Plan Luijsterlaan, Sint Philipsland. rapport 4210

Vergelijkbare documenten
Nekkeveld 5, Nijkerk. Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek. J. Huizer

Glaifa-terrein, Voortsepad 39, Hilvarenbeek

Oppad 2 te Oud-Loosdrecht, gemeente Wijdemeren

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)

Hoek Verkeersweg - Hoofdweg, Harderwijk rapport 3471

4 Archeologisch onderzoek

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Ede, Roekelse Bos (gem. Ede)

Kruising van de van Heuven-Goedhartlaan met de Weg om de Noord/Kruisweg te Hoofddorp (gemeente Haarlemmermeer)

Heesch - Beellandstraat

Sportpark Van IJsendijkstraat te Purmerend rapport 3237

Archeologische Quickscan

Hoek Verkeersweg Hoofdweg, Harderwijk (gemeente Harderwijk)

Locaties EVG-centrum en Zeggelaan 115 te Terheijden (gemeente Drimmelen)

Kloosterplantsoen/Jolandeplantsoen te IJsselstein

Bijlage 4 Bepaling archeologische verwachtingswaarden

Archeologisch bureauonderzoek De Kikkerpit te Domburg, gemeente Veere

Figuur 4.1 Stroomschema archeologie gemeente Terneuzen

Pijnackerse Vaart nabij Delfgauw rapport 3082

Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel)

Stelleweg te Ouddorp (gemeente Goeree-Overflakkee)

Archeologisch bureauonderzoek

Tussen Stroet 2 en Groenedijk 3 in Sint Maarten rapport 3525

Volenbeekweg tussen 48 en 50, Ermelo rapport 3902

Wildemanstraat te Elst. rapport 2766

memo Locatiegegevens: Inleiding

Bureau voor Archeologie Rapport 273

De Draai bouwveld 1j, Heerhugowaard rapport 3827

Zuidbuurt 51 te Maassluis (gemeentes Maassluis en Vlaardingen)

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554

Middenweg 2-4, Heerhugowaard rapport 3744

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Quickscan Archeologie. Forellenvisvijvers De Huif Aan de Uilenweg 2 Lelystad, gemeente Lelystad

Noordeinde b te Waddinxveen rapport 3319

Schinkeldijk 28, Reeuwijk. rapport 3342

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Laan van Zeestraten te Lier. rapport 3283

Windpark Geefsweer te Delfzijl

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Purmerdijk 13, Purmerend. rapport 3101

Pagina 1 van 7. Archeologie West-Friesland Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Perkpolder te Kloosterzande. rapport 2858

Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam, Gemeente Zwijndrecht, B&G rapport 899

Dordrecht Ondergronds / Briefrapport 1. Dordrecht - Meidoornlaan

Amsterdamseweg te Amstelveen

Binnen 15, Dussen (gemeente Werkendam) rapport 3158

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

6500 voor Chr. RAAP-NOTITIE 4478 Plangebied Noorderweg 27 te Noordwijk 3750 voor Chr. Gemeente Marum Archeologisch vooronderzoek: een verkennend veldo

Kerkstraat 2a, Nieuw-Beijerland Gemeente Korendijk rapport 3103

Dorpsstraat 22 te Hendrik-Ido-Ambacht rapport 3144

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

Pauwmolen, Delft. Een Bureauonderzoek. J.M. Blom

Van Teylingenweg 74 te Kamerik (gemeente Woerden)

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. gemeente Nieuwkoop

Burgwerd, De Hemert 13 Gem. Wûnseradiel (Frl.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /02

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Heemsteedsekanaaldijk/Overeindse weg

GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Oude Amersfoortseweg 99 te Hilversum rapport 2022

Plangebied Wytsmastraat te Burdaard Gemeente Ferwerderadiel Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Libau, 10 augustus Tracé Aduard - Dorkwerd Een Archeologisch Bureauonderzoek

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Eesterweg 48 te Doezum, gemeente Grootegast. Een Archeologisch Bureauonderzoek

Oosterhage & Businesspark Oosterheem, Zoetermeer

Heenvliet, Steenhoeck-Welleweg Gem. Bernisse (ZH.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /11Z

Bureau voor Archeologie. Plan van Aanpak booronderzoek Achterdijk 2-1, Arkel, gemeente Giessenlanden

Nijkerkerweg 55 te Ermelo

Advies Bouwlocatie Oranjestraat te Tubbergen, gem. Tubbergen

Bureau voor Archeologie Rapport Dorpsstraat 245, Assendelft, gemeente Zaanstad: bureauonderzoek en booronderzoek.

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

MEMO. Projectgegevens

Bureau voor Archeologie Rapport De Duynkant, Castricum, gemeente Castricum: booronderzoek

De Moer, plangebied De Hooivork (gemeente Loon op Zand)

Horsterweg 239, Ermelo

Nieuwe Waalreseweg 199, Valkenswaard (gemeente Valkenswaard)

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Dr. Wiardi Beckmansingel 4 te Vlaardingen

Zuidbuurt 33 te Maassluis. rapport 3536

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand

Plangebied naast Warfhuisterweg 12 te Wehe-Den Hoorn (gemeente De Marne) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Duivenvoordestraat te Oegstgeest

Sint Janstraat te Oerle (gemeente Veldhoven)

Onderweg 8, Waddinxveen

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Quickscan Archeologie Bedrijventerrein Zwanegat te Zevenbergen

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Rijnsburgerblok fase 1, gemeente Leiden

N217 (Kwakscheweg) te Oud-Beijerland

Archeologische Quickscan

Karrespoor 5 en 7, gemeente Amersfoort

Kruising N231a en de Treinweg te Aarlanderveen (gemeente Alphen aan den Rijn)

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder

Transcriptie:

Plan Luijsterlaan, Sint Philipsland rapport 4210

Plan Luijsterlaan te Sint Philipsland (gemeente Tholen) Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek I.S.J. Beckers

2 Colofon ADC Rapport 4210 Plan Luijsterlaan te Sint Philipsland (gemeente Tholen) Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek Auteur: I.S.J. Beckers In opdracht van: Quist Vastgoed Ontwikkeling ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, 1 februari 2017 Foto s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld Status onderzoek: definitief Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek. Autorisatie: R.M. van der Zee ISSN 1875-1067 ADC ArcheoProjecten Postbus 1513 3800 BM Amersfoort Tel 033-299 81 81 Fax 033-299 81 80 Email info@archeologie.nl

3 Inhoudsopgave Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied 4 Samenvatting 5 1 Inleiding en administratieve gegevens 7 2 Bureauonderzoek 8 2.1 Doelstelling en vraagstelling 8 2.2 Methodiek 8 2.3 Resultaten 9 2.3.1 Afbakening plan- en onderzoeksgebied, beschrijving huidig gebruik en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik 9 2.3.2 Beschrijving van de aardwetenschappelijke waarden 10 2.3.3 Beschrijving van bekende archeologische waarden 12 2.3.4 Beschrijving van de historische situatie, mogelijke verstoringen en bouwhistorische waarden 14 2.4 Gespecificeerde verwachting en conclusie 15 3 Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 16 3.1 Plan van Aanpak 16 3.1.1 Inleiding 16 3.1.2 Uitvoeringsplan veldwerkzaamheden 16 3.1.3 Monsternameplan 17 3.2 Resultaten Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 17 3.2.1 Lithologische beschrijving 17 3.2.2 Interpretatie 18 3.3 Conclusies 19 4 Aanbeveling 20 Literatuur 21 Geraadpleegde websites 21 Lijst van afbeeldingen en tabellen 21 Verklarende woordenlijst 22 Bijlage 1 Locatie van het plangebied op een paleogeografische reconstructie van Zeeland 35 Bijlage 2 Boorgegevens 36

4 Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied Soort onderzoek: Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van een verkennend booronderzoek Provincie: Zeeland Gemeente: Tholen Plaats: Sint Philipsland Toponiem: Plan Luijsterlaan Projectnaam: Plan Luijsterlaan Coördinaten: 69.720 / 404.550 69.810 / 404.170 70.290 / 404.150 70.250 / 404.310 Kaartblad: 43D (1:25.000) Oppervlakte onderzoekslocatie: Deelgebied A: ca. 4,6 ha Deelgebied B: ca. 4,8 ha Kadastrale gegevens: Deelgebied A: kadastrale gemeente Sint Philipsland, sectie A, percelen 1052 (gedeeltelijk), 1053 en 1054 (gedeeltelijk) Deelgebied B: kadastrale gemeente Sint Philipsland, sectie A, percelen 469, 470, 997, 1689 en 1755 (gedeeltelijk) Status terrein: Het plangebied maakt geen deel uit van een AMK-terrein. Archis-waarnemingsnummer(s): Binnen het plangebied zijn geen Archis-waarnemingen en/of vondstmeldingen geregistreerd. Zeeuws Archeologisch Archief vondstmelding(en) Geen vondstmeldingen bekend in het Zeeuws Archeologisch Archief. Archis-vondstmeldingsnummer(s) In het plangebied zijn geen Archis-vondstmeldingen en/of vondstlocaties aanwezig. CIS-onderzoeksmeldingsnummer: 4020461100 Opdrachtgever: Quist Vastgoed Ontwikkeling Dhr. J. Quist jeroen@q-vo.nl 06-52056646 Waalstraat 57-I 1079 DP Amsterdam Bevoegde overheid: Gemeente Tholen Mevr. N. Tiernego 140166 gemeente@tholen.nl Postbus 51 4690 AB Tholen Begeleiding onderzoek, beoordeling en toetsing: Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) Dhr. drs. K.J.R. Kerckhaert Postbus 49 4330 AA Middelburg Tel: 0113-249 715 Fax: 0118-670 611 Kjr.kerckhaert@scez.nl Beheer en plaats van vondsten: Zeeuws Archeologisch Depot (ZAD) Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Postbus 49 4330 AA Middelburg Depotbeheerder: dhr. H. Hendrikse Tel: 0118 670 618 e-mail: h.hendrikse@scez.nl Beheer en plaats van documentatie: Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA) Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Postbus 49 4330 AA Middelburg Beheerder: dhr. J.J.B. Kuipers Tel: 0118-670879 Fax: 0118-670880 e-mail: jjb.kuipers@scez.nl Beheer en plaats digitale documentatie: http://dx.doi.org/10.17026/dans-z7b-e8py Nieuw aangetroffen vindplaatsen: Niet van toepassing. Complextype(n) en dateringen conform Archis van Niet van toepassing. de nieuw aangetroffen vindplaatsen:

5 Samenvatting In opdracht van Quist Vastgoed Ontwikkeling heeft ADC ArcheoProjecten in oktober 2016 een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Plan Luijsterlaan te Sint Philipsland, gemeente Tholen. Ter plaatse van het terrein van voetbalclub NOAD 67 en een perceel landbouwgrond ten noorden van Sint Philipsland zal een woonwijk gerealiseerd worden. Op een perceel landbouwgrond langs de Rijksweg ten westen van de nieuwe woonwijk zal een nieuw sportterrein in gebruik worden genomen. Op basis van het bureauonderzoek werden in het plangebied op meerdere niveaus archeologische waarden verwacht. Op ca. 2,5 à 3,0 m mv is in het westen en oosten van het plangebied een veenpakket (Hollandveen Laagpakket binnen de Formatie van Nieuwkoop) aanwezig. Waarschijnlijk is het veenpakket direct naast de Luijsterkreek geheel of gedeeltelijk geërodeerd. In de delen van het plangebied waar dit niet het geval is, kunnen in de veraarde top van het veen archeologische waarden uit het IJzertijd en de Romeinse tijd aanwezig zijn. In het veen zelf kunnen archeologische resten uit de Bronstijd aanwezig zijn, zoals bijvoorbeeld depositievondsten. Onder het ca. 0,5 m dikke veenpakket kunnen archeologische resten uit het Neolithicum aanwezig zijn. Indien aanwezig zullen deze zich als een archeologische (bewonings)laag in de top van de mariene afzettingen van het Laagpakket van Wormer manifesteren. In het Laagpakket van, dat zich direct onder het maaiveld bevindt, kunnen archeologische waarden uit de Middeleeuwen aanwezig zijn. Het betreft hier bijvoorbeeld de resten van huisplaatsen; een (humeuze) ophogingslaag met daarin fragmenten aardewerk, botresten of bouwmateriaal. Waarschijnlijk is dit niveau direct naast de Luijsterkreek door erosie verstoord geraakt. In de Nieuwe tijd is het plangebied waarschijnlijk in gebruik geweest als landbouwgebied. Teneinde de bodemopbouw en de mate van verstoring door de Luijsterkreek te onderzoeken is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Het booronderzoek is uitgevoerd conform de Regeling aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de provincie Zeeland 2014. In totaal zijn 70 boringen verricht en doorgezet tot 4 m mv. Tijdens het booronderzoek is in de diepere ondergrond van het plangebied het Laagpakket van Wormer aangetroffen. In het westen van het plangebied bestaat dit pakket uit kwelderafzettingen, in het oosten van het plangebied zijn op enkele locaties schorafzettingen aangetroffen. In het pakket zijn geen potentiële archeologische niveaus waargenomen en er worden daarom geen archeologische waarden uit het Neolithicum verwacht. Boven het Laagpakket van Wormer is in een groot deel van het plangebied conform verwachting een veenpakket aangetroffen. De top van het veen met mogelijke archeologische waarden uit de IJzertijd en de Romeinse tijd is in het hele plangebied geërodeerd. In het centrale deel van het plangebied en in het zuiden van het sportterrein van voetbalvereniging NOAD 67 is het veen geheel geërodeerd door een getijdegeul. Tijdens het booronderzoek is op deze locatie een restgeulvulling aangetroffen. Het plangebied is in de Middeleeuwen veelvuldig overstroomd en werd doorsneden door getijdegeulen. Het plangebied is daarom in deze periode weinig aantrekkelijk geweest voor bewoning. Er zijn op enkele locaties veenlagen in het Laagpakket van gevonden en op deze locaties kan theoretisch periodiek bewoning mogelijk zijn geweest. Gezien het dynamische karakter van het landschap alsook het ontbreken van vindplaatsen en aanknopingspunten van bewoning op oude kaarten wordt de kans op het aantreffen van bewoningssporen echter als laag ingeschat. Omdat het hele plangebied onder sterke invloed van getijdengeulen stond en er sprake is van erosie van het veen zullen tijdens de geplande werkzaamheden waarschijnlijk geen archeologische waarden verstoord worden. ADC ArcheoProjecten adviseert daarom het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

6 Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden. Periode Afkorting Tijd in jaren Nieuwe tijd NT 1500 - heden Middeleeuwen: XME 450 1500 na Chr. Late Middeleeuwen LME 1050-1500 na Chr. Vroege Middeleeuwen VME 450-1050 na Chr. Romeinse tijd: ROM 12 voor Chr. 450 na Chr. Laat-Romeinse tijd ROML 270-450 na Chr. Midden-Romeinse tijd ROMM 70-270 na Chr. Vroeg-Romeinse tijd ROMV 12 voor Chr. - 70 na Chr. IJzertijd: IJZ 800 12 voor Chr. Late IJzertijd IJZL 250-12 voor Chr. Midden-IJzertijd IJZM 500-250 voor Chr. Vroege IJzertijd IJZV 800-500 voor Chr. Bronstijd: BRONS 2000-800 voor Chr. Late Bronstijd BRONSL 1100-800 voor Chr. Midden-Bronstijd BRONSM 1800-1100 voor Chr. Vroege Bronstijd BRONSV 2000-1800 voor Chr. Neolithicum (Jonge Steentijd): NEO 5300 2000 voor Chr. Laat-Neolithicum NEOL 2850-2000 voor Chr. Midden-Neolithicum NEOM 4200-2850 voor Chr. Vroeg-Neolithicum NEOV 5300-4200 voor Chr. Mesolithicum (Midden-Steentijd): MESO 8800 4900 voor Chr. Laat-Mesolithicum MESOL 6450-4900 voor Chr. Midden-Mesolithicum MESOM 7100-6450 voor Chr. Vroeg-Mesolithicum MESOV 8800-7100 voor Chr. Paleolithicum (Oude Steentijd): PALEO tot 8800 voor Chr. Laat-Paleolithicum PALEOL 35.000-8800 voor Chr. Midden-Paleolithicum PALEOM 300.000 35.000 voor Chr. Vroeg-Paleolithicum PALEOV tot 300.000 voor Chr. Bron: Archeologisch Basis Register 1992

7 1 Inleiding en administratieve gegevens In opdracht van Quist Vastgoed Ontwikkeling heeft ADC ArcheoProjecten in oktober 2016 een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Plan Luijsterlaan te Sint Philipsland, gemeente Tholen (afb. 1 en 2). Ter plaatse van het terrein van voetbalclub NOAD 67 en een perceel landbouwgrond ten noorden van Sint Philipsland zal een woonwijk gerealiseerd worden. Op een perceel landbouwgrond langs de Rijksweg ten westen van de nieuwe woonwijk zal een nieuw sportterrein in gebruik worden genomen. De locatie van het nieuwe sportterrein is deelgebied A en de locatie van de nieuwe woonwijk is deelgebied B. In deelgebied A is het bestemmingsplan Buitengebied Tholen van kracht. Dit bestemmingsplan is op 19 december 2013 door de gemeente Tholen vastgesteld. Het zuiden en het oosten van het deelgebied heeft in dit bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde Archeologie 4 gekregen en het overige deel van het deelgebied de dubbelbestemming Waarde Archeologie 3. 1 In deelgebied B geldt ten westen van de Luijsterlaan het bestemmingsplan Buitengebied Tholen. In de zuidwestelijke en de noodwestelijke hoek van dit deel van het deelgebied heeft het gebied de dubbelbestemming Waarde Archeologie 4 en het overige deel ten westen van de Luijsterlaan de dubbelbestemming Waarde Archeologie 3 gekregen. Ten oosten van de Luijsterlaan is het bestemmingsplan Kommen gemeente Tholen van kracht. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 14 maart 2013 door de gemeente Tholen. Het deel van deelgebied B ten oosten van de Luijsterlaan heeft de dubbelbestemming Waarde Archeologie 3 gekregen. 2 In de gebieden met de dubbelbestemming Waarde Archeologie 3 geldt dat bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 500 m 2 en dieper dan 40 cm mv archeologisch onderzoek noodzakelijk is. In de gebieden met de dubbelbestemming Waarde Archeologie 4 geldt dat bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 2.500 m 2 en dieper dan 40 cm mv archeologisch onderzoek noodzakelijk is. 3 Het ruimtelijke beleid is gebaseerd op de archeologische beleidskaart van de gemeente Tholen. Deze beleidskaart is onderverdeeld in 4 deelkaarten per archeologisch en geologisch niveau. Op de kaart die de archeologische verwachtingswaarde van het Laagpakket van weergeeft, hebben de gebieden met dubbelbestemming Waarde Archeologie 3 een gematigde archeologische verwachtingswaarde en de gebieden met de dubbelbestemming Waarde Archeologie 4 een lage archeologische verwachtingswaarde. 4 Ten behoeve van het verkrijgen van een omgevingsvergunning dient de initiatiefnemer een rapport te overleggen waarin naar oordeel van de bevoegde overheid de archeologische waarde van het plangebied voldoende is vastgesteld. In het kader van dit proces heeft het in dit rapport beschreven onderzoek plaatsgevonden. In Nederland dient het vaststellen van de archeologische waarde van een plangebied te gebeuren op grond van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 4.0 5 ). 6 Gemeenten kunnen hierop aanvullende uitvoeringskaders vaststellen. De provincie Zeeland heeft aanvullende eisen gesteld waar het onderzoek aan zou moeten voldoen en de gemeente Tholen conformeert zich hieraan. 7 Dit onderzoek is dus gebaseerd op de algemene criteria die in de KNA staan geformuleerd en de aanvullende eisen van de provincie Zeeland. 1 http://www.ruimtelijkeplannen.nl 2 http://www.ruimtelijkeplannen.nl 3 http://www.ruimtelijkeplannen.nl 4 Brugman, et al. 2011. 5 Voor werkzaamheden die zijn gestart na 1 juli 2016 geldt een overgangsjaar en kan zowel de KNA versie 3.3 (landbodems)/3.2 (waterbodems) als de versie 4.0 voor land- en waterbodems gehanteerd worden. Ten tijde van de uitvoering van het onderzoek was ADC ArcheoProjecten nog niet gecertificeerd en is de KNA versie 3.3 gehanteerd. 6 SIKB 2010. 7 http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/historie/zeeland/339857/339857_1.html

8 2 Bureauonderzoek 2.1 Doelstelling en vraagstelling Tijdens het opstellen van het gemeentelijk en provinciaal beleid is voor het eerst de archeologische waarde van het gebied vastgesteld. Het doel van bureauonderzoek is het aan de hand van schriftelijke bronnen verwerven van informatie over bekende en/of verwachte archeologische waarden in het plangebied, om daarmee de archeologische verwachtingswaarde uit het gemeentelijk en provinciaal beleid te toetsen. Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: Zijn mogelijk archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is de specifieke archeologische verwachting? Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd? 2.2 Methodiek Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 4.0 Landbodems, protocol 4002 Bureauonderzoek. Het bureauonderzoek bestaat uit de volgende elf processtappen: 1. Afbakenen plan- en onderzoeksgebied en vaststellen consequenties van mogelijk toekomstig gebruik; 2. Aanmelden onderzoek bij Archis; 3. Vermelden (en toepassen) overheidsbeleid; 4. Beschrijven huidig gebruik; 5. Beschrijven historische situatie en mogelijke verstoringen; 6. Beschrijven mogelijke aanwezigheid bouwhistorische waarden in de ondergrond; 7. Beschrijven bekende archeologische en aardwetenschappelijke waarden; 8. Opstellen gespecificeerde verwachting; 9. Opstellen standaardrapport bureauonderzoek; 10. Afmelden onderzoek bij Archis: overdracht onderzoeksgegevens; 11. Aanleveren digitale gegevens bij e-depot. De processtappen 1 tot en met 7 leveren gegevens op basis waarvan processtap 8, de gespecificeerde verwachting wordt opgesteld. De gespecificeerde verwachting kan worden beschouwd als een belangrijke conclusie van het bureauonderzoek, omdat hierin wordt aangegeven of, en zo ja, welke archeologische waarden worden verwacht, indien relevant weergegeven op een kaart. De resultaten van processtappen 1 tot en met 8 worden behandeld in de paragrafen 3.1 tot en met 3.5. Processtap 9 resulteert in het voorliggende rapport. De processtappen 10 en 11 hebben betrekking op het voor derden openbaar maken van de resultaten van het bureauonderzoek bij onder meer Archis en het e-depot. De beschrijving van de historische en aardwetenschappelijke informatie is gebaseerd op het volgende bronmateriaal: Kaarten uit het archief van de gemeente Tholen (1537, 1541, 1645 en 1744) Kadastrale minuut uit 1811-1832 Grote historische atlas van Nederland, 1:50.000, deel 4 Zuid-Nederland 1839-1859 Bonnekaarten uit 1898-1928 Topografische kaarten uit 1948 en 1958 Geologische kaart van Zeeland (Vos & Van Heeringen 1997) Geologische overzichtskaart van Nederland 1:600.000 Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000 (digitale versie) Bodemkaart van Nederland 1:50.000 Paleogeografische kaarten van Zeeland Recente luchtfoto s (Google Earth)

9 AHN-beelden Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) Cultuurhistorische Hoofdstructuur provincie Zeeland Archeologische Monumentenkaart Zeeland (AMK) Archeologisch Informatiesysteem (Archis) Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ), ZAA-dossiers 2.3 Resultaten 2.3.1 Afbakening plan- en onderzoeksgebied, beschrijving huidig gebruik en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik Het plangebied is grofweg gelegen tussen de Rijksweg en de bebouwde kom van Sint Philipsland in de gemeente Tholen. Er is sprake van twee deelgebieden, ieder met een afzonderlijke ontwikkeling. In deelgebied A zal een nieuw sportterrein worden ontwikkeld voor voetbalvereniging NOAD 67 en in deelgebied B zal een nieuwe woonwijk worden gerealiseerd. Deelgebied A wordt begrensd door de Rijksweg in het noorden en de Luijsterkreek in het zuiden. Ten oosten van het deelgebied ligt een waterplas. De westgrens van het deelgebied kent geen fysieke begrenzing. Het deelgebied is geheel in gebruik als landbouwgrond. Deelgebied B bevindt zich tussen de bebouwde kom van Sint Philipsland en de Rijksweg. Het deelgebied wordt aan de westelijke zijde begrensd door de Luijsterkreek en een daarin uitwaterende sloot. De oostelijke grens van het deelgebied wordt gevormd door een bosgebied tussen de Zijpestraat en de Rijksweg. Op het terrein van de tennisvereniging de Ruucstoppelen zijn geen ontwikkelingen voorzien en daarom behoort dit gebied niet tot deelgebied B. Deelgebied B wordt van noord naar zuid doorsneden door de Luijsterlaan. Ten westen van de Luijsterlaan is het deelgebied in gebruik als landbouwgrond en ten oosten van de Luijsterlaan als sportterrein van voetbalclub NOAD 67. Een foto van de huidige staat van de onderzoekslocatie is op de voorzijde van deze rapportage afgebeeld. In het kader van het onderzoek zijn gegevens met betrekking tot de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen opgevraagd bij het KLIC. 8 Uit de hierop ontvangen gegevens blijkt dat langs de zuidgrens van deelgebied A een hogedruk gasleiding aanwezig is. Langs de Luijsterlaan en langs de zuidgrens van deelgebied B zijn kabels en leidingen aanwezig. Van het plangebied zelf zijn onvoldoende archeologische en aardkundige gegevens beschikbaar om een uitspraak te kunnen doen over de archeologische verwachting. Daarom zijn tevens gegevens betrokken uit de directe omgeving, waarmee het onderzoeksgebied kan worden gedefinieerd als het (schier)eiland Sint Philipsland. De begrenzing van deze zone is gebaseerd op het gegeven dat hierbinnen sprake is van voldoende informatie om een uitspraak te doen over de archeologische verwachting die representatief is voor het plangebied. In deelgebied B zal het huidige sportterrein plaatsmaken voor een woonwijk (afb. 3). Het plan omvat ongeveer 73 woningen. De woningen zullen worden gefundeerd op funderingsbalken op heipalen. De verstoringsdiepte ter hoogte van de funderingsbalken zal ongeveer 70-80 cm mv bedragen. Ter plaatse van de heipalen zal de bodem dieper verstoord worden. In de nieuw aan te leggen straten zullen kabel- riolerings- en leidingensleuven gegraven worden. De diepte van deze verstoringen zal ongeveer 150 cm mv bedragen. In deelgebied A wordt een nieuw sportterrein ingericht voor voetbalvereniging NOAD 67. In het noordoosten van het deelgebied is het nieuwe clubgebouw met ten noordoosten daarvan een parkeerterrein gepland. Het nieuwe clubgebouw zal gefundeerd worden op funderingsbalken op heipalen. Ten westen en ten zuiden van het nieuwe clubgebouw zijn drie nieuwe voetbalvelden voorzien. Dit worden grasvelden. In de beide deelgebieden worden langs de Rijksweg waterpartijen 8 KLIC-meldingsnummers 16G408034 en 16G408055.

10 uitgegraven. De consequentie van de voorgenomen ingrepen kan zijn dat eventuele aanwezige waardevolle archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. 2.3.2 Beschrijving van de aardwetenschappelijke waarden In het plangebied bevindt zich een opeenvolging van de volgende geologische niveaus (bijlage 1): 9 Geologisch niveau Gemiddelde diepte top Omschrijving Ouderdom / periode niveau (m t.o.v. NAP) Laagpakket van NAP Schor/wadafzetting Late Middeleeuwen / Nieuwe tijd Hollandveen Laagpakket -2,5 / -3,0 m Veen Bronstijd / IJzertijd Laagpakket van Wormer -3,0 / -3,5 m Wad/kwelderafzetting Mesolithicum / Neolithicum Aan het maaiveld gelden de volgende aardwetenschappelijke gegevens: Bron Geomorfologische Kaart van Nederland 1:50.000 (digitale versie) 10 Informatie Aan weerszijden van de Luijsterkreek (oostelijke deel van deelgebied A en westelijke deel van deelgebied B): getijkreekbedding (kaartcode: 2R13) Overige delen van het plangebied : vlakte van getijafzettingen (kaartcode: 2M35) Bodemkaart van Nederland 1:50.000 (afb. 4) 11 Deelgebied A en het noordelijke deel van deelgebied B: kalkrijke poldervaaggrond, zware zavel, grondwatertrap VI (kaartcode: Mn25A-VI) Zuidelijke deel van deelgebied B: Kalkrijke poldervaaggronden, lichte klei, grondwatertrap VI (kaartcode: Mn35A-VI) Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN, afb. 5) 12 Het maaiveldniveau van het plangebied varieert van 40 cm NAP tot 60 cm +NAP. Ten oosten van de Luijsterkreek is een langwerpige depressie zichtbaar, mogelijk betreft dit een voormalige getijdegeul. In het noordwesten van het plangebied is een lijnvormig object aanwezig, mogelijk een voormalige perceleringssloot of greppel. Geologie/Geomorfologie Het (schier)eiland Sint Philipsland is onderdeel van de provincie Zeeland en kent een complexe geologische ontstaansgeschiedenis. De holocene geologische ontstaansgeschiedenis is afgebeeld in bijlage 1. De afbeeldingen van deze bijlage zijn gebaseerd op het onderzoek van Vos en Van Heeringen uit 1997. 13 In het begin van het Holoceen was er sprake van een uitgestrekt dekzandgebied. De Schelde had in deze periode een andere loop dan tegenwoordig en liep ter hoogte van het huidige Sint Philipsland. Het plangebied zal in deze periode deel hebben uitgemaakt van het dal van de Schelde. In het begin van het Holoceen was er sprake van een stijging van de gemiddelde temperatuur en ten gevolge daarvan een steeds hogere zeespiegel. De zeespiegel steeg en de kustlijn verplaatste zich landinwaarts. Het voormalige dal van de Schelde veranderde in een estuarium. Door het ontstaan van getijdegeulen en de daarmee gepaard gaande erosie van de pleistocene dekzand is de top van dit pakket vermoedelijk niet meer intact. 14 9 http://www.dinoloket.nl/ondergrondgegevens (Boring B43C0716), http://www.dinoloket.nl/ondergrondmodellen, de Mulder, et al. 2003; Vos & van Heeringen 1997. 10 Alterra 2006. 11 Stichting voor Bodemkartering 1964. 12 http://www.ahn.nl/viewer 13 Vos & van Heeringen 1997. 14 Vos & van Heeringen 1997.

11 Rond 5.000 v. Chr. kwam heel Zeeland onder de invloed van de Noordzee te liggen. Het werd een waddengebied met schorren (zandplaten) en kreken. De mariene afzettingen die in deze periode zijn afgezet worden tot het Laagpakket van Wormer gerekend (Formatie van Naaldwijk). Geleidelijk aan is in het westen van Zeeland een gesloten kustlijn ontstaan. In de lagune achter de kustlijn nam de invloed van de zee sterk af en kon door de verzoeting van het milieu veen ontstaan. In de periode 2.500 tot 1.500 v. Chr. ontstond een nagenoeg gesloten kustlijn. Het gebied achter de kustlijn bestond grotendeels uit een uitgestrekt veenmoeras, doorsneden door enkele veenkreken. Vanaf deze periode tot ca. 250 n. Chr. is een dik veenpakket ontstaan. Dit pakket wordt gerekend tot het Hollandveen Laagpakket binnen de Formatie van Nieuwkoop. 15 In de IJzertijd en Romeinse tijd werden delen van het veengebied in cultuur gebracht. Hierdoor vond ook ontwatering van het veen plaats. Veen heeft echter de eigenschap, dat het bij ontwatering sterk inklinkt. Bovendien komt het veen dan in contact met zuurstof, waardoor het gaat oxideren. De hiermee gepaard gaande daling van het maaiveld zorgde ervoor dat Zeeland steeds kwetsbaarder werd voor overstromingen van de zee. Rond ca. 250 n. Chr. vonden grote inbraken vanuit de zee plaats. Geleidelijk aan veranderde heel Zeeland van een veenmoeras in een soort waddengebied. Hierbij is een groot deel van het veenpakket weggeslagen. De mariene afzettingen van deze periode worden tot het Laagpakket van gerekend. (Formatie van Naaldwijk). 16 Op de paleogeografische reconstructie is zichtbaar dat in het gebied een voormalige veenkreek aanwezig was en dat er zeeinbraken vanuit deze kreek plaatsvonden (bijlage 1). Deze kreek is waarschijnlijk een voorganger van de Luijsterkreek. Rond ca. 750 n. Chr. is het hele gebied rondom het plangebied een waddengebied geworden. Vanaf de Middeleeuwen is het gebied rondom Sint Philipsland gefaseerd ingepolderd. 17 De verdere ontginningsgeschiedenis wordt beschreven in paragraaf 2.3.4. Volgens de modelgegevens van het DINOloket is nog een ca. 0,5 cm dik veenpakket aanwezig in het westen en het oosten van het plangebied. In het westen van het plangebied bevindt de top van het veen zich op ongeveer 3,0 tot 3,5 m mv. In het oosten van het plangebied ligt volgens het model van het DINOloket de top van het veen op 2,5 tot 3,0 m mv. In het centrale deel van het plangebied wordt geen veen verwacht, waarschijnlijk is hier het gehele pakket weggeslagen door een getijdegeul. Het is goed mogelijk dat het hier (een voorganger van) de Luijsterkreek betreft. 18 Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN3, afb. 5) is in het plangebied parallel aan de Luijsterkreek een langgerekte depressie zichtbaar. Mogelijk betreft het hier een voormalige geul van de Luijsterkreek. In het noordwesten van het plangebied is een zuidwest-noordoost georiënteerde lijn zichtbaar met aan weerszijden een verhoging van het maaiveld. Mogelijk betreft het hier een voormalige sloot. Het maaiveldniveau van het plangebied varieert van ca. 0,5 m +NAP (westelijke deel van het plangebied en de voetbalvelden) tot 0,2 m NAP (deel van het plangebied naast de Luijsterkreek). 19 Bodemkunde Op de Bodemkaart van Nederland 1:50.000 20 ligt het plangebied in een zone met kalkrijke poldervaaggronden (afb. 4). Poldervaaggronden zijn kleigronden met een grijze, humusarme ( vage ) bovengrond van circa 20 cm dikte. Ze worden verder gekenmerkt door een grijze, roestig gevlekte ondergrond. Deze bestaat volgens de bodemkaart in het noorden van het plangebied uit zware zavel en in het zuiden van het plangebied uit lichte klei. 21 15 Vos & van Heeringen 1997. 16 Ibid. 17 Haartsen 2009. 18 http://www.dinoloket.nl/ondergrondmodellen 19 http ://www.ahn.nl/viewer, afb. 5. 20 Stichting voor Bodemkartering 1964. 21 Stichting voor Bodemkartering 1964.

12 2.3.3 Beschrijving van bekende archeologische waarden In de gemeente Tholen zijn voor het opstellen van een beleidskaart vier maatregelen-inlagenkaarten gemaakt, waarmee het beleid van de gemeente wordt samengevat. Dit zijn kaarten die de archeologische verwachtingswaarde weergeven op vier stratigrafische niveaus; het Laagpakket van direct onder het maaiveld, het Hollandveen Laagpakket, het Laagpakket van Wormer en de top van de pleistocene afzettingen. Op de maatregelenkaart-inlagen Pleistoceen heeft het deel van het plangebeid tussen de Luysterkreek en de Luysterlaan een gematigde archeologische verwachtingswaarde en de overige delen van het plangebied geen archeologische verwachting. Dit heeft te maken met mariene erosie van de top van het pleistocene oppervlak onder invloed van getijdegeulen. 22 Op de drie maatregelenkaarten-in-lagen Wormer, Hollandveen en heeft het deel van het plangebied aan weerszijden van de Luijsterkreek een lage archeologische verwachtingswaarde en de overige delen van het plangebied een gematigde archeologische verwachtingswaarde (afb. 6). De lage archeologische verwachtingswaarde is gebaseerd op de mogelijke erosie van oudere afzettingen door de Luijsterkreek. 23 De archeologische verwachtingswaarde van de beleidskaarten van de gemeente Tholen stemmen overeen met de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarde (IKAW). 24 De gebieden met een gematigde archeologische verwachtingswaarde hebben op de IKAW een lage archeologische verwachtingswaarde en de gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde hebben op de IKAW geen verwachtingswaarde. In het onderzoeksgebied zijn de volgende archeologische (indicatieve) waarden en ondergrondse bouwhistorische waarden vastgesteld (zie afbeelding 6): AMK-terrein Omschrijving Datering 25 Opmerking 13.498 Drenkplaats LME-NT Voormalige Stelberg (kunstmatige ophoging op het wad, drenk- en schuilplaats voor schaapsherders) Onderzoeksmelding Soort onderzoek Resultaat Advies 36.662 Archeologische Begeleiding Profiel van de Bruinisser Stelberg De Stelberg is nog aanwezig, behoud in situ. 47.138 Bureauonderzoek Er is boven het Hollandveen (verwachtingsniveau IJzertijd- Romeinse tijd) een 2,5 m dikke laag slik aanwezig. Het veen (Hollandveen Laagpakket) wordt niet verstoord, geen vervolgonderzoek noodzakelijk Waarneming Omschrijving Datering 26 Opmerking 20.427 Bruinisser Stelberg LME-NT Op basis van historisch kaartmateriaal 20.432 Philiplandse Stelberg LME-NT Op basis van historisch kaartmateriaal 20.440 Botresten LME-NT Locatie van het voormalige kerkhof van het verdronken dorp St-Philipsland of St- Philipskerke 20.441 Aardewerkfragmenten LME-NT Voormalige huisplaats in het verdronken dorp St-Philipsland of St-Philipskerke 20.442 Dierlijk botmateriaal en LME-NT Voormalige stelberg of molenberg baksteenfragmenten 20.443 Zijpsche Stelberg LME-NT Op basis van historisch kaartmateriaal 20.449 Aardewerkfragmenten 18 e eeuw NT Gevonden tijdens graafwerk op de Voorstraat 425.773 Resten van Bruinisser Stelberg NT Aangetroffen tijdens een archeologische begeleiding 22 Brugman, et al. 2011. 23 Ibid. 24 Geraadpleegd op http://zldgwb.zeeland.nl/gw411sl/?viewer=cultuur%20historie (Cultuurhistorische HoofdStructuur Zeeland). 25 Voor een verklaring van de afkortingen, zie tabel 1. 26 Voor een verklaring van de afkortingen, zie tabel 1.

13 In Archis 3.0 zijn voor het onderzoeksgebied geen vondstmeldingen geregistreerd. Op het (schier)eiland Sint Philipsland zijn tot op heden twee archeologische onderzoeken uitgevoerd. Het dichtstbijzijnde terrein waar archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden, bevindt zich op 2,4 km ten noorden van het plangebied. Het onderzoek betreft een bureaustudie naar de archeologische waarde van een schor langs de noordgrens van Sint Philipsland. Het onderzoek vond plaats in het kader van behoud van deze en andere schorrengebieden. Uit het onderzoek bleek dat de top van het veen (Hollandveen Laagpakket), met mogelijke archeologische waarden uit de IJzertijd of Romeinse tijd, zich op ca. 2,5 m mv bevindt. Omdat niet tot deze diepte verstoord zou worden, is geadviseerd om in dit schorrengebied geen verder archeologisch onderzoek uit te voeren. 27 Op 4,5 km ten noordwesten van het plangebied is een archeologische begeleiding uitgevoerd op de voormalige locatie van de Bruinisser Stelberg. Een stelberg is een kunstmatige ophoging in het voormalige schorrengebied in Zeeland. Deze ophoging heeft gediend als schuilplaats voor schaapskuddes voor als het vloed werd. Op de top van de stelberg werd een depressie aangebracht zodat daarin het regenwater verzameld kon worden en de stelberg ook als drenkplaats kon dienen. De Bruinisser Stelberg was al eerder op basis van historisch kaartmateriaal gelokaliseerd. Tijdens de archeologische begeleiding was het mogelijk om een dwarsprofiel van de zuidelijke rand van de stelberg te maken. Op basis van het onderzoek dateert de stelberg uit de Nieuwe tijd. De Bruinisser Stelberg is vervolgens een AMK-terrein met een hoge archeologische verwachtingswaarde geworden. 28 Op ongeveer 800 m ten zuiden van het plangebied zijn tijdens graafwerk in de kern van Sint Philipsland langs de Voorstraat aardewerkfragmenten gevonden. Dit zijn fragmenten roodbakkend geglazuurd aardewerk, porselein en witbakkend aardewerk uit de 18 e eeuw n. Chr. 29 Op ca. 1 km ten zuiden van het plangebied zijn de resten van het in 1532 verdronken dorp Sint Philipsland of Sint-Philipskerke gevonden. Hier zijn op de locatie van een voormalige huisplaats een grote hoeveelheid aardewerk uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd gevonden en op de locatie van het voormalige kerkhof enkele menselijke botresten. Dit gebied is vervolgens aangewezen als gemeentelijk terrein van archeologische waarde. 30 Op basis van historisch kaartmateriaal en archeologische waarnemingen zijn op het (schier)eiland Sint Philipsland enkele andere stelbergen of molenbergen uit de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd gelokaliseerd. Het betreft hier een stelberg of molenberg in de Oude polder van Sint Philipsland op 2,1 km ten westen van het plangebied, 31 de Philiplandse stelberg op 3,4 km ten westen van het plangebied 32 en de Zijpsche Stelberg op 4,2 km ten westen van het plangebied. 33 Op 2,5 km ten westen van het plangebied is op de locatie Hermanshoeve een doodskist met begravingsresten uit de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd gevonden tijdens graafwerk. 34 Tijdens het onderzoek is het Zeeuws Archeologisch Archief geraadpleegd. In het archief zijn echter geen archeologische gegevens bekend van het plangebied. 27 Onderzoeksmelding 47.138, Brouwer 2011. 28 AMK-terrein 13.498, onderzoeksmelding 36.662 en waarnemingen 20.427 en 425.773 29 Waarneming 20.449. 30 Waarnemingen 20.440 en 20.441, Brugman, et al. 2011. 31 Waarneming 20.442, deze stelberg of molenberg is in gebruik geweest tot in 1892. 32 Waarneming 20.432, genoemd in 1589. 33 Waarneming 20.443, afgebeeld in de periode van 1621 tot 1640. 34 Waarneming 20.439.

14 2.3.4 Beschrijving van de historische situatie, mogelijke verstoringen en bouwhistorische waarden De historische situatie is op verschillende kaarten als volgt: Bron Jaartal Historische situatie Kaarten uit het archief van de gemeente Tholen (afb. 7) 1537, 1541, 1648 en 1744 Ingepolderd, Luijsterkreek heeft dezelfde ligging als de huidige, boerderijplaatsen wijken nauwelijks af van de huidige. Kadastrale minuut 35 1811-1832 Weiland/bouwland aan weerszijden van de Luijsterkreek Topografische kaart 36 1850 Situatie identiek Bonnekaarten 37 1898-1928 Situatie identiek Topografische kaarten 38 1948-1958 Rijksweg aangelegd, gebied ten noorden van Luijsterkreek afgegraven. Het gebied rond Sint Philipsland was gedurende de Middeleeuwen nog een getijdengebied met schorren (zandplaten met begroeiing die enkel tijdens hoogwater overstromen). Verspreid over het gebied waren stelbergen aangelegd zoals de Bruinisser Stelberg. Het land was grotendeels in gebruik als weidegebied. 39 In 1491 werd de polder Sint Philipsland aangelegd, het dorp Sint Philipsland zelf was in de zuidoosthoek van de polder gelegen. De overige boerderijen en huisplaatsen lagen langs de ringdijk van de polder. 40 Dit is duidelijk zichtbaar op kaarten uit 1537 en 1541 (afb. 7). 41 De locatie van de huisplaatsen en boerderijen is sindsdien nauwelijks gewijzigd, nog steeds zijn op deze locaties boerderijen en woningen aanwezig. De Luijsterkreek was duidelijk nog watervoerend (afb. 7). Opvallend is dat de loop van de Luijsterkreek op het historisch kaartmateriaal sterk overeenkomt met de huidige situatie. De polder van Sint Philipsland werd door overstromingen in de 16 e eeuw n. Chr. onbewoonbaar. In 1645 werd de polder wederom drooggelegd, de ringdijk van de polder werd grotendeels op dezelfde locatie als de oude polder aangelegd. 42 Het gebied rond de Luijsterkreek is sindsdien voornamelijk is gebruik genomen als weiland en bouwland. Dit is bijvoorbeeld het geval op de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels, de bijlage van de kadastrale minuutkaart uit het begin van de 19 e eeuw n. Chr. 43 Voor een groot deel van het plangebied is dit nog steeds het geval. In het zuidoosten van het plangebied is in 1967 het sportterrein van voetbalvereniging NOAD 67 in gebruik genomen. Omstreeks 1995 is het westelijke sportveld aangelegd. Op de topografische kaarten van 1948 en 1958 is een strook ten noorden van de Luijsterkreek in deelgebied A als afgegraven weergegeven. In deze periode is de Rijksweg ten noorden van het plangebied aangelegd. 35 Kadaster 1811-1832. 36 Wolters Noordhoff Atlasproducties 1990. 37 Bureau Militaire Verkenningen 1898-1904; 1914-1928. 38 http://www.topotijdreis.nl 39 Haartsen 2009. 40 Ibid. 41 Deze en de andere kaarten die in afb. 7 zijn afgebeeld zijn afkomstig uit het gemeente-archief van de gemeente Tholen; met dank aan dhr. F. van de Kieboom. 42 http://www.sint-philipsland.nl/historie.php 43 Kadaster 1811-1832.

15 2.4 Gespecificeerde verwachting en conclusie De eerste, voor het bureauonderzoek opgestelde onderzoeksvraag Zijn mogelijk archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is de specifieke archeologische verwachting? kan als volgt worden beantwoord: In het plangebied kunnen op meerdere niveaus archeologische waarden aanwezig zijn. Onder het ca. 0,5 m dikke veenpakket kunnen archeologische resten uit het Neolithicum aanwezig zijn. Als dit het geval is zullen deze zich naar verwachting manifesteren als een archeologische (bewonings)laag, een humeuze, ontkalkte laag met fragmenten aardewerk, vuursteen en schelpen, in de top van de mariene afzettingen van het Laagpakket van Wormer. De top van het Laagpakket van Wormer bevindt zich waarschijnlijk op ca. 3,0 tot 3,5 m NAP en heeft een gematigde archeologische verwachtingswaarde buiten de Luijsterkreek. Op de locatie van de Luijsterkreek is de top van het Laagpakket van Wormer waarschijnlijk geërodeerd en daarom geldt hier een lage archeologische verwachtingswaarde. Op ca. 2,5 à 3,0 m mv is in het westen en oosten van het plangebied een veenpakket (Hollandveen Laagpakket binnen de Formatie van Nieuwkoop) aanwezig (de top bevindt zich op ca. 2,5 tot 3,0 m NAP). Waarschijnlijk is het veenpakket direct naast de Luijsterkreek geheel of gedeeltelijk geërodeerd en daarom geldt voor de top van het Hollandveen een lage archeologische verwachtingswaarde. In de delen van het plangebied waar dit niet het geval is, kunnen in de veraarde top van het veen archeologische waarden uit het IJzertijd en de Romeinse tijd aanwezig zijn. In de gebieden buiten de Luijsterkreek geldt een gematigde archeologische verwachtingswaarde voor de top van het veen. In het veen zelf kunnen archeologische resten uit de Bronstijd aanwezig zijn, zoals bijvoorbeeld depositievondsten. In het Laagpakket van, dat zich direct aan het maaiveld bevindt, kunnen archeologische waarden uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd aanwezig zijn. Het betreft hier bijvoorbeeld de resten van huisplaatsen. Een mogelijke huisplaats zal zich manifesteren als een (humeuze) ophogingslaag met daarin fragmenten aardewerk, botresten of bouwmateriaal. Waarschijnlijk is dit niveau direct naast de Luijsterkreek door erosie onder invloed van de getijdekreek verstoord. Daarom geldt naast de Luijsterkreek voor het Laagpakket van een lage archeologische verwachtingswaarde. In de overige delen van het plangebied heeft het Laagpakket van een gematigde archeologische verwachtingswaarde. In de Nieuwe tijd is het plangebied waarschijnlijk in gebruik geweest als landbouwgebied. De beantwoording van de overige onderzoeksvragen is als volgt: Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd? Omdat op meerdere niveau nog archeologische waarden aanwezig kunnen zijn is het noodzakelijk om vervolgonderzoek uit te voeren. Het is echter niet precies bekend in hoeverre de lagen in de ondergrond door mariene erosie onder invloed van de Luijsterkreek geërodeerd zijn geraakt. Daarom wordt geadviseerd om in het plangebied een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uit te voeren.

16 3 Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 3.1 Plan van Aanpak 3.1.1 Inleiding Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen en waar nodig aanvullen van de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting, zoals deze is geformuleerd in par. 2.4. Bij aanwezigheid van archeologische resten vormt conform het Verdrag van Valletta behoud in situ het uitgangspunt. 44 In de aanbeveling wordt, indien relevant, ingegaan op behoudsmaatregelen en eventueel noodzakelijk vervolgonderzoek, zodat er een weloverwogen keuze tussen opgraven en behoud in situ gemaakt kan worden. Tevens is de strategie voor het veldonderzoek afgestemd op de door de bevoegde overheid opgestelde richtlijnen. Bovendien zijn de doelstellingen conform de Regeling aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de provincie Zeeland 2014. 45 Behoud in situ vormt hierbij de eerste prioriteit. Op 12 oktober 2016 werd een Plan van Aanpak opgesteld, waarin de werkwijze van het onderzoek werd vastgelegd. In lijn met de conclusie van de gespecificeerde verwachting (par. 2.4) is gekozen voor een verkennend booronderzoek. Met het verkennende booronderzoek zal de bodemopbouw en de mate van intactheid daarvan bepaald worden. Het leidt tot beantwoording van de volgende onderzoeksvragen: Wat is de geo(morfo)logische en bodemkundige opbouw van de ondergrond in het plangebied? In hoeverre is deze opbouw nog intact? Bevinden zich archeologisch relevante afzettingen in het plangebied? Zo ja, op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en het NAP? Alhoewel niet het doel van een verkennend booronderzoek, zijn er desondanks toch archeologische indicatoren aangetroffen? Zo ja: - Op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en het NAP zijn deze archeologische indicatoren aangetroffen? - Wat is de horizontaal ruimtelijke spreiding van deze archeologische indicatoren? - Wat is de aard en ouderdom van deze indicatoren? In welk opzicht kan op basis van het veldonderzoek de archeologische verwachting worden bijgesteld? In hoeverre worden de (mogelijk aanwezige) archeologische waarden bedreigd door toekomstige planontwikkeling? Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd? 3.1.2 Uitvoeringsplan veldwerkzaamheden Voor het beantwoorden van de in par. 3.1.1 genoemde onderzoeksvragen is de volgende onderzoeksmethode toegepast. Het booronderzoek is uitgevoerd conform de Regeling aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de provincie Zeeland 2014 : 46 44 Uitgangspunt van het Verdrag van Valletta is het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ te bewaren en beheersmaatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. Bodemverstoorders zijn verplicht archeologisch onderzoek te (laten) uitvoeren om inzicht te krijgen in de waarde van het bodemarchief. Daar waar behoud van belangrijke archeologische waarden in situ niet mogelijk is, moet de archeologische informatie door opgravingen (behoud ex situ) worden veiliggesteld. 45 http://www.scez.nl/1/archeologie/27/archeologiebeleid/34/provincie 46 http://www.scez.nl/1/archeologie/27/archeologiebeleid/34/provincie

17 Aantal boringen: 70 Boorgrid: In raaien met een onderlinge boorafstand van 38 m, afstand tussen de raaien is 33 m (conform de provinciale eisen van de provincie Zeeland is een boordichtheid van 8 boringen per hectare vereist) 47 Diepte boringen: In de boringen met een veenpakket (Hollandveen Laagpakket binnen de Formatie van Nieuwkoop): tot tenminste 30 cm onder het veen. In de overige boringen: tot maximaal 4 m mv. Boormethode: Edelman met diameter 7 cm en guts met diameter 3 cm (handmatig) Bemonstering: versnijden en/of verbrokkelen De bodemtextuur en archeologische indicatoren worden beschreven volgens SBB 5.1 van het NITG-TNO waarin ondermeer de standaard classificatie van bodemmonsters volgens NEN5104 wordt gehanteerd. 48 De X- en Y-coördinaten worden ingemeten met een GPS met een nauwkeurigheid van 3 m. De hoogte van het maaiveld ter plaatse van de boringen is bepaald aan de hand van AHN-beelden 3.1.3 Monsternameplan Hoewel een verkennend booronderzoek niet als primair doel het opsporen van archeologische vindplaatsen en indicatoren heeft, zullen eventuele relevante archeologische vondsten wel worden verzameld en indien mogelijk globaal worden gedetermineerd. Ook voor het onderzoek relevante bodemlagen zullen worden bemonsterd. 3.2 Resultaten Inventariserend Veldonderzoek (IVO-O) 3.2.1 Lithologische beschrijving De locatie van de boringen is weergeven in afb. 8. De boorgegevens worden gepresenteerd in bijlage 2. De ondergrond van het plangebied bestaat uit lichtblauwgrijze klei of zand. In het westen van het plangebied bestaat dit pakket tot ca. 4 m NAP uit matig siltige klei op sterk siltige klei. De matig siltige kleilaag is ca. 30 cm dik, kalkloos en bevat rietresten. De sterk siltige kleilaag is kalkarm, bevat houtresten en zandlaagjes. In het oosten van het plangebied is in enkele boringen een zwak siltige zandlaag van matig, kalkrijk zand aangetroffen. De top van het lichtblauwgrijze pakket varieert van ongeveer 2,82 tot 3,79 m NAP. Het lichtblauwgrijze pakket gaat naar boven toe geleidelijk over in een bruin, mineraalarm veenpakket. In het oosten van deelgebied A zijn in het veenpakket houtresten aangetroffen. In de overige delen van het plangebied bestaat het veen grotendeels uit riet en zegge. De dikte van het veen varieert sterk en dit lijkt een verband te houden met de dikte van de bovenliggende afzettingen. De top van het (aaneengesloten) veen bevindt zich op een diepte variërend van 1,65 tot 3,51 m mv. Het veen is aan de bovenkant scherp begrensd en wordt afgedekt door een klei-zandpakket. Het pakket bestaat in de basis overwegend uit zwak siltig, matig zand met kleilaagjes en in de top uit matig zandige klei met zandlaagjes. In de top komt in enkele boringen boven de matig zandige klei uiterst siltige klei voor. Het pakket is kalkrijk en bevat schelpresten, veenbrokjes en soms veenlaagjes of detrituslaagjes. De ondiepste veenlaag is aangetroffen op 1,4 m mv. De oxidatiereductiegrens bevindt zich op ca. 1,1 tot 1,6 m mv. Boven deze grens komen voor. De dikte van het pakket varieert sterk; soms is het pakket tot de maximale boordiepte van 4 m mv aangetroffen maar in boring 56 tot een diepte van 2,15 m mv (1,65 m NAP). In de boringen 30, 32, 36, 37, 41, 44, 55, 59, 63 en 70 is in het zand- of kleipakket een bruingrijze, sterk siltige en zwak humeuze kleilaag aangetroffen. Deze laag bevat schelpresten en is kalkrijk. 47 http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/historie/zeeland/339857/339857_1.html 48 Bosch 2005; Normalisatie-Instituut 1989.

18 De bovengrond wordt gevormd door een ca. 0,3 tot 0,6 m dikke, uiterst siltige of matig zandige, matig humeuze kleilaag met een donkergrijze kleur. Deze laag heeft een scherpe ondergrens. Op het voetbalterrein is boven deze laag een ca. 0,2 tot 0,3 m dikke zandlaag aangetroffen. De basis van de zandlaag is lichtgrijs en de top donker-bruingrijs en. In enkele boringen zijn in de bouwvoor baksteenfragmenten aangetroffen. In de boringen in deelgebied A direct ten noorden van de Luijsterkreek is onder de ca. 50 cm dikke toplaag een andere donkergrijze, matig humeuze kleilaag aangetroffen tot een diepte variërend van 0,7 tot 1,0 m mv. 3.2.2 Interpretatie Ten behoeve van de interpretatie van de boorgegevens is een dwarsprofiel voor het plangebied gemaakt. Dit dwarsprofiel wordt afgebeeld in afb. 9. Het booronderzoek is uitgevoerd conform de Regeling aanvullende richtlijnen voor archeologisch onderzoek in de provincie Zeeland 2014. 49 Het lichtblauwgrijze pakket in de ondergrond wordt geïnterpreteerd als afzettingen van het Laagpakket van Wormer. In het westen van het plangebied zijn dit voornamelijk matig siltige en sterk siltige kwelderafzettingen. In het oosten van het plangebied hebben waarschijnlijk ook schorren gelegen, dit zijn de zandlagen. Vanwege het ontbreken van een humeuze, ontkalkte laag is het niet waarschijnlijk dat deze afzettingen een ondergrond hebben geboden voor bewoning. Het afdekkende veenpakket is waarschijnlijk het Hollandveen Laagpakket binnen de Formatie van Nieuwkoop. Dit pakket zal oorspronkelijk in het hele plangebied aanwezig geweest, maar (de top van) dit pakket is duidelijk geërodeerd door zeeinbraken vanaf de Romeinse tijd. Nergens in het plangebied is namelijk een veraard (geoxideerde) bovenlaag aangetroffen. In afb. 10 is een kaart gemaakt van de diepteligging van de top van het veen. Deze diepteverschillen in deze kaart zijn niet de hoogteverschillen in het oorspronkelijke veenlandschap, maar de diepte tot waar het veen is geërodeerd. In deelgebied B is op deze afbeelding een duidelijke geulstructuur zichtbaar ter plaatse van de akker ten westen van de Luijsterlaan en in het zuidelijke deel van het sportterrein. Deze getijdegeul kan tot hetzelfde systeem hebben behoord als de Luijsterkreek. Op het historische kaartmateriaal is deze getijdegeul ter hoogte van het sporterrein niet afgebeeld (afb. 7) en daarom kan geconcludeerd worden dat het hier om een oudere geul gaat, uit de Romeinse tijd, de Vroege Middeleeuwen of uit de Late Middeleeuwen A. Opvallend is dat in de boringen 41, 44, 55, 59, 63 en 70 een zwak humeuze, sterk siltige kleilaag aanwezig is. Dit is waarschijnlijk een restgeulopvulling. De boringen waarin deze laag is aangetroffen volgen keurig de noordelijke grens van de oude getijdegeul. In alle boringen wordt het bovenste zand- en kleipakket tot het Laagpakket van binnen de Formatie van Naaldwijk gerekend. Er is in het plangebied tot de bedijking in 1492, maar mogelijk ook daarna ten tijde van dijkdoorbraken zand en klei afgezet. In de perioden tussen de inbraken vond veenvorming plaats. In de afzettingen van het Laagpakket van zijn geen bewoningslagen aangetroffen, waarschijnlijk was het gebied in de Middeleeuwen te dynamisch voor bewoning. De afzettingen van het Laagpakket van gaan over in een 0,3 tot 0,6 m dikke bouwvoor. In enkele boringen zijn in de bouwvoor baksteenfragmenten aangetroffen. Op basis van het historisch kaartmateriaal worden echter geen boerderijen of andere woonplaatsen in het gebied verwacht. Wel is het plangebied langdurig in gebruik geweest als landbouwgebied. Het is daarom waarschijnlijk dat de baksteenfragmenten tijdens bemesting zijn opgebracht. Op het sportterrein is boven de bouwvoor nog een 0,2 tot 0,3 m dik zandpakket opgebracht. Het deel van deelgebied A ten noorden van de Luijsterkreek is relatief diep omgewerkt, tot een diepte van 0,7 tot 1,0 m mv. Het is goed mogelijk dat de relatief diepe verstoring te maken heeft met de afgraving die op de topografische kaarten van 1948 en 1958 in dit deel van het plangebied is afgebeeld. 50 49 http://www.scez.nl/1/archeologie/27/archeologiebeleid/34/provincie 50 http://www.topotijdreis.nl

19 3.3 Conclusies De in paragraaf 3.1.1 gestelde onderzoeksvragen kunnen op basis van de bereikte resultaten als volgt worden beantwoord: Wat is de geo(morfo)logische en bodemkundige opbouw van de ondergrond in het plangebied? De ondergrond van het plangebied bestaat uit kwelder- en schorafzettingen van het Laagpakket van Wormer binnen de Formatie van Naaldwijk. Boven deze afzettingen is een veenpakket (Hollandveen Laagpakket binnen de Formatie van Nieuwkoop) aangetroffen. Het veen wordt afgedekt door zandige en kleiige mariene afzettingen van het Laagpakket van binnen de Formatie van Naaldwijk. In dit pakket zijn enkele veenlagen aangetroffen. In het centrale deel van het plangebied en het zuidelijke deel van het sportterrein is een fossiele getijdegeul aangetroffen. Langs de noordelijke rand van de getijdegeul zijn restgeulafzettingen aangetroffen. In hoeverre is deze opbouw nog intact? De vorming van het Laagpakket van is gepaard gegaan met erosie van het onderliggende veen. Ter plaatse van de getijdegeul is het veen volledig geërodeerd. In de top van de afzettingen van het Laagpakket van is een ca. 0,3 tot 0,6 m dikke recente bouwvoor aangetroffen. Het deel van deelgebied A direct ten noorden van de Luijsterkreek is relatief diep verstoord geraakt, waarschijnlijk door een hier uitgevoerde ontgraving. Bevinden zich archeologisch relevante afzettingen in het plangebied? In de top van het Laagpakket van Wormer zijn geen bewoningslagen aangetroffen. Het veen is geheel of gedeeltelijk geërodeerd, dus de mogelijke archeologische waarden in de top van dit pakket zijn niet meer aanwezig. In het Laagpakket van zijn op enkele locaties veenlagen aangetroffen. De ondiepste veenlaag bevindt zich op 1,4 m mv in boring 67 (1,04 m NAP). Op deze locaties is de zeesedimentatie tijdelijk gestopt en was theoretisch periodiek bewoning mogelijk. Gezien het dynamische karakter van het landschap alsmede het ontbreken van vindplaatsen en aanknopingspunten van bewoning op oude kaarten wordt de kans op het aantreffen van bewoningssporen echter als laag ingeschat. Zo ja, op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en het NAP? De meest ondiepe veenlaag in het Laagpakket van is aangetroffen op 1,4 m mv in boring 67 (1,04 m NAP). De meest ondiepe top van het Hollandveen Laagpakket bevindt zich in de boring 56 op 2,15 m mv (1,65 m NAP). In het hele plangebied is de Hollandveen Laagpakket echter geërodeerd en daarom wordt de top van het Hollandveen niet als archeologisch niveau beschouwd. Alhoewel niet het doel van een verkennend booronderzoek, zijn er desondanks toch archeologische indicatoren aangetroffen? In enkele boringen zijn in de bouwvoor baksteenfragmenten aangetroffen. Op basis van het historisch kaartmateriaal worden echter geen boerderijen of andere woonplaatsen in het gebied verwacht. Wel is het plangebied langdurig in gebruik geweest als landbouwgebied. Het is daarom waarschijnlijk dat de baksteenfragmenten tijdens bemesting zijn opgebracht. In welk opzicht kan op basis van het veldonderzoek de archeologische verwachting worden bijgesteld? Op voorhand had het gedeelte van het plangebied aan weerszijden van de Luijsterkreek een lage archeologische verwachtingswaarde. Tijdens het booronderzoek is dit inderdaad bevestigd. Het onderzoek wees uit het veen geheel of gedeeltelijk geërodeerd was. Ook in de andere delen van het plangebied, waar sprake was van een gematigde archeologische verwachtingswaarde, was dit het geval. Daarom moet hier de verwachtingswaarde naar laag worden bijgesteld. In geen van de boringen is in de top van het Laagpakket van Wormer een potentieel archeologisch niveau aangetroffen.

20 In hoeverre worden de (mogelijk aanwezige) archeologische waarden bedreigd door toekomstige planontwikkeling? Tijdens het booronderzoek zijn op enkele locaties in het plangebied veenlagen in het Laagpakket van aangetroffen. Op deze locaties is de zeesedimentatie tijdelijk gestopt en was theoretisch periodiek bewoning mogelijk. Er kan vanwege de verkennende aard van het onderzoek geen uitsluitsel geboden worden of het hier mogelijke archeologische lagen betreft of niet. De veenlagen bevinden zich echter op een dermate grote diepte (dieper dan 1,4 m mv) dat ze niet of nauwelijks bedreigd worden door de bouwplannen. Bovendien is het gezien het dynamische karakter van het landschap de vraag of er daadwerkelijk bewoning plaatsvond. Gezien het ontbreken van vindplaatsen en aanknopingspunten voor bewoning op oude kaarten wordt de kans op het aantreffen van bewoningssporen als laag ingeschat. Is het plangebied voldoende onderzocht en zo nee, welke vorm van nader archeologisch onderzoek kan worden geadviseerd? Omdat waarschijnlijk geen archeologische waarden verstoord zullen worden tijdens de realisatie van de voorgenomen ingreep, is nader onderzoek niet noodzakelijk. 4 Aanbeveling ADC ArcheoProjecten adviseert om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling, Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet. Wij wijzen u erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies.

21 Literatuur Alterra, 2006: Digitale Geomorfologische Kaart van Nederland. Bosch, J.H.A., 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNOrapport NITG 05-043-A). Brouwer, E.W., 2011: Bureaustudie archeologie Rammegors en schorherstel Oosterschelde. Assen (ARCADIS-rapport 075988954). Brugman, B.A., R.M. van Heeringen & R. Schrijvers, 2011: Archeologiebeleid gemeente Tholen; deel B; Toelichting beleidskaart. Amersfoort (Vestigia-Rapport V707). Bureau Militaire Verkenningen, 1898-1904: Bonnekaart, schaal 1:50.000, Blad 599 Krammer. Bureau Militaire Verkenningen, 1914-1928: Bonnekaart, schaal 1:50.000, Blad 600 Bruinisse. de Mulder, E.F.J., M.G.F.M. Aa & T. Kuijt, 2003: De ondergrond van Nederland. Groningen. Haartsen, A.J., 2009: Ontgonnen Verleden; Regiobeschrijvingen provincie Zeeland. Ede (Rapport Dienst Kennis 2009/dk119-j. Kadaster, 1811-1832: Oorspronkelijke aanwijzende tafel der grondeigenaren en der ongebouwde en gebouwde vaste eigendommen, benevens van derzelver inhouds-grootte, klassering en belastbaar inkomen, volgens het kadaster, Sint-Philipsland, sectie B, Blad 02. Normalisatie-Instituut, Nederlands, 1989: Geotechniek, classificatie van onverharde grondmonsters NEN 5104. Delft. SIKB, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) Landbodems. Gouda. Stichting voor Bodemkartering, 1964: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, Blad 43 West Willemstad. Wageningen. Vos, P.C. & R.M. van Heeringen, 1997: Holocene Geology and occupation of the province of Zeeland. Mededelingen van het Nederlands Instituut van Toegepaste Geowetenschappen TNO 59, Wolters Noordhoff Atlasproducties, 1990: Grote Historische Atlas van Nederland, schaal 1:50.000; Deel 4; Zuid-Nederland, 1838-1857. Groningen. Geraadpleegde websites http://ahn.geodan.nl/ahn http://archis.cultureelerfgoed.nl http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/historie/zeeland/339857/339857_1.html https://easy.dans.knaw.nl http://www.ruimtelijkeplannen.nl http://www.sint-philipsland.nl/historie.php http://www.topotijdreis.nl http://zldgwb.zeeland.nl/gw411sl/?viewer=cultuur%20historie Lijst van afbeeldingen en tabellen Afb. 1 Locatie van het plangebied Afb. 2 Detailkaart van het plangebied Afb. 3 Toekomstige inrichting van het plangebied Afb. 4 Locatie van het plangebied op een uitsnede van de Bodemkaart van Nederland Afb. 5 Uitsnede uit het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN3). Rode gebieden zijn relatief hoog en blauwe gebieden relatief laag. Afb. 6 Locatie van het plangebied op de maatregelen-in-lagenkaart van de gemeente Tholen (deel ) en de locatie van Archis meldingen. Afb. 7a Locatie van het plangebied op een kaart uit 1537. Afb. 7b Locatie van het plangebied op een kaart uit 1541. Afb. 7c Locatie van het plangebied op een kaart uit 1645. Afb. 7d Locatie van het plangebied op een kaart uit 1744. Afb. 8 Boorpuntenkaart Afb. 9 Dwarsprofiel op basis van het booronderzoek Afb. 10 Diepteligging van de top van het veen in cm NAP. Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.

22 Verklarende woordenlijst ABbv Archeologische Begeleiding bij beperkte verstoring. AHN Actueel Hoogtebestand Nederland. Een landsdekkend digitaal gegevensbestand met zeer nauwkeurige hoogtegegevens. Antropogene sporen Alle immobiele sporen van menselijke oorsprong, variërend van paalgaten of fosfaatvlekken tot muurresten. AMK Archeologische Monumentenkaart geeft een overzicht van gewaardeerde archeologische terreinen in vier categorieën: 1) Archeologische waarde, 2) Hoge archeologische waarde, 3) Zeer hoge archeologische waarde en 4) Zeer hoge archeologische waarde beschermd. De AMK is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de RCE en de provincies en wordt beheerd door de RCE. ASB Archeologische Standaard Boorbeschrijving. Archeologische indicatoren Indicatief archeologisch materiaal dat bij (boor)onderzoek een aanwijzing kan zijn voor de aanwezigheid, ter plaatse of in de nabijheid, van een archeologische vindplaats. Archis Archeologisch Informatie Systeem. Dit door de RCE beheerde systeem bevat informatie over o.a. onderzoeksmeldingen, vondstmeldingen, waarnemingen, complexen en monumenten. Boorstaat Beschrijving van een boorkolom wat betreft de lithologie (bodemopbouw), de bodemvorming, de sedimentologische kenmerken (afzettingskenmerken) en de archeologische indicatoren. CAA Centraal Archeologisch Archief. C14 Koolstof (radioactieve isotoop), gebruikt voor datering. CIS Het landelijke registratienummer ten behoeve van archeologisch onderzoek, uitgegeven door het Centraal Informatiesysteem. CMA Centraal Monumenten Archief. Ex situ niet ter plaatse. Aanduiding die wordt gebruikt om aan te geven of grondsporen en / of artefacten zich niet meer op de oorspronkelijke plaats in de bodem bevinden. Behoud ex situ is het bewaren van de archeologische informatie door definitief onderzoek (opgraven, documenteren en registreren). GIS Geografische InformatieSystemen. GPS Global Positioning System. IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, een door de RCE geproduceerde kaart op landelijk niveau met de verwachte relatieve of absolute dichtheid van (bepaalde) archeologische verschijnselen in de bodem. IVO Inventariserend VeldOnderzoek. Het verwerven van (extra) informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoeksgebied, als aanvulling op en toetsing van de archeologische verwachting, gebaseerd op het bureauonderzoek middels waarnemingen in het veld. IVO-P Inventariserend VeldOnderzoek in de vorm van proefsleuven. In situ Achtergebleven op exact de plaats waar de laatste gebruiker het heeft gedeponeerd, weggegooid of verloren. Behoud is situ is het behouden van archeologische waarden in de bodem. KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. -mv Onder maaiveld. NAP Normaal Amsterdams Peil (=officieel peilmerk). NEN Nederlandse Norm. NITG-TNO Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen.

23 PvA Plan van Aanpak. Een door de opdrachtnemer op te stellen plan voor de uit te voeren werken waarmee beoogd wordt aan de vereisten zoals geformuleerd in het Programma van Eisen en/of het ontwerp te voldoen. Ook wordt hierin een voorstel gedaan voor de werkwijze waarmee de in het Programma van Eisen en/ of ontwerp geformuleerde resultaatsverwachtingen bereikt kunnen worden. PvE Programma van Eisen. Het PvE is een door een bevoegde overheid opgesteld of bekrachtigd document dat de probleem- en doelstelling van de te verrichten werkzaamheden van de vindplaats geeft en de daaruit af te leiden eisen formuleert met betrekking tot het uit te voeren werk. RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, voorheen ROB (Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek) en later RACM (Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurhistorie en Monumentenzorg). SBB Standaard Boor Beschrijvingsmethode. SCEZ Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland. Deze door de provincie in het leven geroepen instelling voorziet in een belangrijk deel van de uitvoering van het door de provincie geformuleerde beleid. Selectieadvies Archeologisch inhoudelijk advies over de behoudenswaardigheid van een vindplaats. Dit wordt opgesteld aan de hand van de waarderingscriteria. ZAA Zeeuws Archeologisch Archief. ZAD Zeeuws Archeologisch Depot.

24 Afb. 1 Locatie van het plangebied

25 Afb. 2 Detailkaart van het plangebied

26 Afb. 3 Toekomstige inrichting van het plangebied

Afb. 4 Locatie van het plangebied op een uitsnede van de Bodemkaart van Nederland 27

Afb. 5 Uitsnede uit het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN3). Rode gebieden zijn relatief hoog en blauwe gebieden relatief laag. 28

Afb. 6 Locatie van het plangebied op de maatregelen-in-lagenkaart van de gemeente Tholen (deel ) en de locatie van Archis meldingen. 29

30 Afb. 7a Locatie van het plangebied op een kaart uit 1537. Afb. 7b Locatie van het plangebied op een kaart uit 1541.

31 Afb. 7c Locatie van het plangebied op een kaart uit 1645. Afb. 7d Locatie van het plangebied op een kaart uit 1744.

32 Afb. 8 Boorpuntenkaart

33 Afb. 9 Dwarsprofiel op basis van het booronderzoek

34 Afb. 10 Diepteligging van de top van het veen in cm NAP.