NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN

Vergelijkbare documenten
BRL 9500 Deel 00 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN. voor het KOMO -, respectievelijk het NL-EPBD -procescertificaat voor ENERGIEPRESTATIEADVISERING

BRL 9500 Deel oktober 2016

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN. voor het KOMO -, respectievelijk het NL-EPBD -procescertificaat voor ENERGIEPRESTATIEADVISERING BIJZONDER DEEL

KvINL. Wijzigingsblad d.d. 1 augustus 2015 bij BRL 9500, deel 00 ENERGIEPRESTATIEADVISERING, ALGEMEEN DEEL

BRL 9500 Deel 05 concept xx-xxxx 2016

Energielabels Inhoudelijke gevolgen van de overgang naar de nieuwe BRL 9500, d.d

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN. voor het KOMO -, respectievelijk het NL-EPBD -procescertificaat voor ENERGIEPRESTATIEADVISERING BIJZONDER DEEL

BRL 9500 Deel 06 concept

BRL 9500 Deel

BRL 9500 Deel

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN. voor het KOMO -, respectievelijk het NL-EPBD -procescertificaat voor ENERGIEPRESTATIEADVISERING BIJZONDER DEEL

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN. voor het KOMO -, respectievelijk het NL-EPBD -procescertificaat voor ENERGIEPRESTATIEADVISERING BIJZONDER DEEL

BRL 9500 Deel

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN. voor het KOMO -, respectievelijk het NL-EPBD -procescertificaat voor ENERGIEPRESTATIEADVISERING BIJZONDER DEEL

BRL 9500 Deel

KvINL. WB d.d. 1 augustus 2015 bij BRL 9500, deel 01 ENERGIEPRESTATIEADVISERING, BIJZONDER DEEL ENERGIE-INDEX, BESTAANDE WONINGEN

Algemene informatie bij dit wijzigingsblad Dit wijzigingsblad (WB) geeft vervangende bepalingen bij BRL 9500, deel 01, d.d

1. Voor welke deelregelingen wilt u zich certificeren?

BEOORDELINGSRICHTLIJN

BRL 9500 Deel

BRL 6000 Deel

BEOORDELINGSRICHTLIJN voor het HortiQ kwaliteitssysteemcertificaat voor BEDRIJVEN IN DE KASSENBOUWSECTOR

Veelgestelde vragen BRL9500

Wijzigingsblad BRL 5023 d.d

Wijzigingsblad BRL 4702

WB 9501 Wijzigingsblad d.d. 4 december 2014 bij BRL 9501

BRL 9600 Nationale Beoordelingsrichtlijn

Certificering voor Energieprestatieadvisering. conform BRL9500 voor woningen en utiliteitsgebouwen

Techniek gebied INST. Vastgesteld door het CCvD van de Stichting Kwaliteitsborging Installatiesector op 20 maart 2012

KBI Wijzigingsblad d.d bij BRL

WIJZIGINGSBLAD BRL 1332 Het thermisch isoleren met een in situ spraysysteem van polyurethaanschuim. Pagina 1 van 5 d.d

Handleiding voor het opstellen van een Intern kwaliteitshandboek. Energieprestatieadvisering Woningbouw BRL9500

Datum Oktober 2017 GASTEC QA ALGEMENE EISEN

BRL s. drs. ir. T. (Ton) van Oostwaard. Presentatie Workshop BRL /

Certificering voor ontwerpen, installeren en beheren van installaties conform BRL6000

Wijzigingsblad BRL 3201

Wijzigingsblad d.d bij BRL 9501

Beoordelingsprogramma REOB Onderhoudsbedrijf CCV-certificatieschema Onderhoud Blusmiddelen versie 4.0

Ter kritiek t/m 1 mei 2018 KvINL

Beoordelingsprogramma CCV-certificatieschema Installeren Brandmeldinstallaties

Toelichtende notitie bij de ter kritiek gepubliceerde BRL9500, BRL9501 en ISSO-publicaties 75.1 en 82.1.

Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO PROCESCERTIFICAAT voor het uitvoeren van luchtdichtheidsmetingen en thermografische opnamen

KBI. Vergelijkingsdocument BRL6001-BRL6000

BRL 9935 Deel 01. Beoordelingsrichtlijn. Bijzonder deel 01: kritiekversie d.d

Levering van diensten en gebruik van beeldmerken 5.5 Het BORG-bedrijf verleent op het gebied waarvoor hij op grond van de BRL is gecertificeerd slecht

EPG-Certificering B.V. Certificatiereglement volgens BRL9500. Datum 16 maart 2015

Wijzigingsblad BRL 9161

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN voor het BORG procescertificaat voor ONTWERPEN, UITVOEREN EN ONDERHOUDEN VAN INBRAAKBEVEILIGING

SGS INTRON CERTIFICATIE REGLEMENT VOOR CERTIFICATIE EN ATTESTERING 2015 INHOUDSOPGAVE

VOOR DE AFGIFTE VAN EEN

BRL6000 Installatietechniek

Geldigheid productcertificaten De productcertificaten die op basis van de BRL 9901 d.d zijn afgegeven behouden hun geldigheid.

BRL 6000 Deel

CONCEPT KETENREGISSEUR VERSIE 1.0 d.d

Handleiding Intern kwaliteitshandboek voor Energieprestatieadvisering. conform BRL9500 voor woningen

Certificatieovereenkomst Hobéon Certificering - Archeologie

BRL 6000 Deel 08C

Positie van BRL s bij certificering van bedrijven. Wil van Ophem. Nationaal Congres Warmtepompen te Ede, 23 mei Presentatie vandaag

Certificering: Workshop hoe werkt dat? Regionale Bodemdagen Ketenhandhaving 2010 door SIKB en CI (Kiwa-Intron-Eerland)

BDT Certificatie reglement

Beoordelingsrichtlijn voor het KOMO PROCESCERTIFICAAT voor het uitvoeren van luchtdichtheidsmetingen

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN BORG 2005 versie 2 Procescertificaat voor het ontwerp, de installatie en het onderhoud van inbraakbeveiliging.

Geldigheid kwaliteitsverklaringen De productcertificaten die op basis van de BRL 9903 d.d zijn afgegeven behouden hun geldigheid.

Reglement voor gebruik beeld- en woordmerk van de. Stichting KOMO

Beoordelingsrichtlijn

Wijzigingsblad BRL 0501

Wijzigingsblad BRL 5060

Certificering Legionellapreventie

Certificatieprocedure Voor

Overzicht interpretatie- en wijzigingsbesluiten CCvD BRL9500 Energieprestatieadvisering (inclusief ISSO-publicaties) versie 17 december 2013

KBI Accreditatiereglement voor de Centrale Opleidings- en Examencommissie

Certificatieschema. Examinatorcertificatie Start Veilig. Opgesteld door Goedkeuring en Actuele versie. Document. Pagina code

BRL 6000 Deel

Certificatiereglement Beter Leven kenmerk. Vleesverwerkende Bedrijven

BRL 6000 Deel

KvINL. Centraal College van Deskundigen. Huishoudelijk Reglement CCvD

Certificatieschema. SCVM Makelaar onroerende zaken

Datum vaststelling CCvD Paragraaf Paragraaf nvt nvt - -

INTERPRETATIE OVERZICHT

KvINL Accreditatiereglement voor de Centrale Opleidings- en Examencommissie (COEC)

Overzicht interpretatie- en wijzigingsbesluiten CCvD BRL9500 Energieprestatieadvisering (inclusief ISSO-publicaties) versie 26 januari 2015

Raad voor Accreditatie (RvA) Specifiek Accreditatie- Protocol (SAP) voor Productcertificatie BRL 9500 Energieprestatieadvisering

Wijzigingsblad BRL 0503

NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN VOOR HET KOMO PROCESCERTIFICAAT VOOR AANBRENGEN VAN GEVELBEPLATINGEN MET BEHULP VAN LIJMSYSTEMEN

PROCEDURE REGISTRATIE ERKENNINGSREGELING NATIONAAL KEURMERK HULPMIDDELEN

Derde onderzoek naar de betrouwbaarheid van energielabels bij woningen. Datum 17 augustus 2011 Status definitief

Eindtermen en Toetsmatrijs: Energieprestatiecertificaat Utiliteitsbouw Nieuwbouw Vastgesteld door de EPA-examencommissie en goedgekeurd door het CCvD

Regeling bijhouden vakbekwaamheid EPA-adviseur-/opnemer V1.7

Wijzigingsblad BRL 2813

2 drs. G.J. Zoetbrood. E R.C. Verhagen. KOMO INSTAL procescertificaat

KETENREGISSEUR VERSIE 1.2 d.d

Certificatie reglement VIN

Handleiding voor het opstellen van een Intern kwaliteitshandboek. Energieprestatieadvisering Utiliteitsbouw BRL9500

, J.B.J. Luttikhold. j B.T.M. Holtus. KOMO INSTAL procescertificaat. Hoppenbrouwers Techniek B.V. INSTAL. Besluit bodemkwaliteit

KBI. Centraal College van Deskundigen. Huishoudelijk Reglement CCvD

GEMEENTELIJKE TELECOMMUNICATIE MOBIELE COMMUNICATIE. Bijlage 04 Kwaliteitsborging en auditing

Nummer: K pag. 1 van 6

Algemene informatie ISO 9001

Transcriptie:

BRL9500U Datum: 0204 NATIONALE BEOORDELINGSRICHTLIJN voor het NLEPBD procescertificaat voor ENERGIEPRESTATIE GEBOUWEN NLEPBD procescertificaat voor het bepalen van de energieprestatie van utiliteitsgebouwen Vastgesteld door het CCvD van de Stichting InstallQ op xxxx Aanvaard door de Harmonisatie Commissie Bouw van de Stichting Bouwkwaliteit op xxxx Bindend verklaard door de Stichting InstallQ per xxxx InstallQ

Algemene informatie bij deze uitgave De BRL9500 biedt bedrijven en organisaties de mogelijkheid zich te laten certificeren voor diensten op het gebied van de energieprestatie van gebouwen. Energieprestatie Deze diensten betreffen het opstellen en afgeven van het zogenoemde energieprestatierapport van utiliteitsgebouwen. In de Omgevingsregeling [1] worden eisen gesteld wanneer (nieuw te bouwen) gebouwen moeten beschikken over een rapport dat inzicht geeft in de energieprestatie van het gebouw. Dit Energieprestatierapport mag bij verkoop of verhuur niet ouder zijn dan 10 jaar. In de Omgevingsregeling [1] is verder bepaald dat een Energieprestatierapport slechts kan worden afgegeven door een bedrijf dat beschikt over een NLEPBD certificaat, afgegeven op basis van de BRL9500. Status BRL DE BRL9500U is een door de Harmonisatie Commissie Bouw (HCB) van de Stichting Bouwkwaliteit aanvaarde nationale beoordelingsrichtlijn, waarin certificatieschema s zijn beschreven die worden gehanteerd door elke Certificatie Instelling die daarvoor door de Raad voor Accreditatie (RvA) is geaccrediteerd. Accreditatie door de RvA houdt in dat de uitvoering van het certificatieschema door de geaccrediteerde Certificatie Instelling voldoet aan de eisen van NENENISO/IEC17065. De BRL9500U is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het Centraal College van Deskundigen (CCvD) van de Stichting InstallQ. Het CCvD begeleidt de certificering op basis van de BRL9500U. Deelgebieden Op dit moment worden twee deelgebieden onderscheiden: 1. energieprestatie, woningen basisopname; 2. energieprestatie, woningen detailopname; 3. energieprestatie, utiliteitsgebouwen basisopname; 4. energieprestatie, utiliteitsgebouwen detailopname.

INHOUDSOPGAVE pagina 1. INLEIDING 1 1.1 Gebruik van de BRL 1 1.2 Aard van de kwaliteitsverklaring 1 1.3 Leesaanwijzingen 1 1.4 Termen en definities 1 1.4.1 Utiliteitsgebouw 1 1.4.2 Bestaande bouw 1 1.4.3 Nieuw te bouwen 2 1.4.4 Nieuwbouw 2 1.4.5 Gebouw 2 1.4.6 Basisopname 2 1.4.7 Detailopname 2 1.4.8 Schriftelijk 2 2. ONDERWERP EN DOEL VAN CERTIFICATIE 3 2.1 Onderwerp 3 2.2 Doel 3 3. EISEN TE STELLEN AAN DE RAPPORTAGE 4 4. EISEN TE STELLEN AAN DE GECERTIFICEERDE WERKZAAMHEDEN 5 4.1 Vakbekwaamheid 5 4.1.1 Na en bijscholing 5 4.2 Te verrichten activiteiten 5 4.2.1 Informeren opdrachtgever 5 4.2.2 Opname huidige situatie, bestaande bouw of nieuwbouw 6 4.2.3 Opname nieuw te bouwen utiliteitsgebouw 7 4.2.4 Berekening van de Energieprestatie 7 4.2.5 Levering van het energieprestatierapport 7 4.2.6 Afmelding 8 4.2.7 Bewaren van gegevens 8 5. EISEN TE STELLEN AAN DE CERTIFICAATHOUDER 9 5.1 Inschrijving bij Kamer van Koophandel 9 5.2 Inloggegevens afmeldsysteem 9 5.3 Personeel 9 5.4 Hulpmiddelen en instrumenten 9 6. INTERNE KWALITEITSBEWAKING 10 6.1 Eis 10 6.2 Algemeen, kwaliteitshandboek 10 6.3 Kwaliteitsbeleid 10 6.4 Verantwoordelijkheden / bevoegdheden / vakbekwaamheden 10 6.5 Geheimhouding 11 6.6 IKBschema 11 6.7 Beschrijving van procedures 11 6.8 Procedureeisen 12 6.8.1 Beheersing van de vakbekwaamheid van personen 12 6.8.2 Documentenbeheer 12 6.8.3 Projectenregistratie 12 6.8.4 Projectdossier 13 6.8.5 Klachtenbehandeling 13 6.8.6 Onderhoud van het kwaliteitssysteem 14

7. EXTERNE KWALITEITSBEWAKING 15 7.1 Toelatingsprocedure 15 7.1.1 Organisatiegericht onderzoek, omvang 15 7.1.2 Organisatiegericht onderzoek, inhoud 16 7.1.3 Projectgericht toelatingsonderzoek, omvang 16 7.1.4 Projectgericht onderzoek, inhoud 16 7.1.5 Rapportage 17 7.1.6 Afgifte van het certificaat 17 7.2 Vervolgcontroles 18 7.2.1 Jaarlijkse organisatiegerichte controles, omvang 18 7.2.2 Jaarlijkse organisatiegerichte controles, inhoud 18 7.2.3 Projectgerichte controles, omvang 18 7.2.4 Projectgerichte controles, inhoud 19 7.2.5 Rapportage 19 7.2.6 Afwijkingen en sancties 19 7.3 Eisen aan de bekwaamheid van personeel van de Certificatie Instelling 20 7.3.1 Auditor (organisatiegerichte controles) 20 7.3.2 Inspecteur (projectgerichte controles) 20 7.4 Klachtenbehandeling door Certificatie Instelling 20 7.5 Rapportage aan InstallQ 21 8. EISEN TE STELLEN AAN HET CERTIFICAAT 22 8.1 Geldigheidsduur 22 9. GEBRUIK VAN HET CERTIFICAAT EN HET CERTIFICATIEMERK 23 10. SCHORSING, INTREKKING&OPSCHORTING VAN HET CERTIFICAAT 23 10.1 Schorsing 23 10.2 Intrekking 23 10.3 Opschorting 24 11. REFERENTIES 25 BIJLAGE 1 MODEL VAN HET CERTIFICAAT BIJLAGE 2a EISEN AAN DE VAKBEKWAAMHEID VAN DE EPU/D ADVISEUR BIJLAGE 2b EISEN AAN DE VAKBEKWAAMHEID VAN DE EPU/B ADVISEUR

1. INLEIDING 1.1 Gebruik van de BRL De in deze beoordelingsrichtlijn opgenomen eisen worden bij de behandeling van een aanvraag voor, c.q. de instandhouding van een kwaliteitsverklaring voor energieprestatieadvisering, gehanteerd door de Certificatie Instellingen die hiervoor door de Raad voor Accreditatie 1 zijn geaccrediteerd. De beoordelingsrichtlijn bevat niet alleen eisen waaraan de certificaathouder moet voldoen, maar ook eisen waaraan de Certificatie Instelling moet voldoen. Tezamen met het keurmerkreglement en het certificatiereglement (van de Certificatie Instelling) vormt de BRL9500U een zogenoemd certificatieschema, waarvan InstallQ eigenaar is. Om de BRL9500U te mogen gebruiken heeft de Certificatie Instelling een gebruiksovereenkomst gesloten met InstallQ, en een licentieovereenkomst met de exploitant van het NLEPBDmerk, de Stichting Bouwkwaliteit (SBK). 1.2 Aard van de kwaliteitsverklaring De kwaliteitsverklaringen die op grond van de BRL worden afgegeven, worden aangeduid als: NLEPBD procescertificaat. 1.3 Leesaanwijzingen Waar in deze BRL de term EPU adviseur wordt gebruikt betreft dit zowel de EPU/D als de EPU/B adviseur. Daar waar nodig worden de afzonderlijke functies genoemd. De in deze beoordelingsrichtlijn opgenomen opmerkingen en toelichtingen (onder de kopjes Opmerking en Toelichting ) zijn informatief, niet normatief. 1.4 Termen en definities 1.4.1 Utiliteitsgebouw Een gebouw of gedeelte daarvan met een gebruiksfunctie als bedoeld in artikel 1.1, tweede en derde lid, van het Bouwbesluit 2012, niet zijnde een woonfunctie als bedoeld in artikel 1.1, tweede en derde lid van dat besluit met uitzondering van de woonfunctie voor zorg. 1.4.2 Bestaande bouw Reeds in gebruik genomen utiliteitsgebouw. 1 Deze accreditatie door de Raad voor Accreditatie vindt plaats op basis van NENENISO/IEC 17065:2012 Conformiteitsbeoordeling Eisen voor Certificatie Instellingen die certificaten toekennen aan producten, processen en diensten. pagina 1

1.4.3 Nieuw te bouwen Een nog niet gerealiseerd gebouw, waarvan de bepaling van de energieprestatie is gebaseerd op tekeningen en bestekken. 1.4.4 Nieuwbouw Recent opgeleverd utiliteitsgebouw. 1.4.5 Gebouw Utiliteitsgebouw. 1.4.6 Basisopname De basisopname wordt aangewezen door de wetgeving en wordt omschreven in het opnameprotocol. 1.4.7 Detailopname De detailopname wordt aangewezen door de regelgeving en wordt omschreven in het opnameprotocol. 1.4.8 Schriftelijk Weergave op papier, of digitaal. pagina 2

2. ONDERWERP EN DOEL VAN CERTIFICATIE 2.1 Onderwerp Het certificaat heeft betrekking op diensten op het gebied van de energieprestatie van utiliteitsgebouwen ten behoeve van het opstellen van een energieprestatierapport, volgens de detailopname of de basisopname. Opmerking: Het onderscheid voor het toepassen van detailopname of de basisopname wordt gegeven in de Omgevingsregeling [1]. De dienst resulteert in een energieprestatierapport, waarin de energieprestatie is vastgelegd van het utiliteitsgebouw. 2.2 Doel Het doel van de certificatie is dat bedrijven kunnen beschikken over een verklaring van een onafhankelijke deskundige de Certificatie Instelling dat de energieprestatierapporten die zij afgeven voldoen aan vastgelegde kwaliteitseisen. Voorwaarde voor de verklaring is dat de bedrijven onder toezicht staan van de Certificatie Instelling. pagina 3

3. EISEN TE STELLEN AAN DE RAPPORTAGE De certificaathouder verricht voor zijn/haar opdrachtgever gecertificeerde werkzaamheden, die onder andere bestaan uit het leveren van een rapportage in de vorm van een energieprestatierapport 2, waarin de energieprestatie is vastgelegd van het utiliteitsgebouw. De eisen die aan de rapportage worden gesteld zijn niet opgenomen in deze BRL. Er wordt (in hoofdstuk 4) verwezen naar andere documenten. 2 Een energieprestatierapport wordt niet afgegeven door een Certificatie Instelling, maar door het gecertificeerde bedrijf. pagina 4

4. EISEN TE STELLEN AAN DE GECERTIFICEERDE WERKZAAMHEDEN De certificaathouder verricht voor zijn/haar opdrachtgever gecertificeerde werkzaamheden. De te verrichten werkzaamheden en de eisen die daaraan worden gesteld, staan in dit hoofdstuk. Opmerking: Enkele van deze werkzaamheden bestaan uit het leveren van rapporten. 4.1 Vakbekwaamheid De gebouwopname wordt verricht door een EPU/D of een EPU/B adviseur. Het energieprestatierapport detailopname wordt opgesteld door een EPU/D adviseur. Het basis energieprestatierapport wordt tot stand gebracht door een EPU/B of een EPU/D adviseur. In deze beoordelingsrichtlijn wordt verstaan onder een EPU/D adviseur : een persoon die voldoet aan de eisen van bijlage 2a. en onder een EPU/B adviseur een persoon die voldoet aan de eisen van bijlage 2b. 4.1.1 Na en bijscholing Ter bewaking van het kwaliteitsniveau van de door het gecertificeerde bedrijf uitgevoerde activiteiten dient het gecertificeerde bedrijf zeker te stellen dat de EPU adviseurs voldoende na en bijscholing passend bij door hen uit te voeren activiteiten hebben gevolgd. De schemabeheerder kan, onverminderd het overige in deze beoordelingsrichtlijn bepaalde de EPU adviseur de verplichting opleggen tot na en bijscholing, gebaseerd op een door het CCvD InstallQ vastgesteld advies van de Centrale Opleidings en Examencommissie (COEC). Opmerking: Het is dus noodzakelijk dat de EPU adviseur zijn/haar kennis, na het behalen van het diploma zoals vermeld in bijlage 2, bijhoudt door middel van na en bijscholing. Het wordt EPU adviseurs aanbevolen zich aan te melden bij het EPU platform (www.epaadviesplatform.nl). 4.2 Te verrichten activiteiten 4.2.1 Informeren opdrachtgever De certificaathouder stelt de opdrachtgever op de hoogte van het feit dat de gegevens die moeten worden opgenomen in het monitoringsbestand (zie 4.2.7), zullen worden geregistreerd bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Ook deelt hij/zij de opdrachtgever mee dat de Certificatie Instelling mogelijk een controleonderzoek zal uitvoeren en het recht heeft het volledige projectdossier op te vragen.. pagina 5

Toelichting: Als de Certificatie Instelling geen toestemming krijgt om het utiliteitsgebouw voor een controleonderzoek te betreden, dan wordt het energieprestatierapport verwijderd uit het landelijk gegevensbestand van afgemelde energieprestatierapporten (zie ook 7.2.3). 4.2.2 Opname huidige situatie, bestaande bouw of nieuwbouw 4.2.2.1 Doel van de gebouwopname Voor het berekenen van de Energieprestatie van een utiliteitsgebouw, bestaande bouw of nieuwbouw, wordt uitgegaan van de installaties zoals aanwezig en in bedrijf. Voor alle berekeningen van de Energieprestatie wordt uitgegaan van standaard gebruikersgedrag. De berekening is gebaseerd op de NTA 8800. 4.2.2.2 Bezoek door EPU adviseur Individueel energieprestatierapport Een EPU adviseur verzamelt de benodigde gegevens van het utiliteitsgebouw door waarneming in het utiliteitsgebouw. Naast de waarneming in het utiliteitsgebouw mag de EP/U adviseur ook gebruik maken van tekeningen en bestekken. Als een EPU adviseur gebruik maakt van tekeningen of bestekken als hulpmiddel moet hij/zij altijd ter plaatse in het betreffende utiliteitsgebouw, nagaan of deze informatie correct is. 4.2.2.3 Opname gebouw Opmerking: De voorgenomen maatregelen moeten in het kader van de vergunningsaanvraag tijdens het werk worden gecontroleerd en vastgelegd (zie 4.2.2.3.) ten behoeve van de bepaling van de energieprestatie van de nieuwbouw. De gebouwopname wordt uitgevoerd door een EPU adviseur, volgens hoofdstuk 6 van ISSO 75.1 [2]. Opmerking: In het genoemde hoofdstuk van ISSO 75.1 is ook aangegeven in hoeverre gebruik mag worden gemaakt van door de opdrachtgever aangereikte informatie, zoals over de aanwezigheid van isolatiemateriaal in constructies en de dikte van het isolatiemateriaal. 4.2.2.4 Informatie over aangebrachte verbeteringen na het bezoek door de EPU adviseur Indien na het bezoek van de EPU adviseur in een utiliteitsgebouw verbeteringen zijn doorgevoerd, kan de opdrachtgever vragen de verbeteringen mee te laten wegen in het energieprestatierapport. pagina 6

De EPU adviseur mag de verbeteringen meerekenen, zonder dat hij/zij het verbeterde utiliteitsgebouw opnieuw bezoekt, als die verbeteringen zijn aangebracht binnen een periode van 24 maanden van de voorgaande bezoekdatum, en uitsluitend indien: het utiliteitsgebouw werd voorzien van een nieuwe warmteopwekker of ventilatiebox, waarbij inzichtelijk kan worden gemaakt door een materiaalgespecificeerde factuur dat deze installaties ook daadwerkelijk is geplaatst op het betreffende adres of, bij één op één vervanging waarbij oppervlaktes van bouwkundige constructies niet zijn veranderd, waarbij kan worden aangetoond dat de toegepaste maatregel werd ondersteund door een materiaal gespecificeerde factuur en ook daadwerkelijk is uitgevoerd op het betreffende adres. 4.2.2.5 Overnemen van opnamegegevens van een andere certificaathouder De certificaathouder kan opnamegegevens overnemen van een andere certificaathouder. Bij het overnemen van gegevens moeten van elk utiliteitsgebouw de opnamegegevens worden gecontroleerd volgens 4.2.2.3. Opnamegegevens van ingetrokken energieprestatieberekeningen mogen niet opnieuw worden gebruikt, tenzij door aanvullend onderzoek is aangetoond dat de opnamegegevens correct zijn. De certificaathouder die het utiliteitsgebouw afmeldt conform artikel 4.2.6 is verantwoordelijk voor de juistheid van die gegevens. 4.2.3 Opname nieuw te bouwen utiliteitsgebouw 4.2.3.1 Doel van de gebouwopname Voor het berekenen van de Energieprestatie van een nieuw te bouwen utiliteitsgebouw, gaat de EPU adviseur uit van de bouwkundige constructies, installaties en voorgenomen maatregelen en van standaard gebruikersgedrag. De berekening is gebaseerd op de NTA 8800. 4.2.3.2 Opname gebouw De gebouwopname wordt uitgevoerd door een EPU adviseur, volgens hoofdstuk 6 van ISSO 75.1 [2], op basis van bestek en tekeningen. 4.2.4 Berekening van de Energieprestatie De berekening van de Energieprestatie van het utiliteitsgebouw wordt, met volgens de BRL9501 geattesteerde software, uitgevoerd door een EPU adviseur, volgens hoofdstuk 3 van de ISSOpublicatie 75.1 [2]. 4.2.5 Levering van het energieprestatierapport De certificaathouder levert aan de opdrachtgever een schriftelijk energieprestatierapport dat voldoet aan hoofdstuk 2 van de ISSOpublicatie 75.1 [2], met daaraan toegevoegd een uitdraai van de uitvoerfile van het rekenprogramma. Op verzoek van de opdrachtgever levert de certificaathouder een volledig energieprestatierapport inclusief alle bijlagen. pagina 7

De certificaathouder levert het rapport pas nadat hij het energieprestatie rapport heeft afgemeld conform 4.2.6. 4.2.6 Afmelding De certificaathouder meldt de vaststelling van het energieprestatierapport en de vastgestelde Energieprestatie digitaal aan de beheerder van het landelijke gegevensbestand van energieprestaties van gebouwen, door het zenden van een monitoringsbestand. De certificaathouder meldt het energieprestatierapport af binnen 6 maanden na opnamedatum. Opmerking: Het landelijk gegevensbestand wordt beheerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (www.rvo.nl). De uitvoer van de monitoringsbestanden is onderdeel van het geattesteerde rekenprogramma. 4.2.7 Bewaren van gegevens De certificaathouder houdt voor elk project een projectdossier bij dat voldoet aan de eisen van paragraaf 6.8.4. De certificaathouder moet het projectdossier tot minimaal 15 jaar na afronding van de opdracht bewaren. De certificaathouder bewaart het computerdatabestand waarmee het Energieprestatierapport tot stand is gekomen tot minimaal 15 jaar na afronding van de opdracht. pagina 8

5. EISEN TE STELLEN AAN DE CERTIFICAATHOUDER 5.1 Inschrijving bij Kamer van Koophandel De certificaathouder staat ingeschreven in het handelsregister. De certificaathouder is in het bezit van een bewijsstuk, waaruit deze inschrijving blijkt en dat niet ouder is dan één jaar. Deze paragraaf is niet van toepassing op een onderdeel van een overheidsinstelling. Opmerking: Ter bevordering van de rechtszekerheid in het economisch verkeer is er op grond van de Handelsregisterwet een handelsregister dat wordt gehouden door de Kamers van Koophandel Nederland (www.kvk.nl). 5.2 Inloggegevens afmeldsysteem De certificaathouder beschermt de inloggegevens die hij gebruikt voor afmelding van energieprestatierapporten bij de beheerder van het landelijke gegevensbestand van energieprestaties van gebouwen, tegen misbruik. Opmerking: De RVO.nl beheert het landelijk gegevensbestand van energieprestaties van gebouwen. Het landelijke gegevensbestand biedt ondersteuning aan eigenaren en huurders van gebouwen, aan gemeenten, aan certificaathouders en aan Certificatie Instellingen 5.3 Personeel De certificaathouder heeft de vakbekwaamheid van EPU adviseur conform bijlage 2a of 2b of heeft een arbeidsovereenkomst met ten minste één EPU adviseur, zie bijlage 2a en 2b. Opmerking: Een arbeidsovereenkomst kan ook bestaan uit een licentieovereenkomst of een samenwerkingsovereenkomst. 5.4 Hulpmiddelen en instrumenten De certificaathouder dient te beschikken over de BRL, de ISSOpublicatie 75.1 [2] en de nieuwste versie van het InstallQ interpretatiedocument (zie www.installq.nl). De certificaathouder beschikt over de in paragraaf 6.2 van de ISSOpublicatie 75.1 [2] genoemde instrumenten. De certificaathouder beschikt over een computer met software voor het berekenen van de energieprestatie met een geldig attest op basis van de BRL9501 [3]. pagina 9

6. INTERNE KWALITEITSBEWAKING 6.1 Eis De interne kwaliteitsbewaking moet van zodanige aard zijn dat ter beoordeling van de Certificatie Instelling zeker is gesteld, dat de onder certificaat verrichte werkzaamheden voldoen aan de eisen van hoofdstuk 3, 4, 5 en 6.. Werkzaamheden uitgevoerd door derden vallen onder de interne kwaliteitsbewaking. 6.2 Algemeen, kwaliteitshandboek De certificaathouder moet schriftelijk hebben vastgelegd op welke wijze de kwaliteitszorg ten behoeve van de gecertificeerde werkzaamheden in het bedrijf is geregeld. Deze schriftelijke vastlegging wordt hierna aangeduid met de term kwaliteitshandboek. Het kwaliteitshandboek beschrijft ten minste de interne kwaliteitsbewaking als bedoeld in dit hoofdstuk 6. Opmerking: Ingehuurde adviseurs vallen onder kwaliteitssysteem van de certificaathouder. Het kwaliteitshandboek moet herkenbaar zijn als de vigerende versie. Het kwaliteitshandboek moet van kracht zijn verklaard door de directie (inclusief de wijzigingen). De certificaathouder wijst een persoon aan die verantwoordelijk is voor het kwaliteitshandboek. 6.3 Kwaliteitsbeleid Het kwaliteitshandboek bevat een actuele, jaarlijks te vernieuwen, verklaring van de directie van het bedrijf, dat het kwaliteitsbeleid erop is gericht om: het bedrijf blijvend te laten voldoen aan de eisen van hoofdstuk 5; rapporten op te leveren die voldoen aan de eisen van hoofdstuk 3; de werkzaamheden te verrichten op een wijze overeenkomstig hoofdstuk 4; de interne kwaliteitsbewaking uit te voeren overeenkomstig hoofdstuk 6. 6.4 Verantwoordelijkheden / bevoegdheden / vakbekwaamheden In het kwaliteitshandboek moet de plaats in de organisatie zijn beschreven van iedere persoon die betrokken is bij het opstellen van het EP rapport, met de daarbij behorende taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en vakbekwaamheden. Een persoon mag niet worden belast met taken en verantwoordelijkheden waarvoor hij/zij de vakbekwaamheid mist. Met het oog daarop moet de certificaathouder de vakbekwaamheid van de persoon beoordelen voordat hij/zij hem/haar met taken en verantwoordelijkheden belast. pagina 10

Iedere persoon die betrokken is bij de gecertificeerde werkzaamheden, moet weten en begrijpen welke eisen aan zijn/haar werkzaamheden worden gesteld, en welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden hij/zij heeft. Bij de interne controle van de eis in 6.8.8, moet de beoordeling op vakinhoudelijke aspecten worden uitgevoerd door een vakbekwame medewerker die voldoet aan de eisen voor vakbekwaamheid van de EPU adviseur, in bijlage 2a of 2b. Opmerking: De vakbekwame medewerker kan ook de interne auditor zijn. 6.5 Geheimhouding De certificaathouder, zijn/haar medewerkers (inclusief ingehuurde personen) en de EPU adviseurs die gebruikmaken van de licentie van de certificaathouder om af te melden houden tegenover derden alle gegevens geheim, waarvan hij/zij kennis neemt als gevolg van de gecertificeerde werkzaamheden, behoudens in geval van wettelijke verplichtingen of waar duidelijk is dat de gegevens niet onder geheimhouding vallen. Gegevens kunnen worden vrijgegeven indien de opdrachtgever daarvoor aantoonbaar toestemming heeft gegeven. De wijze waarop geheimhouding is zeker gesteld, moet in het kwaliteitshandboek zijn opgenomen. 6.6 IKBschema In het kwaliteitshandboek moet een schema van de interne kwaliteitsbewaking (IKB) zijn opgenomen. In dit schema zijn de onderwerpen, de soort opname (basis of detail), de frequentie en de wijze van registratie vastgelegd van de controleactiviteiten in het kader van de interne kwaliteitsbewaking. De interne kwaliteitsbewaking heeft tot doel om zeker te stellen dat de werkzaamheden voldoen aan de gestelde eisen. De interne kwaliteitsbewaking bestaat ten minste uit de in 6.7 genoemde onderwerpen. 6.7 Beschrijving van procedures Het kwaliteitshandboek moet de procedurebeschrijvingen bevatten van: de beheersing van de vakbekwaamheid van personen; het documentenbeheer; de registratie van projecten; de opname van gegevens voor het bepalen van de energieprestatie van het utiliteitsgebouw; de berekening van de energieprestatie van het utiliteitsgebouw; het beheer van projectdossiers; de klachtenbehandeling; het onderhoud van het kwaliteitssysteem. pagina 11

6.8 Procedureeisen 6.8.1 Beheersing van de vakbekwaamheid van personen In het kwaliteitshandboek moet volgens 6.4 zijn aangegeven over welke kennis en ervaring elke persoon moet beschikken in relatie tot zijn/haar taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, in relatie tot de gecertificeerde werkzaamheden. De certificaathouder moet beschikken over een dossier waaruit blijkt dat personen beschikken over de vereiste kennis en ervaring. Hiertoe moet na de eerste beoordeling ten minste jaarlijks worden beoordeeld of personen aan de eisen van vakbekwaamheid voldoen. Van de beoordelingen (ook de eerste) moet worden geregistreerd: wie door wie is beoordeeld, en wanneer; de resultaten van de beoordeling; de eventuele maatregelen. Bij deze interne beoordeling dienen ook de resultaten van interne en externe audits te worden betrokken. 6.8.2 Documentenbeheer In het kwaliteitshandboek moet een overzicht van de beschikbare documenten zijn opgenomen. Opmerking: In 5.4 is aangegeven over welke documenten de certificaathouder ten minste moet beschikken. De certificaathouder dient aan te geven wie verantwoordelijk is voor het beheren van deze documenten. Dit betekent het bewaken dat een document steeds de juiste uitgave is met de juiste wijzigingen of aanvullingen, dat wil zeggen zoals aangewezen in deze beoordelingsrichtlijn, en dat bijgehouden wordt waar en bij wie deze documenten zijn. 6.8.3 Projectenregistratie De certificaathouder moet elk project, waarvoor opdracht is verworven, opnemen in een projectenregistratie, met vermelding van het deelgebied en de datum van de opdracht. De Certificatie Instelling heeft steeds onmiddellijk toegang tot de projectenregistratie, onder andere voor de selectie van de te inspecteren projecten. De certificaathouder informeert de Certificatie Instelling desgevraagd over plaats en tijd van de opname. In de projectenregistratie moeten verder de volgende gegevens zijn opgenomen: postcode en huisnummer van het utiliteitsgebouw; naam van de adviseur. pagina 12

6.8.4 Projectdossier Voor elk project wordt een projectdossier bijgehouden. Het projectdossier bevat in elk geval: De schriftelijke opdrachtbevestiging, indien van toepassing; Een kopie van het aan de opdrachtgever geleverde energieprestatierapport; Een plattegrond(schets) of tekening met de actuele status van het utiliteitsgebouw waarop de maatvoering en indeling is aangegeven; Het opnameformulier, de invoerfile; De volledige rapportage (uitvoerfile) van het rekenprogramma dat gebruikt wordt om de Energieprestatie te berekenen; Een beschrijving van de wijze waarop isolatiemateriaal en isolatiedikte is bepaald ( beslistabel of gezien en gemeten of informatie van opdrachtgever ); Een onderbouwing voor welke elementen/parameters en waarom gebruik gemaakt is van de mogelijkheid om in te klappen; Foto s, facturen en overige bewijslast (bijvoorbeeld gecontroleerde kwaliteits en gelijkwaardigheidsverklaringen) ter onderbouwing van de opgenomen en ingevoerde energetische kenmerken van het utiliteitsgebouw; Het bewijs en onderbouwing op grond waarvan gebruik mag worden gemaakt van door de opdrachtgever aangereikte informatie; De elektronische bestanden van de uitgevoerde energieprestatie berekeningen; Alle correspondentie bij eventuele klachten. Projectdossier met invoergegevens op basis waarvan de Energieprestatie is berekend, dienen voor wat betreft die invoergegevens, reproduceerbaar en toetsbaar te zijn, op basis van tekeningen, berekeningen, foto s, rekeningen of schetsen. Alleen vermelding op opnameformulier is niet voldoende. Ten minste de volgende energetische aspecten moeten reproduceerbaar en toetsbaar zijn: Onderbouwing van de rekenzone. Omschrijving hiervan aan de hand van tekening/schets van de actuele status van het utiliteitsgebouw; Type warmteopwekker; Type ventilatiesysteem; Type dak (bijvoorbeeld aan de hand van tekening of foto); De ingevoerde oppervlaktes van vloer, dak en gevels. Op basis van tekening of schets; De locatie van de warmteopwekkers (omschrijving of aanduiding op tekening); Bouwjaar en/of renovatiejaar; Een kopie van de aan de opdrachtgever geleverde documenten. 6.8.5 Klachtenbehandeling De certificaathouder moet een registratie bijhouden van ontvangen klachten die verband houden met de gecertificeerde werkzaamheden. Daarbij moet worden aangegeven op welke wijze deze zijn behandeld en welke maatregelen zijn genomen om herhaling van klachten te voorkomen. Bij elke klacht moet vastgelegd worden: datum van de klacht; naam en adres van de klager; de verantwoordelijke functionarissen met betrekking tot klachtbehandeling; pagina 13

omschrijving van de klacht; datum en wijze van afhandeling; de interne terugkoppeling van klachten. 6.8.6 Onderhoud van het kwaliteitssysteem De certificaathouder moet met geplande tussenpozen, maar ten minste 1 x per jaar interne audits uitvoeren volgens art. 9.2.2 van ISO 9001:2015 [4] om vast te stellen of de kwaliteitszorg ten behoeve van de gecertificeerde werkzaamheden is beschreven en geïmplementeerd, en wordt onderhouden en uitgevoerd, volgens de eisen van dit hoofdstuk 6. De certificaathouder voert op jaarbasis ten minste een gelijk aantal projectencontroles op het voldoen aan de eisen van hoofdstuk 3 en 4 uit als de Certificatie Instelling (zie 7.2.3). Resultaten van de interne audits en de interne projectencontroles (beoordeling van onder meer de uitvoering van de opname en de invoering in de software en de dossiervorming) moeten schriftelijk worden vastgelegd. De interne audits, interne projectencontroles, geconstateerde afwijkingen, getroffen corrigerende maatregelen en verbeteracties moeten worden geregistreerd. Voor de interne controle op vereiste kennis en ervaring van EPU adviseur(s) moet per jaar ten minste 2% van het aantal afgemelde energieprestatierapporten per adviseur worden beoordeeld. Bij elke beoordeling dienen alle aspecten van het opnameprotocol, dan wel van de invoergegevens (bij nieuw te bouwen) gecontroleerd te worden. Bij nieuwbouw en bestaande bouw wordt van ten minste 50% van deze interne controles op locatie de werkelijke situatie vergeleken met de opname. pagina 14

7. EXTERNE KWALITEITSBEWAKING 7.1 Toelatingsprocedure Nadat een bedrijf zich bij een Certificatie Instelling heeft aangemeld voor het certificaat, verricht de Certificatie Instelling een toelatingsonderzoek. Hierbij wordt gecontroleerd of het bedrijf voldoet aan de eisen van hoofdstuk 3, 4, 5 en 6 (organisatiegericht onderzoek). Verder controleert de Certificatie Instelling ten minste twee energieprestatierapporten op het voldoen aan de eisen van hoofdstuk 3 en 4 (projectgerichte onderzoek). Een aanvraag voor een certificaat wordt niet in behandeling genomen als: Het bedrijf al bij een andere Certificatie Instelling is gecertificeerd voor hetzelfde toepassingsgebied; Het bedrijf bij een andere Certificatie Instelling is geschorst voor hetzelfde toepassingsgebied; Van het bedrijf het certificaat door enige Certificatie Instelling minder dan zes maanden voor de desbetreffende aanvraag is ingetrokken. Indien een Certificatie Instelling constateert dat de certificaathouder of een EPU adviseur tevens bij een andere Certificatie Instelling is ingeschreven met een andere juridische entiteit (bijvoorbeeld een B.V.), dan meldt de Certificatie Instelling dat bij de schemabeheerder InstallQ. 7.1.1 Organisatiegericht onderzoek, omvang In het kader van het toelatingsonderzoek is de door de Certificatie Instelling te besteden tijd aan het organisatiegericht onderzoek (hoofdstuk 5 en 6) in dat kader niet minder dan de waarden volgens onderstaande tabel. Omvang toelatingsonderzoek: Organisatiegericht onderzoek Aantal uitvoerenden *) op het gebied Omvang (uren) van de energieprestatie van gebouwen 1 tot en met 4 8 5 tot en met 9 10 10 tot en met 15 12 16 tot en met 30 16 voor elke volgende klasse van 15 +2 *) Tot de uitvoerenden behoren alle EPU adviseurs (ook de externe) die de werkzaamheden of een deel daarvan verrichten. De te besteden tijd heeft slechts betrekking op onderzoek en verslaglegging, dus niet op reistijd en overige tijd nodig voor het volledig behandelen van de aanvraag. Bij certificatie voor verschillende BRL9500 delen op het gebied van de energieprestatie van gebouwen worden de uitvoerenden van alle deelgebieden bij elkaar opgeteld met uitzondering van de deelgebieden die bij een andere Certificatie Instelling zijn pagina 15

ondergebracht. Een persoon die voor meerdere deelgebieden wordt ingezet, telt hierbij mee als 1 uitvoerende. 7.1.2 Organisatiegericht onderzoek, inhoud De Certificatie Instelling controleert of Het bedrijf, Het kwaliteitshandboek van het bedrijf, en De implementatie daarvan, voldoen aan de eisen van hoofdstuk 3, 4, 5 en 6. 7.1.3 Projectgericht toelatingsonderzoek, omvang In het kader van het projectgerichte toelatingsonderzoek controleert de Certificatie Instelling twee afgeronde energieprestatierapporten van de potentiële certificaathouder, waarvan één achteraf in het werk en één op dossier. De totaal te besteden tijd aan het projectgerichte toelatingsonderzoek bedraagt ten minste 8 uren. De aangegeven te besteden tijd heeft slechts betrekking op onderzoek en verslaglegging, dus niet op reistijd en dergelijke. 7.1.4 Projectgericht onderzoek, inhoud Controle achteraf in het werk Bij een controle achteraf in het werk bezoeken de (potentiële) certificaathouder en de Certificatie Instelling, nadat de (potentiële) certificaathouder het energieprestatie rapport voor een utiliteitsgebouw heeft vastgesteld, gezamenlijk het utiliteitsgebouw. De Certificatie Instelling controleert, onder andere op basis van het projectdossier, in het utiliteitsgebouw of de opnamegegevens (opnameformulieren, tekeningen, bestekken, foto s, etc.) voldoen aan hoofdstuk 4. Toelichting: Het projectdossier kan bewijs bevatten van getroffen energiebesparende maatregelen die niet zichtbaar zijn. De Certificatie Instelling controleert of de Energieprestatie voldoet aan hoofdstuk 3. De Certificatie Instelling controleert of het projectdossier voldoet aan de eisen van hoofdstuk 4 en van onderdeel 6.8.4. Controle op dossier Bij een controle op dossier bezoekt de Certificatie Instelling het utiliteitsgebouw niet. De Certificatie Instelling controleert, nadat de (potentiële) certificaathouder het energieprestatie rapport voor een utiliteitsgebouw heeft vastgesteld: Of het projectdossier voldoet aan de eisen van hoofdstuk 4 en van onderdeel 6.8.4, en Of de opnamegegevens (opnameformulieren, tekeningen, bestekken, foto s, etc.) consistent zijn. De Certificatie Instelling controleert of de softwareinvoer juist is en of de Energieprestatie, voldoet aan hoofdstuk 3. pagina 16

Op de website van InstallQ (www.installq.nl) kan een lijst worden gepubliceerd van mogelijk kritische punten (aandachtspunten). De auditor/ inspecteur van de Certificatie Instelling gebruikt deze lijst om een lijst op te stellen van kritische punten in het door hem te controleren project, afgestemd op de beschikbare controletijd en de mogelijkheden in het stadium van uitvoering van het ontwerp van de installatie, respectievelijk het installeren van de installatie. 7.1.5 Rapportage Van het organisatiegerichte onderzoek wordt een rapportage opgesteld. Van het projectgerichte onderzoek wordt van elk beoordeeld utiliteitsgebouw een schriftelijke rapportage opgesteld. De rapportage moet alle bevindingen bevatten van de beoordeling van de geverifieerde onderdelen. 7.1.6 Afgifte van het certificaat In de certificatieovereenkomst en/of reglementen van de Certificatie Instelling zijn de rechten en plichten vastgelegd van de certificaathouder en de Certificatie Instelling ten opzichte van elkaar. Deze rechten en plichten betreffen: De voorwaarden waaronder het certificaat wordt verleend zoals vastgelegd in de beoordelingsrichtlijn; De door de Certificatie Instelling in het kader van de externe kwaliteitsbewaking te verrichten activiteiten; Het door de certificaathouder aan de Certificatie Instelling, ten behoeve van de externe kwaliteitsbewaking, ter beschikking stellen van documenten; Het door de certificaathouder voor de Certificatie Instelling toegang verschaffen tot plaatsen waar de Certificatie Instelling controles moet uitvoeren in het kader van de externe kwaliteitsbewaking; De door de certificaathouder aan de Certificatie Instelling te betalen vergoeding. Het certificaat wordt pas verleend nadat het bedrijf een certificatieovereenkomst heeft gesloten met de Certificatie Instelling en als uit de in 7.1.5 bedoelde rapportage blijkt dat de gecontroleerde projecten voldoen aan de eisen van hoofdstuk 3 en 4 en het bedrijf voldoet aan de eisen van hoofdstuk 5 en 6. Het is een Certificaathouder niet toegestaan een overeenkomst af te sluiten met twee Certificatie Instellingen voor hetzelfde deelgebied. 7.1.6.1 Overstappen naar een ander Certificatie Instelling Een certificaathouder kan overstappen naar een andere Certificatie Instelling. Bij overstappen gelden de volgende voorwaarden: Bij overstappen dient de certificaathouder de certificatieovereenkomst met de bestaande Certificatie Instelling na te leven; Alle afwijkingen uit de periode van voor het overstappen moeten zijn opgelost. Indien niet aan beide voorwaarden is voldaan wordt door de nieuwe Certificatie Instelling een toelatingsonderzoek uitgevoerd volgens artikel 7.1. pagina 17

7.2 Vervolgcontroles 7.2.1 Jaarlijkse organisatiegerichte controles, omvang Een half jaar na het (positief verlopen) toelatingsonderzoek, en vervolgens telkens na verloop van een jaar, controleert de Certificatie Instelling de certificaathouder op het voldoen aan de eisen van hoofdstuk 3, 4, 5 en 6. De omvang van de jaarlijkse organisatiegerichte controle gelijk aan die bij het toelatingsonderzoek (7.1.1). 7.2.2 Jaarlijkse organisatiegerichte controles, inhoud De Certificatie Instelling controleert of Het bedrijf, Het kwaliteitshandboek van het bedrijf, en De implementatie daarvan, voldoen aan de eisen van hoofdstuk 3, 4, 5 en 6. 7.2.3 Projectgerichte controles, omvang Elke periode van 12 maanden is het aantal door de Certificatie Instelling te controleren energieprestatierapporten gelijk aan 5% van het aantal in die periode door de certificaathouder afgemelde energieprestatierapporten, afgerond naar boven, met een minimum van 2. Ten minste de helft van de controles betreft een controle achteraf in het werk. De te onderzoeken energieprestatierapporten worden door de Certificatie Instelling verder aselect aangewezen of op basis van representativiteit. Opmerking: De Certificatie Instellingen kunnen uit het Energielabelregistratiesysteem van de RVO.nl informatie krijgen over de energieprestatierapporten die door hun certificaathouders zijn afgemeld. Indien de gebruiker van een achteraf in het werk te controleren utiliteitsgebouw geen toestemming geeft om het utiliteitsgebouw te betreden, dan zorgt de Certificatie Instelling ervoor dat het energieprestatierapport wordt verwijderd uit het landelijke gegevensbestand en wijst zij voor de controle een ander utiliteitsgebouw aan. De totaal te besteden tijd aan de controle van een energieprestatierapport op dossier bedraagt ten minste 4 uren. De totaal te besteden tijd aan de controle van een energieprestatierapport achteraf in het werk bedraagt ten minste 5 uren. De te besteden tijd heeft slechts betrekking op onderzoek en verslaglegging, dus niet op reistijd en dergelijke. pagina 18

7.2.4 Projectgerichte controles, inhoud Op de inhoud van de projectgerichte controles zijn de bepalingen van onderdeel 7.1.4 van toepassing. 7.2.5 Rapportage Van elk geïnspecteerd utiliteitsgebouw wordt een schriftelijke rapportage opgesteld. Alle afwijkingen, zowel kritieke als niet kritieke, worden gerapporteerd. De Certificatie Instelling zendt deze rapportages, overeenkomstig haar certificatiereglement, voorzien van een schriftelijke conclusie en de eventueel opgelegde sancties, naar de certificaathouder. 7.2.6 Afwijkingen en sancties Sancties kunnen van toepassing zijn indien er bij een vervolgcontrole afwijkingen worden geconstateerd van de eisen van de beoordelingsrichtlijn. 7.2.6.1 Organisatie gerichte controle Er is sprake van een kritieke afwijking bij de organisatie gerichte controle indien: De afwijking onmiddellijk effect heeft op de kwaliteit van de onder certificaat verleende werkzaamheden (dit kan gelden bij paragrafen 5.3, 6.4 of 6.8) en/of; Voorgeschreven onderdelen van het kwaliteitshandboek ontbreken of niet worden toegepast. Indien de Certificatie Instelling bij een organisatiegerichte vervolgcontrole een kritieke afwijking vaststelt, dan moet de certificaathouder schriftelijk de corrigerende maatregelen binnen één maand aanleveren. Indien de Certificatie Instelling bij een organisatie gerichte vervolgcontrole, nietkritieke afwijkingen vaststelt, dan moet de certificaathouder schriftelijk de corrigerende maatregelen binnen drie maanden aanleveren. Als de corrigerende maatregelen niet hebben geleid tot een situatie waarin de Certificatie Instelling vertrouwt dat de afwijkingen zijn opgeheven, volgt binnen drie maanden een extra controle op de onderdelen die niet voldeden. Als bij de extra controle (naar aanleiding van een kritieke, danwel niet kritieke afwijkingen) blijkt dat er geen aangetoonde verbeteringen zijn doorgevoerd, zal de schorsingsprocedure zoals beschreven in paragraaf 10.1 in werking gaan 7.2.6.2 Project gerichte controle Er is sprake van een kritieke afwijking in een project indien: Eén of meer afwijkingen 3 zijn vastgesteld, waardoor de opgegeven waarde van de Energieprestatie meer dan 8% afwijkt van de waarde die is vastgesteld door de Certificatie Instelling, of Er vijf of meer afwijkingen 3 zijn vastgesteld bij de bepaling van één energieprestatie waarde. Voor elk energieprestatierapport waarin bij de projectgerichte controle een kritieke afwijking is geconstateerd, moet de certificaathouder schriftelijk de corrigerende maatregelen binnen één maand aanleveren. Daarnaast levert de certificaathouder aan de 3 elke afwijking ten opzichte van de eisen in de BRL9500U en/of ISSO publicatie 75.1. pagina 19

opdrachtgever een nieuw energieprestatierapport. Het Energieprestatierapport dient tevens opnieuw te worden afgemeld bij de RVO.nl. De sanctie bestaat uit een extra projectcontrole. De extra projectcontrole vindt plaats binnen 3 maanden na de controle waarbij de afwijkingen zijn aangetroffen. Als bij de extra controle (naar aanleiding van een kritieke, dan wel niet kritieke afwijking) blijkt dat er geen aangetoonde verbeteringen zijn doorgevoerd, zal de schorsingsprocedure zoals beschreven in paragraaf 10.1 in werking gaan. 7.3 Eisen aan de bekwaamheid van personeel van de Certificatie Instelling 7.3.1 Auditor (organisatiegerichte controles) HBO werk en denkniveau; Kennis van de relevante voorschriften, met name de referenties uit hoofdstuk 11; In staat zijn te beoordelen of de relevante normen en voorschriften op de juiste wijze worden toegepast; Beheersing van relevante audittechnieken op basis van audittraining (intern of extern); Ten minste 3 jaar, werk of auditervaring op het gebied van certificatie; Ter behoud van de bekwaamheid: uitvoeren van auditwerkzaamheden gedurende ten minste 5 dagen per jaar, en ondergaan van monitoring met een frequentie van ten minste eenmaal per 3 jaar en rapportage daarover. 7.3.2 Inspecteur (projectgerichte controles) Een vakbekwaamheidsbewijs Energieprestatierapport utiliteitsbouw; Kennis van de relevante voorschriften, met name de referenties uit hoofdstuk 11; In staat zijn te beoordelen of de relevante normen en voorschriften op de juiste wijze worden toegepast; Beheersing van relevante audittechnieken op basis van audittraining (intern of extern); Ten minste 3 jaar werk of auditervaring op het gebied van energiebesparing en de effecten daarvan. 7.3.3 Eisen aan de bekwaamheid van de beslisser Aan de bekwaamheid van de medewerker van de Certificatie Instelling die beslist over de aanvraag voor een certificaat, worden de volgende eisen gesteld: HBO werk en denkniveau; Voldoende kennis van CIinterne processen om een besluit voor afgifte van het certificaat te kunnen nemen; Ten minste 5 jaar werkervaring, hiervan ten minste 3 jaar, 4 dagen per week, managementervaring. 7.4 Klachtenbehandeling door Certificatie Instelling Na ontvangst van een klacht over de werkzaamheden van een certificaathouder gaat de Certificatie Instelling na of deze klacht reeds is gedeponeerd bij de betrokken certificaathouder. Als dit niet het geval is, wordt de klager doorverwezen naar het bedrijf. Als dit wel het geval is, behandelt de Certificatie Instelling de klacht volgens haar eigen certificatiereglement. pagina 20

7.5 Rapportage aan InstallQ Ten behoeve van de monitoring van de kwaliteitsborging door het CCvD van InstallQ rapporteert de Certificatie Instelling jaarlijks uiterlijk op 1 februari aan InstallQ, volgens het door InstallQ ter beschikking gestelde format, over de resultaten van het door de certificerende instelling uitgevoerde toezicht. Onder andere wordt gerapporteerd over hoeveel certificaathouders er in het voorgaande jaar gestopt zijn, en hoe vaak en aan hoeveel certificaathouders sancties zijn opgelegd. pagina 21

8. EISEN TE STELLEN AAN HET CERTIFICAAT Een model van het certificaat is opgenomen in bijlage 1. De layout van het certificaat moet voldoen aan de eisen van de houder van het merkteken, Stichting Bouwkwaliteit (www.bouwkwaliteit.nl). Opmerking: De Certificatie Instelling heeft een licentieovereenkomst voor het gebruik van het NLEPBD merk met de houder van het merk (Stichting Bouwkwaliteit). Op grond hiervan heeft de Certificatie Instelling het recht om het merk op het certificaat aan te brengen, zoals in de beoordelingsrichtlijn voorgeschreven, en ook het recht om de certificaathouder toe te staan het merk te gebruiken in het kader van de certificatieovereenkomst met betrekking tot de BRL9500U. Op grond van de certificatieovereenkomst tussen de certificatiehouder en de Certificatie Instelling mag de certificaathouder het merk aanbrengen op een energieprestatierapport. 8.1 Geldigheidsduur De geldigheidsduur van het certificaat staat vermeld op het certificaat. Bij een aanpassing van de beoordelingsrichtlijn wordt vastgesteld of eerst een regulier vervolgonderzoek moet plaats vinden voordat het nieuwe certificaat kan worden afgegeven. pagina 22

9. GEBRUIK VAN HET CERTIFICAAT EN HET CERTIFICATIEMERK De certificaathouder stelt de opdrachtgever van de werkzaamheden, uiterlijk op de dag waarop de schriftelijke opdracht wordt ondertekend, een volledig exemplaar van het certificaat ter beschikking. Als de certificaathouder het certificaat publiceert, hetzij op papier, hetzij op het internet, dan publiceert hij het volledig. De certificaathouder mag het certificatiemerk enkel en alleen gebruiken in relatie tot de werkzaamheden die voldoen aan de eisen van deze BRL 10. SCHORSING, INTREKKING EN OPSCHORTING VAN HET CERTIFICAAT Dit hoofdstuk bevat bepalingen inzake de schorsing, intrekking en opschorting van het certificaat. Los van deze bepalingen kan een Certificatie Instelling een certificaat intrekken, wanneer de certificatiehouder niet voldoet aan zijn verplichtingen overeenkomstig de certificatieovereenkomst met de Certificatie Instelling. Een Certificatie Instelling stelt de andere Certificatie Instellingen, InstallQ en RVO onverwijld op de hoogte van een schorsing c.q. intrekking van het certificaat. 10.1 Schorsing Als de certificatie instelling tot het oordeel komt dat de certificaathouder geen aangetoonde verbeteringen heeft doorgevoerd, zoals beschreven in paragraaf 7.2.6, dan wordt het certificaat onmiddellijk geschorst. De certificaathouder mag geen gebruik maken van het geschorste certificaat. Bij schorsing moet de certificaathouder schriftelijk in een plan van aanpak aangeven hoe hij de afwijkingen gaat opheffen, ten genoegen van de Certificatie Instelling. De schorsing duurt maximaal 6 maanden. Binnen deze periode van 6 maanden verricht de Certificatie Instelling in het kader van een schorsing op basis van paragraaf 7.2.6.1 een extra organisatorisch gericht onderzoek gericht op de corrigerende maatregelen uit en in het kader van een schorsing op basis van paragraaf 7.2.6.2 een extra project gericht onderzoek uit, ter verificatie van de getroffen corrigerende maatregelen. De schorsing van het certificaat vervalt op de dag dat de Certificatie Instelling vaststelt dat de afwijkingen zijn opgeheven. 10.2 Intrekking Het certificaat wordt ingetrokken als de schorsing niet binnen 6 maanden is opgeheven. De certificaathouder mag geen gebruik maken van het ingetrokken certificaat. Het intrekken van een certificaat wordt door InstallQ bekend gemaakt op de website www.installq.nl. Bij intrekking worden alle energieprestatierapporten, uit de periode waarop het besluit tot intrekking gebaseerd is, verwijderd uit het landelijk gegevensbestand. pagina 23

10.3 Opschorting De certificaathouder kan de Certificatie Instelling verzoeken om het certificaat op te schorten voor een periode van ten hoogste 2 jaar. Indien de periode van opschorting langer is dan 1 jaar zal eerst een herkeuring moeten plaats vinden, voordat opnieuw onder certificaat kan worden geacteerd. Tijdens de periode van opschorting blijft de certificatieovereenkomst van kracht, behalve dat de certificaathouder geen gebruik mag maken van het certificaat en het certificatiemerk. pagina 24

11. REFERENTIES [1] Omgevingsregeling (zie www.overheid.nl) [2] ISSO 75.1 d.d. xxxx [3] BRL 9501 Methoden voor het berekenen van het energiegebruik van gebouwen en de energetische en financiële gevolgen van energiebesparingsmaatregelen d.d. xxxx [4] NENENISO 9001;2015 Kwaliteitsmanagementsystemen Eisen pagina 1

Beoordelingsrichtlijn Deel 9500U d.d. xxxx Bijlage 1 Model van het certificaat NLEPBD procescertificaat Naam Certificatie Instelling LOGO van Adresgegevens Certificatieinstelling nummer: uitgegeven: geldig tot: Energieprestatierapport utiliteitsgebouwen NAAM Certificaathouder Verklaring van (naam CI) Dit certificaat is op basis van BRL9500U d.d... afgegeven door (naam CI) conform het (hiervoor van toepassing zijnde certificatiereglement van naam CI ). Voor het deelgebied utiliteitsgebouwen <basisopname/ detailopname> (Naam CI) verklaart, dat het gerechtvaardigd vertrouwen bestaat, dat de door de certificaathouder verrichte werkzaamheden met betrekking tot het afgeven van energieprestatierapport utiliteitsgebouwen zijn uitgevoerd volgens de in hoofdstuk 4 van bovengenoemde BRL vastgestelde specificaties. Voor (naam CI), directeur Gebruikers van dit certificaat wordt geadviseerd om bij (naam CI) te informeren of dit document nog geldig is. Beoordeeld is: kwaliteitssysteem en proces is een collectief merk van Stichting Bouwkwaliteit Periodieke controle Bijlage 1

Beoordelingsrichtlijn Deel 9500U d.d. xxxx Bijlage 2a Eisen aan de vakbekwaamheid van de EPU/D adviseur Een EPU/D adviseur heeft: ten minste een werk en denkniveau overeenkomstig een hogere beroepsopleiding 4, en een diploma Energieprestatie Adviseur Utiliteitsgebouwen detailopname. Verder beschikt een EP U/D adviseur over de volgende vakbekwaamheden: hij/zij is in staat om volgens de voorschriften van de BRL een opname te maken van de bouwkundige schil en de installaties van een utiliteitsgebouw waarvoor het energieprestatierapport detailopname moet worden opgesteld; hij/zij is in staat om volgens de voorschriften van de BRL op basis van gegevens uit een opname de Energieprestatie van een utiliteitsgebouw te berekenen; hij/zij is in staat om staat om volgens de voorschriften van de BRL een energieprestatierapport op te stellen. 4 Hogere beroepsopleiding zoals bedoeld in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). Bijlage 2a