Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.30 uur

Vergelijkbare documenten
Space Shuttle 2000-II(I)

Correctievoorschrift VWO. Scheikunde

4. In een bakje met natriumjodide-oplossing worden 2 loden elektroden gehangen. Deze twee elektroden worden aangesloten op een batterij.

Examen VWO. Scheikunde (oude stijl)

Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 1 dinsdag 26 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 20 mei uur

::s. .c e en. _ Examen VWO. ~.- Cl)

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni uur

Examen VWO. scheikunde (oude stijl)

Examen VWO. Scheikunde

Oefenopgaven CHEMISCHE INDUSTRIE

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.

Isomeren van C4H8O2. EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1997, TWEEDE TIJDVAK, opgaven

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2008-II

Examen VWO. Scheikunde

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

SE voorbeeldtoets 5HAVO antwoordmodel

Examen HAVO. scheikunde. tijdvak 1 dinsdag 22 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

-Q) e::::s. .c e ~.- Q)

CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN SCHEIKUNDE TENTAMEN SCHEIKUNDE. datum : donderdag 29 juli 2010

Examen VWO. Scheikunde (oude stijl)

Examen VWO. Scheikunde (oude stijl)

Deze methylionen hechten zich aan het methoxymethaan, waarbij trimethyloxonium-ionen worden gevormd:

Examen VWO. Scheikunde

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Rekenen aan reacties (de mol)

scheikunde vwo 2015-II

Eindexamen scheikunde havo 2007-II

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.

Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 1 vrijdag 23 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Scheikunde VWO. Vrijdag 19 mei uur. vragen

Eindexamen scheikunde havo 2002-II

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

.s::: _ Examen VWO ~.-

Eindexamen scheikunde havo 2001-II

OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN

Eindexamen vwo scheikunde pilot II

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 18 juni uur

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit twintig vragen

Koolstofdioxide1985-II(I)

Eindexamen scheikunde vwo I

scheikunde vwo 2019-II

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2003-II

EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1983 EERSTE TIJDVAK opgaven

Stabilisator voor PVC

.- Cl).s:::: CIJ. Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Dinsdag 23 juni uur

Het is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4.

Eindexamen scheikunde havo 2004-II

Eindexamen scheikunde havo 2006-I

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit twintig vragen

Eindexamen scheikunde havo I

Examen VWO. Scheikunde 1 (nieuwe stijl)

Eindexamen scheikunde havo 2003-II

Eindexamen havo scheikunde pilot 2013-I

Examen VWO. scheikunde 1. tijdvak 1 dinsdag 26 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Eindexamen scheikunde havo 2000-II

Eindexamen scheikunde vwo II

Examen HAVO en VHBO. Scheikunde

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Correctievoorschrift VWO. Scheikunde

Eindexamen scheikunde havo II

Eindexamen scheikunde pilot vwo II

ßCalciumChloride oplossing

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 20 juni uur

Weer rioolwater1986-ii(i)

Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2001-I

EXAMEN VWO SCHEIKUNDE 1980, TWEEDE TIJDVAK, opgaven

Rekenen aan reacties 2. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

OEFENOPGAVEN VWO ZUREN EN BASEN + ph-berekeningen

Eindexamen havo scheikunde pilot I

Eindexamen scheikunde havo 2005-I

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2003-I

Oefenopgaven CHEMISCHE INDUSTRIE

5 Water, het begrip ph

Eindexamen vwo scheikunde pilot I

Examen HAVO en VHBO. Scheikunde oude stijl

Kleinschalige chloorproductie (ce)

Examen HAVO. scheikunde. tijdvak 1 dinsdag 24 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Oefenvraagstukken 5 HAVO Hoofdstuk 13 Antwoordmodel

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2002-I

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

5 Formules en reactievergelijkingen

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2004-I

Opgave 1: Turners. (1) 1 Geef de systematische naam van het zouthydraat dat ontstaat bij het opnemen van water door magnesium.

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2006-II

Examen HAVO. scheikunde (pilot) tijdvak 1 dinsdag 24 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

_ Examen VWO. tij ~.- Q)

Voorbeeldexamen VWO 2016

Eindexamen scheikunde havo 2000-I

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2007-I

TF2 6VWO H 2, 3, 6, 7, 12, 14, 16 en 17 Antwoorden oefenopgaven

Eindexamen vwo scheikunde I

Examen VWO. Scheikunde 1,2 (nieuwe stijl)

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I SCHEIKUNDE HAVO

Oefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties

Transcriptie:

Scheikunde Examen VW Voorbereidend Wetenschappelijk nderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.30 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 24 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Voor de uitwerking van vraag 16 is een bijlage toegevoegd. Als bij een vraag een verklaring, uitleg, berekening of afleiding gevraagd wordt, worden aan het antwoord meestal geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg, berekening of afleiding ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld. 000013 17 Begin

pgave 1 Bij het lanceren van de Space Shuttle is zeer veel energie nodig om het gevaarte de ruimte in te krijgen. Een deel van die energie wordt opgewekt door een reactie tussen twee vaste stoffen: ammoniumperchloraat (N 4 Cl 4 ) en aluminium. De bereiding van ammoniumperchloraat verloopt in een aantal stappen. Eén van die stappen is de bereiding van natriumperchloraat. Bij deze bereiding wordt in een reactievat van staal een oplossing van natriumchloraat (NaCl 3 ) geëlektrolyseerd. De positieve elektrode is van platina. et staal van het reactievat fungeert als negatieve elektrode. Bij deze elektrolyse wordt Cl 3 - omgezet in Cl4 -. Tijdens de elektrolyse wordt de p op 6,5 gehouden. 4p 1 Geef de vergelijking van de halfreactie voor de omzetting van Cl - 3 in Cl4 -. 3p 2 Leg uit aan welke elektrode deze omzetting plaatsvindt. Men kan de p van een oplossing op 6,5 houden door een buffer te gebruiken. Een buffer bestaat meestal uit een mengsel van een zwak zuur en de geconjugeerde base van dat zuur. Bij een grootschalig proces als bovengenoemde elektrolyse zal men om een buffer te maken liever geen stoffen gebruiken die lastig te hanteren zijn, zoals gassen. 4p 3 Leg mede met behulp van Binas tabel 49 uit, welk zuur en welke geconjugeerde base geschikt zijn om een buffer te maken met p = 6,5. et zuur-base-koppel moet zo gekozen zijn dat de ontstane buffer geen opgelost gas bevat. Bij de lancering van de Space Shuttle wordt een mengsel van aluminium en ammoniumperchloraat gebruikt. De vergelijking van de reactie tussen deze stoffen is: 10 Al(s) + 6 N 4 Cl 4 (s) 2 AlCl 3 (s) + 4 Al 2 3 (s) + 3 N 2 (g) + 12 2 (l) Elke lancering van de shuttle vereist 700 ton ammoniumperchloraat (een ton is duizend kg). Na 10 minuten is het mengsel van aluminium en ammoniumperchloraat verbruikt. De enthalpieverandering per seconde is een maat voor het vermogen van de aandrijfraketten. 5p 4 Bereken, met behulp van vormingsenthalpieën, de reactie-enthalpie in Joule per mol ammoniumperchloraat. Neem hierbij aan dat de getalgegevens in Binas ook gelden bij de omstandigheden van de lancering. De vormingsenthalpie van ammoniumperchloraat bedraagt 2,96 10 5 J mol -1. 3p 5 Bereken, met behulp van de reactie-enthalpie, de enthalpieverandering per seconde als gedurende 10 minuten 700 ton ammoniumperchloraat op deze wijze volledig wordt omgezet. pgave 2 De productie van ammoniak uit de elementen wordt meestal uitgevoerd bij een hoge druk en met een ijzerverbinding als katalysator. Als in een reactor bij 200 bar en 450 C stikstof en waterstof in een molverhouding van 1 : 3 bij elkaar worden gebracht, worden deze stoffen voor ongeveer 20% omgezet in ammoniak. N 2 (g) + 3 2 (g) 2 N 3 (g) et werken bij hoge druk is duur, maar de opbrengst aan ammoniak is per uur groter dan bij lage druk. 4p 6 Geef twee oorzaken waardoor de opbrengst per uur bij hoge druk groter is dan bij lage druk. 000013 17 2 Lees verder

Reeds lange tijd is men op zoek naar een goedkopere productiemethode voor ammoniak. Men probeert vooral processen te ontwikkelen die bij normale druk plaatsvinden. Zo n proces is onlangs op laboratoriumschaal getest. De onderstaande proefopstelling is daarbij gebruikt. N 2 N 2, N 3 2 2 F A A B C E A B C en D E F D een glazen pot een pot van een keramisch materiaal dat uitsluitend + ionen doorlaat onaantastbare poreuze elektroden een gelijkstroombron die is aangesloten op de elektroden C en D een deksel met vier gasdoorlaten Bij elektrode D vindt de volgende reactie plaats: 2 2 + + 2 e - De + ionen verplaatsen zich door het keramische materiaal heen naar elektrode C. Bij elektrode C ontstaat uitsluitend ammoniak. 3p 7 Geef de vergelijking van de halfreactie van de vorming van ammoniak aan elektrode C. In de opstelling wordt gedurende een lange periode in een continu proces ammoniak gevormd. De stroomsterkte is 1,5 ma (A is ampère; 1 ampère = 1 coulomb per seconde). 4p 8 Bereken hoeveel mol waterstofgas per seconde bij D wordt omgezet. Gebruik hierbij onder andere Binas tabel 7. pgave 3 Papier bevat cellulose, een biopolymeer van glucose. Cellulose kan worden weergegeven met de formule (C 6 10 5 ) n. Cellulose wordt langzaam gehydrolyseerd wanneer het vochtig wordt. Door + ionen wordt de hydrolyse versneld. Er ontstaan breuken in de cellulosemoleculen. ierdoor neemt de gemiddelde waarde van n af. et papier gaat in kwaliteit achteruit, het wordt bros en kan op den duur uit elkaar vallen. ieronder is een stukje uit een cellulosemolecuul in structuurformule weergegeven. C 2 C 2 4p 9 Teken de structuurformules van de fragmenten die ontstaan als in dit stukje door hydrolyse een breuk optreedt. 000013 17 3 Lees verder

et in papier aanwezige zuur ontstaat voor een deel door een reactie van zwaveldioxide uit de lucht met stoffen in het papier. Sommige papiersoorten bevatten echter zelf ook zuur. Bij de fabricage van dat papier is een oplossing van aluminiumsulfaat gebruikt. Van deze oplossing, die een p kleiner dan 7 heeft, blijft iets in het papier achter. 3p 10 Geef de reactievergelijking waaruit blijkt dat een oplossing van aluminiumsulfaat een p heeft die kleiner is dan 7. Als de hoeveelheid zuur in het papier van een boek te hoog is, kan men dit boek ontzuren. Een verdere afbraak van het boek wordt dan voorkomen. Er is een ontzuringsproces ontwikkeld dat gebruik maakt van gasvormig di-ethylzink (DEZ): (C 2 5 ) 2 Zn. In een tank die hermetisch kan worden afgesloten, worden de boeken zo geplaatst dat het gas op het papier kan inwerken. De tank wordt vacuüm gezogen. Daarna wordt bij 25 C gasvormig DEZ in de tank toegelaten tot de druk 0,025 bar is. De tank heeft een inhoud van 190 m 3, de boeken in de tank nemen een volume van 125 m 3 in. 4p 11 Bereken hoeveel kg DEZ nodig is om de tank te vullen tot 0,025 bar (298 K). Neem hierbij aan dat tijdens het vullen van de tank het DEZ nog niet met het papier reageert. De ontzuring door DEZ blijkt uit de volgende vergelijking: (C 2 5 ) 2 Zn + 2 + Zn 2+ + 2 C 2 6 DEZ reageert ook met water dat in het papier aanwezig is: (C 2 5 ) 2 Zn + 2 Zn + 2 C 2 6 3p 12 Leg aan de hand van de twee gegeven reactievergelijkingen uit of de druk in de tank tijdens de DEZ-behandeling afneemt, gelijk blijft of toeneemt. et zinkoxide in het papier beschermt het papier langere tijd tegen verzuring. et is na een DEZ-behandeling van belang om te weten hoeveel zinkoxide het papier bevat. Een voorschrift voor de bepaling daarvan is: Droog één gram van het ontzuurde papier en weeg het daarna nauwkeurig af. Breng het over in een erlenmeyer van 150 ml en voeg 30,00 ml 0,100 M zoutzuur toe. Kook gedurende één minuut. Voeg 5 tot 7 druppels methylroodoplossing toe. Titreer het nog aanwezige zoutzuur met 0,100 M natronloog tot de oplossing geel kleurt. Bij een bepaling volgens dit voorschrift bleek dat voor 0,945 g gedroogd papier 25,2 ml natronloog nodig was. 6p 13 Bereken het massapercentage zinkoxide in dit gedroogde papier. 000013 17 4 Lees verder

pgave 4 In Twente zit in de bodem een laag steenzout die hoofdzakelijk uit natriumchloride bestaat. De winning van het steenzout en de verwerking tot zuiver natriumchloride is een complex proces. De eerste stap in dit proces is extractie. Een buis wordt tot in het steenzout neergelaten. In deze buis wordt een smallere buis neergelaten, die dieper in de steenzoutlaag reikt. Door de ruimte tussen de beide buizen wordt water naar beneden gevoerd, waarin de oplosbare bestanddelen van het steenzout oplossen. De gevormde oplossing, die ruwe pekel wordt genoemd, gaat door de druk van het water via de binnenbuis omhoog. Bovengronds wordt deze ruwe pekel in een continu proces verder verwerkt tot zuiver natriumchloride. et bovengrondse verwerkingsproces kan in een blokschema worden weergegeven. In dit blokschema komen drie blokken (aangeduid met ruimte 1, ruimte 2 en ruimte 3) voor. ieronder is dit blokschema onvolledig afgebeeld. Vrijwel alle stofstromen ontbreken. ruwe pekel ruimte 1 pekel (p=11,1) ruimte 2 pekel (p=ca.7) ruimte 3 natriumchloride Ruwe pekel bestaat uit water, natriumchloride en geringe hoeveelheden van diverse ionsoorten, zoals magnesiumionen (240 g m -3 ) en sulfaationen. In ruimte 1 wordt aan de ruwe pekel calciumoxide toegevoegd. Vrijwel alle magnesiumionen slaan als magnesiumhydroxide neer. De p van het mengsel is dan 11,1 en de temperatuur van het mengsel is 30 C. 5p 14 Laat door berekening zien dat in ruimte 1 minder dan 1% van de magnesiumionen die in ruwe pekel voorkomen, opgelost blijft. De waarde van het oplosbaarheidsproduct van magnesiumhydroxide bij de omstandigheden in ruimte 1 is 9,0 10-11 en pk w = 13,83. Een deel van de toegevoegde calciumionen slaat in ruimte 1 als calciumsulfaat neer. Na bezinking van de vaste stoffen wordt de pekel met p = 11,1 van ruimte 1 naar ruimte 2 gepompt. Daar wordt koolstofdioxidehoudend rookgas, dat op andere plaatsen in de zoutwinningsfabriek ontstaat, doorgeleid. Door het leiden van koolstofdioxide door de pekel met p = 11,1 treedt een reactie op waardoor de p wordt verlaagd én de concentratie van de calciumionen wordt verlaagd, omdat calciumcarbonaat neerslaat. 3p 15 Geef de vergelijking van deze reactie waarmee zowel de p wordt verlaagd als de concentratie van de calciumionen wordt verlaagd. mdat het rookgas onvoldoende koolstofdioxide bevat om alle calciumionen neer te slaan, wordt in ruimte 2 bovendien natriumcarbonaat aan de pekel met p = 11,1 toegevoegd. Na bezinking van de vaste stoffen wordt de nu vrijwel neutrale pekel naar ruimte 3 gepompt. ier wordt de pekel gedeeltelijk ingedampt, zodat een groot deel van het natriumchloride kristalliseert. Dit wordt door centrifugeren afgescheiden. Er blijft een geconcentreerde oplossing over die moedervloeistof wordt genoemd. Een deel van de moedervloeistof wordt rechtstreeks teruggeleid naar ruimte 1. et andere deel van de moedervloeistof wordt verenigd met de afvalstromen uit de ruimten 1 en 2 en teruggevoerd naar de bodem. 5p 16 Maak op de bijlage het blokschema af van de zoutwinning zoals in deze opgave staat beschreven, door het plaatsen van lijnen en pijlen. Zet bij de zelfgetekende lijnen de namen van de volgende stoffen op de juiste plaats: calciumcarbonaat, calciumoxide, calciumsulfaat, magnesiumhydroxide, moedervloeistof, natriumcarbonaat, rookgas, waterdamp. Als men in ruimte 1 geen andere stof dan calciumoxide aan de ruwe pekel zou toevoegen, zou daar uitsluitend magnesiumhydroxide neerslaan. Doordat men een deel van de moedervloeistof ook naar ruimte 1 recirculeert, slaat daar ook calciumsulfaat neer. 4p 17 Leg uit waarom als gevolg van de recirculatie van de moedervloeistof naar ruimte 1 calciumsulfaat in deze ruimte neerslaat. 000013 17 5 Lees verder

pgave 5 Men gebruikt oplossingen van natriumalkanolaten in een alkanol onder andere bij de zogenoemde Williamson-reactie. Een reactie waarbij een alkoxyalkaan ontstaat door een oplossing van een alkanolaat te laten reageren met een halogeenalkaan wordt een Williamson-reactie genoemd. Een oplossing van natriummethanolaat in methanol bevat behalve C 3 moleculen ook Na + ionen en C 3 - ionen. Bij de Williamson-reactie, die optreedt als men deze oplossing laat reageren met chloorethaan, reageren C 3 - ionen met C 3 C 2 Cl moleculen. ierbij ontstaat methoxyethaan: C 3 - + Cl C C + Cl - 2 3 C 3 C 2 C 3 Men kan methoxyethaan nog op een andere manier via een Williamson-reactie bereiden. Men moet dan andere deeltjes dan C 3 - en C 3 C 2 Cl met elkaar laten reageren. 4p 18 Geef de formules van die andere deeltjes. Als men een oplossing van natriummethanolaat in methanol laat reageren met chloorethaan, treedt behalve de Williamson-reactie nog een andere reactie op. Bij die andere reactie ontstaat etheen: C 3 - + Cl C C + + Cl - 2 3 C 3 C 2 C 2 Alkeenvorming kan optreden als men een oplossing van natriummethanolaat in methanol laat reageren met een chlooralkaan met minstens twee C atomen per molecuul. Men kan zich voorstellen dat de vorming van een alkeen uit C 3 - en zo n chlooralkaan verloopt volgens de volgende twee deelreacties. Deelreactie 1: een C 3 - ion onttrekt aan een molecuul van het chlooralkaan een + ion. Voor de levering van het + ion komen alleen atomen in aanmerking die gebonden zijn aan een C atoom naast het C atoom waaraan het Cl atoom gebonden is. Deelreactie 2: van het ion dat in deelreactie 1 gevormd is, wordt een Cl - ion afgesplitst. ierbij ontstaat een molecuul van een alkeen. 4p 19 Geef de elektronenformule van het ion dat in deelreactie 1 ontstaat als aan een molecuul chloorethaan een + ion wordt onttrokken. Zet de lading in de elektronenformule bij het juiste atoom. Er zijn monochlooralkanen, met minstens twee C atomen per molecuul, waarmee geen alkeenvorming optreedt als men die laat reageren met een oplossing van natriummethanolaat in methanol. 3p 20 Geef de structuurformule van zo n monochlooralkaan. ok als men een oplossing van natriummethanolaat in methanol laat reageren met 2-chloorpentaan, C 3 C C 2 C 2 C 3, treedt zowel de Williamson-reactie als Cl alkeenvorming op. et is gebleken dat hierbij drie alkenen gevormd worden. 4p 21 Geef de namen van die drie alkenen. 000013 17 6 Lees verder

De Williamson-reactie die optreedt als men een oplossing van natriummethanolaat in methanol laat reageren met 2-chloorpentaan, kan als volgt in een vergelijking worden weergegeven: C 3 - + C 3 C C 2 C 2 C 3 Cl C 3 2 C 2 C 3 C3C + Cl - Van 2-chloorpentaan bestaan twee optische isomeren, een D- en een L-isomeer. ok van 2-methoxypentaan bestaan twee optische isomeren. Als men uitsluitend (optisch actief) D-2-chloorpentaan met een oplossing van natriummethanolaat in methanol laat reageren, ontstaan beide optische isomeren van 2-methoxypentaan. Er blijkt dan een reactiemengsel te ontstaan waarin D-2-methoxypentaan en L-2-methoxypentaan in de molverhouding 2 : 3 aanwezig zijn. 3p 22 Leg uit of dit mengsel optische activiteit zal vertonen. Men kan D-2-methoxypentaan bereiden zonder dat L-2-methoxypentaan ontstaat. Dit kan met de Williamson-reactie, maar men moet dan uitgaan van een ander chlooralkaan dan (D-)2-chloorpentaan en een oplossing van een ander alkanolaat dan methanolaat. 3p 23 Geef de namen van het alkanolaat en het chlooralkaan die men met elkaar moet laten reageren via de Williamson-reactie om D-2-methoxypentaan te bereiden zonder dat L-2-methoxypentaan ontstaat. 2p 24 Leg uit hoe het komt dat bij de Williamson-reactie tussen deze twee soorten deeltjes geen L-2-methoxypentaan ontstaat. Einde 000013 17 7