IM4--14 ONDERWIJS IN 1 MAV04. Maandag 17 mei, uur. NATUUR- EN SCHEIKUNDE H (Scheikunde) OPEN VRAGEN

Vergelijkbare documenten
EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.

4. Van twee stoffen is hieronder de structuurformule weergegeven.

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit twintig vragen

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Eindexamen scheikunde havo 2001-II

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit twintig vragen

3 De massa van de kern van een atoom is gelijk aan de totale massa van de: D protonen, neutronen en elektronen.

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

SE voorbeeldtoets 5HAVO antwoordmodel

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

5 Formules en reactievergelijkingen

EINDEXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1975

T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

4 e Internationale Chemieolympiade, Moskou, 1972, Sovjet Unie

Het is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4.

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.

toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing met een concentratie van 0,1 M?

universele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 Avogadroconstante: N A = 6,022 x mol -1 normomstandigheden:

Eindexamen scheikunde havo 2006-II

EINDEXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1976

Eindexamen scheikunde havo I

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1

Eindexamen scheikunde havo 2006-I

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2003-II

CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN SCHEIKUNDE TENTAMEN SCHEIKUNDE. datum : donderdag 29 juli 2010

OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN

Eindexamen scheikunde havo 2007-II

Scheikunde Samenvatting H4+H5

4. In een bakje met natriumjodide-oplossing worden 2 loden elektroden gehangen. Deze twee elektroden worden aangesloten op een batterij.

Toets HAVO 4 Chemie Hfdst. 2 Schatkamer aarde

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

Hoofdstuk 8. Opgave 2. Opgave 1. Oefenvragen scheikunde, hoofdstuk 8 en 10, 5 VWO,

Rekenen aan reacties (de mol)

Eindexamen scheikunde havo 2000-II

ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,.

Rekenen aan reacties. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

Eindexamen scheikunde havo 2004-II

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

EXAMEN M!DJ) ELBAAR A.LGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1975

Hoofdstuk 17 Redoxreacties

7. Chemische reacties

Vlaamse Chemie Olympiade 34ste editie Eerste ronde

Oefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties

Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 1 vrijdag 23 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2001-I EXAMEN: 2001-I

Eindexamen scheikunde havo 2001-I

Inleiding in de RedOx chemie

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Stabilisator voor PVC

3. Welke van onderstaande formules geeft een zout aan? A. Al 2O 3 B. P 2O 3 C. C 2H 6 D. NH 3

OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO

Rekenen aan reacties 2. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2003-II

Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil.

Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil.

SCHEIKUNDE VWO 4 MOLBEREKENINGEN ANTW.

Eindexamen scheikunde havo II

Samenvatting Chemie Overal 3 havo

EXAMEN VWO SCHEIKUNDE 1980, TWEEDE TIJDVAK, opgaven

Correctievoorschrift HAVO. Scheikunde (nieuwe stijl)

Eindexamen scheikunde havo 2005-II

Eindexamen vwo scheikunde pilot I

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Wet van Behoud van Massa

Hoofdstuk 4. Chemische reacties. J.A.W. Faes (2019)

- Cl) Examen MAVO-C ::::, ~ "C C. Middelbaar Algemeen Voortgezet Onderwijs. Tijdvak 1 Dinsdag 26 mei uur

scheikunde havo 2017-I

scheikunde vwo 2017-II

scheikunde pilot vwo 2015-II

Deze methylionen hechten zich aan het methoxymethaan, waarbij trimethyloxonium-ionen worden gevormd:

Oefenopgaven REDOX vwo

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

Paragraaf 1: Fossiele brandstoffen

7.1 Het deeltjesmodel

Oefen-SE SE4 Havo 5. Micro-organismen

Eindexamen scheikunde havo I

29ste VLAAMSE CHEMIE OLYMPIADE EERSTE RONDE

In de natuur komen voor Cu en Cl respectievelijk de isotopen 63 Cu, 65 Cu en 35 Cl, 37 Cl voor.


Antwoorden deel 1. Scheikunde Chemie overal

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2004-I

Eindexamen scheikunde havo 2002-II

Samenvatting Scheikunde H3 Door: Immanuel Bendahan

Atoommodel van Rutherford

Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 1 dinsdag 26 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

6 VWO EXTRA OPGAVEN + OEFENTENTAMENOPGAVEN SCHEIKUNDE 1 H4, H5, H7, H13 en H14

Examen HAVO. Scheikunde (oude stijl)

Frank Povel. a. Fe + 2H + Fe 2+ + H 2 Er zullen gasbelletjes te zien zijn en de oplossing zal licht groen worden.

Eindexamen scheikunde pilot vwo II

Antwoorden deel 1. Scheikunde Chemie overal

Transcriptie:

M4--14 ONDERWJS N 1 MAV04 Maandag 17 mei, 14.00--16.00 uur NATUUR- EN SCEKUNDE (Scheikunde) OPEN VRAGEN Bij het examen natuur- en scheikunde wordt de volgende verdeling van de tijd over de twee onderdelen aanbevolen: open vragen 1\4 uur. meerkeuzetoets %uur. Zie ommezijde Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het Besluit eindexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o. 5121SSF-14

n een bijlage bij dit examen wordt een aantal gegevens verstrekt. Bij de opgaven kunnen, waar nodig, deze gegevens gebruikt worden. 2 1. Aan een hoeveelheid zoutzuur wordt een overmaat magnesiumpoeder toegevoegd. a. Geef de ionenvergelijking van de optreelende reactie. b. oe kan na afloop van de reactie de oplossing gescheiden worden van het overgebleven magnesiumpoeder? Bij de zo verkregen heldere oplossing wordt een oplossing van zilvernitraat gevoegd. Er ontstaat een neerslag. c. Geef de ionenvergelijking van deze reactie. d. Welke van de bij a en c weergegeven reacties is een redoxreactie? Licht het antwoord toe. 2. u. Neem onderstaand schema over en vul de ontbrekende gegevens in: l l lil V symbool relatieve aantal protonen aantal elektronen atoom of ion atoommassa in de kern om de kern Al 27 ---- Mg2+ 24,5 '--- 02-16 + 1 b. oeveel neutronen heeft een aluminiumatoom in de kern? Licht het antwoord toe. c. Noem een deeltje uit kolom van het schema dat als oxidator kan optreden. Licht het antwoord toe. 3. Een molecule zuurstof is opgebouwd uit twee atomen. a. Licht toe, hoc de binding in een molecule 02 tot stanel komt. Zuurstof kan in een ozonisator gedeeltelijk worden omgezet in ozon. h. Geef de vergelijking van de omzetting van Luurstof in ozon. c. Noem een chemische eigenschap van ozon. Bij de omzetting van zuurstof in ozon wordt 12% van de toegevoerde zuurstof omgezet in ozon. d. Bereken hoeveel clm 3 ozon ontstaat als er 100 clm 3 zuurstof door de ozonisator wordt geleid. Alle volumina worden gemeten bij dezelfde temperatuur en druk. 5 1 2 1 5 5 F - 1 4

4. Van vier stoffen staat hieronder de structuurformule. 3 - C... c-9' 0 'o - m /,0.", c "- 0 - c - l - C - c - 0 - V c = c a. Geef de namen van deze vier stoffen. b. Welke van deze vier stoffen zijn isomeren van elkaar') Licht het antwoord toe. Stof V kan worden omgezet in een alkaan. c. Geef van deze reactie de vergelijking. Stof en stof kunnen met elkaar reageren. Bij deze reactie ontstaat een ester. d. Geef de vergelijking van deze reactie. e. Welke stoffen ontstaan als men de gevormde ester met water laat reageren? 5. Als 500 g kwik()oxide enige tijd verhit is, blijkt 6,4 g zuurstof ontweken te zijn. a. Geef de vergelijking van de optredende reactie. b. Bereken, hoeveel gram kwik()oxide is ontleed. c. Bereken het volume van de gevormde zuurstof als gegeven is, dat 1 mol waterstof van deze! fdc temperatuur en druk een volume heeft van 22,5 dm 3. d. Bereken de dichtheid t.o.v. 2 (dampdichtheid) van zuurstof. De ontweken zuurstof wordt geleid door verhit staalwol. Alle zuurstof reageert hiermee, waarbij Fe 2 0 3 gevormd wordt. e. Geef de vergelijking van deze reactie. f oe groot is de massatoename van de staalwol? Geef aan hoe het antwoord vcrkregen is. ENDE S1215SF--14*

1 M 4--13 DERWJS N 1976 MAV04 Maandag 17 mei, 14.00--16.00 uur NATUUR- EN SCEKUNDE U (Scheikunde) MEERKEUZETOETS Bij het examen natuur- en scheikunde 11 wordt de volgende verdeling van de tijd over de twee onderdelen aanbevolen: open vragen 1 ~ uur, meerkeuzetoets: 3.1.! uur. Zie ommezijde Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het Besluit eindexamens v.w.o.-h.a.v.o. m.a.v.o. 5 2 l 5 5 F -- 3

2. De formule van chrnom(vl)oxide is A B Cr0 6 c Cr 3 0 Cr 6 0 2. De atomen X en Y hebben hetzelfde atoomnummer, en verschillende massagetallen (a toommassa's ). Waardoor wordt de overeenkomst en waardoor het vcrschil veroorzaakt? ------ De overeenkomst door et verschil door een een gelijk aantal verschillend aantal --~~-- L1 A elektronen protonen Lt B neutronen protonen (' 1'--1 c protonen elektronen --~ bftv D protonen neutronen ----- ---~- 0 o/o --- 3. Element X heeft atoomnummer 10. Element Y heeft atoomnummer 18. ----,---- A -.--;---1--B=-- o Als men X en Y samen verwarmt, ontstaat er c D o/o ---...._. ~- een stof met covalente binding. een stof met elektrovaten te binding. een stof met ion binding. ge~n verbinding. 4. Bij de elektrolyse'van een ZnCl 2 -oplossing wordt het Zn 2 + ion ontladen. Dit gebeurt aan de positieve pool (anode). Tl et Zn 2 + -ion staat daarbij elektronen af. Welke van deze beweringen is juist? -...--- A zowel als alleen alleen geen van beide 512155F--13

5. Een zuur dat bij karnerterrtpcratuur ontleedt is A ; B l-~- - hl~ Cl 2 COJ 2S04 3 P0 4 3 6. Als men de gassen 11 2 en Cl 2 met elkaar laat reageren ontstaat C-gas volgens de vergelijking 2 + Cl 2 -~ 2 C Bij constante temperatuur en druk geldt: 1 dm 3 2 + 1 dm 3 Cl 2-4 2 dm 3 C. Dit komt doordat hij gelijke temperatuur en druk --.,...-~.-'1 0 A gelijke vol u mes van verschillende gassen dezelfde massa hebben. B 1 gram van elk gas hetzelfde volume heeft. c het totale volume bij elke reactie gelijk blijft. gelijke volumes van verschillende gassen evenveel moleculen hebben. 7. Een mengsel van 4 cm 3 1-1 2 'en 4 cm 3 0 2 van dezelfde temperatuur en druk wordt tot ontploffing gebracht. Na de reactie is er van de uitgangsstoffen \ 1 A zowel 11 2 als 0 2 over. ---------- \3 B alleen 2 over. 41T -c alleen 0 2 over. 32 -- 0 D geen 2 en geen 0 2 over. 8. (;egct'en: de relatieve atoommassa van stikstof is 14. oeveel gratll is 2 mol N 2? ----.------ 0 A 7 gram (;;_L r- B_ 14 gram 2-l C 28 gram 77~- D 56 gram -o-ç;7f5-9. et element lithiuti1 heeft atoomnummer 3. Als lithit1m aan water wordt toegevoegd, ontstaat er -(:..,. ~.}(- - -:-.- A-. - ~] een hydroxide en waterstof. 7_ ---~~ -- een hydroxide en zuurstof. 7_ C een zuur en waterstof. D een zuur en zuurstof. o 0/D S 1 2 1 5 5 F - 3 Zie ommezijde

4 -ionen komen vrij als men in water oplost: koperoxide natriumhydroxide sa! peterzuur zwaveltrioxide 11. Men voert een proef uit met de hieronder getekende opstelling en de daarbij genoemde stoffen: verdunde C-opl. en FeS Tijdens de proef ziet men in vat een gas ontwijken, terwijl in vat een neerslag ontstaat. Waar staan in onderstaand schema de juiste stoffen die bij deze reacties ontstaan? et gas in is: et neerslag in is: \o A Cl2 CuCl2 --- 11.. B Cl2 CuS \'1- c 2S CuCl 2 -- (,(J.- D 2S CuS ----- --- 0 O/D ~~-~- 'li.~= J~_,::::: o)-j, to,~lt 12. Gegeven: F is een zwak zuur. Beschouw onderstaande beweringen: F is een zwak zuur: het bevat namelijk geen zuurstof. F is een zwak zuur: het is namelijk in oplossing slechts gedeeltelijk in ionen gesplitst. Welke van deze beweringen is waar? -~ A zowel als l B alleen alleen geen van beide {""J,l ::::::0?b l i C 512155F-13

13. Men voegt een oplossing van kaliumcarbonaat bij een oplossing van magnesiumsulfaat. Welke van de volgende uitspraken is juist? ~"~'""-"?""""~~- Er slaat alleen een kaliumzout neer. Er slaat alleen een magnesiumzout neer. Er slaat zowel een kaliumzout als een magnesiumzout neer. Er vindt geen reactie plaats. 5 14. ( m Bovenstaande proefopstellingen zijn ieder opgebouwd uit twee reageerbuizen. De linker buis van iedere opstelling bevat zoutzuur en calciumcarbonaat zodat zich koolstofdioxide ontwikkelt. De rechter buis van iedere opstelling bevat kalkwater. n welke opstelling zal het kalkwater snel troebel worden? A B c ;;_~-c D 0 o/0. in opstelling in opstelling 11 in opstelling 111 in opstelling V ht_g ::::0 1 ')1 1 7- -0 2(' 1. \ - / 15. Methanol wordt volledig verbrand. De vergelijking van deze reactie is... C 3 O +... 0 2 -+... C0 2 +... 2 0 Men maakt deze vergelijking "kloppend". Welke coëfficiënt komt nu voor 0 2 te staan? 2 3 4 5 512155F 13 Zie ommezijde

16. Een stuk filtreerpapier, gedrenkt in een Kl-oplossing, wordt in!let filtreerpapier kleurt donkerbruin. Voor de reactie die heeft plaatsgehad geldt: -gas gehouden..l 1\ C\ 2 neemt elektronen op en is reductor. Cl 2 staat elektronen af en is oxidator. Cl 2 neemt elektronen op en is oxidator. Cl 2 staat elektronen af en is rcductor. 17. Men heeft de volgende oplossingen KO in water 0 11 ll - - C l/ \ m. water O Welke van deze oplossingen heeft elektrisch geleidingsvermogen? L/iJ-f A- zowel als alleen alleen geen van beide 18. Beschouw de volgende uitspraken: Een alkaan is brandbaar. Een alkaan kan met Cl 2 reageren. Welke van deze uitspraken is juist? 77{- A zowel als alleen alleen geen van beide 1 ~ '.1 5121SSF --13

7 19. De structuurformule van 1,2-dibroomethcen is i A c c! 9 r' o 2. B b D o/o c = c - ~ - - ç c = c ~r Ar ~ 0 21 20. Bekijk de volgende structuurformule Çl ;l - Ç - Ç - Cl Een SOMEER van deze stof is A Çl Cl - C - C - 0 c D G/O ~ Cl Cl - Ç - C - ç - c ' - Cl 6 Cl Çl l} - c - ~ - C - i Cl G,~-~~d 7è l = O 2./..t ---- eeft U niet vergeten op het antwoordblad een antwoord op elke vraag aan te strepen? eeft U ook het vak aangestreepfl 5121SSF---13*