Warmteafgifte: verwarmingslichamen en toebehoren



Vergelijkbare documenten
radiatoren CONCEPTFICHE 2: Convectoren en Conceptfiche Convectoren en radiatoren

Samenvatting NaSk Hoofdstuk 4

Opleiding Duurzaam Gebouw : Ontwerp en regeling van technische installaties

In dit document leggen we uit hoe isolatie werkt en hoe INSUL8eco werkt in uw gebouw.

STRALINGSVERWARMING STRALINGSPANELEN OP WARM WATER OF STOOM BVBA BLONDEAU & ZONEN. Fabriekstraat, 56 B Lint

Ruimteverwarming. 1 Inleiding Energieverbruik ruimteverwarming Centrale verwarming Decentralisatie... 4

GASGESTOOKTE DONKERE STRALINGSBUIZEN BLONDEAU INDUSTRIAL HEATING

ZEUS PYRO. Werking volgens onderdruk principe. Rendement 82-90% Geringe afmetingen. Ingebouwde veiligheidskoelspiraal

10 Materie en warmte. Onderwerpen. 3.2 Temperatuur en warmte.

HANDLEIDING BIJ HET PLAATSEN VAN EEN ZELFBOUWPAKKET VERWARMING

Vloerverwarmingsverdeler I.6.2. Vloerverwarmingsverdeler

Vloerverwarming. in combinatie met een GENERAL warmtepomp

Modulair systeem voor verwarmingsinstallaties

UNIMIX compact en universeel regelsysteem voor vloerverwarming. member of

Gomatherm. Vloerverwarming

P2050 Hybride verdeler

Verwarming en koeling met warmtepomp d.m.v. vloerverwarming / koeling. Werking van de warmtepomp

Centrale verwarming met warm water: Vloerverwarming

Verwarming en ventilatie

Vermogen en diversiteit Zehnder Stana & Zehnder Stana Neo. Ventilatie

KOELRUIMTE LUCHTGORDIJN. IsolAir

OPLEIDING DUURZAME GEBOUWEN

Syllabus Verwarming & Sanitair

CONCEPTFICHE 4: Centrale verwarming met warm water Het leidingnet

Strangregelventielen. control solutions. control solutions

Samenvatting Natuurkunde hoofdstuk 4

innovation in insulation

Duurzame energie. uitgestoten in vergelijking met een conventioneel verwarmingssysteem, bijvoorbeeld een CV ketel.

CONVECTIEVERWARMING. LUCHTVERHITTERS op WARM WATER. Vermogens : 13,7 tot 87,3 kw BVBA BLONDEAU & ZONEN. Fabriekstraat, 56 B Lint

-40% -40% -50% RADIATOREN DESIGN EN KWALITEIT AAN BETAALBARE PRIJZEN. Overzicht volledig aanbod / Meer info / Bestellen :

-40% -40% -50% RADIATOREN DESIGN EN KWALITEIT AAN BETAALBARE PRIJZEN. Overzicht volledig aanbod / Meer info / Bestellen :

aanvullende gebruikers handleiding AQUA Plus Versie

Radiator - Pro Convector - Pro

PRODUCTINFORMATIE RADIATOREN

Informatieblad. Warmtepompen INLEIDING

Geïntegreerde klimaatsystemen voor gebouwen

Condensatie op mijn ramen

Tentamen Warmte-overdracht

Klimaatbeheersing (2)

Krachtig, veelzijdig, doordacht Zehnder Lateo & Zehnder Lateo Neo. Verwarming Koeling Ventilatie

Stadsverwarming verdeler

DE WARMTEPOMP-VENTILATORCONVECTOR Grote verwarmingscapaciteit, geringe afmetingen bij lage aanvoertemperaturen

Zehnder Nova Neo Efficiënt en innovatief verwarmen. Verwarming Koeling Ventilatie Filtering

2. Welke leidingen en accessoires moet je thermisch isoleren?

HANDLEIDING LUCHTKANALENSYSTEEM EASYFLOW

2008/9 PAGINA 01. Dubbelaanzuigende turbine direct-drive met een hoge statische druk (175 tot 230 Pa)

T Technische Informatie

Na leren van paragraaf 5.1 kun je

GEBRUIKSAANWIJZING 1/8 LUCHTGORDIJN ECONOMIC B

Design Radiatoren. adurad

REFLECTIE? SLIM GEVONDEN!

DERIA NEDERLAND DERIA VERWARMINGSSYSTEMEN d.m.v. STRALINGSWARMTE

Menu. Inleiding Algemene informatie Toepassingen Berekening van warmteoverdracht. 360º aanzicht platenwarmtewisselaar

Albrand mini convectoren Architectuur zonder compromis. mini convectoren

De massadichtheid, dichtheid of soortelijke massa van een stof is de massa die aanwezig is in een bepaald

Condensatie op dubbele beglazingen

INFORMATIE GIDS VOOR DOE HET ZELFVERS

Inbedrijfstelling van de installatie

De ideale ruimte verwarming

Handleiding Comfort Mat

Regulux. Voetventielen voorzien van aftap

Twineo. Condensatie voor iedereen >> Gegarandeerde besparing van energie >> Warm water in overvloed >> Zeer compact. <<

ClimateBooster Handleiding

ENERGOTECH INFRAROOD VERWARMING. Zwarte Goorderweg 1 E Profort Import bv PD Stoutenburg-Noord (A foort)

silent ventilation DE KRACHT VAN DE NATUUR IN DE WONING MET EEN BALANSVENTILATIESYSTEEM D400

INFOFICHE BOUWADVIES

STRALINGSVERWARMING. Gasgestookte donkere STRALINGSBUIZEN in netwerk EUROLINE BVBA BLONDEAU & ZONEN. Fabriekstraat, 56 B Lint

Energie voor het leven

Fabrikant van hoogwaardige onderdelen voor CV & sanitair

Module vloer. Module wand. Module plafond. 3 unieke droogbouwsystemen voor verwarming en koeling

Aardwarmte / Luchtwarmte

Oogstrelende warmte... Elegante handdoekradiatoren - Stijlvolle decorradiatoren - Onopvallende vloerconvectoren - Decoratieve radiatorombouwsystemen

Pool & Spa. De Hydro-Pro warmtepompen

GASGESTOOKTE LUCHTVERHITTERS BLONDEAU INDUSTRIAL HEATING

Corus Strip Products IJmuiden. Comfort Vite. De elegante uitstraling van warmte overal

De GROOTSTE van Limburg op het gebied van vloerverwarming KLEPPEN EN VENTIELEN

Basis gebruiksaanwijzing Verdeler + regeltechniek. Uitleg en Garantiebepalingen

Warmteleer van gebouwen

VLOERVERWARMING Senator A. Jeurissenlaan ZONHOVEN. Tel : Fax : B.T.W. BE H.R.H.

Klimaatbeheersing (2)

Producten. Lucht/water-warmtepomp, verwarmingscapaciteit van 18,2 t/m 31,0 kw/h (A2/W35) Bouwgrootte: Eco-9 t/m 16 LS-T en LS-T/HG

Itho Daalderop Energiezuinig en comfortabel klimaatsysteem. uw nieuwe. woning

Aansluitblok type VHS voor radiatoren met onderaansluiting, vóórinstelbaar kraanhuis, afsluit- en aftapmogelijkheid

TEMPO VRIJSTAAND 2019.NL

Bereken de benodigde capaciteit, het vermogen van een radiator

VCE AIR UTC UTV LIGHT. Ventiloconvector Opbouw Koelcapaciteit: 1-11 kw. pagina 4. Ventiloconvector Opbouw Koelcapaciteit: 1-11 kw.

Rapport nr. H.0611.S.393. EMCP-productiehallen

CONVEXIA. dynamische convectoren A ++

Tempro. Warmte die u verdient

Warmte. Hoofdstuk 2. Vaak zetten we Chemische energie om in Warmte

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 4

Danfoss radiatorthermostaten

silent ventilation DE KRACHT VAN DE NATUUR IN DE WONING MET EEN BALANSVENTILATIESYSTEEM D400

Composiet verdeler met pompgroep

GT 120 GIETIJZEREN GAS / STOOKOLIEKETEL, VLOERMODEL

Naam: Klas: PROEFWERK WARMTE HAVO

Ouderwetse convectorbak verbeteren

Parket en Vloerverwarming

Leginstructies. Natural Floor VOORAF. Europese Eik Europese Productie. Acclimatisering. Omgevingstemperatuur en Relatieve Luchtvochtigheid

Compact vloerconvectoren

Transcriptie:

Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid modulair handboek centrale verwarming MODULE 2.3 Warmteafgifte: verwarmingslichamen en toebehoren

MODULAIR HANDBOEK CENTRALE VERWARMING Warmteafgifte: verwarmingslichamen en toebehoren FONDS VOOR VAKOPLEIDING IN DE BOUWNIJVERHEID (FVB) Koningsstraat 45 B-1000 Brussel Tel.: +32 2 210 03 33 Fax: +32 2 210 03 99 Website: www.debouw.be - E-mail: info@fvbffc.be

@ Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid, Brussel, 2006. Alle rechten van reproductie, vertaling en aanpassing onder eender welke vorm, voorbehouden voor alle landen. D/2006/1698/05 2

Voorwoord Situering Er bestaan al verschillende uitgaven voor de centrale verwarming, maar de meeste zijn niet praktisch gericht of verouderd. Daarom is de vraag naar een praktisch gericht handboek zeer groot. Het Modulair handboek Centrale Verwarming werd geschreven in opdracht van het FVB (Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid), onder de stuwende kracht van Roland Debruyne, ere-voorzitter UBIC (beroepsorganisatie van de installateurs voor centrale verwarming) en met de steun van BOUWUNIE (de Vlaamse KMO-bouwfederatie). Bepaalde onderdelen die gemeenschappelijk zijn voor de reeks handboeken De sanitair installateur (uitgave FVB) werden in overleg met de redactie van voornoemd handboek op elkaar afgestemd. Een aantal krachten uit het onderwijs, VIZO, Syntra en de bedrijven sloegen de handen in elkaar en vormen het redactieteam. Dit naslagwerk is opgebouwd uit verschillende modules en boekdelen, gebaseerd op de modulaire opleidingsstructuur uitgewerkt door de Dienst Beroepsopleiding van het departement Onderwijs. Deze opleidingsstructuur is op zijn beurt afgeleid van het beroepsprofiel. Zo vinden we boekdelen die zich meer gaan richten naar het niveau van uitvoerder (monteur), terwijl andere boekdelen zich eerder gaan richten naar het niveau van onderhoudsmedewerker (technicus) of leidinggevende (installateur). De actuele structuur met modules en boekdelen is terug te vinden in de verzamelmap, en zal aangepast worden aan de noodzaak van de opleiding en aan de vernieuwing van de technieken. In het naslagwerk wordt tekst zoveel mogelijk afgewisseld met afbeeldingen. Hierdoor krijgt de lezer het leermateriaal meer visueel aangeboden. Om goed aan te sluiten aan de realiteit en bij de principes van competentieleren, is een praktijkgerichte beschrijving het uitgangspunt van elk onderwerp. In deze boekdelen zal men echter geen praktijkoefeningen terugvinden; het is immers geen schoolboek. 3 Voorwoord

Opleidingsonafhankelijk Het naslagwerk werd zodanig ontwikkeld, dat het voor verschillende doelgroepen toegankelijk is. We streven naar een doorlopende opleiding: zo kan een leerling van een school, een cursist van een middenstandsopleiding, een werkzoekende in opleiding of een verwarmingsmonteur die wenst bij te blijven, gebruik maken van dit naslagwerk. Ook een installateur, die bepaalde technieken terug wil opfrissen, vindt hier zijn/haar gading. Een geïntegreerde aanpak Duurzaam installeren zal geïntegreerd worden in de leerstof. Om overlapping te voorkomen, is ervoor gekozen om binnen elk boekdeel een apart thema toegepaste wetenschappen uit te werken. Er wordt naar gestreefd om veiligheid, gezondheid en milieu zoveel mogelijk te integreren. Waar nodig zal een apart thema voorzien worden. Hetzelfde geldt voor delen uit normen en WTCB-publicaties die ook worden opgenomen in de boekdelen. Stefaan Vanthourenhout, FVB-voorzitter. Redactie Coördinatie Werkgroep Teksten Tekeningen Contact Opmerking Patrick Uten Paul Adriaenssens, Inge De Saedeleir, Marc Decat, Gustaaf Flamant, Eric Maertens, René Onkelinx, Jacques Rouseu Marc Decat, Jacques Rouseu, Patrick Uten Thomas De Jongh Voor opmerkingen, vragen en suggesties kan je terecht op volgend adres: FVB Koningsstraat 45 1000 Brussel Tel.: 02 210 03 33 - Fax: 02 210 03 99 www.debouw.be De gebruikte woningtekeningen zijn gebaseerd op de maquettes Kennismaking met de bouw, uitgegeven door het FVB, en kunnen aanvullend gebruikt worden om meer inzicht te verwerven in het driedimensionele van een woningtekening. Redactie 4

Inhoudsopgave VOORWOORD... 3 REDACTIE... 4 1 WARMTEAFGIFTE... 7 Warmteoverdracht... 7 1.1 Wat is warmteoverdracht?... 7 1.2 De mogelijkheden van warmteoverdracht... 7 1.3 Warmteoverdracht door geleiding... 7 1.4 Warmteoverdracht door stroming... 8 1.5 Warmteoverdracht door straling... 8 1.6 Toepassing in de praktijk... 9 1.7 Behaaglijkheid (comfort)... 9 2 VERWARMINGSLICHAMEN... 10 2.1 Radiatoren... 10 2.1.1 Paneelradiatoren... 10 2.1.2 Ledenradiatoren... 13 2.1.3 Designradiatoren... 16 2.2 Convectoren... 18 2.2.1 Wandconvectoren... 18 2.2.2 Inbouwconvectoren...20 2.2.3 Ventiloconvectoren...22 2.3 Luchtverhitters... 24 2.4 Stralingsverwarming...27 2.4.1 Beschrijving...27 2.4.2 Vloerverwarming...27 2.4.3 Muurverwarming...33 2.4.4 Plafondverwarming...34 2.4.5 Betonkernactivering...34 2.5 Gladde buizen/ribbenbuizen...35 5 Inhoudsopgave

3 TOEBEHOREN... 37 3.1 Radiatorkranen... 37 3.1.1 Handbediend... 37 3.1.2 Thermostatisch bediend...38 3.2 Radiatorkoppelingen of voetventiel...42 3.3 Radiatorontluchters...43 3.4 Vul- en leegloopkranen...43 3.5 Andere uitvoeringen van radiatorkranen...44 3.5.1 Tweepijpsverdeler...44 3.5.2 Eénpijpsinjectiekraan...45 3.5.3 Eénpijpsverdeler...46 3.5.4 Onderblok... 47 3.5.5 Driewegradiatorkraan...48 3.6 Aansluitmogelijkheden voor radiatoren...48 4 OPSTELLING VAN VERWARMINGSLICHAMEN... 51 4.1 De plaats t.o.v. wand of vloer... 51 4.2 De plaats in het lokaal...52 4.3 Selectie van verwarmingslichamen...54 5 PROBLEEMOPLOSSINGEN...55 5.1 Het verwarmingslichaam wordt niet warm...55 5.2 Geluiden in het verwarmingslichaam...56 6 TOEGEPASTE WETENSCHAPPEN... 57 6.1 Massa... 57 6.2 Temperatuur... 57 6.3 Massadichtheid...58 6.4 Thermische inertie...59 6.5 Corrosie...60 6.6 Thermische uitzetting van stoffen... 61 6 Inhoudsopgave

1 Warmteafgifte Warmteoverdracht 1.1 Wat is warmteoverdracht? 1.2 De mogelijkheden van warmteoverdracht 1.3 Warmteoverdracht door geleiding Is een transmissie van warmte. Warmte is een vorm van energie en kan ontstaan door wrijving, samenpersen van gassen, door een chemische reactie (kernenergie) door omzetting elektrische energie (weerstanden) In de verbrandingstechniek zal de warmte uitsluitend worden opgewekt door een chemische reactie. Het verbranden van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen. De warmte stroomt van een hoger niveau (hogere temperatuur) naar een lager niveau (lagere temperatuur). De warmtehoeveelheid hangt af van de massa (kg), aard van de stof en het temperatuurverschil (delta T of Δθ) van de stoffen of lichamen. De warmteoverdracht gebeurt door: - geleiding, - stroming, - straling. De warmteoverdracht door geleiding geschiedt van molecule (deeltje) tot molecule. De moleculen kunnen deel uitmaken van hetzelfde lichaam of verschillende lichamen. Warmteoverdracht door geleiding bestaat eveneens in de vloeistoffen en gassen op het ogenblik dat de deeltjes van het fluïdum met elkaar in aanraking komen. Er zijn goede geleiders, bv.: de metalen (koper, staal, aluminium). Er bestaan ook slechte geleiders, isolatoren genaamd. Bv.: hout, steen, porselein, droge lucht, isolatie Warmteoverdracht door geleiding vraagt echter nooit beweging. Het is een typische warmteoverdracht bij vaste stoffen. Bron: WTCB 7 Hoofdstuk 1: Warmteafgifte

1.4 Warmteoverdracht door stroming Als een hoeveelheid lucht wordt opgewarmd, bij constante druk, zal het volume toenemen. De massadichtheid 1 (ρ = m / V) daalt naarmate de temperatuur stijgt. De warme lucht stijgt en wordt aangevuld met koudere lucht waardoor stroming of natuurlijke circulatie ontstaat. Lucht doet dienst als warmtedrager, als tussenstof. De luchtmoleculen nemen de warmte op en transporteren deze en komen in contact met koudere moleculen en geven hun warmte af. Hierbij treedt een geringe mate van geleiding op. De warmteoverdracht is groter naarmate de snelheid toeneemt (delta T of Δθ groter). Bron: WTCB 1.5 Warmteoverdracht door straling Deze wijze van warmteoverdracht kan als volgt worden samengevat. Elk lichaam, waarvan de temperatuur hoger ligt dan het absoluut nulpunt 2 (-273 C) zendt stralen uit waarvan de samenstelling met alle andere elektromagnetische stralen (lichtstralen) kan vergeleken worden. Zij zijn echter gekenmerkt door groter wordende golflengte naarmate de temperatuur van het uitstralende lichaam hoger is. Bron: WTCB De warmteoverdracht vindt haar oorsprong in het temperatuurverschil van beide stralingen. Zij vindt plaats zonder beweging en contact en in tegenstelling met de vorige overdrachtmogelijkheden zelfs in het vacuüm. Het verschijnsel beperkt zich voor vaste en vloeistoffen aan de oppervlakte. Bij gassen geschiedt de warmteoverdracht in een tamelijk dikke gaslaag. De hoeveelheid warmte die door straling wordt afgegeven is afhankelijk van de aard van het materiaal (geleidend, terugkaatsend, absorberend) en de hoedanigheid van het stralende vlak (ruw, glad, gepolijst...). 1 Meer informatie vind je in hoofdstuk: Toegepaste wetenschappen : Massadichtheid. 2 Meer informatie vind je in hoofdstuk: Toegepaste wetenschappen : Temperatuur. 8 Hoofdstuk 1: Warmteafgifte

1.6 Toepassing in de praktijk 1.7 Behaaglijkheid (comfort) De warmteoverdracht is in werkelijkheid een zeer ingewikkeld proces. Het gebeurt gelijktijdig op verschillende mogelijkheden afhankelijk van de aard van het verwarmingselement en van de omgevingsruimte. De thermische condities in een verblijfsruimte moeten zodanig zijn dat er voor de gebruikers een optimaal comfort heerst. De thermische condities in de overige ruimten moeten zodanig zijn dat er voor de gebruikers en bezoekers een optimaal comfort heerst en de voor de bedrijfsprocessen noodzakelijke temperaturen worden gerealiseerd. De mens beschikt over een regelmechanisme om de lichaamstemperatuur constant te houden (37 C bij een persoon in rust). De behaaglijkheidsparameters Op grond van vele experimenten heeft een geleerde Deen, genaamd Fanger, een thermische - behaaglijkheid - vergelijking ontwikkeld. Hij definieert hierbij behaaglijkheid als een waardeoordeel, op een schaal van -3 tot 3. Hierbij is optimale behaaglijkheid het klimaat dat volgens een individu niet gewijzigd hoeft te worden, deze heeft een schaalwaarde 0 volgens Fanger. 9 Hoofdstuk 1: Warmteafgifte

2 Verwarmingslichamen 2.1 Radiatoren 2.1.1 Paneelradiatoren Bron: Stelrad Beschrijving Bestaat uit 1, 2 of 3 gelijkaardige panelen uit plaatstaal die aan elkaar worden bevestigd of gelast. De radiatoren worden in een krasvaste epoxyafwerking (in een door de fabrikant gestandaardiseerde RAL kleur) geleverd in een beschermende verpakking, die pas mag verwijderd worden voor inwerkingstelling of specifieke plaatsinsgtechnieken. De verticaal geprofileerde platen worden paarsgewijs aan elkaar gepuntlast. Hierdoor ontstaan zowel verticale als horizontale kanalen. De omtreknaden worden dichtgelast. Soms worden op één zijde van het paneel extra lamellen (convectieribben) gelast op de waterkanalen, hetgeen de warmeteoverdracht verhoogt. Meestal is de achterzijde voorzien van ophangstrippen. Bron: Stelrad Bron: Stelrad Om de doorstroming en de aansluiting mogelijk te maken worden er tussen de panelen verbindingsstukken met aansluitingsmogelijkheid DN 10 (3/8 ), DN 15 (1/2 ) of DN 20 (3/4 ), gemonteerd. Op sommige modellen is een boven- en zijbekleding voorzien. Andere modellen zijn vlakkeplaats of verticale radiatoren. Bron: Radson Bron: VEHA Radiators Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen 10

Module 2: Warmteafgifte en -transport - Boekdeel 3: Verwarmingslichamen en toebehoren De aansluitingsmogelijkheden kunnen zowel voor 1 pijps- of 2 pijpssysteem toegepast worden. De aanvoer- en terugloopleiding van radiatoren kan op verschillende plaatsen worden aangebracht (zie overzicht). Bron: VEHA Radiators Bij de ventielradiator is een kraanventiel ingebouwd (soms als supplement) zodat de aansluiting vereenvoudigd wordt. Dit kraanventiel kan handbediend of thermostatisch uitgevoerd worden. Bron: Radson Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen 11

Werking Het water dat in een ketel wordt opgewarmd stroomt via de aanvoerleiding in de bovenste horizontaal gevormde kanalen en wordt over de verticale kanalen verdeeld. Terwijl het de warmte afgeeft aan de wanden stroomt het naar de onderste horizontale kanalen en verder naar de terugloopleiding. Hiervoor is het noodzakelijk dat de radiator kan ontlucht worden via de ontluchter. De warmteafgifte aan de omringende lucht gebeurt door: straling (radiatie), stroming (convectie). Bevestiging Om radiatoren te bevestigen bestaan er verschillende mogelijkheden en uitvoeringen. De meest toegepaste zijn: te schroeven consoles, universele boorconsoles, standconsoles. Bron: ROFIX Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen 12

Kenmerken: beperkte thermische inertie 3 : geeft sneller warmte af en koelt sneller af door kleinere massa en waterinhoud; gevoelig voor corrosie 4 ; de constructie laat geen uitbreiding toe. Herkenbaarheid/voorstelling Symbolische voorstelling norm WTCB Aanduiding Hoogte, lengte en type (= aantal panelen en convectieribben) wordt opgegeven in een volgorde bepaald volgens de fabrikant. Bv.: 300/1200/22 = hoogte x lengte x type 22/300/1200 = type x hoogte x lengte 300/22/1200 = hoogte x type x lengte type 10 type 11 type 20 type 21 type 22 type 33 2.1.2 Ledenradiatoren Beschrijving Bestaat uit een aantal gelijkaardige elementen (leden) van gietijzer, plaatstaal of aluminium. De leden worden aan elkaar geschroefd of gelast. Samenstelling is afhankelijk van het materiaal: de radiatoren in gietijzer of aluminium zijn gegoten elementen die aan elkaar worden verbonden. Bij het gieten ontstaan er verticale kanalen (kolommen). Elk lid wordt voorzien van inwendige linkse en rechtse gasdraad (DN 25 (4/4 ) of DN 32 (5/4 )). De leden worden onderling aan elkaar verbonden met behulp van nippels. Tussen de elementen wordt er een dichting geplaatst, uit licht karton, om de dichtheid te verzekeren. Hierdoor ontstaan er horizontale kanalen. 3 Meer informatie vind je in hoofdstuk Toegepaste wetenschappen : Thermische inertie. 4 Meer informatie vind je in hoofdstuk Toegepaste wetenschappen : Corrosie. 13 Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen

Gietijzer Bron: Chappée Aluminium Bron: Alutherm Bij ledenradiatoren van plaatstaal worden de leden aan elkaar gelast of geschroefd. Tussen de leden wordt een dichting (met grafiet bekleed) geplaatst. De vooraf geprofileerde platen worden paarsgewijs gelast waardoor verticale kanalen ontstaan. Door de leden onderling te lassen of te schroeven ontstaan er horizontale kanalen. Plaatstaal Bron: Zehnder Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen 14

Toebehoren Om de verbinding en de werking te verwezenlijken worden de eindleden voorzien van een verloopnippel voor het aanbrengen van koppelingen, kranen en ontluchters. De aansluitingsmogelijkheden kunnen zowel voor 1 pijps- als 2 pijpssysteem toegepast worden. De aanvoer- en terugloopleidingen van radiatoren kunnen op verschillende plaatsen en manieren worden aangebracht: éénzijdig, tweezijdig of met éénpuntsaansluiting. Werking Het water dat in een ketel wordt opgewarmd stroomt via de aanvoerleiding in de bovenste horizontaal gevormde kanalen en wordt over de verticale kanalen verdeeld. Het water stroomt naar de onderste horizontale kanalen en verder naar de terugloopleiding. De warmteafgifte aan de omringende lucht gebeurt door: straling (radiatie), stroming (convectie). Bevestiging Om radiatoren te bevestigen kunnen verschillende systemen worden toegepast zoals: schroefconsoles of -steunen, metselconsoles of -steunen. Bron: Rofix Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen 15

Kenmerken Gietijzer: gietijzerelementen hebben lange levensduur door hun corrosievastheid, grote thermische inertie: gietijzeren radiatoren hebben een grote massa en blijven langer warm, maar warmen trager op, grote massa (gewicht), eventueel uitbreidbaar. Plaatstaal: kleine massa : geeft sneller warmte af en koelt sneller af, gevoelig voor corrosie. Aluminium: betere geleiding, grotere uitzetting, verwarmingswater moet aan bepaalde eisen voldoen 5 en jaarlijks worden gecontroleerd. Herkenbaarheid/voorstelling Symbolische voorstelling 2.1.3 Designradiatoren (ook sierradiatoren genoemd) Aanduiding Kolomradiator: hoogte x aantal kolommen x aantal leden Bv.: 400 x 4 x 32 Ledenradiator: hoogte x diepte x aantal leden De afmetingen en het aantal leden hangen af van het gevraagde vermogen en de opstellingsmogelijkheid. Beschrijving Het zijn verwarmingslichamen die afwijken in vorm of materiaal van de hiervoor beschreven uitvoeringen of waarvan het uitzicht belangrijker is dan het functionele. 5 Meer informatie vind je in boekdeel: Warmtetransport - Principe, bescherming en onderhoud van de cv-installatie. 16 Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen

Hun vorm en uitvoeringen zijn zeer verschillend. Er bestaan uitvoeringen met elektrische weerstand die in het tussenseizoen gebruikt worden om te verwarmen. De gelaste uitvoeringen kunnen zowel bij ronde als vierkante, driehoekige, rechthoekige of ovale buizen toegepast worden voor de verticale en de horizontale kanalen. De verbinding van de kanalen onderling is soms wel speciaal. Bron: Vasco Bron: SABI Werking Het water dat in een ketel wordt opgewarmd, stroomt via de aanvoerleiding in de bovenste horizontaal gevormde kanalen en wordt over de verticale kanalen verdeeld. Terwijl het de warmte afgeeft aan de wanden, stroomt het naar de onderste horizontale kanalen en verder naar de terugloopleiding. De warmteafgifte aan de omringende lucht gebeurt door: straling (radiatie), stroming (convectie). Bron: Vasco Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen 17

Bevestiging Afhankelijk van de vorm hebben we consoles om te ondersteunen en andere om het kantelen te beletten. Kenmerken: zijn functioneel, bv.: bankradiator, handdoekdroger kunnen op maat of vorm gemaakt worden; de warmteafgifte staat in overeenstemming met de functie van de radiator: vb. handdoekradiator droogt de handdoek maar verwarmt de ruimte niet; de kostprijs in vergelijking met de warmteafgifte is hoog. Bron: Jaga Herkenbaarheid/voorstelling Symbolische voorstelling Aanduiding In functie van de aanduiding van de fabrikant. 2.2 Convectoren 2.2.1 Wandconvectoren Bron: Jaga Beschrijving Is een verwarmingslichaam (warmtewisselaar) dat bestaat uit één of meerdere buizen, naast of boven elkaar, waarop lamellen zijn bevestigd en dat in een omkasting wordt geplaatst. Deze omkasting doet dienst als trekschouw. Bij koperen leidingen zijn de gegolfde aluminiumlamellen over de buizen geschoven en op een mechanische of hydraulische manier vastgezet. Vandaar ook de nauwkeurige afwerking van de boringen in die dunne aluminiumlamellen. De breedte van de hechtkraag kan de afstand tussen de lamellen bepalen. Bij ronde stalen buizen worden de lamellen volgens een schroeflijn op de buis gewonden en gelast Bij rechthoekige buisvormen worden de plaatstalen lamellen op de plaat gelast. De uiteinden van de buizen worden verbonden op een collector. Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen 18

Werking De te verwarmen lucht komt via openingen onderaan in contact met de warmtewisselaar waardoor het opgewarmde verwarmingswater stroomt. De warmte wordt op de omgevende lucht overgedragen. Vermits warmte stijgt, wordt daardoor een luchtstroom gecreëerd naar boven die langs de warmtewisselaar strijkt. De lucht in de trekschouw wordt verwarmd. Deze lichtere lucht stijgt en wordt vervangen door koudere lucht. Deze warmteafgifte gebeurt vrijwel enkel door convectie. Samenstelling Element Bij deze samenstelling wordt de warmtewisselaar in een omkasting geplaatst. Een gedeelte van de bekleding kan vervangen worden door een wand. Daarom dient de warmtewisselaar zo laag mogelijk in de trekschouw gemonteerd te worden. Hoe hoger de luchtschouw, hoe groter het vermogen van de convector. 2, 3 of 4 consoles worden als bevestiging of ondersteuning gebruikt. Bron: Patrick Uten Bron: Patrick Uten Toebehoren Op één uiteinde van de warmtewisselaar zijn aanvoer- en terugloopcollector voorzien van een ontluchter en aftapstop. Aansluitingsmogelijkheden De aansluitingsmogelijkheden kunnen zowel voor 1 pijps- of 2 pijpssysteem toegepast worden. Vermogen Het vermogen wordt bepaald door de hoogte van de trekschouw, de lengte van de omkasting en de grootte van de warmtewisselaar. Bron: Jaga Bevestiging Vrijstaande uitvoeringen worden op een in hoogte regelbare standaardvoet geplaatst. Bij een wandmodel wordt de draagconstructie als bevestiging gebruikt. Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen 19

Kenmerken: kleine inertie: door kleine massa en kleine waterinhoud, compact, moeilijk te reinigen, geen stralingswarmte. Herkenbaarheid/voorstelling Symbolische voorstelling Aanduiding Hoogte x lengte x type Bv.: 750 x 65 x 20 2.2.2 Inbouwconvectoren Beschrijving Dit type verwarmingslichaam bestaat uit één of meerdere buizen, naast of boven elkaar, waarop lamellen zijn bevestigd. Die lamellen vormen een warmtewisselaar. De warmtewisselaar wordt op een creatieve manier ingebouwd in de vloer of in de vensterbank. Bron: Jaga Bron: Jaga Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen 20

Werking De koude lucht valt via scheidingswand in de put en komt onderaan in contact met de warmtewisselaar waardoor het opgewarmde cv-water stroomt. De warmte wordt op de omgevende lucht overgedragen waardoor een luchtstroom ontstaat vanonder naar boven die langs de warmtewisselaar strijkt (warme lucht stijgt). De lucht in die schouw wordt verwarmd. Deze lichtere lucht stijgt en wordt vervangen door koudere lucht. De warmteoverdracht gebeurt dus enkel door convectie. Samenstelling Element In een waterdichte geïsoleerde put (eventueel voorgemonteerd) wordt een warmtewisselaar ingebouwd. Die convectorput bestaat uit 2 afzonderlijke delen namelijk: luchttoevoerschacht, die dient voor de aanvoer van koude lucht; trekschouw, waar de opgewarmde lucht naar het lokaal geleid wordt. Die beide kanalen zijn van elkaar gescheiden door een luchtgeleidingsplaat. De put wordt afgedekt door een rooster, diverse uitvoeringen zijn mogelijk. Verder kunnen deze warmtewisselaars op allerlei manieren ingebouwd worden in nissen, onder badkuipen, in projectomkasting, achter kasten, enz. Bron: Jaga 21 Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen

Toebehoren Op één uiteinde van de warmtewisselaar zijn de aanvoer- en terugloopcollectoren voorzien van een ontluchter en aansluitstuk. Aansluitingsmogelijkheden De aansluiting kan zowel d.m.v. een 1- of 2- pijpssysteem gebeuren. Het vermogen wordt bepaald door de hoogte van de trekschouw, de lengte van de warmtewisselaar en het aantal buizen boven of naast elkaar (bouwdiepte). Bevestiging en opstelling Bij putconvectoren hebben we volgende 2 opstellingsmogelijkheden van de warmtewisselaar: bij de middenopstelling gebruiken we een voet; bij wandopstelling gebruiken we consoles. De lengte van de warmtewisselaar en put moet zoveel mogelijk overeenstemmen met de beglazing (venster of vensterdeur), ongeacht de gevraagde warmte-afgifte. Kenmerken: kleine inertie door kleine massa en kleine waterinhoud, geen zichtbare verwarmingslichamen, geen stralingswarmte, verzamelpunt van vuil en stof. Herkenbaarheid/voorstelling Symbolische voorstelling Aanduiding Hoogte x lengte x type Bv.: 750 x 65 x 20 2.2.3 Ventiloconvectoren Beschrijving Ventiloconvectoren zijn verwarmingslichamen waarin warmtewisselaar(s) en ventilator(en) zijn ingebouwd en waarbij de natuurlijke luchtcirculatie vervangen wordt door een gedwongen circulatie. Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen 22

Bron: Jaga Werking De aangevoerde lucht wordt door de centrifugaalventilator aangezogen en wordt door de warmtewisselaar gestuwd. Het toerental van de ventilator kan regelbaar zijn. Bron: GEA - Happel Samenstelling Door de verschillende uitvoeringen bestaan er meerdere toepassingen: verwarming met warmtewisselaar en koeling door bijkomende warmtewisselaar; verwarming kan ook gebeuren door een elektrische weerstand die de lucht verwarmt; luchtverversing door bijkomende mengkast voor het aanzuigen van buitenlucht. Bron: Jaga Bevestiging: aan de wand, aan het plafond, horizontaal of verticaal in te bouwen. Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen 23

Kenmerken: grotere verwarmingscapaciteit, snel opwarmen grotere lokalen, luchtverversing, koelen en filteren van de lucht is mogelijk mits aanpassing, veelzijdig toepasbaar door aanwezigheid ventilator, geluid door ventilatoren, meer onderhoud. Herkenbaarheid/voorstelling Symbolische voorstelling 2.3 Luchtverhitters Beschrijving Een verwarmingselement dat door warm water, verhit water of stoom wordt gevoed. De luchtstroom wordt verwezenlijkt met een ventilator en door een regelbaar uitblaasrooster gestuwd. Luchtverhitters op gas worden hier niet besproken. Bron: Biddle Bron: Jaga Werking We hebben een indirecte verwarming van de doorstromende lucht. De warmteafgifte gebeurt door stroming (convectie). De lucht wordt met de ventilator aangezogen, door de warmtewisselaar gestuwd en komt via de regelbare uitblaasopening over een bepaalde afstand (werpafstand) in het lokaal terecht. 24 Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen

Door het regelen van het uitblaasrooster kan betere luchtspreiding bekomen worden. Samenstelling Een warmtewisselaar, bestaande uit koperen buizen en aluminiumlamellen. Deze buizen worden aangesloten op twee collectoren. Aan één zijde wordt een axiale of centrifugale ventilator geplaatst. Aan de andere zijde van de warmtewisselaar worden horizontale uitblaaslamellen gemonteerd. Bron: Jaga (met axiale ventilator) Toebehoren Mondstukken: 4-zijdige uitblaaskap voor horizontale verspreiding bij plafondopstelling, uitblaasconus voor hogere uitblaassnelheid bij hogere opstelling, uitblaasmondstuk om het instromen van koude lucht te beletten, voorzetrooster om de luchtstroomrichting te regelen. Aanzuigmogelijkheden: filterelement, mengkast voor aanzuigen van buitenlucht, verlaagde aanzuiging met wandkanaal. Servomotor op ingaande en/of uitgaande lucht Regelaar voor ventilator Bron: Jaga Opstelling Wandopstelling: de luchtstroom mag niet rechtstreeks op de personen terechtkomen; bij smalle lokalen worden voorzetroosters met verticale lamellen geplaatst. Bron: Jaga Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen 25

Plafondopstelling: bij deze opstelling is de lokaalhoogte een belangrijke factor voor de keuze van de toebehoren. Bron: Jaga Gebruik als luchtgordijn (speciale uitvoering): hierbij wordt de lucht zodanig geblazen dat een beperkte hoeveelheid buitenlucht naar binnen komt bij openstaande deuren. Zonder luchtgordijn Bron: Biddle Met luchtgordijn Bron: Biddle Kenmerken: snel opwarmen grotere lokalen, luchtverversing mogelijk, goede regeling door indirecte verwarming, het temperatuurverschil tussen vloer en plafond kan groot zijn, afhankelijk van de opstelling en instelling van lamellen, lawaaihinder door ventilatoren. Herkenbaarheid/voorstelling Symbolische voorstelling 26 Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen

2.4 Stralingsverwarming 2.4.1 Beschrijving Zijn verwarmingssystemen waarbij de wand (vloer, muur of plafond) als verwarmingselement wordt aangewend. In de wanden worden leidingen geplaatst volgens een bepaald legpatroon en aangesloten op een collector (verzamelaar).. Door deze leidingen kan dan warm water op lage temperatuur (bv.: max. 45 C) gestuurd worden om de massa van de wand op te warmen, die op zijn beurt het lokaal gaat verwarmen. Men kan ook koud of gekoeld water door deze leidingen sturen, en zo de massa (en dus ook de lokalen) koelen. Bij deze toepassing moeten er bijzondere maatregelen getroffen worden om condensatie van de omgevingslucht op de leidingen of in de wand te voorkomen (controle watertemperatuur, isolatie ). Deze toepassingen worden klimaatwanden genoemd. Men spreekt hier van een omkeerbaar systeem. De afgifte van deze systemen hangt af van: afstand tussen de buizen, dikte van het materiaal, de watertemperatuur. Afgifte van systemen verwarmen koelen vloer ++ * muur + + plafond ++ * indien gebruikt in ruimtes met grote glasoppervlakte (en dus meer zonnewarmte): ++ Op plaatsen waar de wand bedekt wordt (vast meubilair ) zal er minder afgifte zijn, dus dient men er rekening mee te houden in de ontwerpfase. 2.4.2 Vloerverwarming 6 Werking Het warmtetransport gebeurt door middel van warmwatercirculatie op een lage temperatuur. De hele dekvloer doet dienst als verwarmingslichaam op lage temperatuur (oppervlaktetemperatuur van de vloer lager dan 29 C volgens EN 1264). De warmteoverdracht gebeurt door straling van het vloeroppervlak naar de omgeving waardoor een zeer geringe luchtbeweging en een gelijkmatige verdeling van de temperatuur ontstaat. De toepassingen vind je in woningbouw, maar ook in kantoor- en industriële toepassingen vind je vloerverwarming. Bijzondere toepassingen met vloerverwarming: ijsvrij houden van voetbalvelden, parkings, opritten. Het systeem werkt goed in combinatie met een condensatieketel, een warmtepomp en eventueel met zonne-energie. 6 Meer informatie vind je in module 4: Ontwerpen, dimensioneren en inregelen van verwarmingsinstallaties. 27 Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen

Van links naar rechts: ideale theoretische verwarming, vloerverwarming, radiatorverwarming, luchtverwarming. Vloeropbouw De vloer is samengesteld uit : draagvloer, folie, uitvullaag, isolatie, verwarmingsleidingen, dekvloer (chape) en vloerafwerking. Bij de keuze van dit systeem moet men rekening houden met een grotere vloerdikte. 1. Draagvloer: maakt deel uit van de ruwbouw van het gebouw. 2. Uitvullaag: dient om een vlakke ondergrond te verkrijgen voor het plaatsen van de isolatie. 3. Isolatie: om warmteverliezen te beperken onder de leidingen. 4. Folie: om de isolatie te beschermen tegen cementwater uit de dekvloer/ tegen opstijgend vocht. 5. Verwarmingsleidingen (zie verder). 6. Dekvloer: aan de dekvloer kunnen vloeibaarmakers of plastificeerders toegevoegd worden volgens de richtlijnen van de fabrikant. De dekvloerlegger zal wapening en uitzetvoegen aanbrengen. 7. Afwerklaag: de keuze van de afwerklaag (bv.: steen, kunststof, hout ) is belangrijk voor de warmteoverdracht. 8. Randisolatie wordt gebruikt tussen de muur en de dekvloer om rechtstreekse warmteoverdracht te voorkomen en de uitzetting op te vangen. 9. Nutsleidingen (bv.: elektriciteit, water, afvoer). 28 Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen

Aanleg verwarmingsleidingen Men onderscheidt drie verschillende systemen: Nat systeem: de verwarmingsbuis ligt verzonken in de dekvloer en is volledig omhuld door materiaal van de dekvloer. Bron: Remo Droog systeem: de verwarmingsbuizen zijn in een speciaal gevormde isolatieplaat verzonken waardoor de dekvloer tot een minimum kan beperkt worden. Vaak wordt hierbij gebruik gemaakt van een warmtegeleidende afdekplaat. Bron: Uponor-Velta 29 Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen

Halfdroog systeem: hierbij worden speciaal gevormde isolatieplaten gebruikt maar er wordt geen afdekplaat toegepast waardoor de verwarmingsbuis opnieuw gedeeltelijk omhuld wordt door de dekvloer. Bron: Uponor-Velta De gebruikte leidingen zijn ofwel uit metaal of kunststof, geschikt voor vloerverwarming. Voornamelijk worden hierbij warmtebestendige thermoplastische buizen toegepast (PE-X, PPC, meerlagenbuis). Andere toepassingen zijn koper, en in mindere mate staal. Men heeft de keuze uit verschillende legpatronen namelijk met bochten van 90 (slakkenhuisprofiel) of van 180 (zigzagprofiel). 30 Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen

Bij de keuze van het legpatroon spelen verschillende factoren een rol namelijk : het belang van een gelijkmatige vloeroppervlaktetemperatuur, de aanwezigheid van koude buitenwanden, de aanwezigheid van een koude randzone. In grotere lokalen worden meerdere kringen voorzien daar de lengten beperkt zijn en koppelingen niet toegelaten worden. Bron: Uponor-Velta Ook moeten er uitzetvoegen voorzien worden als de wandoppervlakte te groot wordt. Bron: Uponor-Velta Het verdient aanbeveling om in ruimtes waar een hoog comfortniveau vereist is randzones met een verhoogde vloertemperatuur te voorzien in de nabijheid van koude wanden. Dit kan gebeuren door het aanvoerwater eerst te laten stromen doorheen die koude zone ofwel een kleinere buisafstand in die zone toe te passen. De bevestiging van de verwarmingsbuizen kan gebeuren: Plaatsing in speciale profielplaten of isolatieplaten met een dopstructuur Bron: Begetube 31 Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen

Op de bouwstaalmatten bij middel van speciale buisklemmen Bron: Begetube Plaatsing met profiellatten: het zijn U-vormige kunststoffen (of stalen) profiellatten met uitsparingen op vaste afstanden waarin de verwarmingsbuizen worden vastgehecht. Bron: Warmte en klimaat Plaatsing op isolatieplaten met prikbeugels Bron: Purmo 32 Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen

Toebehoren en aansluitingsmogelijkheden Alle kringen worden verbonden aan een aanvoer- en terugloopcollector. Iedere kring moet voorzien worden van een regel- en afsluitkraan en minstens een thermometer op de terugloopleiding. Dit laat toe bij de eerste oogopslag een onevenwicht in afregeling tussen de kringen vast te stellen door grote verschillen in de terugloopwatertemperatuur. Bron: Begetube Kenmerken: behaaglijk omgevingsklimaat, gelijkmatig over de ruimte verdeelde warmte, geen plaatsinname door verwarmingslichamen, energiebesparing door stoken op lage temperatuur, vereist nauwkeurige plaatsing en studie, grote thermische inertie (traag reageren), minder stofcirculatie. 2.4.3 Muurverwarming Beschrijving Is een verwarmingssysteem zoals vloerverwarming, waarbij de muur als verwarmingselement wordt aangewend. In dit gedeelte worden verwarmingsleidingen geplaatst volgens een bepaald legpatroon in het daarop voorziene metselwerk of op matten/roosters zoals bij vloerverwarming. Bron: WTH Vloerverwarming 33 Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen

2.4.4 Plafondverwarming Beschrijving Inbouwsysteem Is een verwarmingssysteem waarbij het plafond als verwarmingselement wordt aangewend. In dit gedeelte worden verwarmingsleidingen geplaatst volgens een bepaald legpatroon. Bron: Gabo Systems Bron: Gabo Systems Opbouwsysteem Bij opbouwsystemen worden verwarmingslichamen opgehangen waarbij de warmte naar beneden straalt (gladde verwarmingsbuizen of -panelen). Bron: Acova 2.4.5 Betonkernactivering Beschrijving Bij dit systeem gaat men de draagvloer (beton) van het gebouw gebruiken als verwarmend/koelend element. De leidingen worden diep in de beton gelegd, net voor het storten van de beton of als prefab-betonelementen geleverd. Werking Hoe betonkernactivering werkt, laat zich uitleggen aan de hand van kastelen. De vertrekken in deze historische gebouwen zijn ondanks de hitte buiten in de zomer altijd koel. In de winter zal het ook niet snel vriezen binnen in deze gebouwen. Dat komt door de dikke wanden en vloeren die het gebouw een groot accumulerend vermogen geven. 34 Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen

Naast het directe vermogen (onmiddellijke afgifte) gaat het systeem gebruik maken van de opslagcapaciteit van de betonconstructie, net zoals in de dikke kasteelmuren. Door de leidingen loopt water (warmtemedium) en men kan met zeer lage temperaturen werken om te verwarmen: ideaal te gebruiken in combinatie met een warmtepomp 7. In de warme periode kan men dan gekoeld water sturen door deze leidingen, ook geproduceerd door de warmtepomp. Op deze manier wordt het gebouw gekoeld. Een verwarming met het systeem van betonkernactivering eist een betere isolatie van het gebouw. Zo moet er bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van hoogwaardig isolatieglas. Opstelling Dit systeem is uitermate geschikt voor grote gebouwen zoals scholen, ziekenhuizen, kantoorgebouwen en wordt meestal aangelegd in combinatie met een gecontroleerd ventilatiesysteem. Bron: Uponor-Velta 2.5 Gladde buizen/ribbenbuizen Beschrijving Is een verwarmingslichaam bestaande uit gladde stalen buizen, panelen ofwel geribde buizen uit staal of koper. 7 Meer informatie vind je in module 3, boekdeel Productie: verwarmingsketels + boekdeel Andere energiebronnen. 35 Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen

Bron: René Onkelinx Werking Het gebruikte medium is heet water, stoom of thermische olie die stroomt door het verwarmingslichaam zodat er een warmte-overdracht ontstaat aan het buitenoppervlak van de buis. De warmte-afgifte aan de omgeving gebeurt door straling (gladde buis en paneel) of door straling en stroming (geribde buizen). Opstelling Wandopstelling: 1 of meerdere buizen verticaal. Plafondopstelling: 1 of meerdere buizen horizontaal. Hierbij kan boven de buizen een reflecterende kap aangebracht worden die de warmtestralen terugkaatst. Bevestiging Hierbij moet wel rekening gehouden worden met de lineaire uitzetting bij lange buizen. Kenmerken: werken met medium op hogere temperaturen, minder fraai uitzicht, specifieke toepassingen, industrie, serre. Herkenbaarheid/voorstelling Symbolische voorstelling 36 Hoofdstuk 2: Verwarmingslichamen

3 Toebehoren 3.1 Radiatorkranen Het doel van een radiatorkraan (radiatorventiel, radiatorafsluiter) is het kunnen afsluiten en inregelen 8 van de toevoer van het warmtemedium. Radiatorkranen zijn vervaardigd uit messing of brons, en verkrijgbaar in rechte, haakse, omgekeerd haakse en dubbelhaakse (links of rechts) uitvoering. Bron: Oventrop 3.1.1 Handbediend Bron: Oventrop Ondanks een juiste berekening van de cv-installatie, kan het gebeuren dat in de ene ruimte de gewenste temperatuur bereikt is, terwijl dat in een andere ruimte dit niet het geval is. Om dit te verhelpen zal men de ventielen inregelen. De kranen zijn dan dubbelinstelbaar; zo verhindert men ontregeling wanneer gebruikers de kraan bedienen. 8 Meer informatie vind je in module 4: Ontwerpen, dimensioneren en inregelen van verwarmingsinstallaties. 37 Hoofdstuk 3: Toebehoren

Dubbelinstelbare kranen kan men onderverdelen: met slagbegrenzing, waarbij een nok onder de handknop verhindert dat de kraan volledig open (of toe) kan gedraaid worden. met inwendige regeling, waarbij men met een schroevendraaier (of een speciale sleutel) het ventiel meer op of neer zal bewegen. Deze inregeling noemt men ook de vóórinstelling. Enkele regeling. Bron: Comap Dubbele regeling, met regelbare spil. Bron: Comap 3.1.2 Thermostatisch bediend Daar de radiatorkraan geen rekening houdt met de (gratis) warmte (zon, open haard, computers, personen ), kan dit leiden tot oververwarming en energieverlies. Door de radiator van een radiatorthermostaat te voorzien, zal men voldoen aan de voorwaarden voor een ideale regeling: in elk vertrek de gewenste temperatuur, steeds een constante temperatuur, naar wens in te stellen, zonder hulpenergie. Werking De voeler, meestal ingebouwd in de handknop, is gevuld met: een vloeistof, een vaste stof, een was, een verzadigde damp. Door een temperatuurstijging zal deze stof uitzetten en zal de klepsteel zich verplaatsen, zodat de klep gaat sluiten: hierdoor stroomt er minder water naar de radiator en zal de warmteafgifte verminderen. Een kraan zonder zijn radiatorthermostaat staat steeds open; de radiatorthermostaat duwt de kraan toe. Ook hier bestaat de mogelijkheid om een dubbelinstelbare kraan te kiezen (vóórinstelling, inregelbaar). Een belangrijk aandachtspunt: indien de radiatorthermostaat voldoende warmte voelt, zal deze sluiten en zullen de radiator en de leidingen afkoelen! 38 Hoofdstuk 3: Toebehoren

Radiatorthermostaat met was-regelelement. Bron: Comap Radiatorthermostaat met vloeistof-regelelement. Bron: Comap Verschillende ventielen. Bron: Oventrop Montage De kraankop met ingebouwde voeler moet steeds op een niet-beïnvloedbare (neutrale) plaats en horizontaal gemonteerd worden, om nauwkeurig te kunnen functioneren. Bij een radiator met ingebouwde kraan wordt enkel de radiatorthermostaat (thermostatische kop) gemonteerd. Bron: Oventrop Bron: Oventrop Hoofdstuk 3: Toebehoren 39

Een radiatorthermostaat met ingebouwde voeler kan uitsluitend worden toegepast als de radiator zodanig is geplaatst dat de lucht vrij om het voelerelement kan circuleren. Men zal trachten om de storende effecten te vermijden: Storing door geleiding Storing door straling Storing door ophoping van warmte Een radiatorthermostaat met voeler op afstand wordt toegepast als storende elementen kunnen inwerken op het voelerelement. Dit kan het geval zijn bij brede vensterbanken, gordijnen die voor de radiator hangen, meubilair dat dicht bij de verwarming geplaatst wordt. Een afstandsbediening wordt toegepast als de kraan op een moeilijk bereikbare plaats wordt gemonteerd. Hoofdstuk 3: Toebehoren 40

De keuze bestaat uit verschillende uitvoeringen: voeler en bediening in handknop, voeler op afstand (met capillaire buis), voeler en bediening op afstand (met capillaire buis). Bron: Comap Bron: Comap Bron: Comap Andere toepassingen zijn: thermostaatkop met ingebouwde verwarmingsweerstand (voor nachtverlaging met centrale bediening), elektro-thermische kop (zoneregeling), dompelvoeler op afstand, thermostaatkop met geïntegreerde microprocessor. Bron: Comap Bron: Comap Bron: Heimeier 41 Hoofdstuk 3: Toebehoren

3.2 Radiatorkoppelingen of voetventiel Deze hulpstukken worden in de terugloopaansluiting gemonteerd. Radiatorkoppelingen, in rechte of haakse uitvoering, worden gebruikt om het aansluiten en afkoppelen van radiatoren gemakkelijk uit te voeren. Bron: VSH Bron: VSH Voetventielen (voetafsluiters), ook in rechte of haakse uitvoering, past men toe voor het: regelen, voorinstellen, afsluiten. Sommige uitvoeringen met leegloopkraan. Bron: Oventrop Bron: Oventrop Hoofdstuk 3: Toebehoren 42

3.3 Radiatorontluchters Om een radiator optimaal te laten functioneren, zal de lucht in de leidingen en radiator moeten verwijderd worden. Het meest voorkomende ontluchtingstoestel is een ontluchterkraantje dat bovenaan in de radiator wordt geschroefd. Naast de bediening met sleuteltje of schroevendraaier, bestaat er ook een automatische ontluchter; deze bestaat uit een aantal viltschijfjes die opzwellen bij nat worden en de afsluiter sluiten. Ook een vlotterontluchter wordt soms gebruikt als radiatorontluchter. Bron: Oventrop Bron: Demeta 3.4 Vul- en leegloopkranen Om het water te kunnen aflaten (bv.: om de radiator weg te nemen) kan een vul- en leegloopkraan gemonteerd worden op de radiator. Bron: Calefi Bron: Oventrop Hoofdstuk 3: Toebehoren 43

3.5 Andere uitvoeringen van radiatorkranen 3.5.1 Tweepijpsverdeler Speciaal ontwikkeld voor het installeren van een radiator in een tweepijpssysteem met centrale verdeling. Bij deze leidingsystemen wordt iedere radiator individueel met een aanvoer- en een terugloopleiding aan een centrale verdeler aangesloten. Het systeem bestaat uit een verdeler, radiatorkraan (evt. thermostatisch) naar keuze en een dunwandige buis met klemkoppelingen. Bron: Begetube Bron: Begetube Bron: Danfoss Hoofdstuk 3: Toebehoren 44

3.5.2 Eénpijpsinjectiekraan Vierwegkraan met injectiepijp (insteekbuis) voor radiatoren en convectoren met éénpuntsaansluiting. Niet bij alle radiatoren kan deze kraan toegepast worden vanwege de insteekdiepte. Bestaat in éénpijps- en tweepijpsuitvoering. Bron: Comap Bron: Oventrop Bron: Oventrop Hoofdstuk 3: Toebehoren 45

3.5.3 Eénpijpsverdeler Dit kraanwerk valt onder te verdelen in een 100 % regeling of een 50 % regeling 9 (of meer, of minder), net zoals alle kraanwerk voor éénpijpssystemen. Bij een 50 % kraan zal bij volledige opening van de kraan nog steeds de helft van het waterdebiet naar de volgende radiator stromen. Dit is van groot belang bij de berekening van de radiatoren. Dit is een universeel toepasbare ventielcombinatie voor alle radiatoren met een eenzijdige aansluiting. Het systeem bestaat uit een verdeler, radiatorkraan (evt. thermostatisch) naar keuze en een dunwandige buis met klemkoppelingen. Bron: Begetube Bron: Danfoss 9 Meer informatie vind je in module 4: Ontwerpen, dimensioneren en inregelen van verwarmingsinstallaties. 46 Hoofdstuk 3: Toebehoren

3.5.4 Onderblok Met een onderblok kunnen ventiel-compactradiatoren (met ingebouwde kraan) of bepaalde sierradiatoren aangesloten worden. De onderblokken worden gekozen: voor tweepijps- of éénpijpssystemen, in rechte of in haakse uitvoering (naar muur), met of zonder afsluitkraan, met of zonder radiatorkraan. Bron: Oventrop Bron: Oventrop Tweepijp. Bron: René Onkelinx Bron: Oventrop Eénpijp. Bron: René Onkelinx Hoofdstuk 3: Toebehoren 47

3.5.5 Driewegradiatorkraan Deze kraan, meestal uitgevoerd met een radiatorthermostaat, kan gebruikt worden voor het constant houden van het drukverschil voor alle radiatorkranen. Bij afsluiten van de doorgang naar de radiator, zal de doorgang naar de terugloopleiding zich openen. Bron: Oventrop 3.6 Aansluitmogelijkheden voor radiatoren Het kraanwerk wordt aan de verwarmingslichamen aangesloten met het staartstuk: om dit te monteren maakt men gebruik van een radiatorsleutel (zeskant of nokken). De dichting kan klassiek uitgevoerd worden (vlas + pasta, teflon, dichtingspasta) of met een vooraf aangebrachte insnijpakking. Bron: VSH Bron: Virax Bron: VSH Bron: Virax Hoofdstuk 3: Toebehoren 48

Hieronder een selectie van mogelijke aansluitsystemen op de radiatorkraan: buitendraad ¾ (EUROCONUS) = universele aansluiting om kraanwerk op verschillende systemen te laten aansluiten, maar (nog) niet genormaliseerd; Bron: VSH (EUROCONUS) Bron: VSH (EUROCONUS) binnendraad ½ (rechtstreeks naar buis of met knelkoppeling), eventueel met overgangsstuk ( naar M22). Koperen buis: aansluiting ½. Bron: VSH Kunststofbuis: aansluiting M22. Bron: VSH Meerlagenbuis: aansluiting M22. Bron: VSH Verschillende aansluitmogelijkheden, afhankelijk van materiaalkeuze: diagonaal (boven onder), eenzijdig (boven en onder), 2 x onderaan. Hoofdstuk 3: Toebehoren 49

Vervolgens kunnen deze worden toegepast met: aansluiting met vaste buis op de muur, uit de muur, door de vloer of uit de vloer, aansluiting met soepele buis uit de vloer of uit de muur. Bron: Aansluitingen vroeger Bron: René Onkelinx Bron: René Onkelinx 50 Hoofdstuk 3: Toebehoren

4 Opstelling van verwarmingslichamen 4.1 De plaats t.o.v. wand of vloer Vrije opstelling 5 cm van het muuroppervlak, evenals op ten minste 10 cm, beter 15 cm boven de vloer. min. 12 cm min. 10 cm max. 5 cm Geen vrije opstelling In de meeste gevallen wordt het verwarmingslichaam geplaatst onder de vensterbank al of niet voorzien van een bekleding. Hierbij moet men rekening houden met verminderde warmteafgifte. a = 5 cm b = min. 10 cm c = min. d e = min. 2 cm Bron: WTCB Hoofdstuk 4: Opstelling van verwarmingslichamen 51

4.2 De plaats in het lokaal In verband met de grootste rendabele warmteafgifte van het verwarmingslichaam. Traditiegetrouw plaatsen de installateurs de verwarmingslichamen onder een venster of tegen een koude buitenmuur zodat de stroming van de convectielucht en de koude straling van de vensters of muren in evenwicht worden gehouden Deze opstelling vangt direct de koude lucht wat voordelig is voor het comfort (kleiner temperatuurverschil). In verband met gelijkmatigheid van de temperaturen wordt rekening gehouden met de verwarmingslichaamslengte t.o.v. de raamlengte. Enkele criteria voor de plaats van een verwarmingslichaam Hinder nooit de convectie of de straling van het verwarmingslichaam. Plaats het verwarmingslichaam niet voor een venster (verlies warmtestraling). Breng aluminiumfolie aan achter het verwarmingslichaam, zodat de warmtestraling kan weerkaatsen. Hang geen gordijnen of voorwerpen voor of boven het verwarmingslichaam. Vergroot de warmte-isolatie van de buitenwand achter het verwarmingslichaam. De lengte van de radiator t.o.v. het raam: 75 % tot 100 % van de raamlengte. Hoofdstuk 4: Opstelling van verwarmingslichamen 52

De plaats van de convector in een put groot raam of raam met belangrijke verliezen tussengeval klein raam of raam met kleine verliezen Hoofdstuk 4: Opstelling van verwarmingslichamen 53

4.3 Selectie van verwarmingslichamen 10 Om radiatoren te selecteren zal men rekening houden met volgende factoren: watertemperatuur (volgens EN 442: 75 C aanvoer en 65 C terugloop), ruimtetemperatuur (volgens EN 442: 20 C): omgevingstemperatuur, afmetingen van de radiator (hoogte, lengte, type), plaats van de radiator (omkasting of vrije opstelling), nodig vermogen in watt (berekend warmteverlies). Wijkt men van deze gegevens af, dan worden de radiatoren herberekend. Warmteafgifte - Voorbeeld Hoogte 300 400 500 Lengte Type Type Type 10 11 20 21 22 33 10 11 20 21 22 33 10 11 20 21 22 33 400 EN 442 127 226 446 168 293 292 427 562 208 356 350 508 672 500 EN 442 282 558 818 367 534 703 1044 445 438 635 841 1247 600 EN 442 190 338 669 981 252 440 438 640 844 1252 312 534 526 762 1009 1496 700 EN 442 395 781 513 747 984 623 613 889 1177 1746 800 EN 442 254 451 892 1308 336 586 584 854 1125 1670 416 712 701 1016 1345 1995 900 EN 442 508 660 960 1265 468 801 1143 1513 2245 1000 EN 442 317 564 1115 1635 420 733 730 1067 1406 2087 520 890 876 1270 1681 2494 1100 EN 442 806 1174 1547 572 979 1397 1849 2743 1200 EN 442 1338 1962 504 880 876 1280 1687 2504 624 1068 1051 1524 2017 2993 1400 EN 442 1561 2289 588 1026 1022 1494 1968 2922 728 1246 1226 1778 2353 3492 1600 EN 442 1784 2616 672 1173 1168 1707 2250 3339 832 1424 1402 2032 2690 3990 1800 EN 442 2007 2943 756 1319 1921 2531 3757 936 1602 2286 3026 4489 2000 EN 442 2230 3270 840 1466 1460 2134 2812 4174 1040 1780 1752 2540 3362 4988 2200 EN 442 2453 3597 1613 2347 3093 4591 1144 1958 2794 3698 2400 EN 442 2676 3924 1759 1752 2561 3374 5009 1248 2136 2102 3048 4034 2600 EN 442 2899 4251 1906 2774 3656 5426 1352 2314 4371 2800 EN 442 3122 4578 2052 2988 3937 5844 2492 4707 3000 EN 442 3345 3201 4218 5043 Warmteafgifte in watt met een aanvoertemperatuur van 75 C, een retourtemperatuur van 65 C en met een kamertemperatuur van 20 C (EN 442). 10 Meer informatie vind je in module 4: Ontwerpen, dimensioneren en inregelen van verwarmingsinstallaties. Hoofdstuk 4: Opstelling van verwarmingslichamen 54

5 Probleemoplossingen 5.1 Het verwarmingslichaam wordt niet warm Ervaren installateurs treden ons vast bij: slechts uitzonderlijk is de reden hiervoor bij het verwarmingslichaam te zoeken. Meestal zorgt een te klein debiet of onvoldoende watertemperatuur voor de narigheid. Mogelijke oorzaken zijn: de installatie is niet in evenwicht (hydraulisch) 11 ; de circulatiepomp heeft een te kleine opvoerhoogte of draait op een te klein vermogen; daardoor wordt het debiet in bepaalde kringen gewoon te klein; er is lucht in de installatie; de thermostaatknop is afgeschermd door een meubel, een gordijn Daardoor is de temperatuur aan de thermostaatkop gevoelig hoger dan in de kamer zelf Zo zal de kop geheel of gedeeltelijk sluiten en zal het debiet kleiner worden. de thermostaatkop wordt niet bediend zoals het hoort; de hoofdthermostaat wordt blootgesteld aan te grote externe warmtebronnen, zoals bijvoorbeeld zonnestraling; aangezien de hoofdthermostaat de gewenste warmte heeft bereikt gaan de radiatoren in andere ruimtes niet meer opwarmen; de watertemperatuur is te laag; onzuiverheden aan het kraanlichaam: bij het vullen van de installatie kunnen zwevende deeltjes zich later ter hoogte van de kraan neerzetten en zo de doorstroming gevoelig verminderen; het verwarmingslichaam wordt maar gedeeltelijk warm: een fenomeen dat soms heel eenvoudig te verklaren valt. Als de gewenste kamertemperatuur bereikt is, sluit het ventiel zich immers, ook als de radiator niet helemaal opgewarmd is. de stroom is onderbroken en de ketel werkt niet; de thermostaatkraan is geblokkeerd. 11 Meer informatie vind je in module 4: Ontwerpen, dimensioneren en inregelen van verwarmingsinstallaties. 55 Hoofdstuk 5: Probleemoplossingen