Integraal waterbeheer in het bekken van de Scheebeek: analyse op microniveau van de relatie tussen waterkwaliteit- en waterkwantiteitproblematiek.



Vergelijkbare documenten
Controle van de voorwaarden uit de verordening hemelwater bij een aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning of een melding

Addendum B25 Verordening hemelwater

GEMEENTELIJKE VERORDENING INZAKE HEMELWATERPUTTEN, INFILTRATIEVOORZIENINGEN, BUFFERVOORZIENINGEN, GESCHEIDEN LOZING VAN AFVALWATER EN HEMELWATER

Subsidiereglement betreffende de afkoppeling van hemelwater afkomstig van particuliere woningen

Regenwaterhergebruik in Vlaanderen

Waarom hemelwater bufferen en infiltreren? Welke infiltratietechnieken bestaan er?

Het besluit treedt in werking op 1 februari 2005.

SCHEMA REGENWATERPUT

Hoofdstuk 1: Definities

Bijlage 4: regenwater, een duurzame oplossing

Formulier voor het bekomen van een premie voor de aanleg van een individuele zuiveringsinstallatie

12/02/2014. Bewonersvergadering Bouwen waterzuiveringsinstallatie omgeving Herentalsebaan en Dijkstraat te Zandhoven

AANDACHTSPUNTEN VOOR ARCHITECTEN, BOUWERS en VERBOUWERS

ROTSELAAR: WEGENIS- & RIOLERING BEUKENLAAN, DEEL OLMENDREEF, DEEL DENNENLAAN, DEEL WANDELDREEF, DEEL ACACIALAAN EN DEEL REGASTRAAT

09/06/2015. Bewonersvergadering Wegenis- en rioleringswerken in de Akkerstraat (deel) te Malle

Vlaamse Regering DE VLAAMSE REGERING,

Milieu. Subsidiereglement voor het plaatsen van een hemelwaterinstallatie. Art. 1.- Definities:

Infovergadering project: Betonweg Ellikom. Doortocht centrum Ellikom

Addendum B25 Aanstiplijst hemelwater. 1 Vul de aanstiplijst hemelwater in.

OM MEER TE WETEN OVER DE INRICHTINGEN

Infovergadering project Hogeweg. Afkoppelen hemelwater

12/02/2014. Bewonersvergadering Bouwen waterzuiveringsinstallatie omgeving Herentalsebaan en Dijkstraat te Zandhoven

Rioleringsproject Kiezel

Stedelijk aanmoedigingsreglement inzake de aanleg van een hemelwaterinstallatie bij bestaande particuliere gebouwen

STEDELIJK AANMOEDIGINGSREGLEMENT INZAKE DE AANLEG VAN EEN HEMELWATERINSTALLATIE BIJ BESTAANDE PARTICULIERE GEBOUWEN

Provincie Vlaams-Brabant Provinciale stedenbouwkundige verordeningen hemelwater: aanstiplijst

Nieuwe regelgeving voor bouwers en verbouwers. Slim omgaan met regenwater

Hemelwater, een duurzame oplossing!

Ga naar schema van deze verordening. nee Soort vermelden. 0,00 m² A

Gescheiden riolering voor bestaande woningen

Gemeentelijk subsidiereglement voor hemelwaterinstallaties en infiltratievoorzieningen voor woningen en lokalen van verenigingen 1

Water infiltreren? Zeker proberen! Handleiding voor de afkoppeling van hemelwater van de riolering

Een slimme oplossing voor ecologisch watermanagement.

Water. Inleiding. Keuze 1: beperking van de bebouwde oppervlakte... 3 Keuze 2: hemelwater gebruiken... 3 Voordelen... 3 Praktijk... 3 Wetgeving...

Infovergadering. Project: Grote Markt, Gen. Bar. Jacquesstr e.a. Diksmuide

SUBSIDIE-AANVRAAG AANLEG REGENWATERPUT

stad brugge woondienst

Infovergadering. Project: Kleine Kruisstraat te Herk-de-Stad

Doortocht Itegem - Aanleg riolering en wegenis - Voorstelling bewonersvergadering 25 april 2013

Info-avond Riolerings- en wegeniswerken DOM-270/11/216-Z Borstekouterstraat - Fonteinstraat. Afkoppelingswerken op perceelsniveau

Raming totaalproject: EUR

Infovergadering. Project: LU-R1062-Melderstebaan

Infovergadering. Project:R/1732 R/4763 LANGEMARK-POELKAPELLE Galgestraat, Gistelhofstraat

Vlaams Kenniscentrum water

Aquafin en de gemeente plannen werken in uw buurt Infoavond

Informatieavond riolerings- en wegeniswerken. Bloemekeswijk Fase II

Pidpa Riolering in Zoersel: Wijk Kapellenhof - Aanleg riolering -

bvr 1/10/2004 b.s. 8/11/2004 Het besluit treedt in werking op 1 februari 2005.

GR punt 18: Leefmilieu wijziging subsidiereglement voor hemelwaterinstallaties voor woningen - goedkeuring

Bewonersvergadering Afkoppeling bedrijven in de Industrieweg, Energieweg, Nijverheidsstraat, Ambachtsstraat, Industriezone en De Delften te Malle

0.0.A TECHNISCHE DIENST - MILIEU AANPASSING SUBSIDIEREGLEMENT DUURZAAM OMGAAN MET WATER - GOEDKEURING

Omgang met hemelwater binnen de perceelgrens

Filters Hemelwaterput 4 september 2017

Informatieavond Riolerings- en wegeniswerken Rozenlaan Resedalaan. Afkoppelingswerken op perceelsniveau

Hoe maak ik mijn tuin waterklaar? wateroverlast. Een klimaatvriendelijke

Riolering en wegeniswerken Doortocht HERTSBERGE

Pidpa Riolering in Zoersel: De Blokskens - Berkenlaan - Aanleg riolering -

Voorbeelden berekeningen

AANVRAAGFORMULIER GEMEENTELIJKE SUBSIDIE

Infovergadering 17 november Weg naar Opoeteren Weg naar Opitter Groenstraat - Waterlozestraat

Pidpa Riolering in Malle: Leegstede - Eertbolweg - Aanleg riolering -

Regenwater in de tuin. Beperk wateroverlast Voorkom verdroging Maak je tuin Waterklaar Tips in deze folder

De brongerichte aanpak van de waterproblematiek Visie vanuit de gewestelijke overheid

INFOSESSIE GEWESTELIJKE STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING HEMELWATER BVR 5/7/2013

Vlaamse Regering.::sm~~= '~ = " " AMV/ /1009

Hemelwater Wat moet? Wat mag?

Subsidieaanvraag hemelwaterinstallatie en/of infiltratievoorziening

Drainage. Horizontaal en Verticaal. Ontdek de mogelijkheden van regenwater. Regenwater. Woningbouw. Regenwater.

VERSLAG ADVIES AFKOPPELING

Regenwater in de tuin

Aalsters reglement op de rioolaansluitingen: aanstiplijst.

Aanvraagformulier voor het bekomen van een gemeentelijke premie voor de aanleg van een individuele zuiveringsinstallatie te Wingene

Herinrichting doortocht N43 Fase 2, deel 2 vak Nieuwstraat Gaverbeek Fase 3 vak Gaverbeek R8

Herinrichting doortocht N

Afkoppelen: naar een

UITTREKSEL UIT DE BERAADSLAGINGEN VAN DE GEMEENTERAAD

De slimme ecologische oplossing tegen wateroverlast én droogte.

PREMIEAANVRAAG VOOR DE AANLEG VAN EEN HEMELWATERINSTALLATIE EN/OF INFILTRATIEVOORZIENING

Aansluiting Pluimbroek Geraardsbergsestraat. Gertjan Winten

Individuele kleinschalige Afvalwaterzuiveringsinstallatie (IBA):

nr. 306 van GWENNY DE VROE datum: 9 februari 2018 aan JOKE SCHAUVLIEGE Gescheiden rioleringen - Stand van zaken

Waterparagraaf Melkveebedrijf M.C.M. Sieben, Witte Plakdijk 6 Ospel

Ontsluiting regenwater Bloemekeswijk. Lisa Vanhaute Bram Quaghebeur

Verkaveling Het Leeg - Rietbeemden - Advies Aquafin -

Remediëring door vasthouden, infiltreren en hergebruik van hemelwater. Ingeborg Barrez - VMM

Daktuinen Groene gevels en daken

AFKOPPELING OP PRIVAAT DOMEIN

Waterdoorlatende verhardingen, een duurzame verharding: ecologisch, economisch met een goede integratie in omgeving

TOELAGEREGLEMENT Hemelwaterinstallaties, groendaken en infiltratievoorzieningen

Informatieavond Bouwkavels Molenbeek

zo doet u dat! Regenwater afkoppelen? De gemeente voert in uw buurt een afkoppelproject uit. U kunt meedoen door de regenwaterafvoer

Code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen. Deel 2: Afwateringssysteem

Waterhuishouding in de Contreie

Infiltratieblok DA88 met inspectie mogelijkheid. Infiltratiekratten

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

Gemeentelijk subsidiereglement voor het plaatsen en gebruiken van regenwaterputten door particulieren plaatsing vanaf 01/01/2009

Riolerings- en wegeniswerken Gontrode Heirweg/ Vijverwegel/ Varingstraat

Op weg naar duurzaam bouwen. Project Velmerlaan

Project te Zoersel: Brakenberg Lage Weg - Aanleg Riolering en wegenis - Voorstelling bewonersvergadering 11 september 2013

Technische Fiche Reni PLUS BETON Z (+) pakket

Transcriptie:

Integraal waterbeheer in het bekken van de Scheebeek: analyse op microniveau van de relatie tussen waterkwaliteit- en waterkwantiteitproblematiek. Studiegebied Industriële Wetenschappen en Technologie Opleiding Milieukunde Academiejaar 2006-2007 D hondt Jody

Inleiding De Belg is geboren met een baksteen in de maag, en dit is goed zichtbaar. De grote open vlaktes, landbouwgebieden en andere groengebieden zoals parken en bossen die er vroeger waren worden tegenwoordig meer en meer volgebouwd. De gevolgen van dit volbouwen is dat de natuurlijke sponswerking van het landschap niet meer werkt door de verhardingen die er zijn bijgekomen. Dit leidt tot de welgekende wateroverlast waar we de laatste jaren vaker mee worden geconfronteerd. Om die wateroverlast te lijf te gaan moet er voor gezorgd worden dat het water dat in hoger gelegen gebieden valt daar zoveel mogelijk wordt gehouden om zo de lager gelegen gebieden zoveel mogelijk wateroverlast te besparen. Het doel van dit eindwerk is om in Otegem (Zwevegem) onderzoek te verrichten naar de huidige situatie en de mogelijkheden voor optimale waterretentie, bufferen en infiltreren van hemelwater en kleinschalige zuivering van afvalwater, wat als resultaat heeft dat de grachtenstelsels kunnen worden herwaardeerd en dat de waterkwaliteit van de Scheebeek verbeterd wordt Er worden vooral technieken bestudeerd om water te bufferen en te infiltreren waar geen grote straatwerken voor nodig zijn. Het onderwerp van dit eindwerk kwam er door een samenwerking tussen de cel milieu van de Intercommunale Leiedal, de provincie West-Vlaanderen, meer bepaald het Huis van de Streek Zuid-West-Vlaanderen, en het departement PIH te Kortrijk van de Hogeschool West-Vlaanderen. Het Huis van de Streek Zuid-West-Vlaanderen is een engagement, een samenwerkingsverband tussen 3 partners die zich actief willen inzetten voor de regio Zuid-West-Vlaanderen, namelijk de Provincie West-Vlaanderen, RESOC Zuid-West-Vlaanderen en de Intercommunale Leiedal. Leiedal is het intergemeentelijk samenwerkingsverband van de twaalf gemeenten van het arrondissement Kortrijk, dat de I

socio-economische en ruimtelijke ontwikkeling van de aangesloten gemeenten en de regio begeleidt. Graag zou ik iedereen bedanken die mij heeft geholpen, niet in het minst Frank Petit-Jean van de provincie West-Vlaanderen, Stefaan Verreu van intercommunale Leiedal en Kathelijne Velghe en Stijn Van Hulle van het PIH. Verder gaat mijn dank uit naar mijn familie, vrienden en mijn vriend voor de vele steun die ik gekregen heb. Ook zou ik graag Lode Bourez en Maarten Bekaert willen bedanken voor de hulp bij de berekeningen. II

Inhoudstafel Inleiding Inhoudstafel Lijst van figuren Inleiding...I Inhoudstafel... III 1. Wettelijk kader... 1 1.1. Europese wetgeving... 1 1.2. Federale wetgeving... 1 1.3. Gewestelijke wetgeving... 2 1.4. Lozingsnormen... 2 1.5. Zuiveringszones... 3 1.6. Subsidies Zwevegem... 8 1.6.1. Provinciale subsidies... 9 1.6.2. Gemeentelijke subsidies... 9 2. Bufferen, infiltreren en zuiveren van hemelwater... 11 2.1. Probleemstelling... 11 2.1.1. Verandering van wateropvang... 11 2.1.2. Gevolgen verandering wateropvang... 11 2.1.3. Oplossing... 12 2.2. Infiltreren van hemelwater... 12 2.2.1. Onmiddellijke infiltratie... 12 2.2.2. Bovengrondse infiltratie... 16 2.2.3. Ondergrondse infiltratie... 19 2.3. Bufferen van hemelwater... 21 2.3.1. De regenwaterput... 21 2.3.2. Groendaken... 28 2.3.3. Bufferbekken... 28 2.3.4. Herwaarderen van grachtenstelsels... 29 2.4. Zuiveren van hemelwater... 31 2.4.1. Voorzuivering met een bezinkput... 31 2.4.2. Voorzuivering met filterzakput... 31 2.4.3. Voorzuivering met scheidingsput: de Smart Drain... 32 2.4.4. Voorzuivering met afscheiders van lichte stoffen... 33 2.4.5. Voorzuivering met bezinkingsvijver met bufferwerking... 34 2.4.6. Zuivering met komfilter... 34 2.4.7. Zuivering met vijverfilter... 35 2.4.8. Nazuivering met beekbiotoop... 35 3. Casestudies... 36 3.1. Doelstelling... 36 3.2. Studiegebied en situatieschets... 36 III

3.3. Resultaten van de enquête... 40 3.3.1. Respons... 40 3.3.2. Kennis van subsidies... 40 3.3.3. Gebruik van hemelwater... 41 3.3.4. Bufferen, infiltreren en afvoer van hemelwater... 51 3.4. Besluit... 56 4. Voorstellen... 57 4.1. Effect geplande riolering en collector... 57 4.2. Voorstellen om wateroverlast tegen te gaan... 59 4.3. Kostenbaten analyse... 62 4.3.1. Trekken van grachten... 62 4.3.2. Infiltratie d.m.v. grasbetontegels... 65 4.3.3. Afkoppeling in vier verschillende situaties... 69 4.3.4. Plantenzuivering als alternatief van riolering... 73 4.3.5. Effect bij meer gebruik hemelwater... 84 4.4. Besluit... 86 Bibliografie en referenties...i Bijlage 1: Enquête...IV Bijlage 2: Plannen... VIII Figuur 1.1: mogelijke opties per cluster... 6 Figuur 1.2: kostprijs riolering in functie van de spreiding van de lozingen... 8 Figuur 2.1: sponsfunctie en verharding... 11 Figuur 2.2: afstandhouders bij grote stenen... 14 Figuur 2.3: waterdoorlatende betonstraatstenen... 14 Figuur 2.4: grasbetontegels... 15 Figuur 2.5: Polyethyleen grastegels... 16 Figuur 2.6: infiltratiekom... 17 Figuur 2.7: bladvang... 17 Figuur 2.8: wadi met filterbed... 18 Figuur 2.9: infiltratiesleuf... 19 Figuur 2.10: infiltratieput met voorafgaande bezinkput... 20 Figuur 2.11: infiltratiebuis... 20 Figuur 2.12: infiltratiebed met voorafgaande filterput... 21 Figuur 2.13: voorfilter... 22 Figuur 2.14: overloop met terugslagklep... 23 Figuur 2.15: zelfreinigende putfilter... 24 Figuur 2.16: zelfreinigende valpijpfilter... 24 Figuur 2.17: zelfreinigende cycloonfilter... 25 Figuur 2.18: zelfreinigende volumefilter... 25 Figuur 2.19: overloop met sifon... 26 Figuur 2.20: hydrofoorgroep... 27 Figuur 2.21: dompelpomp... 27 Figuur 2.22: bijvulsysteem... 28 Figuur 2.23: vuilkorf... 31 Figuur 2.24: Smart Drain... 33 Figuur 2.25: combinatie slibafscheider en olieafscheider... 34 Figuur 3.1: studiegebied... 36 Figuur 3.2: zoneringsplannen... 37 Figuur 3.3: collector case 1 en case 2... 38 IV

Figuur 3.4: collector rest... 39 Figuur 3.5: kennis van subsidies... 41 Figuur 3.6: gebruik van hemelwater in case 1... 42 Figuur 3.7: gebruik van hemelwater in case 2... 42 Figuur 3.8: gebruik van hemelwater in case 3... 42 Figuur 3.9: correct volume regenput volgens dakoppervlakte... 44 Figuur 3.10: correct volume regenput zonder sociale woningen... 45 Figuur 3.11: gebruik van hemelwater... 46 Figuur 3.12: hoeveelheid opgevangen hemelwater... 47 Figuur 3.13: aanwezigheid filter in regenput... 48 Figuur 3.14: optimaal waterverbuik globaal... 50 Figuur 3.15: optimaal waterverbruik correct volume regenput volgens beschikbare oppervlakte... 50 Figuur 3.16: bufferen van hemelwater... 52 Figuur 3.17: infiltreren van hemelwater... 53 Figuur 3.18: gescheiden afvoer hemelwater en afvalwater... 54 Figuur 3.19: septische put of andere zuiveringsinstallatie... 55 Figuur 3.20: bereidwilligheid tot eigen waterzuivering... 55 Figuur 4.1: natuurlijk overstroomde gebieden... 57 Figuur 4.2: recent overstroomde gebieden... 58 Figuur 4.3: gracht naast weiland... 63 Figuur 4.4: profiel gracht... 64 Figuur 4.5: parking... 65 Figuur 4.6: schets parking... 65 Figuur 4.7: neerslagintensiteit in mm... 67 Figuur 4.8: doorsnede opbouw parking... 68 Figuur 4.9: dimensionering lagen... 68 Figuur 4.10: riolering case 1... 74 Figuur 4.11: plantenfilter... 78 Figuur 4.12: neerslagintensiteit in mm... 85 Tabel 2.1: minimale tankinhoud in functie van horizontale dakoppervlakte... 22 Tabel 3.1: respons... 40 Tabel 3.2: volume per m² horizontale dakoppervlakte... 44 Tabel 3.3: gemiddeld waterverbruik per dag per persoon... 46 Tabel 4.1: kostenraming parking... 69 Tabel 4.2: gegevens voor kostenraming (exclusief BTW)... 70 Tabel 4.3: kostprijsraming situatie 1... 70 Tabel 4.4: kostprijsraming situatie 2... 71 Tabel 4.5: kostprijsraming situatie 3... 72 Tabel 4.6: kostprijsraming situatie 4... 73 Tabel 4.7: richtprijzen... 75 Tabel 4.8: kostprijsraming riolering... 76 Tabel 4.9: zuiveringrendement... 77 Tabel 4.10: kostprijs plantenzuivering... 81 Tabel 4.11: hoeveelheid opgevangen hemelwater i.f.v de dakoppervlakte... 85 V

1. Wettelijk kader 1.1. Europese wetgeving [1] Europese Richtlijn 2000/60/EEG van 23 oktober 2000 is de geldende Europese Richtlijn. Deze richtlijn dient om een kader vast te stellen voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid. Dit is de kaderrichtlijn inzake het waterbeleid en waterbeheer met het doel de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater. Om deze doelstelling te bereiken, dienen de lidstaten de afzonderlijke stroomgebieden toe te wijzen aan stroomgebieddistricten. Er worden specifieke doelstellingen voor oppervlaktewater en grondwater vooropgesteld, met als belangrijkste principe dat de toestand niet verder achteruit mag gaan ( stand still principle ). Er dienen stroomgebiedbeheersplannen te worden opgemaakt voor elk stroomgebieddistrict waarin de kenmerken van het stroomgebieddistrict en de effecten van menselijke activiteiten op de toestand ervan worden beschreven. 1.2. Federale wetgeving [2 + 3] Wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, gewijzigd bij de wet van 22 mei 1979 en de decreten van 23 december 1980, 5 april 1984, 28 juni 1985, 13 juli 1988, 20 december 1989, 12 december 1990, 21 december 1990, 25 juni 1992, 1 juli 1992, 18 december 1992, 15 december 1993, 22 december 1993, 6 juli 1994, 21 december 1994, 22 december 1995, 8 juli 1996, 20 december 1996 en 21 december 2001, vormt nog steeds de kaderwet in België inzake de bescherming van de waterkwaliteit. Deze wet wordt aangevuld met de wet van 29 maart 1962 houdende de organisatie van de Ruimtelijke Ordening en van de Stedenbouw, en het KB van 4 november 1987 houdende vaststelling van de basiskwaliteitsnormen voor de wateren van het openbaar hydrografisch net, en tot aanpassing van het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen, en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater. 1

1.3. Gewestelijke wetgeving [1] Besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Dit is uiteraard de kernregelgeving omtrent hemelwater. Het bevat de definitie van hemelwater en de minimale voorschriften voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater afkomstig van verharde oppervlakken. Het Decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, heeft betrekking op het integraal waterbeleid dat is gericht op het gecoördineerd en geïntegreerd ontwikkelen, beheren en herstellen van de watersystemen met het oog op het behoud van het watersysteem en het multifunctionele gebruik ervan, rekening houdend met de behoeften van de huidige en toekomstige generaties. 1.4. Lozingsnormen [4] De voorwaarden waaronder lozing van huishoudelijk afvalwater moet gebeuren, zijn in de Vlarem II wetgeving opgenomen. De normen waarmee geloosd mag worden zijn verschillend als men op riolering of op oppervlaktewater loost. In zones waar riolering aanwezig is, wordt lozen naar oppervlaktewater en grondwater in ieder geval verboden. In geval de riolering bestaat uit een gescheiden stelsel, is het verboden afvalwater te lozen in het gedeelte van de gescheiden riolering bestemd voor de afvoer van hemelwater. En omgekeerd is het verboden hemelwater te lozen in het gedeelte van de gescheiden riolering bestemd voor de afvoer van afvalwater. Het is tevens verboden hemelwater te lozen in de openbare riolering wanneer het technisch mogelijk of noodzakelijk is dit hemelwater gescheiden van het afvalwater te lozen in een oppervlaktewater of in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater. Om de lozingsnormen voor de lozing van huishoudelijk afvalwater in de gewone oppervlaktewateren of in kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater te halen, zal het moeten gezuiverd worden via een systeem van individuele behandeling van afvalwater. Enkel indien er geen riolering is en er ook niet in oppervlaktewater geloosd kan worden, is een indirecte lozing op grondwater toegestaan. Indirecte lozing betekent dat het 2

gezuiverde afvalwater doorheen de bodem sijpelt vooraleer met het grondwater in contact te komen. De lozingsnormen voor het lozen van huishoudelijk afvalwater in de gewone oppervlaktewaters of in de kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater worden in art 4.2.7.1 van Vlarem II als volgt omschreven: 1 Het te lozen afvalwater dat in zodanige hoeveelheden pathogene kiemen bevat dat het ontvangende water er gevaarlijk door kan worden besmet, moet ontsmet worden. 2 De ph van het geloosde water mag niet meer dan 9 of niet minder dan 6,5 bedragen. 3 Het biochemisch zuurstofverbruik in vijf dagen bij 20 C van het geloosde water mag volgende waarden niet overschrijden: a) 25 mg zuurstofverbruik per liter b) 50 mg zuurstofverbruik per liter voor de lozingen afkomstig van gebouwen die uitsluitend als woning gebruikt worden en waarin minder dan twintig personen wonen. 4 In het geloosde afvalwater mogen de volgende gehalten niet overschreden worden. a) 0,5 ml/l voor de bezinkbare stoffen (tijdens een statische bezinking van twee uur). b) 60 mg/l voor de zwevende stoffen. c) 3 mg per liter voor de apolaire koolwaterstoffen 5 Bovendien mag het geloosde afvalwater geen stoffen bevatten met een gehalte dat rechtstreeks of onrechtstreeks schadelijk zou kunnen zijn voor de gezondheid van de mens, voor de flora of fauna. 6 Een representatief monster van het geloosde afvalwater mag geen oliën, vetten of andere drijvende stoffen bevatten in zulke hoeveelheden dat een drijvende laag kan vastgesteld worden. 1.5. Zuiveringszones[5] De huidige opbouw van de zuiveringszones geeft een gebiedsdekkende beleidsvisie weer voor volledig Vlaanderen en is in overeenstemming met de richtlijn stedelijk afvalwater. Er wordt hierbij zowel voor industrieel als voor huishoudelijk afvalwater een onderscheid gemaakt tussen enerzijds lozingen in de openbare rioleringen - gesitueerd in zuiveringszone A en B en in zuiveringszone C - en anderzijds lozingen in oppervlaktewater of kunstmatige afvoerwegen voor hemelwater. 3

Volgende definities zijn opgenomen in Vlarem II inzake zuiveringszones : a) Zuiveringszone A: openbaar waterzuiveringssysteem; een geheel bestaande uit een operationele openbare afvalwaterzuiveringsinstallatie, het stelsel van de openbare rioleringen en collectoren die ermee verbonden zijn alsook de zone van 50 meter gelegen rond dit stelsel. b) Zuiveringszone B: de zone van 50 meter gelegen rond de openbare rioleringen en collectoren waarvan de aansluiting op een operationele openbare afvalwaterzuiverings-installatie is gepland, dit betekent: wat op korte termijn (circa 5 jaar) zal worden gezuiverd door de aanleg van rioleringen, transportleidingen of de bouw van een zuiveringsinstallatie. (via ofwel het gemeentelijk subsidiëringprogramma (GIP) ofwel het gewestelijk investeringsprogramma Aquafin (IP)). c) Zuiveringszone C: het gedeelte van het stelsel van de openbare rioleringen en collectoren dat niet valt onder zuiveringszone A noch onder zuiveringszone B, alsook de zone van 50 meter gelegen rond dit stelsel, dit betekent: de zone waar riolering aanwezig is maar waar op korte termijn (5 jaar) geen zuivering wordt voorzien of waar via GIP of IP geen sanering wordt voorzien. De voorwaarden waaraan de lozing van huishoudelijk afvalwater dient te voldoen zijn immers afhankelijk van de ligging in de zuiveringszones A, B, C en de zone oppervlaktewater. Buiten de zones voor centrale zuivering (de huidige zones A en B) is men verplicht zelf zijn huishoudelijk afvalwater te saneren. Voor lozingen die dateren van voor augustus 1995 volstaat hiervoor de aanwezigheid van een goed werkende septische put. Voor nieuwe lozingen (vanaf augustus 1995) dient een biologisch verdergaande zuivering te worden gebouwd. Naast deze gebieden zijn er ook nog de niet gerioleerde gebieden waar het afvalwater nog vaak ongezuiverd wordt geloosd in een oppervlaktewater, een gracht of in de bodem. 4

d) Buitengebied: in het gebied dat buiten de zuiveringszones A, B en C valt, kan men omwille van technische, financiële of ecologische redenen niet op het openbare rioleringstelsel aansluiten. In het buitengebied moet het individueel gezuiverde huishoudelijke afvalwater bij voorkeur geloosd worden in oppervlaktewater. In dit geval zijn de lozingsnormen voor lozen in oppervlaktewater van toepassing. Als het niet haalbaar is om in oppervlaktewater te lozen mag indirect naar grondwater geloosd worden. In dit geval zijn de lozingsnormen voor lozen in grondwater van toepassing. Nadeel van de huidige afbakening van de zuiveringszones is het dynamisch karakter omwille van de koppeling aan de uitvoering van de investeringsprogramma s. Een zone C kan evolueren naar een zone B en uiteindelijk naar een zone A. Daardoor biedt dit systeem onvoldoende rechtszekerheid aan bedrijven en particulieren, waardoor deze soms genoodzaakt zijn om bepaalde investeringen te doen, die, wanneer zij op een bepaald ogenblik in een andere zuiveringszone terechtkomen, nutteloos blijken te zijn. Bijkomende nadeel is dat het merendeel van de gemeenten nog geen visie heeft ontwikkeld voor een verdergaande sanering van de zone C en de zone oppervlaktewater, het zogenaamde buitengebied. Het doel was om over te schakelen naar een vraaggerichte zonering die meer rechtszekerheid biedt voor de burger. Met dit doel voor ogen ontwikkelde Aquafin NV een methodologie die toelaat om een definitieve afbakening te suggereren tussen enerzijds het gebied dat in aanmerking komt voor collectieve zuivering en anderzijds de percelen waar de burger zelf zal moeten instaan voor de behandeling van het huishoudelijk afvalwater. In de collectieve zone is nog verder onderzoek nodig om tot op perceelsniveau te gaan beslissen op welke wijze men gaat zuiveren (collectieve kleinschalige waterzuivering of aansluiting op een RWZI via een bestaande collector). Op deze wijze geeft de zoneringsmethodologie op basis van een aantal criteria dan ook een saneringsvoorstel voor de zuiveringszone C en de niet-gerioleerde zone. De methodologie gaat zuiveringsgebied per zuiveringsgebied, in de zones waar nog geen collectief waterzuiveringssysteem operationeel is uitgebouwd of gepland op korte termijn, de mogelijke saneringstechnieken definiëren en vergelijken op economische basis en op basis van een mathematisch model. 5

Een eerste stap is in de restzone de percelen aan te duiden welke vandaag en in de toekomst bediend moeten worden. Voor de bepaling van de huidige bebouwing wordt gebruik gemaakt van de digitale legger van het kadaster. Voor de toekomstige bebouwing is uitgegaan van het feit dat bebouwing enkel nog mogelijk is in de woongebieden en de woongebieden met landelijk karakter volgens het gewestplan waarbij de perceelsbreedte standaard op 20 m wordt bepaald. Woonuitbreidingsgebieden worden aanzien als niet opvulbaar. De nog te bedienen percelen worden nadien samengenomen in clusters waarbinnen alle percelen op dezelfde wijze zullen behandeld worden. De onderlinge afstand tussen woningen in één cluster bedraagt maximaal 100 m. In de tweede stap worden de verschillende saneringsscenario s bekeken. Binnen elke cluster van percelen worden de volgende technieken beschouwd : - aanleg van een riolering - plaatsing van een IBA (individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater) Afwaarts van elke gerioleerde cluster zijn er 2 mogelijkheden : - plaatselijke zuivering door middel van een KWZI (kleinschalige waterzuiveringsinstallatie) - afvoer naar een andere cluster of naar het reeds gesaneerde gebied via een verbindingsriolering. Voor elke cluster resulteert dit uiteindelijk in 3 mogelijke opties. (zie figuur 1.1) Figuur 1.1: mogelijke opties per cluster [5] 6

In stap drie wordt dan voor elke optie binnen elke cluster de kostprijs bepaald. Het wiskundig model gaat nadien op zoek naar deze oplossingen waarvoor de totale kostprijs voor de uitbouw van de restzone van het volledige zuiveringsgebied het laagst is. Om dit model niet te complex te maken, en dus berekenbaar te houden, werd gewerkt met de volgende belangrijke vereenvoudigingen : - Waar riolering wordt voorzien, wordt een volledige scheiding tot op huishoudelijk niveau in rekening gebracht. Omwille van deze vereenvoudiging dient de volledige scheiding op particulier niveau en dit voor alle woningen (bestaande en nieuwe) te worden doorgevoerd. Indien men deze scheiding niet kan afdwingen zal moeten overgegaan worden naar duurdere oplossingen aangezien dan geen gebruik kan worden gemaakt van drukrioleringen (zoals voorzien in de methodologie) maar dient gekozen te worden voor een (semi)gescheiden stelsel. - Er wordt enkel gezocht naar de grens tussen alternatieve riolering (drukriolering) en de individuele behandeling. Reden hiervoor is dat het doel van de zonering is te weten welke percelen collectief zullen behandeld worden en welke individueel. Aangezien het snijpunt van individueel/alternatief verder komt te liggen dan het snijpunt individueel/klassiek volstaat het om te kijken naar de alternatieve riolering (zie figuur 1.2). Dit wil echter niet zeggen dat er nergens meer klassieke riolering zal worden aangelegd. In de linkse zone van figuur 1.2 is de klassieke riool vanuit economisch standpunt te verkiezen boven drukriolering en boven IBA s. - Binnen de cluster blijft de bestaande afwatering bestaan voor de gescheiden opvang van het hemelwater. Er wordt dus indirect aangenomen dat er nog geen inzamelingssysteem voor afvalwater bestaat in de restzone. - Voor individuele behandeling wordt minimaal een IBA voorzien. Toepassing van septische putten is onvoldoende. Dit is strenger dan de huidige Vlarem II die stelt dat bestaande woningen worden geacht te voldoen aan de lozingsnormen indien het water minstens gezuiverd wordt door middel van een septische put. 7

3000000 2500000 2000000 1500000 1000000 500000 0 0 20 40 60 80 100 120 kostprijs riolering GEZOCHT OMSLAGPUNT kostprijs per perceel individuele behandeling alternatieve riolering klassieke riolering INDIVIDUEEL ALTERNATIEF KLASSIEK spreiding lozingen Figuur 1.2: kostprijs riolering in functie van de spreiding van de lozingen [5] 1.6. Subsidies Zwevegem [6] Tal van gemeenten geven subsidies aan inwoners die een regenwaterput installeren en het regenwater gebruiken. Ook wie voorzieningen treft om regenwater te laten infiltreren, kan in sommige gevallen een subsidie krijgen. Als die gemeenten ook nog de Samenwerkingsovereenkomst getekend hebben, doet het Vlaamse Gewest er nog een subsidie bovenop. De samenwerkingsovereenkomst is een vrijwillige overeenkomst die een gemeente of provincie afsluit met de Vlaamse overheid op vlak van milieu. In ruil voor het uitvoeren van een aantal taken krijgt ze financiële en inhoudelijke ondersteuning van de Vlaamse overheid. De gemeente of provincie kan zelf kiezen welke onderdelen van de overeenkomst ze ondertekent en welke ambitieniveaus ze wenst te behalen. De aanvraag en de uitbetaling van die gewestelijke subsidie verlopen ook via de gemeente. Om in aanmerking te komen, moeten de hemelwaterinstallaties en infiltratievoorzieningen in overeenstemming zijn met de code van goede praktijk voor hemelwaterputten en infiltratievoorzieningen. De code van goede praktijk geeft zowel voorschriften als aanbevelingen voor de dimensionering, het gebruik en het onderhoud van installaties voor de opvang en de verdeling van hemelwater voor woongelegenheden en openbare gebouwen evenals voor de infiltratie van hemelwater in de bodem. De volledige code van goede praktijk is terug te vinden op www.waterloket.be. 8

De gewestelijke subsidieregeling voor hemelwaterputten is alleen van toepassing voor woningen met een bouwvergunning van vóór 7 september 1999. De subsidie bedraagt maximaal 375 euro per woning en kan nooit meer zijn dan de subsidie van de gemeente. Het bedrag van de subsidie en de voorwaarden van de gemeentelijke premie verschillen van gemeente tot gemeente. Vermits mijn studie zich vooral tot Zwevegem beperkt, zal ik enkel dieper ingaan op de subsidiemogelijkheden binnen de gemeente Zwevegem. 1.6.1. Provinciale subsidies 1.6.1.1. Provinciale toelage voor aansluiting op het openbaar waterleidingsnet De provincie verleent een subsidie aan bedrijven of particulieren voor het aansluiten op het openbaar waterleidingsnet. Opmerkingen: Als voorwaarde wordt gesteld dat de afstand van deze aansluiting groter moet zijn dan 50 meter. Bedrag: 1/3 de van de totaliteit van de kosten met een maximale subsidie van 1000 euro. 1.6.2. Gemeentelijke subsidies 1.6.2.1. Subsidie voor hemelwaterputten (= regenwaterputten) Zowel voor bestaande woningen als voor nieuwbouw wordt een subsidie toegekend door de gemeente Zwevegem voor het plaatsen van een hemelwaterput tussen de 5.000 liter en de 40.000 liter Opmerkingen: De hemelwaterputten moeten geplaatst worden volgens de code van goede praktijk en volledig in orde zijn met alle wettelijke voorschriften van het ogenblik. De wettelijke voorschriften omtrent hemelwaterputten is te vinden in hoofdstuk 12 van de code van goede praktijk. Bedrag: Het premiebedrag wordt berekend volgens de inhoud van de hemelwaterput tussen de 5.000 liter en de 40.000 liter Het bedrag wordt als volgt bepaald : premiebedrag = ½ van het aantal liter in Belgische frank, omgezet naar euro en afgerond. 9

Vb 5000 liter = 2500 bef = 62,5 euro = minimumsubsidie Vb 40.000 liter = 20.000 bef = 500 euro = maximumsubsidie Alle mogelijkheden tussen minimum en maximum worden aanvaard. 1.6.2.2. Subsidie voor het plaatsen van individuele behandeling voor afvalwater De gemeente geeft een subsidie voor het plaatsen van een IBA in de daartoe bestemde zones (aan te vragen voor de plaatsing) in overleg met de betrokken ambtenaar, volgens de voorzieningen van de gemeente Opmerkingen: De premie wordt toegekend na de aanvraag op voorhand voor de plaatsing op het daartoe voorbestemd formulier. De gemeente geeft al dan niet toestemming binnen de 21 dagen na de aanvraag van de subsidie. De installatie dient conform de geldende reglementering geplaatst te worden om in aanmerking te komen voor de premie. De geldende reglementering is te vinden op www.waterloket.be. Er wordt een controle gedaan op de uitvoering door de gemeentelijke ambtenaar Bedrag: Het premiebedrag bedraagt maximum 1000,00 Voorwaarde is wel dat de installatie zelf meer dan 2000,00 kost. Een aanvullende premie van het Vlaams Gewest van dezelfde waarde is mogelijk, indien het dossier door het Vlaams Gewest wordt goedgekeurd. 1.6.2.3. Subsidie voor infiltratievoorzieningen De gemeente voorziet een premie voor het aanleggen van een infiltratievoorziening aangesloten op een verharde oppervlakte tussen de 50 m² en meer dan 140 m² Opmerkingen: De premie is toepasbaar op deze woningen die een infiltratievoorziening plaatsen na 01/09/1999 voor aangesloten verharde oppervlakten volgens de code van goede praktijk. Dit is terug te vinden in hoofdstuk 12 van de code, en bevat onder andere gegevens over de grootte van de infiltratievoorziening. Bedrag: voor verharde oppervlakten : van 50-60 m² = 150,00 van 61 tot 80 m² = 200,00 van 81-100 m² = 250,00 van 101-120 m² = 300,00 van 121 tot 140 m² = 350,00 > 140m² = 375,00 10

2. Bufferen, infiltreren en zuiveren van hemelwater. 2.1. Probleemstelling [7] 2.1.1. Verandering van wateropvang Lager gelegen gebieden in Vlaanderen krijgen meer en meer te kampen met overstromingsproblemen. Oorzaken daarvan zijn het bouwen in vroegere overstromingsen moerasgebieden, via rioleringsnetwerk het hemelwater vlugger naar laaggelegen gebieden transporteren en de verstedelijking van het buitengebied in Vlaanderen. Uit die verstedelijking volgt verharden van de bodem, ontbossing, rechttrekken van de waterlopen, minder overstromingsgebieden, Al deze zaken leiden tot minder verdamping en infiltratie, waardoor steeds meer hemelwater versneld wordt getransporteerd naar de lager gelegen gebieden. Figuur 2.1: sponsfunctie en verharding[8] In een natuurgebied is er slechts een minimale waterafvoer. Er is een grote infiltratie en verdamping dankzij de planten. Bij verharding echter is er een maximale waterafvoer en een minimale infiltratie en verdamping. 2.1.2. Gevolgen verandering wateropvang De versnelde afvoer door verandering in de wateropvang leidt tot enkele problemen: 1 Door de versnelde afvoer van het hemelwater wordt minder hemelwater geïnfiltreerd wat een negatief effect heeft op de grondwaterspiegel. De grondwaterspiegel krijgt geen water genoeg om zich te herstellen waardoor die blijft dalen. 2 In het buitengebied is er bij een hevige regenbui een grote verhouding hemelwater/afvalwater, waardoor het afvalwater te sterk wordt verdund en de zuiveringsinstallaties een slechter zuiveringsrendement behalen. 11

3 Bij een hevige regenbui kan de riolering soms de grote toevloed van hemelwater niet meer aan, waardoor er een overstort is van zowel hemelwater als afvalwater, wat tot gevolg heeft dat de waterkwaliteit van beken, grachten en grondwater afneemt. 4 De versnelde afvoer zorgt eveneens voor erosieproblemen bij de landbouw. 2.1.3. Oplossing Om de wateroverlast problemen in de lager gelegen gebieden tegen te gaan dient het hoger gelegen gebied eerst onder handen genomen te worden. Mogelijkheden om daar een verminderde afvoer van hemelwater te hebben zijn o.a. bufferen en infiltreren van hemelwater, eventueel gecombineerd met zuiveren van hemelwater. Een andere mogelijkheid is het afkoppelen van hemelwater en afvalwater, maar in gebieden zonder riolering en waar de huizen ver van elkaar verwijderd zijn, is deze oplossing zeer duur. 2.2. Infiltreren van hemelwater [7],[9] 2.2.1. Onmiddellijke infiltratie Hemelwater rechtstreeks laten infiltreren in de ondergrond is de meest aangewezen manier om hemelwater af te koppelen. Het is tevens de goedkoopste en eenvoudigste oplossing. Verharden van bodemoppervlaktes moet zoveel mogelijk worden vermeden zodat er steeds maximale infiltratie is. Indien toch wordt verhard, wordt best gekozen voor waterdoorlatende verharding. Onmiddellijke infiltratie gebeurt via waterdoorlatende verharding. Er bestaat waterdoorlatende verharding met of zonder begroeiing. Verharding met begroeiing heeft als voordeel dat het hemelwater gezuiverd wordt door opname van schadelijke stoffen door de begroeiing. Het nadeel is echter dat bij verharding met begroeiing er meer onderhoud nodig is. Voor de verschillende mogelijkheden van onmiddellijke infiltratie zijn echter een paar voorwaarden. 1 Het grondwater moet zich minstens 0,7 meter diep bevinden. 2 Zwaar verkeer op de verharding moet vermeden worden, dit zou de grond verdichten en de doorlatendheid verminderen. 12

3 Als na verloop van tijd onkruid gaat groeien mag dit niet bestreden worden met pesticiden, want zo wordt een bron van vervuiling gecreëerd die naar het grondwater gaat. 4 Er moet ook rekening gehouden worden met vorstperioden. Soms kan bij vorst het water onder de doorlatende verharding opvriezen en de verharding beschadigen. Indien die kans bestaat moet onder de deklaag een niet-vorstgevoelige onderfundering voorzien worden. 2.2.1.1. Steenslagverharding De verharding bestaat hier uit steenslag zoals natuursteen, grind of gewassen kiezel. De opbouw (dikte, korrelverdeling) is afhankelijk van de te verwachten belasting. Steenslagverharding is eenvoudig in aanleg en goedkoop. Een nadeel is dat bij verkeersbelasting er putten kunnen ontstaan die moeten aangevuld worden. 2.2.1.2. Dolomietverharding Dolomietverhardingen kunnen enkel als voldoende doorlatend worden beschouwd indien een grove korrel wordt gebruikt, gefundeerd op steenslag. De verharding bestaat uit een mengsel van dolomiet, cement, aanmaakwater en eventueel kalk. Eventueel wordt een geotextiel, dat waterdoorlatend is, voorzien om een vermenging van lagen en planteningroei tegen te gaan. Dolomietverhardingen zijn eenvoudig aan te leggen, goedkoop en bestaan in verschillende kleuren. Een nadeel is dat bij verkeersbelasting er putten kunnen ontstaan die moeten aangevuld worden. Een ander nadeel is dat er verbrokkeling optreedt bij frequente belasting, wat de doorlatendheid ongunstig beïnvloedt. 2.2.1.3. Bestrating met brede voegen Deze bestrating kan bestaan uit kasseien, betonstraatstenen of natuurstenen die met betrekkelijk brede voegen worden aangelegd. Deze voegen worden met fijne kiezel of grof zand opgevuld, om een voldoende doorlatendheid te garanderen Omdat deze verharding soms nog onvoldoende water doorlaat, moet ze onder een lichte dwarshelling geplaatst worden, zodat het overtollige water in de zijberm kan infiltreren. Om bij grote stenen grotere voegen te realiseren (2 tot 3,5 cm), kunnen afstandhouders gebruikt worden. 13

Figuur 2.2: afstandhouders bij grote stenen[9] Betonstraatstenen met fijne voegen zijn nog betrekkelijk doorlatend. Bij een hevige regenbui gaat slechts 25 % van het regenwater afstromen. Dit water moet dan kunnen infiltreren langs de verharding. Bestrating met grote voegen is een interessante combinatie van verharding en infiltratie. De doorlatendheid zal wel afnemen als er begroeiing in de voegen ontstaat. 2.2.1.4. Waterdoorlatende betonstraatstenen Waterdoorlatende betonstraatstenen hebben gaten en onderaan kanaaltjes die het water afleiden. De onderliggende lagen moeten voldoende draagkrachtig en doorlatend zijn. Er bestaan ook betonstraatstenen met een hoog poriënvolume die het water zo doorlaten. Deze stenen zijn echter minder draagkrachtig en zijn bijzonder vorstgevoelig. Betonstenen met drainageopeningen hebben een goed dragend vermogen en bestaan in verschillende kleuren en afwerkingen. Eventueel dichtgeslibde gaten kunnen met een hogedrukreiniger vrijgemaakt worden. Indien de ondergrond onvoldoende doorlatend is, kan de verharding in lichte helling aangelegd worden om het overtollige water in de zijberm te laten infiltreren. Figuur 2.3: waterdoorlatende betonstraatstenen[9] 14

2.2.1.5. Grasbetontegels Grasbetontegels hebben openingen waartussen gras kan groeien. Zij zijn uitstekend geschikt voor opritten, parkeerplaatsen en terrassen. De opbouw bestaat uit een fundering van steenslag, een onderlaag en de eigenlijke grasbetontegels. Deze tegels worden opgevuld met teelaarde en er wordt gras gezaaid. De onderlaag kan bestaan uit teelaarde en geëxpandeerde kleikorrels of men kan een bestaande laag leemhoudend zand gaan mengen met turf en teelaarde. De dimensionering van de lagen is afhankelijk van de te verwachten bovenbelasting. Figuur 2.4: grasbetontegels[9] 2.2.1.6. Polyethyleen grastegels Polyethyleen grastegels zijn vervaardigd uit gerecycleerd polyethyleen met hoge dichtheid. Het gras groeit tussen de honingraatopeningen. De openingen bedragen 95 % van het oppervlak, zodat de tegels bijna onzichtbaar worden. De opbouw bestaat uit een fundering van steenslag, een onderlaag zoals voor grasbetontegels en de eigenlijke grastegels, gevuld met teelaarde, waarin gras wordt gezaaid. De platen zijn bijzonder licht, waardoor ze gemakkelijk geplaatst kunnen worden. Zij worden onderling met elkaar verbonden. Polyethyleen grastegels zijn geschikt voor opritten en parkings. Een nadeel is dat het gras regelmatig dient gemaaid te worden. 15

Figuur 2.5: Polyethyleen grastegels[9] 2.2.1.7. Mulchbedekking, houtspaanders Als doorlatende verharding kan ook schors of gehakseld hout gebruikt worden, wat vaak gebruikt wordt als bodembedekker tussen planten. Het is vooral nuttig voor tuinpaden en dergelijke. Het nadeel is dat dit een natuurlijk product is dat vergaat en daarom regelmatig moet worden aangevuld. 2.2.2. Bovengrondse infiltratie Een bovengrondse infiltratie gebeurt meestal in combinatie met het bufferen van hemelwater, waardoor er dus vaak veel plaats nodig is. Toch is bovengrondse infiltratie te verkiezen boven een ondergrondse infiltratie, omdat bovengrondse systemen goedkoper zijn en verstoppingen gemakkelijker worden voorkomen. Voor de verschillende mogelijkheden van bovengrondse infiltratie zijn er een paar voorwaarden. 1 Het grondwater moet zich minstens 1 meter diep bevinden. 2 De toevoer wordt best bovengronds gehouden. Indien dit niet mogelijk is, is een systeem om bladeren tegen te houden nodig. 3 Het water mag maximaal 2 dagen blijven staan om dichtslibben te vermijden. 4 Een vochtige zone is wenselijk. 2.2.2.1. Infiltratiekom De infiltratiekom is een kom bestaande uit een humushoudende laag begroeid met gras. Voor een goede infiltratie moet men de kom vrij houden van bladeren en het gras maaien. Als de infiltratiecapaciteit te laag wordt, kan men de kom verticuteren. De aanvoer gebeurt bij voorkeur bovengronds via open goten. Indien het water ondergronds wordt aangevoerd, voorziet men best een systeem om bladeren tegen te houden (zie figuur 2.7). 16

Een infiltratiekom moet volledig vlak liggen. Als het terrein in helling ligt, kan men verschillende kommen achter elkaar leggen op verschillende niveaus. De komdiepte is best kleiner dan 30 cm voor de veiligheid. De hellingen zijn kleiner dan 45 met afgeronde zijkanten. De ondergrond moet goed doorlatend zijn. Voor een goede infiltratie moet de grondwatertafel 1 m onder de bodem van de infiltratiekom liggen. De infiltratiekom is mits voldoende beschikbare ruimte geschikt voor privé-gebruik, maar is ook geschikt voor een groep van woningen. Figuur 2.6: infiltratiekom[9] Figuur 2.7: bladvang[9] 2.2.2.2. Wadi Als de ondergrond onvoldoende doorlatend is, maar het grondwater toch diep genoeg zit, kan onder de infiltratiekom een infiltratiebed, ook soms een drainagekoffer genoemd, worden aangebracht. Dit infiltratiebed dient dan om een minder doorlatende laag te doorbreken of om extra berging te voorzien. Een dergelijke combinatie van een infiltratiekom met ondergronds infiltratiebed noemt men een wadi (water drainage en infiltratie). Bij een te hoge grondwaterstand werkt een wadi drainerend, bij een te lage grondwaterstand werkt een wadi infiltrerend. Het infiltratiebed is een bijkomend opvangsysteem dat lava, geëxpandeerde klei of grind kan bevatten. Grind verkiest de voorkeur bij zware verkeersbelasting, als er geen zware verkeersbelasting is gaat de voorkeur naar lava of geëxpandeerde klei. Die voorkeur is er omdat bij lava en geëxpandeerde klei de holten verminderen bij aantrillen. De lava en geëxpandeerde klei zorgen voor een zuiverende werking van het hemelwater voor het geïnfiltreerd wordt. 17

Figuur 2.8: wadi met filterbed[9] Net zoals bij de infiltratiekom moet ook gezorgd worden voor een bladopvang, moet het gras gemaaid worden en moet er bij verminderde infiltratie geverticuteerd worden. Een wadi is mits voldoende beschikbare ruimte geschikt voor privé-gebruik, maar is ook geschikt voor een groep van woningen. 2.2.2.3. Moeraswadi Een moeraswadi is een variant van de wadi, maar wordt beplant met moerasplanten. Een moeraswadi heeft meestal geen lavafilter en drainage nodig omdat de wortels van de moerasplanten sterk infiltrerend werken. Bij een slecht doorlaatbare bodem is echter wel een infiltratiebed met drainage nodig. Het voordeel van een moeraswadi in vergelijking met een gewone wadi is dat bij een moeraswadi geen dichtslibbing mogelijk is. Voor een moeraswadi is net zoals voor een gewone wadi en een infiltratiekom veel plaats nodig en moet er gemaaid worden. 2.2.2.4. Infiltratiesleuf Een infiltratiesleuf is een in de grond gegraven sleuf die is opgevuld met een materiaal dat een grote doorlatendheid en een hoog poriëngehalte heeft (lava, geëxpandeerde klei). Rondom het vulmateriaal wordt een filterdoek aangebracht, deze dient vermenging van vulmateriaal en de omliggende grond tegen te gaan. Het hemelwater dat van het afgekoppelde oppervlak stroomt, wordt afgevoerd naar de infiltratiesleuf. Via de bodem en wanden van de sleuf infiltreert het water weg in de ondergrond. De infiltratiesleuf is heel lang in vergelijking met de breedte en de diepte ervan. 18

Om dichtslibben van het infiltrerend oppervlak te voorkomen wordt een infiltratiesleuf vaak voorzien van een zandvang. Een infiltratiesleuf kan worden toegepast waar de bodem goed doorlaatbaar is, en waar het grondwater zich minstens 0,7 meter diep bevindt. Af en toe dient te worden gecontroleerd of het infiltrerend oppervlak niet dichtslibt Figuur 2.9: infiltratiesleuf[10] 2.2.3. Ondergrondse infiltratie Indien er geen plaats genoeg is voor een bovengrondse infiltratie kan gekozen worden voor een duurdere, ondergrondse infiltratie. Als voor ondergrondse infiltratie gekozen wordt is er geen vochtige zone meer aanwezig in de tuin. Voor de verschillende mogelijkheden van ondergrondse infiltratie zijn een paar voorwaarden. 1 Het grondwater moet zich minstens 1 meter diep bevinden. 2 De ondergrondse infiltratievoorziening mag niet te dicht bij bomen worden aangelegd. In de zomer zouden deze anders kunnen gedraineerd worden waardoor die geen water meer krijgt. Bovendien zouden de wortels het infiltratiesysteem kunnen doorboren. 3 Bij bestaande gebouwen wordt best een afstand van minimum 6 meter gehouden van de kelder om wateroverlast in een niet waterdichte kelder te voorkomen. 4 Ondergrondse infiltratievoorzieningen mogen niet overbouwd worden. 5 Ondergrondse infiltratievoorziening hebben een doorlatende bodem en doorlatende wanden. Die mogen niet verstoppen. Om dit te vermijden wordt het hemelwater beter eerst door een filter geleid. 19

2.2.3.1. Infiltratieput De werking van een infiltratieput is gelijk aan die van de infiltratiesleuf. De grootste verschillen tussen deze voorzieningen zijn de afmetingen en de grootte van het aangesloten oppervlak. Een infiltratieput wordt toegepast als lokale voorziening bij afkoppeling van daken. De afvoer van de dakgoot wordt afgeleid naar de infiltratieput vanwaar het in de ondergrond kan infiltreren. Een infiltratieput kan worden toegepast als de bodem goed doorlatend is. Het grondwater moet minimum 1 meter onder de bodem van de put blijven. De infiltratieput is geschikt voor privé-gebruik, maar is ook geschikt voor een groep woningen. Figuur 2.10: infiltratieput met voorafgaande bezinkput[9] 2.2.3.2. Infiltratiebuis De infiltratiebuis is een geperforeerde buis omhuld met kiezel en geotextiel. Dit geotextiel dient om dichtslibben te vermijden. De kiezel dient om de doorlatendheid te verzekeren. De infiltratiebuis is geschikt voor privé-gebruik, maar is ook geschikt voor een groep woningen. Evenals bij de infiltratieput moet ook bij de infiltratiebuis het grondwater minimum 1 meter onder de onderzijde van de buis blijven, maar aangezien de infiltratiebuis minder diep is dan de infiltratieput kan de infiltratiebuis gebruikt worden bij een hogere grondwaterstand dan de infiltratieput. Figuur 2.11: infiltratiebuis[9] 20

2.2.3.3. Infiltratiebed Het infiltratiebed bestaat uit een drainagevolume dat lava, geëxpandeerde klei of grind kan bevatten. Grind verkiest de voorkeur bij zware verkeersbelasting, als er geen zware verkeersbelasting is gaat de voorkeur naar lava of geëxpandeerde klei. Die voorkeur is er omdat bij lava en geëxpandeerde klei de holten verminderen bij aantrillen. De lava en geëxpandeerde klei zorgen voor een zuiverende werking van het hemelwater voor het geïnfiltreerd wordt. Figuur 2.12: infiltratiebed met voorafgaande filterput[9] 2.3. Bufferen van hemelwater [7],[9] Bij zware regenval is het tijdelijk vasthouden en opslag van hemelwater een absolute noodzaak. Bij een zware regenval kan het hemelwater niet snel genoeg worden geïnfiltreerd en moet het worden opgeslagen om een afvoer naar lager gelegen plaatsen tegen te gaan. Ook wanneer het grondwater te hoog staat of de grond niet voldoende doorlatend is, wordt bufferen verkozen boven infiltreren. 2.3.1. De regenwaterput Het gebruik van de regenwaterput is slechts zinvol indien het water voldoende wordt gebruikt. Indien het water niet wordt gebruikt verliest de regenwaterput zijn functie als buffering. Bij het plaatsen van een regenwaterput moet rekening gehouden worden met de horizontale dakoppervlakte. 21

Tabel 2.1: minimale tankinhoud in functie van horizontale dakoppervlakte[11] Horizontale dakoppervlakte Minimale tankinhoud 50 tot 60 m² 3000 l 61 tot 80 m² 4000 l 81 tot 100 m² 5000 l 101 tot 120 m² 6000 l 121 tot 140 m² 7000 l 141 tot 160 m² 8000 l 161 tot 180 m² 9000 l 181 tot 200 m² 10000 l Meer dan 200m² 5000 l per 100m² Het principe van een regenwaterput is redelijk eenvoudig. Het regenwater van het dak wordt opgevangen en naar de regenwaterput afgevoerd. Vooraleer het in de hemelwaterput terechtkomt, worden de bezinkbare en zwevende stoffen (b.v. bladeren) door een voorfilter tegengehouden. Figuur 2.13: voorfilter[11] De regenwaterput is voorzien van een overloop. Deze overloop treedt jaarlijks een tiental keren in werking en zorgt voor een verversing van het water. Om te voorkomen dat rioolwater terugkeert en ongedierte in de hemelwaterput terecht kan komen moet de overloop voorzien zijn van een terugslagklep. 22

Figuur 2.14: overloop met terugslagklep[11] Het opgeslagen hemelwater wordt via een aanzuigfilter, een pomp en een tweede afzonderlijk regenwatercircuit verdeeld naar het aangesloten toilet, de aangesloten wasmachine en alle overige aftappunten (b.v. voor het sproeien van de tuin). Het is uiterst belangrijk dat er geen directe verbinding wordt gemaakt tussen het regenwateren het leidingwatercircuit. 2.3.1.1. Voorfilter Voor de regenwaterput wordt een filter geplaatst om bezinkbare en zwevende stoffen tegen te houden. Er moet worden vermeden dat er vuil in de hemelwaterput terecht komt, want dat kan voor een verkleuring van het water zorgen en de filter aan de pomp belasten. Er bestaan twee soorten voorfilters, namelijk de zelfreinigende en de niet-zelfreinigende voorfilter. Een niet-zelfreinigende filterput is een kleine, ondiepe put aan het oppervlak. Daarin is een grof geweven zak gevuld met grind of ander grofkorrelig materiaal aanwezig. Deze put moet regelmatig schoongemaakt worden om te vermijden dat het organisch materiaal dat werd tegengehouden begint te rotten. Bij langdurige vorst moet de put worden leeggemaakt. Omwille van deze nadelen geniet een zelfreinigende filter de voorkeur. De zelfreinigende filters zijn systemen die volledig onderhoudsvrij zijn. Het water stroomt over een fijne filter vervaardigd in roestvrij staal. Als er bladeren of zand op de filter blijven liggen, worden die weggespoeld door het volgende water. Deze zelfreinigende filters hebben twee uitgangen, de ene uitgang voert het gefilterd water naar de hemelwaterput, de andere uitgang voert ongeveer 10 % van het water met het vuil af. Deze filters kunnen in verschillende vormen voorkomen, namelijk als een put (zie figuur 23

2.15), als een cycloon (zie figuur 2.17) of als een verticale filter (zie figuur 2.18) in de regenafvoerbuis. Figuur 2.15: zelfreinigende putfilter [12] Cycloonfilters zijn gemaakt van kunststof en worden ingegraven. Ze kunnen het water filtreren van een dak met een oppervlakte tot 500 m². Voor een cycloonfilter is een minimale inbouwhoogte nodig, waardoor de leiding naar de waterput nogal diep kan komen te liggen. Bij een zelfreinigende filterput is deze inbouwhoogte iets minder groot. Valpijpfilters hebben ook een grote inbouwhoogte, maar worden bovengronds geïnstalleerd, zodat dit geen effect heeft op de diepteligging van de leiding naar de put. Bij het gebruik van valpijpfilters is wel één filter per valpijp nodig. Figuur 2.16: zelfreinigende valpijpfilter [12] 24

Figuur 2.17: zelfreinigende cycloonfilter [12] De zelfreinigende putfilter, valpijpfilter en cycloonfilter zijn geschikte installaties voor particulieren. Ook de zelfreinigende volumefilter is daarvoor geschikt. De zelfreinigende volumefilter is opgebouwd uit twee boven elkaar liggende filters. Het bovenste element filtert grof vuil zoals bladeren en takjes en voert deze af naar de riool. Het water dat door de eerste filter stroomt komt op de onderliggende fijnfilter. Hier worden de fijne deeltjes zoals zand, mosdeeltjes en andere kleine vervuiling uitgefilterd. Figuur 2.18: zelfreinigende volumefilter [12] 2.3.1.2. Overloop De hemelwaterput is voorzien van een overloop. Deze overloop treedt enkele tientallen keren per jaar in werking, waardoor een verversing van het water optreedt. Het is best dat de overloop wordt aangesloten op een infiltratieput, een infiltratiekom, een vijver of een gracht. Enkel als het niet anders kan, wordt de overloop aangesloten op de riolering. Indien de overloop naar een gemengde riolering afgeleid wordt, dient een terugslagklep te worden geplaatst om te verhinderen dat er gemengd afvalwater vanuit de riool in de hemelwaterput terechtkomt wanneer de riolering onder druk komt. De terugslagklep moet regelmatig worden nagekeken en onderhouden. De ingang van de overloopleiding moet 25

worden uitgevoerd als een sifon, waarvan het uiteinde schuin is afgesneden in de richting van de put. tankinhoud Figuur 2.19: overloop met sifon[8] 2.3.1.3. Pomp Er bestaan verschillende soorten pompen, elk met hun voor- en nadelen. Vroeger werden vaak zuigerpompen gebruikt. Via een zuigermechanisme, aangedreven door een elektromotor, wordt water uit de tank aangezogen en in een drukvat geperst. Momenteel zijn deze pompen betrekkelijk duur en vragen ze veel onderhoud. Om die reden worden ze nauwelijks nog gebruikt. Nu worden meestal centrifugaalpompen gebruikt. Er zijn drie types centrifugaalpompen, namelijk de hydrofoorgroep, de drukgestuurde pomp en de dompelpomp. De hydrofoorgroep is een combinatie van een centrifugaalpomp met een drukvat. In het drukvat zit aan de ene kant het regenwater en aan de andere kant lucht. De twee blijven gescheiden door een rubberen membraan. De pomp vult het vat tot een bepaalde druk wordt bereikt. Bij verbruik van water, stijgt het luchtvolume en daalt de druk. Beneden een bepaalde druk, treedt de pomp terug in werking. Dit systeem is goedkoop en betrouwbaar maar heeft ook enkele nadelen: de druk aan de uitgang is niet stabiel, zodat er een drukregelaar nodig is indien bijvoorbeeld de wasmachine is aangesloten, op het membraan in een drukvat kunnen zich bacteriën ontwikkelen en de pomp is redelijk lawaaierig. 26