De dichtheid van broedvogelbevolkingen in bebouwde kommen



Vergelijkbare documenten
Broedvogelinventarisatierapport. Heseveld, Nijmegen. Marc de Bont Nijmegen, september 2010

Broedvogelinventarisatie Noorlaarderbos 2012 M.Wijnhold

broedwaarde. Wilde eend - 1 zeker broedgeval : 1 w. met 3 pulli - regelmatig worden ongepaarde ex.

Broedvogel Monitoring Project Alle soorten. Huis ter Heide (Noordelijk deel, Kraanven en Duikse hoef)

Broedvogelinventarisatie 2010

Broedvogelinventarisatierapport. Heseveld, Nijmegen. Marc de Bont Nijmegen, juli 2012

Broedvogelinventarisatie Zaamslag Broedvogelinventarisatie Zaamslag 2009

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Quickscan. Onderzoek naar bestaande en toekomstige natuurwaarden. Achterstraat 2 te Neerijnen

BROEDVOGELS VAN DE BEBOUWDE KOM VAN WAGENINGEN IN 1993

NVWK geeft de erven vleugels. Module 3 vogels tellen

%URHGYRJHOLQYHQWDULVDWLHRSGH EHJUDDISODDWVDDQGH6RHUHQVHZHJ LQ$SHOGRRUQLQ *$7DFRPD.ULVW 0$+HLQHQ

Onderzoek Vogelwerkgroep Schijndel (onderdeel NMC) gebied Achterste Hermalen gemeente Schijndel.

Resultaten (broed)vogelonderzoek Bodemven en omstreken op Landgoed Huis ter Heide, Noord-Brabant Broedseizoen 2009

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

DEEL 1 het ecologisch onderzoek van Altenburg & Wymenga

Broedvogelinventarisatierapport. Heseveld, Nijmegen. Marc de Bont Nijmegen, juli 2013

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Streefbeelden Bomen & Bos. Streefbeelden Bomen, Bos & Struweel. Stadsbomen. Van Leefbaarheid & Emotie tot Biodiversiteit & Natuureducatie

Overzicht broedperiode 1) en voorkeur broedgebied (bos)vogels.

Resultaten (broed)vogelonderzoek rond Bodemven op Landgoed Huis ter Heide, Loonse en Drunense Duinen

Broedvogelinventarisatie woonwijk De Ziep, Didam in 2007

Broedvogels van de begraafplaats Soerenseweg in Apeldoorn 2015

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Broedvogels van de Hemrikkerscharren

Inhoud pagina. 1. Inleiding Gebied Werkwijze Resultaten: 5

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Birdwatching: hoofdstuk 1/3 evaluatie van de beheersmaatregelen

Excursie samen met Flevo Bird Watching uitgevoerd door: Ringheuvels Den Treek en Delta Schuitenbeek. Flevo Birdwatching, Rien Jans

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Waterschap Hollandse Delta H.T.J. Peelen Postbus GC RIDDERKERK. Datum: 11 augustus 2014 Betreft Beoordeling wijzigingsverzoek

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

afgeleid. figuur 1. De gemeente Muiderberg en geïnventariseerde gebieden (7ha), van het Kocherbos ca ra uitgevoerd.

WNb 3.1 Beschermingsregime soorten vogelrichtlijn A B C D E F Coccothraustes coccothraustes ssp. Coccothraustes Parnurus biarmicus ssp.

Broedvogels van de Hemrikkerscharren

Vogelringstation Schiermonnikoog. Verslag activiteiten 2014 voor CCWO

Tekst: Francis Havekes, Marcel van der Tol. Foto: Francis Havekes. Eindredactie: Hanneke Hoogvliet

Resultaten (broed)vogelonderzoek Bodemven en omstreken op Landgoed Huis ter Heide, Noord-Brabant

Tuinvogels. Een interactieve lezing door Vogelwerkgroep Vught

de talrijkste tuinvogels herkennen

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Broedvogels Landgoederen Oud en Nieuw Amelisweerd en Rhijnauwen

Broedvogelinventarisatie Zaamslag Broedvogelinventarisatie Zaamslag 2014

Routekaart Natura 2000-gebied en Nationaal Park Lauwersmeer 15 mei Inschrijving Bosschuur Staatsbosbeheer

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

2012 Rebo International b.v. deze uitgave 2012 Rebo Productions b.v., Lisse

Broedvogels van het Landgoed Dorth in 2006

Broedvogels van de begraafplaats Soerenseweg in Apeldoorn 2018

VARIATIE IN DE VOGELZANG AAN DE BINNENDUINRAND TE SCHOORL

Vraagprogramma Regio 4

BROEDVOGELS VAN HET LEERSUMSE VELD EN GINKELDUIN IN André van Kleunen

BROEDVOGELINVENTARISATIE GOLFBAAN BENTWOUD WIJNAND VAN DEN BOSCH KO KATSMAN

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Methode Monitoring Eindhoven

Broedvogels van Sportcentrum Papendal in 2007

Gebiedsbeschrijving. Werkwijze BROEDVOGELS VAN WOONWIJK `HET LAAKSE VELD` IN door Henk Jan Hof

Broedvogels van Landgoed Providentia in 2007

VOGELS WAARNEMEN UIT TREINEN

BMP rapport. Gat van Pinte Bert van Broekhoven VWG De Steltkluut September 2014

Broedvogels van het Wechelerveld in 2014

Broedvogels van landgoed De Kranenkamp in 2011

BROEDVOGEL MONITORING PROJECT 2008 DE SCHEG

BMP rapport. Gat van Pinte 2017

Vogelringstation Schiermonnikoog. Verslag activiteiten 2013 voor CCWO

Broedvogelinventarisatie Ugchelsche bos

Broedvogelinventarisatie Elhorst/Vloedbelt Zenderen. Harry de Jong. Twentse Vogelwerkgroep

Broedvogel Monitoring Project. Bakelse Plassen inclusief golfbaan Stippelberg. voorjaar 2012

Broedvogeltellingen in de Parkendriehoek in Dordrecht in 2015

Broedvogelinventarisaties NM-terreinen 2012

Broedvogels van de Overveerpolder te Oegstgeest in 2010 Roy Slaterus

In het kader van de Wet natuurbescherming. Bijlage 6 bij besluit 2017/1858-V1 V&L

BMP rapport Gat van Pinte 2013

Holenbroeders-overig. Bonte vliegenvanger Ficedula hypoleuca

Algemene Broedvogels Vlaanderen (ABV)

Fauna-inventarisaties van het Westduinpark en de Bosjes van Poot in 2012 en 2013

Drie maal is Nimmerdor

NIEUWSBRIEF 2018 HET HEXEL. Broedresultaten en waarnemingen nestkastenproject

Struweelbroedende soorten. Braamsluiper Sylvia curruca

Broedvogelinventarisatie van een gedeelte van de Geelmolensebeek in 1980.

Een schatting van de werkelijke broedvogelaantallen in Meijendel in 2004

Broedvogels van de begraafplaats Soerenseweg in Apeldoorn 2017

Broedvogelinventarisatie Biervliet Broedvogelinventarisatie Biervliet 2009

KNNV afdeling Voorne Vogelwerkgroep

1 Inleiding Het inventarisatiegebied Werkwijze Resultaten Samenvatting Tabellen... 7

Vogelsringen op de Maatheide Een samenwerking tussen K.B.I.N. (Karel Van Endert en Andy Van Endert), Sibelco en Natuurpunt Noord-limburg:

Broedvogelonderzoek op Twickel 2009

10 jaar stadsvogelonderzoek in Terneuzen

Vogelringstation Schiermonnikoog. Verslag activiteiten 2015 voor CCWO

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

EUROPESE CULTUURVOGELS V&I ETERS Klasse Omschrijving Soortnr. Groepsnr. Aantal jaar Kooinr. Kooisoort Goudhaantje

Vogelwerkgroep de Kempen. Broedvogelinventarisatie Goorloop

Overzicht ringactiviteiten 2014 voor Oud Valkeveen en het Raboes

Vogeltrektelling 30 oktober 2016

Op de afgesproken plek langs de Knardijk te Lelystad ontmoette ik Jacobien en Annelies omstreeks uur.

BMP Reuzenhoekse Kreek Zaamslag 2011

BMP rapport. Gat van Pinte 2018 (1 e Concept) Wakende Holenduif. Bert van Broekhoven VWG De Steltkluut Augustus 2018

Broedvogelinventarisatie Ecodorp Bergen Voorjaar 2014

Vogelwerkgroep Schouwen-Duiveland

BROEDVOGELINVENTARISATIE VAN HET LANDGOED DE NIËNHOF IN 2002

Transcriptie:

Ovel1druk ui,t "De Levende Natuur", 64'e jaal1gan'g, no. 9. o 'I t f, De dichtheid van broedvogelbevolkingen in bebouwde kommen M. F. MöRZER BRUIJNS. (R.I.V.O.N.) (

,

Ovel1druk uit "De Levende Natuur", 64e jaal1hang, no. 9. 1 De dichtheid van broedvogelbevolkingen in bebouwde kommen M. F. MöRZER BRUIJNS. (R.I.V.O.N. ) r De vogels, die in de steden en dorpen in de naaste omgeving van onze woningen leven zijn voor iedere natuurliefhebber een bron van vreugde. Het gezang in het voor~ jaar, de bedrijvigheid,in de tijd van het voer,en van de jongen en de bezoeken aan de voedertafel in de winter maken vrijwel ieder die daarmede in aanraking komt tot vogelvriend. Weinigen weten hoe talrijk de vogelstand rondom het huis kan zijn en hoeveel ver~ schillende soorten er in de broedtijd hun nesten hebben. Er zijn verschillende redenen, die de or~ nithologen ertoe hebben gebracht zich be~ zig te houden met de aantallen paren broedvogels,in een bepaalde omgeving. Eén van die redenen is, dat men wat meer wilde weten van de nudtige rol. die vele vogels vervulien bij het vel"delgen van schadelijke insekten. Er is weliswaar ge~ bleken, dat de vogels een insektenplaag, wanneer die zich eenmaal aan het ont~ wikkelen is, niet kunnen tegenhouden, maar toch zijn de vogels een factor van belang voor het beperken van schade door -insekten onder normale omstandigheden. Het is om die reden alleen maar gunstig, wanneer er in een bos bv. een talrijke ge~ Vlal1ieerde vogelbevolking leeft. In verschei~ 193

dene landen en vooral in Duitsland wordt er daarom veel moe~te gedaan om de dicht~ heid van de broedvogelbevolking<en zowel in de bossen als elders zoveel mogelijk op te voer<en o.a. door het ophangen van nestkasten. De broedvogeltellingen zijn ook een middel om te weten te komen in welke omgeving en onder welke omstandigheden de ver~ schillende soorten het beste aarden. Men moet dan de dichthe1d per soort, dat is het aantal paren hiervan per gegev<en opper~ vlakte (meest 10 ha), van verscmllende omgevringen met elkaar ver<g ejij ken. L. TinJbeIlgen is in Nederland de eerste geweest, die met dergelijke tellingen is begonnen. In zijn boekje "Vogels in hun domein" legt hij duidelijk uit hoe het moet wor:den gedaan, waarom het zo moet en wat men ermede te weten kan komen. T1inbergen zelf verrichtte zija1 vogeltellin~ gen voornamelijk om met behulp van de daallmede verkreg<en <gegevens nader te onderzoeken welke functie de vogels in de door hem onderzochte bossen vervulden als velldelgers van insekten. Door het werk van T,jnbel'gen leerde ik dez e vogeltellingen kennen omstreeks 1940. Sedelltdien heb Jk bijna ieder jaar een broedvogeltellmg uitgevoerd. De meeste teuinglen werden gedaan in "natuurlijke" bossen <en rin a1atuurgebieden om te weten te komen, hoe de "natuurlijke" broedvo~ g<e1bevolking van deze gebieden zo onge~ v<eer 'is samengesteld. Deze manier van inventarisel'en bleek waal1devoue gegevens op rte leveren voor de natuurbescherming. Uit de resultaten van de te:li1ingen kan im~ mers worden afgeleid welke voorkeur de verschiuende soorten vogels hebben voor bepaalde terreintypen en omgekeel'd hoe belangrijk bepaal.de terreint)'lpen kunn<en zijn voor somm~ge misschkn zcldz<lme SOOl'ten. Het v'ergelijk<en van de broedvo- ge1tellinrg<en van verschillende milieu' s leert ons het optimale milieu van de soorten kennen. ALlerlei gebieden kunnen daardoor pais goed op hun ornithologrische waarde worden beoordeeld. Dit is van veel betekenis, wanneer een g,ebied als na~ tuurresel"\"aat moet worden aangekocht of wanneer er beslist moet wodden op welke manier een terrein moet worden be~ heerd. De bdoedvogeltellring,en leveren nog een gegev,en, dat voor de natuurbescherming van bel!anrg is, terwijl het ook zuiver wetensohappelijrk bezien interessante perspec~ tieven biedt. De tellingen stellen de or~ nithologen in staat in beginsel bij benade~ ring te berekenen uit hoeveel paren de in Nederland leviende populaties bestaan. Als er voldoende tellingen zijn bv. van naald~ houtbossen, kan er worden berekend hoe~ veel pallen ZwaTte mezen (die bij voorkeur in naaldhout leven) er,g<emiddeld op loof 100 ha voorkomen. Aan de hand van de totaal rin Nederland aanwez'ï1ge oppervlakte naaldhoutbos, kan dan de sterkte v,au de zwarte~mezenstand rin Nederland worden bepaald. Hoewel de meeste tellingen in bossen en vooral Ï!n loofbossen werden ver:l'icht, wordt daarover in d]t artikel nog niets medege~ deeld. Ter,ülusnratie van dit soort inv<en~ tar:isaties en van de ook voor vogeljiefhebbers inter.essante J.",esultaten wordt aueen iets bel1icht omtrent de resultaten van en~ kele tcuing<en rin Zeist 'en in Utrecht. In 1961 kon er door omstandigheden geen natuur'gebied of natuurlijk loofbos worden onderzocht. Om de broedtijd niet zonder tel1ing te latten voorbijgaan werd toen een oppervlalkte van 20 ha,in een villawijk van Zeisrtgeïnvoentariseel1d. Dergelijke telling'en zijn ook nuttig, niet alleen om dit soort terrein eens te kunnen vergdijken met na~ tu urterreinen, maar ook Olm eens te weten 194

te komen wat voor lev,enskansen onze woonkernen aan de vogels bieden. Het verrichten van een bmedvogeltelling is een tijdrovend werki'e. De beste resul~ taten verkrij,gt men door omstreeks half apfl~l een niet te groot terrein (1 O~20 ha) te inventar.isej.1en van ongeveer één uur voor zonsopgang,tot één à twee uur na ;oonsopgang. Dit wordt half mei nog eens herhaald. Bij de,inventadsabie tekent men op een schetskaar,t of plattegrond van het waarnemingsgebied de plaatsen aan, waar zingende mannetjes een terj.1itorium mar~ keren. De waarnemer moet de zang van de soorten dus goed kennen. Aangezien lang niet alle mannetjes iedere moj.1gen zingen, wanneer men hen op de waadne~ mingsronde passeert, moet men het 'in kaart bj.1engen enige dagen herhalen. Volgens het onderzoek van Over, die dat nog eens heel 'precies heeft uitgezocht, hoort men van vele soor,ten in die vroege morgenuren HET VALCKENBOSCH EN OMGEVING TE ZEIST SITUATIESCHETS 20 ha - BROEDVOGELTELLING 1961 WESTEN \./ )Vi."\ Ko Iv> 0(\ _~ > o, 40 I I 20 80 I, I 60 100 Vi Vi Ko 0 OOSTEN Ko = Koolmees Vi: Vink?): Vermoedelijk territorium RIVON n~ 281k Fig. 1. Het Valckenbosch en omgeving te Zeist. Broedvogeltelling 1961. '95

slechts een derde: deel. Men kan, wanneer de weersomstandigheden niet,te ongunstig zijn, met 5 waarnemingsmorgens volstaan. Men heeft dan, en daar gaat het om, een volledig beeld van de in het terrein bezette territoria. In april verkrijgt men een overzicht van de vroege zangers. zoals de mezen. in mei inventariseert men voornamelijk de later arriverende soorten. zoals Tuinfluiter. Spotvogel. W,ielewaal enz. Hoewel het in vele gevallen niet mogelijk is vast te stellen of alle zingende en territorium verdedigende mannetjes wel een wijfje krijgen en tot nestelen komen. is het toelaatbaar gebleken het aantal zingende mannetjes te accepteren als een maat voor het aantal broedparen. Eén persoon kan per jaar maar één telling verrichten, Het is dus niet zo eenvoudig om een serie van bv. 10 waarnemingen van één type biotoop te verkrijgen. De fluctuaties van de aantallen broedparen, die in één biotoop van het ene jaar op het andere vrij aanzienlijk kunnen zijn. bemoeilijken het vergelijken nog meer. Toch is het mogelijk aan de hand van de thans beschikbare gegevens reeds enkele voorlopige gevolgtrekkingen te maken. Dat blijkt bv. bij de vergelijking van de broedvogeltelling van 20 ha villawijk Het Valckenbos te Zeist met andere tellingen te Utrecht en in een dorp op de Veluwe. De tellingen te Zeist zijn op een iets af \vijkende manier verricht. Er werd wel voornamelijk' s morgens vroeg geteld. maar niet voor zonsopgang. De ochtendtellingen werden aangevuld met waarnemingen overdag en s avonds. In april werd er niet op 5 dagen maar op tenminste 12 dagen geïnventariseerd en in mei op 16. Het resultaat was bevredigend. DL kon worden nagegaan aan de bezetting van de territoria in de v'ûor de soorten geschikte gebieden. In het sohetskaartje (fig. 1) is dat te Z<Îen aan de te:rdtoria van de Koolmees en de Vink, die zijn ingetekend. Er is vermoedelijk één koolmees territorium niet opgemerkt. Vinken zijn niet over het hoofd gezien. De vergelij~ing van de g,egev'ens van het Vialckenbosch te Zeist met tellingen in 1951 in Utreoht verricht en met de tellingen van Tinberg en Îil1 een "boomrijk dorp" op de Veluwe (Z/ie "Vogels in hun domein") lever,t in,teressante bijzonderheden op. In Utrecht werden 18 ha park (het complex Wilhelminapark, Emmalaan, Hoge Land en Begraafplaats) geïnv.entariseerd en 25 ha huiz.enblokken, die daarop aansloten. De resultaten van al deze tellingen zijn gegev,en.in tabel 1. Het Valckenbosch blijkt met 36 soorten en met ongeveer 123 territoria per 10 ha zeer vogelrijk te zijn. Deze villawijk (vgl. fig. 1) is 'gebouwd in het park en de naaste omgeving van het vroegere landgoed het Valckenbosch. De nog steeds aanwezige resten van het park. overgebleven perceeltjes bos en een aantal grote tuinen zijn voor de vogelrijkdom aansprakelijk. Anders zouden wellicht soorten als de Boomvalk, Tortelduif. Grote bonte specht. Groene specht. Gaai. Kuifmees en Nachtegaal niet ais broedvogels gesignaleerd zijn geweest. Het voorkomen van de andere soorten is wel normaal al is er omtrent de dichtheden waarmede zij gewoonlijk voorkomen tot nu toe maar heel weinig bekend. De overeenkomslt met de vogelbevolking van het dorp op de Veluwe as groot. De opvallende verschillen zijn vermoedelijk toe te schrijven aan het verschil in geaardheid. Het Valckenbosch is nl. gelegen op de hoge droge zandgronden van de Utrechtse heuvelrug. De bosjes zijneikenhakhoutbosjes en grove~dennenperceeltjes. al staat daartussen nogal wat loofhout. In zulk soort bosjes worden Wielewaal, Braamsluiperen Spot-

Tabel 1. Dichtheden van broedvogels in bebouwde kommen. Aantallen per 10 ha (~: niet waargenomen; +: minder dan 1 paar; 3: drie paren; (): waargenomen in directe omgeving. maar niet in waarnemingsgebied). Utrecht Utrecht Zeist Veluwestad park villawijk dorp M.B.1951 M.B. 1951 M.B. 1961 Til1bergen 1942 Torenvalk (Falco tinnunculus) + Boomvalk (Falco subbuteo) + Houtduif,Columba palumbus) 10 8 6 Holenduif (Columba oenas) + + Tortelduif (Streptopelia turtur) + Turkse tortel (Streptopelia decaocto) + Bosuil (Stryx aluco) + -,- Gierzwaluw (Apus apus) 22 + Groene specht (Picus viridis) Grote bonte specht (Dendrocopus major) + + Kleine bonte specht (Dendrocopus minor) + Huiszwaluw (Delichon urbica) 2 Zwarte kraai (Corvus corone) + Kauw (Corvus monedula) 6 1 Ekster (Pica pica) + 2 Gaai (Garrull1s glandarius) + Wielewaal (Oriolus oriolus) + Koolmees (Parus major) 3 5 11 1 Pimpelmees (Parus coeruleus) 5 5 1 Kuifmees (Parus cristatus) + Glal1skopmees (Parus palustris) + Staartmees (Aegithalos caudatus) + Boomklever (Sitta europaea) + + Boomkruiper (Certhia brachydactyla) 3 2 2 Winterkoning (Troglodytes troglodytes) 2 5 4 Zanglijster (Turdus ericetorum) 2 3 2 Grote lijster (Turdus viscivorus) + 1 Merel (Turdus merula) 8 8 19 3 Gekraagde roodstaart (Phoenicurus phoenicurus) + 2 4 3 Zwarte roodstaart (Phoenicurus ochruros) + Nachtegaal (Luscinia mcgarhyncha) + Roodborst (Erithacus rubecula) 6 Spotvogel (Hippolais icterina) 3 4 Zwartkop (Sylvia atricapilla) 1 Tuinfluiter (Sylvia borin) 2 Grasmus (Sylvia communis) + Braamsluiper (Sylvia curruca) () 2 Fitis (Phylloscopus trochilus) + 3 Tjiftjaf (Phylloscopus collybita) 3 1 5 Grauwe vliegenvanger (Muscicapa striata) 2 4 Heggemus (Prunella modularis) 2 6 3 Witte kwikstaart (Motacilla alba) + Spreeuw (Sturnus vulgaris) 41 3 8 ± 20 Groenling (Chloris chloris) 4 + -Z- Territoria totaal 270 70 ± 123 102 Aantal soorten 19 24 36 27 Vink (Fringilla coelebs) 10 10 8 9 Huismus (Passer domesticus) 160 3 25-24 Ringmus (Passer montanus)

vogel niet vaak aangetroffen, Roodborsten juist wel. Aan de.. lage" kant van ZeJst. waar de bodem vochtiger en door de aan~ wez'igheid van rivierklei 'Ook vruchtbaarder is, zijn de bosjes en andere houtopstanden anders van aard. Daar vinden wij wel de vvielewaal, de Spotvogel en de Braam~ sluiper. Vermoedelijk is het milieu van het boomrijke dorp op de Veluwe beil:er ver~ gelijkbaar met het lagere deel van Zeist. Toch blijft over,igens de overeenkomst tussen Valckenbosch en,het Veluwedorp frappant. De aantallen KoolmeZJen en Me~ reis van het terrein te ZeJst zijn groot. De vele mezen zijn vel'moedelijk te danken aan de vele nestkastjes, terwijl het jaar 1961 althans in Zeist een goed kooimezen~ jaar schijnt te zijn geweest. De villawijk is voor Merels ongetwijfeld een optimale omgeving: veel dicht stvuikgewas Olm nes~ ten te maken en veel gazons om te foura~ geren. De vergelijking van de broedvogels van Zeist met die van Utr'echt levert weer nieuwe gezichtspunten. De tehingen in U~ tl'echt werden gedaan aan de oostkant van de stad. Daar waren in 1951 nog op twee plaatsen Huiszwaluwen, nl. in de Fred. Hendnikstraat 'en in de Willem Bar,endz~ straat. Deze kolonies zijn nu verdwenen. Het is mogelijk. dat de Spreeuwen aan de rand van de stad talrijker zijn dan meer naar het centrum toe. Er waven er in ieder geval heel wat. Deze fourageerden althans in de broedtijd meestal op de landerijen direct buiten de stad. Het aantal Huis~ mussen was begrijpelijkerwijs in deze bui~ tenwijk ongehoord groot. Het was heel moeilijk het aantall nauwkeurig te bepalen. Het opgegeven aantal moet daal'om als een benadering van het wer'kelijlke aantal wor~ den beschouwd. Een bijzondenheid was het broeden van de Zwavte J.1oodsraart in de omgeving van het waarnemingsgebied. Er zijn ook van elders uit de stad Utrecht wel broedge~ vallen bekend. De Gierzwaluwen waren in 1951 nog vrij talrijk. Die broedden voor~ namelijk onder de dakpannen en daklijsten van oude huizen. Er moet worden afge ~ wacht of deze soort z'ich met de vernieu~ wing van de huizenblokken op den duur zullen kunnen handhaven. De broedvogelbevolking van het Utrecht~ se stadspark doet maar weinig onder voor het villapark te Zeist en het Veluwse dovp. Dat >is opmerkelijk,en voor de vogelliefhebbers in de stad verheugend. De stand is vooral goed wanneer men bedenkt, dat in zo'n park de op de,gtl'ü1nd en laag in de vegetatie broedende vogels g,een kans krij<gen. De Bosuilen van de Utreohtse parken en singels hebben,in ornitholog'enkringen zelfs een zekere,vermaardheid. Het broeden van de K1eine bonte specht in het Wilhelmina~ pavk is minder bekend. De soort broedt ook,geregeld in de omgeviing van Utrecht in de loofbossen op de landgoeder,en langs de Kromme Rijn. Tenslotte blijkt wel ui,t de tellin'g,en dat het aantal Houtduiven, dat in de woonkernen broedt, aanzienlijk is. Het zou wel eens kunnen blij,ken, dat de dichtheid in de woonkernen groter is dan elders in de bossen. Er zou daarmede bij de bestrijding van deze soort, die in de landbouw nogal wat schade doet, rekening moet'en worden g'ehouden. Op deze en op tal van andere maniel'en kunnen de resu1taten van de broedvogel~ tehing.en tot hun recht komen. De- verge~ lijking v,an de biotopen levevt interessante ontdekking,en oop, terwijl ons,inzicht in de verhouding,en in de natuur erdoor wordt vej.1rijkt. Een van de aan,trekkelijkste kan~ ten van deze tellingen,is daarbij nog, dat iedereen, die er een beetje moeite voor wil doen, zijn steentje kan bijdragen.

Litteratuur: Over, H. J., 1957. De broedvogels van de Nederlandse bossen. Doet. Onderzoek Zoölogie, Utrecht (bib!. R.1.V.O.N.). Tinbergen, L., 1941. Vogels in hun domein. Scheltema en Holkema, Amsterdam. Tinbe rgen, L., 1949. Bosvogels en Insekten. Ned Bosb. Tijdschr. pp. 91-105. Tinbergen, L., 1960. The Natural Contro! of insects in pinewoods 1. Factors influencing the intensity of predation by songbirds. Arch. Neer!. de Zoö!. XIII 3, 265-343.

f