreekt bij belanghebbenden, waarvan op basis van een medisch of psychologisch onderzoek is vastgesteld dat zij op dit moment niet deel kunnen nemen aan activiteiten (ontheffing van de arbeidsplicht, algemene ontheffing), elke vorm van verwijtbaarheid. Artikel 9. Relatie met Wet inburgering Voor inburgeringsplichtigen op grond van de Wet inburgering geldt dat zij al een verplichting hebben om de Nederlandse taal machtig te worden. Op grond van de Wet inburgering heeft een inburgeraar 3 of 5 jaar de tijd om te voldoen aan het in die wet vereiste taalniveau (A2). Wanneer een belanghebbende begonnen is met een leertraject in het kader van de Wet inburgering, kan dit worden aangemerkt als voldoende inspanning van de kant van de belanghebbende, zoals bedoeld is in de Wet Taaleis. De belanghebbende krijgt dus niet met twee verschillende trajecten te maken. Wel dient de gemeente te monitoren in welke mate voortgang wordt gemaakt met het inburgeringstraject. Desgevraagd moet de aanvrager het volgen van een dergelijk traject aantonen aan de hand van documenten. Dat geldt ook voor het meten van de voortgang. Laat de aanvrager na de betreffende documenten te overleggen, dan heeft dit nog geen gevolgen voor het recht op algemene bijstand. Gevolg is wel, dat bij het niet verstrekken van een bewijs dat men een inburgeringstraject volgt of voortgang maakt, er een verplichting ontstaat om een toets af te leggen in het kader van de Wet Taaleis. Artikel 10. Relatie met de Wet educatie Indien de belanghebbende een aanbod met als doel taalverhoging hebben aanvaard en dit nog volgt op de ingangsdatum van de Wet taaleis, dan is hij actief bezig met Nederlandse taalverhoging. Hij levert daarmee voldoende inspanning. 5

Voor deze belanghebbenden gelden dezelfde regels voor de voortgang van het traject als voor belanghebbenden die een aanbod hebben vanuit de Wet taaleis. Artikel 11. Inwerkingtreding Behoeft geen toelichting Artikel 12. Citeertitel Behoeft geen toelichting 6