Bast- en bladvlekkenziekte in Tilia

Vergelijkbare documenten
Bast- en bladvlekkenziekte in Tilia

Spirit en Mirage Plus tegen roest - Consultancy

Bestrijding van Myrothecium in lisianthus

Biologische bestrijding van echte meeldauw in zomerbloemen. biokennis

Warmwaterbehandeling van Allium tegen krokusknolaaltje

Consultancy duurzaam gebruik van meeldauwmiddelen

Screeningsonderzoek bestrijding Fusarium in Buxus sempervirens

Preventie Buxus, bodem en bodemleven

Burkholderia in gladiolen

Bestrijding van Fusarium in lisianthus

BESTRIJDING VAN VALSE MEELDAUW IN PETERSELIE

Begin op tijd met schimmelbestrijding in uien! Nieuw: Olympus

Californische trips in lelie

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia

Fluopyram in bloemisterijgewassen en boomteelt.

Onderzoek naar risico van bollenmijt in Zantedeschia

Voortgezet diagnostisch onderzoek Peter Vink

Precisieplant tulp. Basis voor precisielandbouw. A.H.M.C. Baltissen, H. Gude, A. van der Lans, A. Haaster

RAPPORT VOORKOMEN/ BESTRIJDING PENICILIUM EN BOTRYTIS IN EUPHORBIA

Warmwaterbehandeling lelie

Bestrijding van Sclerotinia in stamslabonen en wortelen Proefjaar 2003

Bestrijding botrytis en meeldauw in tomaat (op substraat onder glas)

Welke info? weersfactoren!! vatbaarheid gewas besmettingsbronnen. IPM: eerst info, dan fyto. Netwerk van 48 automatische weerstations in Vlaanderen

Onderzoek naar de gebruikswaarde van door bollenmijten beschadigde gladiolenknollen in de bloementeelt

Middelenproef tegen zwartvruchtrot (Stemphylium vesicarium)

Preventieve bestrijding Cylindrocladium in Buxus.

Zwartvruchtrot slaat toe

Alternaria in Zantedeschia

Onderzoek naar de vroege bloemaanleg bij de tulpencultivar Strong Gold

Curatieve en eradicatieve (stop) werking van fungiciden tegen Phytophthora 2009

Een vloeibaar middel voor brede schimmelbestrijding in de vollegrondsgroenteteelt. Wat doet Amistar Top?

Vaste planten waardplant voor PlAMV?

Proefveld tulpenstengelaal (waardplanten) onderzoek. Robert Dees, Joop van Doorn

Onderzoek naar de gevoeligheid van aardappelrassen voor kringerigheid, op percelen met Trichodorus primitivus besmet met tabaksratelvirus.

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia

Bladvlekken bij belichte potplanten

Papierblad in lelie. Naoogst fase. Hans Kok en Hans van Aanholt. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen juni 2004 PPO nr.

Bestrijding van slakken in graszaad, 2004

Ontwikkelen van een praktische toets op Erwinia bij Dahlia (ploffers)

Nieuwe middelen tegen vruchtboomkanker

Bestrijding van slakken in wintertarwe, 2004

Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector glastuinbouw

Aantasting van Alliumbollen door Fusarium

WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT

Chemische bestrijding van Corynespora in Saintpaulia

Bestrijding van blad- en aarziekten in wintertarwe. EH 859 Door: ing.h.w.g.floot

Bladval in Prunus - Consultancy

Ontwikkelingen huidig middelenpakket echte meeldauw stand van zaken op Middelenpakket echte meeldauw - Roos

Vroege bloemverdroging bij narcis cultivar Bridal Crown

Cylindrocladium buxicola Onderzoek 2014: effectieve strategie. 9 oktober DLV Plant

Bossigheid in Zantedeschia

Middelentoetsing tegen zwarte wortelrot (Chalara elegans) in Skimmia.

INFO 204 JUNI Signum, dé standaard in de teelt van wortelen. Signum in wortelen. Signum

Voorkomen wateroverlast Teelt de grond uit bloembollen. Casper Slootweg en Henk Gude

Screening van effectiviteit en fytotoxiciteit insecticiden tegen koolmot

BESTRIJDING VAN KASWITTEVLIEG (Trialeurodes vaporariorum) IN TOMAAT

Erwinia chrysanthemi in Amaryllidaceae

Kan het wortellesieaaltje Pratylenchus penetrans wortels van Zantedeschia aantasten?

Effect methyljasmonaat op Botrytis bij roos en Lisianthus

Alternaria bladvlekkenziekte in bolgewassen

Kastanjemineermot. ZLTO St. Projectbureau Boomkwekerij Onderwijsboulevard DE Den Bosch. Screening middelen 2012

Warmwaterbehandeling Crocus Grote Gele

Is het invriezen van narcissen cv. Tête-à-Tête op potjes tijdens of na de koeling risicovol?

Consultancy: inventarisatie Diaphania perspectalis

fungicide suspensie concentraat 400 g/l pyrimenthanil 4 x 5 l GEVAAR

bladschimmelherkenning

Aanvullende bestrijding van stengelaaltjes door toevoeging van formaline aan het voorweekwater en kookbad

De rol van Phytophthora bij scheut- en stengelrot in pioenroos

Hygiëneprotocol Dahlia PSTVd. P.J. van Leeuwen

Onderzoek naar de oorzaak van wortelbederf bij de teelt van Zantedeschia op potten

Beheersing koolmotje in spruitkool in 2002

PRAKTIJKMEDEDELlROo. If

Interactie Moddus en Actirob

INFO. Hét complete schimmelbestrijdingsadvies. Compleet spuitschema voor uien. Kenbyo MZ

Inventarisatie van de ernst van de bloedingziekte in paardenkastanjebomen in Den Haag

Plantweerbaarheid t.b.v. schimmelbestrijding Ondertitel: onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten

Effecten van Disappyr op bruinverkleuring en beworteling van stek van sierheesters. M.P.M. Derkx

Hasten Chrysant mineervlieg-spint

Houdbaarheid Hydrangea

Invloed van neerslag op residu na een Ethrel-A bespuiting in zure kers 2007

Bestrijding van Fusarium in tomaat

INHOUDSOPGAVE AGRO-VITAL

Gebruik kalkstikstof in witte asperge

ELKE AARDAPPEL VERDIENT DE BESTE BESCHERMING.

Bestrijding van koolvlieg in radijs

Een uniek duo. Informationen unter: Hotline:

water dispergeerbaar granulaat 26,7 % boscalid en 6,7 % pyraclostrobin

Praktijkgids. Herkenning bladaantastingen in suikerbieten

Bacterieziekten. Bacterieziekten. Bacterieziekten. Bacterieziekten. Pseudomonas. Bacterieziekten. Klein en steenfruit

WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT

Invloed van stikstofniveau en -deling op eiwitgehalte en opbrengst van zetmeelaardappelen.

Knelpuntenrapportage nieuwe teelten

Bestrijding aspergevlieg en aspergekever (eindrapport)

Bio Fruit Advies. Marc Trapman Dorpsstraat KT Zoelmond

Verslag Switch proef najaar 2009

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Onderzoek naar blad- en aarziektenbestrijding in wintertarwe 2010

Amistar, WG en aanbevelingen, N W.7.

Bestrijding van slakken in wintertarwe, 2005

Chemische bestrijding van koolvlieg in radijs. Annette Bulle, Gerben Messelink (projectleider), Wim van Wensveen

PROJECTVERSLAG 2005 NAAR EEN OPLOSSING VOOR ONBEKEND WORTELROT IN LELIE

Transcriptie:

Bast- en bladvlekkenziekte in Tilia Middelentoetsing en het ontwikkelen van een waarschuwingsysteem Ing. B.J. van der Sluis Ir. A.J. van Kuik Praktijkonderzoek Plant & Omgeving Sector Bomen Projectnummer 32 311177 00 Lisse, april 2007

Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 2

2004 Wageningen, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Praktijkonderzoek Plant & Omgeving. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. is niet aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen die kunnen ontstaan bij gebruik van gegevens uit deze uitgave. Dit onderzoek is gefinancierd door Productschap Tuinbouw Projectnummer: 32 311177 00 Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bollen, Bomen en Fruit Adres : Prof. Van Slogterenweg 2, 2161 DW Lisse Tel. : 0252 46 21 21 Fax : 0252 46 21 00 E-mail : fons.vankuik@wur.nl Internet : www.ppo.wur.nl Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 3

Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 4

Inhoudsopgave pagina 1 INLEIDING... 7 1.1 Probleemstelling... 7 1.2 Doelstelling... 7 1.3 Achtergrondinformatie... 7 1.4 Plan van aanpak... 8 1.4.1 Gewasbeschermingsmiddelen... 9 1.4.2 Waarschuwingsysteem Certil... 9 1.5 Materiaal en methode... 9 1.5.1 Proefjaar 2004... 9 1.5.2 Proefjaar 2005... 10 1.5.3 Proefjaar 2006... 10 1.5.4 Waarnemingen... 11 2 RESULTATEN... 13 2.1 Proefjaar 2004... 13 2.1.1 Samenvatting resultaten 2004... 13 2.2 Proefjaar 2005... 13 2.2.1 Samenvatting resultaten 2005... 14 2.3 Proefjaar 2006... 14 2.3.1 Samenvatting resultaten 2006... 15 3 ALGEMENE CONCLUSIES... 17 4 AANBEVELINGEN... 19 BIJLAGE 1 VERLOOP VAN DE AANTASTING BAST- EN BLADVLEKKEN PER BESTRIJDINGSTRATEGIE. 2005... 21 BIJLAGE 2 VERLOOP VAN DE AANTASTING B&B BIJ DE TOEPASSING VAN HET WAARSCHUWINGSYSTEEM (2 VARIANTEN). 2006... 25 Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 5

Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 6

1 Inleiding 1.1 Probleemstelling In het project Geïntegreerde gewasbescherming in de boomteelt bleek bast- en bladvlekkenziekte in Tilia, veroorzaakt door de schimmel Cercospora microsora, één van de belangrijke knelpunten in de teelt van laanbomen. Ook in het recent opgestarte vervolgproject Telen Met Toekomst werd door de laanbomentelersgroep, bast- en bladvlekken als een belangrijk knelpunt aangemerkt. Schade als gevolg van bast- en bladvlekken wordt op verschillende manieren toegebracht. Namelijk een vermindering van de groei door aantasting van de bladeren, het afsterven van dunnere takken en bij jonge bomen het afsterven van een deel van de boom en beschadiging van de bast waardoor bomen pas later leverbaar zijn. Doordat de boom door een aantasting verzwakt kunnen gemakkelijk secundaire aantastingen zoals het meniezwammetje optreden. De bestrijding van de aantasting vormt in toenemende mate een probleem. Het bestrijdingsmiddelenpakket is sterk uitgedund. Daconil (chloorthalonil) en Maneb zijn wel toegelaten, maar voor een goede werking moeten deze middelen vroegtijdig en frequent worden ingezet. Folicur (tebuconazool) wordt in boomteeltgewassen ingezet tegen roest, maar heeft ook een (neven)werking tegen bast- en bladvlekkenziekte. Van de twee recent toegelaten meeldauw bestrijdingsmiddelen Ortiva (met de werkzame stof azoxystrobine) en Flint (trifloxystrobine) is bekend dat ze ook een nevenwerking hebben tegen bladvlekkenziekten. Met de genoemde middelen is nog weinig ervaring in de teelt van Tilia. Genoemde nieuwe middelen kennen een relatief groot risico op resistentieontwikkeling en mogelijk gewasschade. Om meer grip te krijgen op een effectieve inzet (op het juiste moment het juiste middel) van gewasbeschermingsmiddelen is meer kennis nodig van de omstandigheden die zorgen voor een verhoogde infectiekans. Een hulpmiddel voor het bepalen van het juiste spuittijdstip is een advies- of waarschuwingsysteem. 1.2 Doelstelling Toetsing van de effectiviteit van beschikbare gewasbeschermingsmiddelen tegen blad- en bastvlekkenziekte in Tilia onder praktijkomstandigheden. Het ontwikkelen en het implementeren van een waarschuwingsysteem als hulpmiddel bij de bestrijding van bast- en bladvlekkenziekte. De effectieve middelen kunnen daardoor efficiënter en effectiever worden ingezet. 1.3 Achtergrondinformatie De veroorzaker van blad- en bastvlekkenziekte in Tilia is een schimmel die behoort tot de ascomyceten en kent een geslachtelijke en een ongeslachtelijke vorm. De schimmel is bekend als Cercospora microsora (ongeslachtelijke vorm) maar kan ook wel Mycosphaerella millegrana worden genoemd, de geslachtelijke vorm. De schimmel vormt sporen, die bladeren en bastweefsel kunnen infecteren. Hierdoor ontstaan kleine bladvlekken waar aan de buitenzijde (zwarte scherp begrensde rand) nieuwe sporen worden aangemaakt. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 7

Binnen de rand sterft het bladweefsel af. De plaatjes zijn afkomstig van: http://www.forst.uni-muenchen.de Anamorf of ongeslachtelijke vorm: Cercospora microsora Sacc. Teleomorf of geslachtelijke vorm: Mycosphaerella millegrana (Cook) Schroeter (= M. microsora Sydow) Ernstige aantasting leidt tot bladval De bladvlekken zijn roodbruin en hebben een donkere rand. De sporen worden op de donkere sporendragers aan de onderkant van het blad gevormd. De sporen zijn 3-5 soms 7 cellig, langwerpig (35-90 µm) en zwak gekleurd. Cercospora microsora veroorzaakt bij Tilia vele kleine bladvlekken met een doorsnede van 1-5 mm. Bij ernstige aantasting raken ook de bladstelen aangetast, wat tot bladval kan leiden. Op jonge scheuten en stammen kan de schimmel kleine bastaantastingen veroorzaken. In deze kankers kan de schimmel prima overwinteren. Dat betekent dat al vroeg in het voorjaar infectiebronnen aanwezig zijn, hoog in de boom. De schimmel is vochtminnend. Onder droge omstandigheden staat de ontwikkeling stil. De ervaring van de laatste jaren is dat in de teelt van Tilia de problemen met deze schimmel sterk zijn toegenomen. 1.4 Plan van aanpak In het eerste onderzoeksjaar (2004) lag het accent vooral op het toetsen van de beschikbare gewasbeschermingsmiddelen. In het tweede onderzoeksjaar (2005) werd vooral veel aandacht gegeven aan bespuitingstrategieën en is een begin gemaakt met het ontwikkelen van een waarschuwingsysteem. In het derde onderzoeksjaar (2006) is gewerkt aan het meer praktijkrijp maken van het waarschuwingsysteem. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 8

1.4.1 Gewasbeschermingsmiddelen De getoetste middelen worden onderscheiden in de volgende groepen: Ortiva, Flint Strobulinen: (resistentie gevoelig) preventief Daconil Benzonitrillen: (resistentie ongevoelig) preventief Maneb Dithiocarbamaten: (resistentie ongevoelig) preventief Folicur Ergosterol-biosynthese remmer: (resistentie gevoelig) curatief Een goede bestrijding- of afwisselingstrategie is nodig. 1.4.2 Waarschuwingsysteem Certil Zoals gezegd heeft de schimmel die bladvlekkenziekte in Tilia veroorzaakt twee verschijningsvormen Cercospora microsora (ongeslachtelijk of Anamorf) of Mycosphaerella millegrana (geslachtelijk of Teleomorf). Het schimmelgeslacht Mycosphaerella bestaat uit minstens 1000 soorten, en is het grootste schimmelgeslacht dat plantenziekten kan veroorzaken. Het geeft grote schade aan een reeks van gewassen, zoals tomaat, aardbei, suikerbiet, soja en verschillende boomsoorten. Voor het ontwikkelen van een waarschuwingsysteem tegen bladvlekken in Tilia is gekozen om gebruik te maken van systemen die al ontwikkeld zijn in andere gewassen. De marktleider wat betreft adviesprogramma s voor de open teelten is Opticrop B.V. Bij Opticrop draait reeds een aantal adviessystemen voor bladvlekken in diverse gewassen: koolgewassen, knolselderij en suikerbieten. Samen met Opticrop is gekeken welk adviessysteem het meest overeen kwam met bladvlekken in Tilia. Dat adviessysteem is vervolgens aangepast aan Cercospora in Tilia, en wordt CERTIL genoemd. Certil is een waarschuwingsysteem dat bestaat uit een aantal rekenregels, waarvan de uitkomsten afhankelijk zijn van weersgegevens, zoals de bladnatperiode en de temperatuur. 1.5 Materiaal en methode 1.5.1 Proefjaar 2004 Spuitproeven zijn aangelegd op twee praktijkbedrijven. Hierin werden verschillende behandelingen vergeleken met elkaar. Op of in de nabijheid van het bedrijf stond een weerstation. Op de proefveldjes werden de middelen enkelvoudig toegediend (dus geen combinaties). Code Behandeling Actieve stof Formulering Leverancier Dosering /fabrikant O Onbehandeld nvt nvt nvt nvt A Maneb maneb spuitpoeder div. 0.3% (300g/100l water) B Daconil chloorthalonil vloeistof Syngenta 0.3% (300ml/100l water) C Folicur tebuconazool granulaat Bayer 0.1% (100g/100l water) D Flint trifloxystrobin granulaat Bayer 0.0125% (12.5g/100l water) E Ortiva azoxystrobin suspensie Syngenta 0.1% (100ml/100l water) Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 9

1.5.2 Proefjaar 2005 Middelentoetsing Spuitproeven werden aangelegd op twee praktijkbedrijven. Hierin werden verschillende bestrijdingstrategieën vergeleken met elkaar. Op of in de nabijheid van het bedrijf stond een weerstation. Op de proefveldjes werden de volgende bespuitingstrategieën toegepast: 1. Zodra de eerste vlekjes zichtbaar worden spuiten met een curatief middel (Folicur) en daarop volgend met het standaard preventieve middel (Daconil). In de zomerperiode (droog) wordt de bespuiting gestaakt en gewacht tot er een nieuwe aantasting plaatsvindt. Dan wordt opnieuw begonnen met een curatief middel gevolgd door een preventief middel. 2. Idem, maar het preventieve middel Daconil is vervangen door een strobuline 3. Standaardbespuiting: spuiten met Daconil met intervallen van 2-3 weken. In de zomer is de behandeling tijdelijk gestaakt. Later is Mirage Plus in deze behandeling ingepast. Twee redenen; dit nieuwe middel werd ook in de praktijk reeds toegepast en het wettelijk toegestane aantal bespuitingen met Daconil was bijna bereikt. 4. Standaardbespuiting: spuiten met Daconil met (grotere) intervallen van 5-6 weken. In de zomer wordt de behandeling gestaakt. 5. Afwisseling van de preventieve middelen Daconil en één van de strobuline met een 2-3 weken interval. 6. Afwisseling van de preventieve middelen Daconil en één van de strobuline met een 5-6 weken interval. 7. Onbehandeld. Gebruikte middelen: Code Behandeling Actieve stof Formulering Leverancier Dosering /fabrikant O Onbehandeld nvt nvt nvt nvt A Daconil chloorthalonil vloeistof Syngenta 0.3% (300ml/100l water) B Folicur tebuconazool granulaat Bayer 0.1% (100g/100l water) C Flint trifloxystrobin granulaat Bayer 0.0125% (12.5g/100l water) D Ortiva azoxystrobin suspensie Syngenta 0.1% (100ml/100l water) * E Mirage Plus prochloraz en folpet SC Luxan 0.35% (350ml/100l water) Waarschuwingsysteem In samenwerking met Opticrop is het waarschuwingsysteem CERTIL in 2005 op een perceel van een laanboomkweker in Heteren getest. De weergegevens waren afkomstig van een lokaal weerstation (Randwijk) en werden doorgerekend door het waarschuwingsysteem. Bij het bereiken van een cumulatieve grenswaarde werd een spuitadvies afgegeven aan de kweker. De bespuiting is steeds met Daconil uitgevoerd (door de kweker) op twee proefvelden. Op deze twee percelen werd regelmatig de bladaantasting door Cercospora microsora bepaald, om te zien of de spuitadviezen klopten met de werkelijke aantasting. Daarnaast kon een vergelijking worden gemaakt tussen het spuitadvies op basis van CERTIL (aantal bespuitingen) en de uitkomsten van de spuitproef, die op een naburig perceel plaatsvond. Dit is vanaf i ingezet. 1.5.3 Proefjaar 2006 Waarschuwingsysteem In het onderzoek in 2006 is het waarschuwingmodel CERTIL verder ontwikkeld. Op basis van de ervaring in 2005 zijn twee varianten gemaakt: CERTIL A; De som van de dagindexen in de periode van 5 dagen >=7 CERTIL B; De som van de dagindexen in de periode van 5 dagen >=10 CERTIL is gebaseerd op de gemiddelde temperatuur in de bladnatperiode. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 10

De weergegevens waren afkomstig van een lokaal weerstation (Randwijk) en werden doorgerekend door Opticrop. Het resultaat werd door PPO omgezet in CERTIL. Bij het bereiken van de grenswaarde (som dagindexen in 5 dagen) werd een spuitadvies afgegeven. Medewerkers van PPO-fruit voerden de bespuitingen uit. Uit proefveldjes werden bladeren geplukt (10-15) om de aantasting te bepalen. Op deze wijze werden de spuitadviezen getoetst op hun bruikbaarheid. Bladmonsters zijn genomen op: 14 i, 5 i, 13 i, 26 i, 23 ustus, 1 tember, 8 tember en 29 tember. Een duidelijke meerwaarde van een waarschuwingsysteem ligt in de voorspellende waarde. Daarom is naast de geregistreerde weersgegevens ook gebruik gemaakt van een weersvoorspelling voor de eerstvolgende dagen. Na het seizoen is beoordeeld met welke variant van het waarschuwingsysteem de beste resultaten werden bereikt. De spuitproeven werden aangelegd op één praktijkbedrijf in de Betuwe. Hierin werden verschillende behandelingen vergeleken met elkaar. De weergegevens van het weerstation in Randwijk werden gebruikt voor het waarschuwingsmodel. De spuitmomenten waren gebaseerd op het waarschuwingsysteem. De middelenkeuze was gebaseerd op het onderzoek in 2004 en 2005. Dit leidde tot het volgende spuitplan: 1. bij eerste vlekjes starten met Folicur 2. daarna afwisselen van Daconil en Flint; rekening houdend met het max. toegestane aantal toepassingen en de weeromstandigheden. 1.5.4 Waarnemingen Het bladoppervlak dat was aangetast door bladvlekken werd verdeeld in zes klassen: klasse omschrijving 1 = geen bladvlekken 2 = < 1% van het bladoppervlak is aangetast 3 = < 5% van het bladoppervlak is aangetast 4 = < 10% van het bladoppervlak is aangetast 5 = < 25% van het bladoppervlak is aangetast 6 = >25% van het bladoppervlak is aangetast De ruwe data zijn weergegeven in bijlage 1. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 11

Figuur 2.1. Aantasting met bladvlekken /klasse 2/ lichte aantasting Figuur 2.2. Aantasting met bladvlekken /klasse 3/matige aantasting Figuur 2.3. Aantasting met bladvlekken /klasse 4/zware aantasting Figuur 2.4. Aantasting met bladblekken / klasse 5/zeer zware aantasting Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 12

2 Resultaten 2.1 Proefjaar 2004 Op bedrijf 1 is begin i gestart op een proefperceel Tilia dat geheel vrij was van bladvlekken. Bij Tilia s in het naastgelegen perceel zijn slechts enkele bomen met enkele vlekjes waargenomen. Vanaf 3 ustus nam het aantal bladeren met enkele vlekjes toe, maar nog steeds in zeer beperkte mate (onder de 1% volgens de index (zie bijlage). Vanaf eind tember werd bij een beperkt aantal bladeren 10-25% gescoord, maar alleen bij de onbehandelde velden. De anderen bleven onder de 1%. Er zijn geen fytotoxische reacties als gevolg van de bespuitingen in het gewas waargenomen. Op bedrijf 2 is begin i gestart op een proefperceel Tilia. Op een aantal bladeren is een beperkt aantal vlekjes waargenomen (totaal 25 vlekjes op 30 bladeren). Op 26 i nam de aantasting toe, maar bleef in de meeste gevallen onder de 1%. Alleen bij de onbehandelde veldjes werd een aantal maal 5% gescoord. Op 26 ustus was de mate van aantasting toegenomen. Naast aantasting van de onbehandelde veldjes (>1%) werd ook aantasting waargenomen in de behandelingen met Maneb en Daconil en sporadisch bij de behandelingen met Ortiva en Flint. De aantasting van de bladeren bij de behandeling met Folicur bleef in alle gevallen onder de 1%. Dit beeld kwam eind tember versterkt terug. Er werden geen fytotoxische reacties als gevolg van de bespuitingen in het gewas waargenomen. 2.1.1 Samenvatting resultaten 2004 Relatief lage aantasting bast- en bladvlekken in 2004, terwijl naar verwachting de weersomstandigheden gunstig waren voor een forse aantasting (lange bladnat periodes) Er werden geen fytotoxische reacties waargenomen Van alle middelen (Maneb, Flint, Ortiva, Daconil en Folicur) is de effectiviteit aangetoond Maneb en Daconil lieten wel een werking zien, maar de middelen Flint, Ortiva (strobilurinen) en Folicur (EBR) waren effectiever 2.2 Proefjaar 2005 In 2005 trad bast- en bladvlekken al vroegtijdig op. Dit heeft ertoe geleid dat de spuitproef eind april is ingezet. Op bedrijf 1 is 29 april gestart op een proefperceel Tilia waarin eind april de eerste bladvlekken zijn geconstateerd. In alle behandelingen bleef de aantasting op een zeer laag niveau. Per 8 tember nam het aantal bladeren met enkele vlekjes toe, maar nog steeds in zeer beperkte mate (onder de 1% volgens de index (zie bijlage). Alleen bij de onbehandelde bomen nam de aantasting toe. Vanaf begin oktober werd bij een beperkt aantal bladeren 10-25% gescoord (alleen bij de onbehandelde velden). De andere behandelingen bleven onder de 1%. Er werden geen fytotoxische reacties als gevolg van de bespuitingen in het gewas waargenomen. De verschillen in aantasting tussen de behandelingen waren te klein van een nadere analyse. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 13

Op het bedrijf 2 is eveneens eind april gestart op een proefperceel een tweejarige teelt van Tilia. Er is gekozen voor dit perceel omdat in het voorgaande jaar sprake was van een zware aantasting. Hierdoor was de potentiële infectiedruk hoog. In tegenstelling tot de verwachting was het perceel eind april nog vrij van bladvlekken. Om deze reden zijn de bestrijdingstrategieën 1 en 2 (eerst curatief, dan preventief) later ingezet. De preventieve behandelingen (3 t/m 6) zijn wel op 29 april ingezet. Vanaf nam de aantasting sterk toe. De verschillen in aantasting tussen de behandelingen waren voldoende groot voor nadere analyse. Er werden geen fytotoxische reacties als gevolg van de bespuitingen in het gewas waargenomen. In bijlage 1 staan de resultaten van de verschillende bestrijdingstrategieën weergegeven. 2.2.1 Samenvatting resultaten 2005 Relatief zware aantasting bast- en bladvlekken in 2005, die bovendien al vroeg in het jaar inzette Er werden geen fytotoxische reacties waargenomen in de gewassen als gevolg van de behandelingen Afwisseling van middelen gaf een goed resultaat Vroegtijdige inzet van preventieve middelen gaf een goede startpositie (aantasting bleef laag) Vroegtijdige inzet combineren met grotere tijdsintervallen tussen de spuitmomenten met hetzelfde preventieve middel was effectief tot de nazomer. Daarna waren kortere tijdsintervallen nodig Vroegtijdige inzet combineren met grotere tijdsintervallen tussen de spuitmomenten met verschillende preventieve middelen was het gehele seizoen effectief Spuiten op basis van waarschuwingsysteem was effectief, maar leidde niet tot minder bespuitingen 2.3 Proefjaar 2006 Er is gekozen voor een proefperceel waar in het voorgaande jaar sprake was van een zware aantasting, met dus een hoge potentiële infectiedruk. Het moment van de eerste bladaantasting werd afgewacht. Op 12 i 2006 werden de eerste bladvlekken waargenomen. In onderstaande tabel staan de spuitmomenten en met welke middelen is gespoten. Behand. 14 i. 3 4 12. 23. 1 t. 5 8 t. CERTIL A Folicur Flint X Flint Daconil Flint X Daconil CERTIL B Folicur X Flint Flint X Daconil Flint Daconil Onbehandeld X X X X X X X X Ook dit jaar waren er geen fytotoxische reacties. In bijlage 2 staan de uitkomsten van het waarschuwingsysteem. Er zijn twee varianten getoetst: CERTIL A en CERTIL B. Boven in de grafieken zijn de spuitmomenten weergegeven waarbij: Blauw = folicur; Groen = flint; Rood = daconil In de periode 13 i tot 23 ustus zijn twee series monsters genomen: één van de jonge aanwas, één van het oude gewas (waar half i de vlekken ontstonden). Deze werkwijze is gekozen om na te gaan of de ontstane aantasting in i zich voortzet of stabiliseert. Dit werd gebaseerd op de aantasting op het oude blad. De resultaten worden dus weergegeven in oud blad, aanwas en gemiddeld. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 14

2.3.1 Samenvatting resultaten 2006 Aantasting met bladvlekken in Tilia zette vanaf i 2006 in, maar bleef door het gunstige zomerweer in i-i op een laag niveau. Vanaf ustus nam de infectiedruk als gevolg van het regenachtige weer sterk toe De inzet van het waarschuwingsysteem CERTIL A resulteerde in een afdoende bestrijding van bladvlekken. In totaal werd op basis van CERTIL A 6 keer gespoten tegen bladvlekken De inzet van een variant met een andere spuitdrempel CERTIL B resulteerde in iets minder goede resultaten. Het aantal bespuitingen was echter gelijk aan CERTIL A Algemeen: relatief zware aantasting bast- en bladvlekken in 2006, die bovendien al vroeg in het jaar inzette Er werden geen fytotoxische reacties waargenomen in de gewassen als gevolg van de behandelingen Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 15

Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 16

3 Algemene conclusies Een hogere effectiviteit van de bestrijding van bast en bladvlekken kan worden bereikt door: Vroegtijdig de bestrijding in te zetten De beschikbare middelen af te wisselen, het standaardmiddel Daconil af te wisselen met strobilurinen (bv. Flint) of een EBR (bv. Folicur) Het gebruik van het waarschuwingsysteem CERTIL. CERTIL bleek een bruikbaar hulpmiddel voor de beheersing van bast- en bladvlekkenziekte in Tilia. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 17

Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 18

4 Aanbevelingen De weersomstandigheden in 2006 waren onvoldoende geschikt voor een volledige modeltoetsing. Aanbevolen wordt om het waarschuwingsysteem CERTIL in vervolgonderzoek te optimaliseren. De status van het waarschuwingsysteem CERTIL is zodanig dat aanbevolen wordt om het gebruik van CERTIL op meerdere bedrijven te starten. Dit kan heel goed in een demonstratieproject worden opgepakt. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 19

Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 20

Bijlage 1 Verloop van de aantasting bast- en bladvlekken per bestrijdingstrategie. 2005 10 9 8 gem.score (aantal) 7 6 5 4 3 2 1 0 29- apr 13-27- 10-24- 8-22- 5-19- 2-16- 30-14- okt geen licht (index 1) matig (index 5) zw aar (index 10) z.zw aar (index 25) index50 spuiten Figuur 2.5 Verloop van aantasting bast - en bladvlekken in Tilia en het aantal spuitmomenten. Strategie 1 (lichtblauw = folicur, rood = daconil) Veel licht aangetaste bladeren in het begin van het seizoen. Dit aantal daalt sterk door de bespuitingen. Na de zomer opnieuw toename van de lichte aantasting. De matige aantasting neemt in de zomer iets toe, maar blijft in de nazomer onder controle. gem. score (aantal) 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 29- apr 13-27- 10-24- 8-22- 5-19- 2-16- 30-14- okt geen licht (index 1) matig (index 5) zw aar (index 10) z.zw aar (index 25) index50 spuiten Figuur 2.6 Verloop van aantasting bast - en bladvlekken in Tilia en het aantal spuitmomenten. Strategie 2 (lichtblauw = folicur, lichtgroen = flint) Lichte aantasting in het begin van het seizoen is relatief hoog en daalt sterk door bespuitingen. Na de zomer opnieuw toename van de lichte aantasting. De matige en zware aantasting neemt in de zomer iets toe, maar blijft in de nazomer onder controle Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 21

gem. score (aantal) 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 29- apr 13-27- 10-24- 8-22- 5-19- 2-16- 30-14- okt geen licht (index 1) matig (index 5) zw aar (index 10) z.zw aar (index 25) index50 spuiten Figuur 2.7 Verloop van aantasting bast - en bladvlekken in Tilia en het aantal spuitmomenten. Strategie 3 (rood = daconil, roze = mirage plus) Bespuiting met korte intervallen vroeg ingezet: Niveau aantasting blijft op laag niveau. Pas in oktober enige toename. gem. score (aantal) 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 29- apr 13-27- 10-24- 8-22- 5-19- 2-16- 30-14- okt geen licht (index 1) matig (index 5) zw aar (index 10) z.zw aar (index 25) index50 spuiten Figuur 2.8 Verloop van aantasting bast - en bladvlekken in Tilia en het aantal spuitmomenten. Strategie 4 (rood = daconil) Bespuiting met langere intervallen en vroegtijdige inzet: Niveau aantasting blijft op laag niveau. In tember neemt de aantasting toe (sterker in vergelijk met korte intervallen) Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 22

gem. score (aantal) 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 29- apr 13-27- 10-24- 8-22- 5-19- 2-16- 30-14- okt geen licht (index 1) matig (index 5) zw aar (index 10) z.zw aar (index 25) index50 spuiten Figuur 2.9 Verloop van aantasting bast - en bladvlekken in Tilia en het aantal spuitmomenten. Strategie 5 (rood = daconil, lichtgroen = flint, donkergroen = ortiva) Afwisseling van preventieve middelen (daconil, flint en ortiva) met korte intervallen: laag aantastingniveau Zeer beperkte toename in de nazomer. gem score (aantal) 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 29- apr 13-27- 10-24- 8-22- 5-19- 2-16- 30-14- okt geen licht (index 1) matig (index 5) zw aar (index 10) z.zw aar (index 25) index50 spuiten Figuur 2.10 Verloop van aantasting bast- en bladvlekken in Tilia en het aantal spuitmomenten. Strategie 6 (rood = daconil, lichtgroen = flint, donkergroen = ortiva) Afwisseling van preventieve middelen (daconil, flint en ortiva) met langere intervallen: laag aantastingniveau Zeer beperkte toename in de nazomer. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 23

gem score (aantal) 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 29- apr 13-27- 10-24- 8-22- 5-19- 2-16- 30-14- okt geen licht (index 1) matig (index 5) zw aar (index 10) z.zw aar (index 25) index50 spuiten Figuur 2.11 Verloop van aantasting bast- en bladvlekken in Tilia en het aantal spuitmomenten. Strategie 7 Onbehandeld: Relatief sterke toename; lichte aantasting wordt gedurende groeiseizoen (vanaf i) een zware aantasting. gem. score (aantal) 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 29- apr 13-27- 10-24- 8-22- 5-19- 2-16- 30-14- okt geen licht (index 1) matig (index 5) zw aar (index 10) z.zw aar (index 25) index50 spuiten Figuur 2.12 Verloop van aantasting bast&bladvlekken in Tilia en het aantal spuitmomenten. Strategie CERTIL (rood = daconil, lichtgroen = flint, donkergroen = ortiva) Spuiten op basis van waarschuwingsysteem: Licht aantasting neemt toe, maar de matige/zware aantasting neemt af. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 24

Bijlage 2 Verloop van de aantasting B&B bij de toepassing van het waarschuwingsysteem (2 varianten). 2006 100% 80% gem. score (%) 60% 40% 20% 0% 14-6 21-6 28-6 5-7 12-7 19-7 26-7 2-8 9-8 16-8 23-8 30-8 6-9 13-9 20-9 27-9 geen (index 0) licht (index 1) matig (index 5) zw aar (index 10) z.zw aar (index 25) Figuur 2.1 Verloop van aantasting bast - en bladvlekken in Tilia (gemiddeld) van het onbehandelde veld. De aantasting van bladvlekken in het niet behandelde veld is relatief hoog vanaf half i en neemt in de maand i af (droge periode). Vanaf begin ustus neemt de aantasting sterk toe. 120% 100% gem. score (%) 80% 60% 40% 20% 0% 14-6 21-6 28-6 5-7 12-7 19-7 26-7 2-8 9-8 16-8 23-8 geen (index 0) licht (index 1) matig (index 5) zw aar (index 10) z.zw aar (index 25) spuiten Figuur 2.2 Verloop van aantasting bast - en bladvlekken in Tilia (in de kroon) en het aantal spuitmomenten op basis van CERTIL A. In grafiek 2.2 is het verloop van de aantasting aan het oudere blad in de kroon, De spuitmomenten op basis van CERTIL A zijn 3, 12 en 23 ustus. De aantasting in het oudere gewas (in de kroon) vanaf half i neemt niet verder toe. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 25

120% 100% 80% 60% 40% 20% 0% 14-6 21-6 28-6 5-7 12-7 19-7 26-7 2-8 9-8 16-8 23-8 30-8 6-9 13-9 20-9 27-9 gem. score (%) geen (index 0) licht (index 1) matig (index 5) zw aar (index 10) z.zw aar (index 25) spuiten Figuur 2.3 Verloop van aantasting bast - en bladvlekken in Tilia (gemiddeld) en het aantal spuitmomenten op basis van CERTIL A. In grafiek 2.3 is het verloop van de aantasting van het blad (gemiddelde van jonge aanwas en oudere blad in de kroon). De spuitmomenten op basis van CERTIL A zijn 3, 12 en 23 ustus, 1, 8 en 29 tember. Het percentage licht aangetaste blad neemt iets toe. Het percentage matig aangetast blad blijft stabiel en neemt in tember af. 120% 100% gem. score (%) 80% 60% 40% 20% 0% 14-6 21-6 28-6 5-7 12-7 19-7 26-7 2-8 9-8 16-8 23-8 30-8 6-9 13-9 20-9 27-9 geen (index 0) licht (index 1) matig (index 5) zw aar (index 10) z.zw aar (index 25) spuiten Figuur 2.4 Verloop van aantasting bast- en bladvlekken in Tilia (jonge aanwas) en het aantal spuitmomenten op basis van CERTIL A In grafiek 2.4 is het verloop van de aantasting van de aanwas weergegeven. De spuitmomenten op basis van CERTIL A zijn 3, 12 en 23 ustus, 1, 8 en 29 tember. Het percentage licht aangetaste blad neemt iets toe. Het percentage matig aangetast blad is in ustus 0% en neemt in tember tijdelijk iets toe. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 26

120% 100% 80% 60% 40% 20% 0% 14-6 21-6 28-6 5-7 12-7 19-7 26-7 2-8 9-8 16-8 23-8 gem. score (%) geen (index 0) licht (index 1) matig (index 5) zw aar (index 10) z.zw aar (index 25) spuiten Figuur 2.5 Verloop van aantasting bast - en bladvlekken in Tilia (oudere blad ) en he t aant al spuitmomenten op basis van CERTIL B In grafiek 2.5 is het verloop van de aantasting aan het oudere blad in de kroon. De spuitmomenten op basis van CERTIL B zijn 3, 12 en 23 ustus. De aantasting in het oudere gewas (in de kroon) vanaf half i neemt niet verder toe. In vergelijking met CERTIL A neemt de aantasting meer toe. 120% 100% gem. score (%) 80% 60% 40% 20% 0% 14-6 21-6 28-6 5-7 12-7 19-7 26-7 2-8 9-8 16-8 23-8 30-8 6-9 13-9 20-9 27-9 geen (index 0) licht (index 1) matig (index 5) zw aar (index 10) z.zw aar (index 25) spuiten Figuur 2.6 Verloop van aantasting bast - en bladvlekken in Tilia (gemiddeld) en het aantal spuitmomenten op basis van CERTIL B In grafiek 2.6 is het verloop van de aantasting van het blad (gemiddelde van jonge aanwas en oudere blad in de kroon). De spuitmomenten op basis van CERTIL A zijn 3, 12 en 23 ustus, 1, 8 en 29 tember. Het percentage licht aangetaste blad neemt vrij sterk toe. Het percentage matig aangetast blad blijft stabiel en neemt in tember af. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 27

120% 100% gem. score (%) 80% 60% 40% 20% 0% 14-6 21-6 28-6 5-7 12-7 19-7 26-7 2-8 9-8 16-8 23-8 30-8 6-9 13-9 20-9 27-9 geen (index 0) licht (index 1) matig (index 5) zw aar (index 10) z.zw aar (index 25) spuiten Figuur 2.7 Verloop van aantasting bast- en bladvlekken in Tilia (jonge aanwas) en het aantal spuitmomenten op basis van CERTIL B In grafiek 2.7 is het verloop van de aantasting van de aanwas weergegeven. De spuitmomenten op basis van CERTIL A zijn 3, 12 en 23 ustus, 1, 8 en 29 tember. Het percentage licht aangetaste blad neemt vrij sterk toe. Het percentage matig aangetast blad is in ustus laag, neemt in tember tijdelijk toe. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. 28