MODULE 24. MILIEURISICOANALYSE Deze methode is nog gebaseerd op de Nederlandse subselectiemethode. Eenmaal de in ontwikkeling zijnde Vlaamse Selectiemethode beschikbaar is zal de dienst VR een nieuw onderzoeksproject opstarten om de milieurisicoanalyse in overeenstemming te brengen. In deze module wordt de te volgen procedure voor de kwalitatieve milieurisicoanalyse besproken. Alle voorgaande modules hebben betrekking op de (kwantitatieve) risicoanalyse voor de mens. De milieurisicoanalyse gebeurt in verschillende stappen, zijnde het identificeren van de installaties, het selecteren van de te onderzoeken installaties en de risicoanalyse zelf. De tweede stap, zijnde het selecteren van de te onderzoeken installaties, is optioneel. De verschillende stappen worden hieronder uitgewerkt. 24.1 SYMBOLEN A eco [-] Ecoaanwijzingsgetal BZV [kg O 2/kg] Biologisch zuurstofverbruik G eco [kg] Grenswaarden voor milieurisicoanalyse L [m] Afstand tussen de installatie en het dichtstbijzijnde waardevolle of bijzonder kwetsbare natuurgebied (Habitat-, Ramsar- en Vogelrichtlijngebieden en erkende natuurreservaten) (minimaal 100 m) O i [-] Omstandigheidsfactoren uit de subselectiemethodiek 24.2 STAP 1: IDENTIFICEREN INSTALLATIES De eerste stap bestaat uit het identificeren van alle installaties op het bedrijfsterrein die aanleiding kunnen geven tot de ongewenste vrijzetting van gevaarlijke stoffen die één of meerdere van de volgende (gevaars)eigenschappen hebben: Toxische stoffen; Stoffen met een gevaar voor het aquatisch milieu; Corrosieve stoffen; Stoffen met een significant biologisch zuurstofverbruik (BZV > 0,1 kg O 2/kg); Stoffen die een drijflaag kunnen vormen, zijnde stoffen die lichter zijn dan water en een wateroplosbaarheid van minder dan 100 mg/l hebben. Bluswater moet daarnaast ook expliciet beschouwd worden in de MRA. 13/07/2017 Handboek Risicoberekeningen pagina 24-1
24.3 STAP 2: SELECTIE VAN DE TE ONDERZOEKEN INSTALLATIES Indien gewenst kan het aantal installaties dat aan de milieurisicoanalyse onderworpen wordt beperkt worden door het uitvoeren van een selectie. Deze selectie gebeurt via onderstaande methodiek. Deze tweede stap is echter optioneel. Indien geen selectie uitgevoerd wordt, wordt stap 3 uitgevoerd voor alle geïdentificeerde installaties. De selectiemethodiek voor de milieurisicoanalyse is gebaseerd op de Nederlandse subselectiemethodiek. Voor de benodigde gegevens hieruit, zoals omstandigheidsfactoren en grenswaarden, wordt verwezen naar (RIVM, 2015). 24.3.1 Berekenen ecoselectiegetal In de tweede stap wordt per installatie een ecoselectiegetal S eco berekend. Ten behoeve van de berekening van het ecoselectiegetal zijn per installatie de volgende gegevens vereist: gevaarseigenschappen van het aanwezige product; productmassa in het installatieonderdeel; aard van de installatie (opslag versus proces); aanwezigheid van opvangvoorzieningen die een ongecontroleerde verspreiding van een accidenteel vrijgestelde producthoeveelheid vermijden; procestemperatuur en -druk; verzadigingsdruk van het product bij de procestemperatuur; en aard, locatie en kwetsbaarheid van de schadedragers (receptoren) langsheen de verspreidingsroute. Per installatie wordt eerst het ecoaanwijzingsgetal berekend op basis van volgende formule. = Hierbij worden dezelfde omstandigheidsfactoren O i als in het subselectiesysteem gebruikt. De grenswaarden zijn echter verschillend. Het ecoselectiegetal wordt dan bekomen door de ecoaanwijzingsgetallen te vermenigvuldigen met specifieke correctiefactoren, afhankelijk van de receptor. S =A correctiefactor Hieronder wordt aangegeven op welke wijze de grenswaarden en correctiefactoren moeten worden bepaald. 24.3.1.1 Grenswaarden In geval van toxiciteit voor de (land)fauna wordt de grenswaarde G voor mensrisico s uit het subselectiesysteem overgenomen. 13/07/2017 Handboek Risicoberekeningen pagina 24-2
In geval van toxiciteit voor het aquatisch milieu wordt de grenswaarde G eco bepaald uit Tabel 24-1. De LC 50- waarde waarnaar moet gekeken worden is deze van de vis voor 96 u, van daphne voor 48 u of van algen voor 72 u. Indien meerdere van deze waarden beschikbaar zijn, wordt uitgegaan van de slechtste waarde. Een stof die verschillende gevareneigenschappen vertoont, wordt ingedeeld in de hoogste klasse. Klasse Tabel 24-1: Bepaling grenswaarde bij toxiciteit voor het aquatisch milieu 5 4 3 2 1 Gevareneigenschap Gevarenaanduiding H400 H410 H411 H412 - H413 H314 LC 50 100 < LC 50 LC [mg/l] 50 1 1 < LC 50 10 10 < LC 50 100 1000 LC 50 > 1000 BZV 0,15 < BZV 0,1 < BZV BZV > 1,5 [kg O 2/kg] 1,5 0,15 - - Drijflaag - - Ja - - Grenswaarde [kg] 1.000 10.000 100.000 1.000.000 10.000.000 24.3.1.2 Correctiefactoren In geval van toxiciteit voor de (land)fauna wordt dezelfde correctie toegepast als voor de mensrisico s in het subselectiesysteem, namelijk (100/L)². Voor aquatisch milieu zijn de correctiefactoren opgenomen in Tabel 24-2, Tabel 24-3 en Tabel 24-4. 13/07/2017 Handboek Risicoberekeningen pagina 24-3
Tabel 24-2: Correctiefactor voor oppervlaktewater Type Toelichting Correctiefactor Geen Lozing op oppervlaktewater is onmogelijk 0 Zeehaven, Zeekanaal, Havendokken Antwerpen, Kanaal Gent-Terneuzen, Zeeschelde Zeeschelde afwaarts Antwerpen 1 Rivier, kanaal (groot, Albertkanaal, Schelde opwaarts Antwerpen, Rupel; Leie, gemiddeld) Maas, Netekanaal, Kempische kanalen, Kanaal Roeselare- Leie, Kanaal Rupel-Brussel, Ringvaart Gent, Dender, 10 Demer afwaarts Diest, Leopoldkanaal; Ieperleekanaal, Ijzer, Zenne afwaarts Brussel, Dijle afwaarts Leuven Rivier (klein, polderkanaal, kustzone), zee, vijver, meer Verschillende waterlopen, voormalige zandwinningsputten, afgesneden meanders Schelde en Leie, e.d. 100 Tabel 24-3: Correctiefactor voor RWZI Ontwerpcapaciteit (IE) Stoffen met aquatische toxiciteit Stof met hoog BZV en corrosieve stoffen < 10000 20 2 10000 25000 10 1 25001 50000 5 0,5 50001 100000 2,5 0,25 > 100000 1,66 1/6 Lozing niet mogelijk 0 0 Tabel 24-4: Correctiefactor voor bodem en grondwater Kwetsbaarheid grondwater Correctiefactor Geen vrijzetting te voorzien 0 Weinig tot matig kwetsbaar 1 Kwetsbaar 10 Zeer tot uiterst kwetsbaar Inrichting binnen waterwingebied of beschermingszone type I, II of III 100 Merk op dat wanneer bij een accidentele vrijzetting van een gevaarlijke stof uit een installatie een aanwezige veiligheidsmaatregel ervoor zorgt dat de verdere verspreiding van de stof in het milieu via oppervlaktewater, RWZI, bodem of grondwater onmogelijk is, dat de corresponderende correctiefactor dan op nul mag gezet worden. Echter, als de veiligheidsmaatregel op zichzelf kan falen, dan is een verspreiding van de vrijgezette stof niet 100% uitgesloten, en mag de correctiefactor niet op 0 gezet worden. 13/07/2017 Handboek Risicoberekeningen pagina 24-4
De aldus gecorrigeerde ecoaanwijzingsgetallen vormen de uiteindelijke ecoselectiegetallen voor de respectievelijke installaties. Indien milieuschade kan optreden bij meer dan 1 receptor (bijvoorbeeld omwille van ligging aan een oppervlaktewater en in een gebied met kwetsbaar grondwater) dan wordt een ecoselectiegetal bepaald per schadedrager. 24.3.2 Rangschikking van de installaties Vervolgens wordt de rangschikking van de installaties in functie van hun ecoselectiegetal gegeven, evenals de selectie van installaties die aanleiding geven tot een berekend ecoselectiegetal groter dan 1 (voor het aquatisch milieu of voor beschermde landhabitats). 24.4 STAP 3: MILIEURISICOANALYSE Indien een selectie werd uitgevoerd wordt voor de installaties met ecoselectiegetal groter dan 1 in de derde stap een diepgaande kwalitatieve milieurisicoanalyse gebaseerd op het vlinderdasmodel uitgevoerd. Indien er geen selectie werd uitgevoerd, gebeurt dit voor alle geïdentificeerde installaties. Dit wordt hieronder beschreven. 1. Een beschrijving van de potentieel getroffen fauna en flora (voor zover dit nog niet in de voorgaande stappen is gebeurd); 2. Een effectenanalyse ten gevolge van instantane en continue vrijzettingen van gevaarlijke stoffen die milieuschade bij zware ongevallen kunnen teweegbrengen; 3. Een oorzakenanalyse van vrijzettingen van gevaarlijke stoffen die milieuschade kunnen teweegbrengen; 4. Een beschrijving van en argumentatie voor preventieve maatregelen die op de inrichting genomen zijn teneinde de kansen te minimaliseren voor vrijzettingen van gevaarlijke stoffen die milieuschade teweegbrengen; 5. Een beschrijving van en argumentatie voor beschermingsmaatregelen die op de inrichting genomen zijn teneinde de gevolgen te minimaliseren in geval van vrijzettingen van gevaarlijke stoffen die milieuschade teweegbrengen. Voor de installaties met ecoselectiegetal kleiner dan of gelijk aan 1 kan de dienst VR na overleg vragen om deze installaties toch mee te nemen in de milieurisicoanalyse. 13/07/2017 Handboek Risicoberekeningen pagina 24-5
24.5 VERSIEBEHEER Datum Versie Voornaamste aanpassingen April 17 1.0 1 e versie t.v.v. de Richtlijn Milieurisicoanalyse dd. 20/02/2006 Juli 17 1.1 Correctie tabel 24-1 13/07/2017 Handboek Risicoberekeningen pagina 24-6