2.1 Voorschriften voor opneminq en toelatinq voor wat betreft verzoeken om opneming ingediend vanaf 15 juli 1989



Vergelijkbare documenten
Buitenlandse pleegkinderen

wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - Wet opneming buitenlandse kinderen ter ado... Page 1 of 11

Voorstel van wet. Artikel I. De Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 3 komt te luiden:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wet arbeid Vreemdelingen

7 Gedraesliin bil simaleringen in het o~s~orinesregister

4 Verzoeken betreffende de vergunning tot verbliif. de vergunnine tot vesti~ing en de toelating als vluchteling (art. 16 Vw jo 52 Vb en 28 W)

A 4 1. Vreemdelingen aan wie verblijf in Nederland is toegestaan (art Vw)

De opneming in Nederland van een buitenlands kind ter adoptie is geregeld in de Wet opneming

B 19 Voortgezet verbliif 19

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

2 Bezwaar en administratief beroep

REGLEMENT BEZWAARSCHRIFTEN PUBLIEKE OMROEP

Wet op de jeugdzorg REGELING PLEEGZORG

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Voortgezet verblijf secundaire migranten

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

B1 O. Onderdanen van de Republiek Suriname

2019 no. 40 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

Inleiding Verblijf in de vrije termijn Visa voor kort verblijf Uitgevers (november )

B 2 Molukkers 3. 1 Inleidinq

B 14 Buitenlandse studenten 3

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

VreemdelinKencirculaire. 's-gravenhage,11 december 1977

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Het betreft hier met name de toepassing van: c. het Voorschrift Vreemdelingen - VV (Stcrt. 1966, 188).

(zie A 9 onder 2.3.2).

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

B 11 Buitenlandse werknemers 8

Aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming

3 Beroep bij de rechtbank

ECLI:NL:RBMNE:2017:386

Wijziging Voorschrift Vreemdelingen 2000

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Vreemdelingen op wie het Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand van toepassing is

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

B 11 Buitenlandse werknemers 3 4

Vc 2000 B16 per

overleg met de vreemdelingendienst ter plaatse waar de vreemdeling werd aangetroffen.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Memorie van toelichting

Hoofdstuk 4 Benelux Economische Unie en Europese Economische Gemeenschap. Verschilpunten Benelux- en E. E. G. -verdrag

==================================================================== Artikel 1

BESCHIKKING VAN DE MINISTERIELE WERKGROEP VOOR HET PERSONENVERKEER VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE VAN 28 JUNI 1967

U vraagt asiel: asiel, krijgt u aanwijzingen van de grensbewakingsambtenaren

B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

4 Gevallen waarin uitzetting achterwege blijft

Rapport. Datum: 23 december 2005 Rapportnummer: 2005/397

Subsidiereglement van de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de weg en de Verhuur van Mobiele Kranen (SOOB)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Ministerievan Justitie telefoon (070) telex mvj nl faxnummer (070)

mogelijkheden van persoon en gezin, alsmede op het betoonde besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening

Rapport. Datum: 11 juli 2003 Rapportnummer: 2003/218

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2017 no. 6 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

C14-1 Richtlijn voor de coördinatie van de voor vreemdelingen geldende bijzondere maatregelen ten aanzien van verplaatsing en verblijf, die

HUISHOUDELIJK REGLEMENT. van de afdeling Jong. van de Personeelsvereniging van het RIVM/BBio/PD-ALT

B 7 Asielzoekers en vluchtelinqen 3. Inleidinq

ECLI:NL:RBMNE:2017:449

Aanpassing i.v.m. einde overgangsregeling

CENTRAAL COLLEGE VOOR DE FARMACIE BESLUIT NO. 11 BESLUIT REGISTRATIE EN HERREGISTRATIE ZIEKENHUISFARMACIE

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Verblijfsrechtelijke gevolgen van. (tijdelijk) verblijf buiten Nederland

Voorkoming schijnhuwelijken

Uitvoeringswet Verdragen inzake internationale ontvoering van kinderen

3 december 1992, houdende plaatsing in het

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Reglement bezwaarprocedure SVWN

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Hoofdstuk B12 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

A 9 Administratie en reaictratie 31

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

In bezwaar of beroep

OPENBARE ORDE VOOR GEVORDERDEN - SVMA - 27 MAART 2015 WIJZIGINGEN VERBLIJFSBESCHERMING VEELPLEGERS

==================================================================== De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder.

CENTRAAL COLLEGE VOOR DE FARMACIE BESLUIT NO REGISTRATIE EN HERREGISTRATIE OPENBARE FARMACIE

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

TOELATINGSBELEID CURACAO 2016

Protocol inzake de samenwerking op het gebied van voogdijvoorzieningen tussen Nederland en de Nederlandse Antillen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Au pair B13. 3 Duur van het verblijf. 6 Verandering van gastgezin. 7 Gezinshereniging of -vorming. Sdu J&F -. VC, ianuari 1994, Aanv. 8.

Wet van 29 oktober 1992, tot vervanging van de Wet van 27 april 1884, Stb. 96, tot regeling van het Staatstoezicht op krankzinnigen

5 Machtiging tot voorlopig verblijf

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

Stb. 40. WET van 13 januari 1965, houdende nieuwe regelen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Postbus AX Bergen op Zoom. Stichting Sociaal Fonds Essent

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE ENERGIELABEL per 7 juli 2015

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

3. Verzoekers konden zich met het voorgaande niet verenigen en dienden bij brief van 11 april 2007 een klacht in.

Transcriptie:

B 18 Buitenlandse pleeskinderen 4 Bij de beslissing tot toelating dient door de Minister van Justitie getoetst te worden aan het algemene "aanvaardbare toekomstcriterium". Dit criterium houdt in dat een kind voor toelating in aanmerking kan komen indien voor het kind in het land van herkomst geen aanvaardbare toekomst is weggelegd. Dit is niet het geval als een kind uitsluitend in minder gunstige materiële omstandigheden leeft. De voorschriften voor deze categorie zijn vermeld onder 3. 2.1 Voorschriften voor opneminq en toelatinq voor wat betreft verzoeken om opneming ingediend vanaf 15 juli 1989 2.1.1 Voorschriften voor opneminq De opneming in Nederland van de zgn. adoptief-pleegkinderen is geregeld in de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen (Wet van 8 december 1988,Stb.566), waarvan de relevante artikelen zijn opgenomen onder C40. Ingevolge deze Wet zijn de pleegouders vanaf het tijdstip van vertrek van het buitenlandse pleegkind naar Nederland verplicht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van dat kind als ware het hun eigen kind en komen ook de kosten van een eventuele terugkeer naar het land van herkomst te hunnen laste. Verzoeken om opneming van een buitenlands pleegkind, die na de inwerkingtreding van deze Wet op 15 juli 1989 zijn ingediend dienen aan deze regeling te worden getoetst. Voor de verzoeken om opneming van een buitenlands pleegkind die vóór 15 juli 1989 zijn ingediend geldt de overgangsregeling vermeld onder 2.2. 2.1.2 Vereisten voor toelatinq a. De opneming van een zgn. buitenlands adoptief-pleegkind is uitsluitend toegestaan, indien hiertoe door de Minister van Justitie een beginseltoestemming is afgegeven. Deze beginseltoestemming wordt alleen afgegeven aan echtparen, betreft in beginsel slechts de opneming van één kind en geldt voor een periode van drie jaren met de mogelijkheid van verlenging met telkens drie jaren. b. De overkomst van het kind naar Nederland dient op verantwoorde wijze te zijn geregeld en er dient een machtiging tot voorlopig verblijf te zijn afgegeven voor zover deze voor de toelating tot Nederland is vereist (zie A4, onder 3). c. Het buitenlandse pleegkind mag op het tijdstip van binnenkomst in Nederland de leeftijd van zes jaren niet bereikt hebben, behoudens de bevoegdheid van de Minister om in bijzondere gevallen, op schriftelijk verzoek van de aspirant-pleegouders, een afwijking van deze leeftijdsgrens toe te staan. Vc Suppl. 7 (december 1992)

E 18 Buitenlandse pleegkinderen 5 d. Door de aspirant-pleegouders dient een medische verklaring met betrekking tot het buitenlandse pleegkind te worden overgelegd, waaruit blijkt dat in redelijkheid niet valt aan te nemen dat het kind lijdt aan een gevaarlijke besmettelijke of langdurige lichamelijke of geestelijke ziekte. Dit zal er echter niet toe leiden dat een gehandicapt kind niet zou kunnen worden opgenomen. e. Door de aspirant-pleegouders dient mededeling te worden gedaan van de contacten die tot de binnenkomst in Nederland van het buitenlandse pleegkind hebben geleid, ter voorkoming van bemiddeling door niet-vergunninghoudende personen of organisaties. f. Door de aspirant-pleegouders dient op bevredigende wijze door middel van bescheiden te worden aangetoond dat: - de afstand door de ouder of de ouders van het buiten landse pleegkind naar behoren is geregeld; - de autoriteiten in het land van herkomst instemmen met de opneming, door hen, van het buitenlandse pleegkind. 2.1.3 Procedure betreffende de verlening van een vergunning tot verbli if 2.1.3.1 Aanmelding en regeling van het verblijf a. Voor de regeling van het verblijf dient het pleegkind binnen acht dagen na aankomst in Nederland te worden aangemeld bij het hoofd van plaatselijke politie in de gemeente van verblijf (art. 66 Vb). Deze stelt het hoofd van het pleeggezin in de gelegenheid ten behoeve van het kind een verzoek om een vergunning tot verblijf (model h, bijlage 4 W) in te dienen. Bij het in ontvangst nemen van het verzoek om een vergunning tot verblijf neemt het hoofd van plaatselijke politie het originele document in, waaruit de beginseltoestemming van de Minister van Justitie voor de opneming blijkt. Voorts gaat hij na of aan de vereisten voor toelating als bedoeld sub 2.1.2 is voldaan en maakt hiervan proces-verbaal op. Indien een kind tenminste één jaar in overeenstemming met de terzake geldende voorschriften verblijf heeft gehouden in het gezin van een in Nederland wonende Nederlander, van een houder van een vergunning tot vestiging, of van een als vluchteling toegelaten vreemdeling, zal het in het algemeen verblijf voor onbepaalde tijd in Nederland zijn toegestaan (art. 10, tweede lid, Vw jo 47, eerste lid, aanhef en onder a, Vb). vc Suppl. 5 (april 1991)

B 18 Buitenlandse pleegkinderen 6 De bevoegdheid tot het verlenen c.q. weigeren van een vergunning tot verblijf berust bij de Minister van Justitie, behoudens in de hierna onder b genoemde gevallen (art. 11, eerste lid, aanhef en onder a, Vw; art. 19, tweede lid, aanhef en onder a en art.20, derde lid, aanhef en onder h, W). b. Indien vóór binnenkomst in Nederland een machtiging tot voorlopig verblijf werd verstrekt is het hoofd van plaatselijke politie op grond van het bepaalde in art.19, eerste lid, aanhef en onder a, W bevoegd ten behoeve van het kind een vergunning tot verblijf te verlenen. De vergunning wordt eerst verleend nadat is vastgesteld dat aan alle vereisten als bedoeld onder 2.1.2 is voldaan. c. Indien geen machtiging tot voorlopig verblijf is verstrekt of is vereist legt het hoofd van plaatselijke politie het verzoek om een vergunning tot verblijf met een staat van inlichtingen (model D 61) voor aan de Minister van Justitie, directie Vreemdelingenzaken. 2.1.3.2 Herziening In geval van weigering van een vergunning tot verblijf kan ingevolge art. 29 Vw herziening van de afwijzende beschikking worden gevraagd. De aspirant-pleegouders worden in de herzieningsprocedure met betrekking tot hun verzoek om opneming van een buitenlands adoptief-pleegkind door de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken gehoord en in de gelegenheid gesteld hun belangen te bepleiten. Terugzending naar het land van herkomst zal niet plaatsvinden alvorens in herziening op het verzoek om opneming van een pleegkind is beslist, behoudens in de gevallen als bedoeld onder 2.1.4. 2.1.4 Handelen in striid met de voorschriften voor opneming en toelating Op grond van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen zijn de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen en de grensbewaking belast met het toezicht op de naleving van de vereisten voor toelating als bedoeld onder 2.1.2. Indien het hoofd van plaatselijke politie een gegrond vermoeden heeft dat in strijd met het gestelde onder 2.1.2. wordt gehandeld legt hij dit vast in het in 2.1.3.1, sub a. bedoelde proces-verbaal, of in een aanvulling hierop, en doet hiervan onverwijld mededeling aan de Minister van Justitie, directie Vreemdelingenzaken. Hij legt tevens het verzoek om een vergunning tot verblijf met een staat van inlichtingen (model D 61) zo spoedig mogelijk voor met de onder 2.1.2 voorgeschreven bescheiden.

B 18 Buitenlandse pleegkinderen 7 Eveneens stelt hij de officier van justitie en de betrokken raad voor de kinderbescherming op de hoogte. Indien de opneming van een buitenlands pleegkind is geschied zonder dat vooraf een beginseltoestemming is verkregen, kan de officier van justitie de minderjarige voorlopig aan de raad voor de kinderbescherming toevertrouwen, tenzij dit niet verenigbaar is met het belang van de minderjarige. Over~anpsregeling betreffende verzoeken inpediend vóór 15 iuli 1989 Voor verzoeken tot verlening van een beginseltoestemming met het oog op opneming in Nederland van een zgn. buitenlands adoptief-pleegkind, ingediend vóór 15 juli 1989, geldt de volgende overgangsregeling: beginsel toestem min^ voor de opneming Aan aspirant-pleegouders te stellen eisen a. Voor de opneming van een buitenlands pleegkind, dat de aspirant-pleegouders wensen te adopteren, komen alleen echtparen in aanmerking. b. Bij ontvangst van het verzoek om verlening van een beginseltoestemming met het oog op opneming van een buitenlands pleegkind mag geen van beide aspirantpleegouders de 42-jarige leeftijd hebben bereikt. Bovendien geldt het vereiste dat op het tijdstip waarop een buitenlands pleegkind zou kunnen worden opgenomen naar verwachting het leeftijdsverschil tussen het kind en ieder der pleegouders niet meer dan veertig jaren zal bedragen. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan van deze regels worden afgeweken. Aspirant-pleegouders, die bij het indienen van hun verzoek reeds de 42-jarige leeftijd hebben bereikt en menen toch voor opneming van een zgn. adoptief-pleegkind in aanmerking te komen, dienen dit bij hun verzoek nader te motiveren. Motivering is eveneens vereist indien aspirant-pleegouders een pleegkind zouden willen opnemen waarmede het leeftijdsverschil groter is dan 40 jaren. Beide situaties kunnen samenvallen doch dit behoeft niet het geval te zijn. (Voorbeeld: aspirant-pleegouders van wie één de 43- jarige leeftijd heeft bereikt, wensen een 4-jarig kind op te nemen). In gevallen als bovenbedoeld kan de Minister van Justitie besluiten door de bevoegde raad voor de kinderbescherming toch een onderzoek naar de geschiktheid van het verzoekende echtpaar te doen instellen c.q. een groter leeftijdsverschil tussen het pleegkind en de aspirant-pleegouders toe te staan dan 40 jaren.

c. De aspirant-pleegouders dienen in het bezit te zijn van een voorafgaande beginseltoestemming van de Minister van Justitie, die tot uiterlijk 3 jaar na de datum van afgifte zijn geldigheid behoudt. d. De beginseltoestemming wordt slechts verleend indien de aspirant-pleegouders, na een door de raad voor de kinderbescherming ingesteld onderzoek, geschikt zijn bevonden voor de taak, die zij op zich willen nemen. Tijdens dit onderzoek zal een verklaring worden gevraagd van een geneeskundige, dat de gezondheidstoestand van de aspirant-pleegouders geen beletsel vormt voor het opnemen van een zgn. adoptief-pleegkind. e. Zij dienen zich bij aanvang van het gezinsonderzoek door de raad voor de kinderbescherming bereid te verklaren, dat zij het kind de gangbare medische behandelingen van preventieve of curatieve aard, die van levensbelang voor het kind zijn, laten ondergaan. f. Zij dienen er mede in te stemmen dat de raad voor de kinderbescherming inlichting inwint uit de Justitiële Documentatie. g. Zij dienen zich bij de aanvang van het onderzoek door de raad voor de kinderbescherming schriftelijk bereid te verklaren om alle aan het verblijf van het kind hier te lande verbonden kosten voor hun rekening te nemen, als ware het een eigen kind, en de kosten van de eventuele terugkeer van het kind naar het land van herkomst te zullen dragen. 2.2.1.2 Voorschriften betreffende de behandeling van de verzoeken a. Bij verzoeken om opneming van een eerste buitenlands pleegkind geschiedt het onderzoek uitsluitend in volgorde van het inschrijvingsnummer, waarbij de datum van ontvangst van het verzoek bepalend is. b. Verzoeken, welke - in overleg met de aspirantpleegouders of op grond van de geboorte van een eigen kind c.q. de opneming van een Nederlands pleegkind - zijn aangehouden, behouden tot 2 jaar nadat zij voor onderzoek aan de beurt zijn hun nummer van inschrijving. Na deze termijn wordt het verzoek als vervallen bes chouwd. c. De door de aspirant-pleegouders schriftelijk of na overleg met de raad voor de kinderbescherming ingetrokken verzoeken worden als vervallen beschouwd. d. Verzoeken om een hernieuwde beginseltoestemming van pleegouders die - binnen de daarvoor gestelde geldig-

B 18 Buitenlandse leegk kinderen 9 heidsduur - van de aan hen verleende beginseltoestemming geen gebruik hebben gemaakt, alsmede verzoeken om een tweede buitenlands pleegkind worden - rekening houdende met de hierna in sub e vermelde termijn - zo spoedig mogelijk in handen gesteld van de raad voor de kinderbescherming met het oog op het verrichten van een aanvullend gezinsonderzoek. Verzoeken om een derde en volgend buitenlands pleegkind, worden voor de onderzoeksvolgorde gelijkgesteld met verzoeken om een eerste buitenlands pleegkind. e. Een verzoek van een echtpaar, dat reeds eerder een Nederlands of buitenlands pleegkind in zijn gezin heeft opgenomen kan eerst in behandeling komen, nadat het vorige kind gedurende tenminste een jaar in het gezin verzorgd en opgevoed is. Het vorenstaande is van overeenkomstige toepassing bij de geboorte van een eigen kind van het verzoekende echtpaar. f. Op verzoeken wordt in beginsel slechts toestemming verleend tot opneming van één kind, tenzij het een broer en/of zuster betreft, dan wel kinderen die geruime tijd in hetzelfde gezin of tehuis gezamenlijk zijn verzorgd en opgevoed. 2.2.2 Vereisten voor toelating Het gestelde in 2.1.2 is van overeenkomstige toepassing. 2.2.3 Procedure betreffende de toestemming voor opneming 2.2.3.1 Verzoeken om beninseltoestemming Verzoeken tot het verkrijgen van een beginseltoestemming voor opneming van een adoptief-pleegkind dienen te worden gericht aan de Minister van Justitie, directie Jeugdbescherming en Reclassering, onder vermelding van personalia en gezinssamenstelling van de aspirantpleegouders, alsmede hun eventuele voorkeur voor een bepaald land van herkomst van het op te nemen pleegkind. Indien reeds bij ontvangst van de aanvrage om beginseltoestemming strijdigheid met de hierboven onder 2.2.1.1 vermelde richtlijnen wordt geconstateerd, worden verzoekers hierop aanstonds gewezen. Verzoeken die - althans wat de aspirant-pleegouders en hun gezinssamenstelling betreft - voldoen aan de richtlijnen worden, met inachtneming van het bepaalde in 2.2.1.2, in handen gesteld van de betrokken raad voor de kinderbescherming, voor het instellen van een onderzoek naar de geschiktheid van de aspirant-pleegouders voor de verzorging en opvoeding van een pleegkind. De raad wint eventueel bij de plaatselijke politie inlichtingen in omtrent de antecedenten van de aspirantpleegouders en draagt zorg, dat zij een bereidverklaring als bedoeld in 2.2.1.1 sub g ondertekenen.

Na ontvangst van het gezinsrapport, het advies van de raad voor de kinderbescherming, de eerdergenoemde bereidverklaring en de medische verklaring, beslist de Minister omtrent het al of niet verlenen van de beginseltoestemming. 2.2.3.2 Adviescommissie Buitenlandse Pleepkinderen a. Indien de Minister overweegt op het verzoek om een beginseltoestemming afwijzend te beslissen wegens redenen, die verband houden met de geschiktheid van de verzoekers als pleegouders, wint hij alvorens te beslissen advies in van de Adviescommissie Buitenlandse Pleegkinderen (Ingesteld bij besluit van de Staatssecretaris van Justitie d.d. 30-1-74, Stcrt. 1974, nr. 29, waarvan de werking telkenmale is verlengd). Na ontvangst van het advies van genoemde commissie beslist de Minister met vermelding van de strekking van het advies. b. Indien de Minister, ingeval van een hogere leeftijd of een groter leeftijdsverschil dan volgens de richtlijnen in 2.2.1.1 sub b is toegelaten, na kennisneming van een nadere motivering te dezer zake van de aspirant-pleegouders, voornemens is geen uitzondering toe te staan, wint hij alvorens te beslissen, eveneens advies in van de sub a bedoelde commissie. In de beslissing wordt de strekking van het door voormelde commissie uitgebrachte advies vermeld. 2.2.4 Procedure betreffende de verlening van een vergunning tot verbli jf 2.2.4.1 aanmeld in^ en regeling van het verblijf a. Voor de regeling van het verblijf dient het pleegkind binnen acht dagen na aankomst in Nederland te worden aangemeld bij het hoofd van plaatselijke politie in de gemeente van verblijf (art. 66 Vb). Deze stelt het hoofd van het pleeggezin in de gelegenheid ten behoeve van het kind een verzoek om een vergunning tot verblijf (model h, bijlage 4 W) in te dienen. Bij het in ontvangst nemen van het verzoek om een vergunning tot verblijf neemt het hoofd van plaatselijke politie het originele document in, waaruit de beginseltoestemming van de Minister van Justitie voor de opneming blijkt. Voorts gaat hij na of aan de vereisten voor toelating als bedoeld sub 2.2.2 is voldaan. Indien een kind tenminste één jaar in overeenstemming met de terzake geldende voorschriften verblijf heeft gehouden in het gezin van een in Nederland wonende

B 18 Buitenlandse pleegkinderen 11 Nederlander, van een houder van een vergunning tot vestiging, of van een als vluchteling tioegelaten vreemdeling, zal het in het algemeen verblijf voor onbepaalde tijd in Nederland zijn toegestaan (art. 10, tweede lid, Vw jo 47, eerste lid, aanhef en onder a, Vb). De bevoegdheid tot het verlenen c.q. weigeren van een vergunning tot verblijf berust bij de Minister van Justitie, behoudens in de hierna onder b. genoemde gevallen (art. 11, eerste lid, aanhef en onder a Vw; art. 19, tweede lid, aanhef en onder a en art. 20, derde lid, aanhef en onder h, W). b. Indien vóór binnenkomst in Nederland reeds een machtiging tot voorlopig verblijf werd verstrekt is het hoofd van plaatselijke politie op grond van het bepaalde in art. 19, eerste lid, aanhef en onder a, W bevoegd ten behoeve van het kind een vergunning tot verblijf te verlenen. c. Indien geen machtiging tot voorlopig verblijf is verstrekt of is vereist legt het hoofd van plaatselijke politie de aanvrage met een staat van inlichtingen (model D 61) voor aan de Minister van Justitie, directie Vreemdelingenzaken. d. Wanneer het hoofd van een pleeggezin een verzoek om een vergunning tot verblijf indient voor een in zijn gezin verblijvend pleegkind zonder een voorafgaande beginseltoestemming te hebben verkregen, legt het hoofd van plaatselijke politie de aanvrage eveneens met een staat van inlichtingen (model D 61) voor aan de Minister van Justitie, directie Vreemdelingenzaken. Alsdan worden bijgevoegd een door de aspirant-pleegouders ondertekende garantverklaring (model D 17) en de bescheiden, hierboven vermeld in 2.2.2 sub d voor zover van toepassing. 2.2.4.2 Herziening In geval van weigering van een vergunning tot verblijf kan ingevolge art. 29 Vw herziening van de afwijzende beschikking worden gevraagd. De aspirant-pleegouders worden in de herzieningsprocedure met betrekking tot hun verzoek om opneming van een pleegkind door de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken gehoord en in de gelegenheid gesteld hun belangen te bepleiten. Terugzending naar het land van herkomst zal niet plaatsvinden alvorens in herziening op het verzoek om opneming van een pleegkind is beslist.