GERECHTELIJK WETBOEK TITEL VI

Vergelijkbare documenten
GERECHTELIJK WETBOEK TITEL VI

GERECHTELIJK WETBOEK TITEL VI

Gerechtelijk Wetboek

Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK Vter. Benoemings- en aanwijzingsprocedure

GERECHTELIJK WETBOEK

Gerechtelijk Wetboek

HOOFDSTUK Vter. <Ingevoegd bij W /47, art. 46, Inwerkingtreding : > Benoemings en aanwijzingsprocedure.

Rechterlijke Orde. - Vacante betrekkingen

Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK Vter. Benoemings- en aanwijzingsprocedure

Parketjurist. Parketjurist bij de parketten van de rechtbanken van eerste aanleg.

Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK Vquater. De gerechtelijke stage

Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice. Parketjurist. Parketjurist bij de parketten van de rechtbanken van eerste aanleg.

Titel. Inhoudstafel Tekst Begin

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Benoemingsvoorwaarden

HOOFDSTUK I. Definities. Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

I. Mobiliteit binnen de rechterlijke macht.

DE LARCIER WETBOEKEN. Deel I. Burgerlijk en Gerechtelijk Recht

[Artikel 1. [ 1. De wedden van de ambtsdragers bij de Raad van State worden vastgesteld als volgt (in euro):

(B.S ) Historisch overzicht van de nog geldende wetten tot wijziging van de wet van 5 april 1955

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

HOOFDSTUK I. Definities. Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

HOOFDSTUK I. Definities. Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

Organisatie van de rechtspraak - België

Artikel 7 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 31 januari 2003, wordt vervangen door wat volgt:

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter R. Henneuse en de rechters-verslaggevers F. Daoût en A. Alen, bijgestaan door de griffier F.

DEONTOLOGIE TITEL 1. ALGEMENE BEPALING. Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. TITEL 2.

DEONTOLOGIE. Wet van 6 januari 2014 houdende oprichting van een Federale Deontologische Commissie 1 TITEL 1. ALGEMENE BEPALING.

1 MAART Wet tot oprichting van een Instituut voor bedrijfsjuristen.

Reglement voor de werking van de adviescomités

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepaling. Artikel 1. HOOFDSTUK 2 Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 2

11 JUNI Koninklijk besluit tot vaststelling van de procedure betreffende de erkenning van de bijzondere beroepstitel van ziekenhuisapotheker

Rolnummer Arrest nr. 83/99 van 15 juli 1999 A R R E S T

Geconsolideerde tekst. Lijst der wijzigende teksten :

RAAD VAN STATE TITEL II. - BEVOEGDHEID VAN DE AFDELING WETGEVING

Gelet op de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen, artikel 51;

Wet van 10 mei 2007 betreffende de transseksualiteit

Hoge Raad voor de Justitie. Conseil Supérieur de la Justice. Handleiding voor de evaluatie van magistraten

Rolnummers 5265, 5266 en Arrest nr. 146/2012 van 6 december 2012 A R R E S T

MANDATENLIJST EN VERMOGENSAANGIFTE

6 FEBRUARI Koninklijk besluit tot regeling van de organisatie en de werking der raden van de Orde der geneesheren.

5 JULI Koninklijk besluit tot oprichting van een nationale raad voor dringende geneeskundige hulpverlening.

Advies van 10 maart 2014 met betrekking tot de wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 1990

21 MEI Koninklijk besluit houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen.

Algemene regels inzake de werking van de stagecommissies

Koninklijk besluit van 29 januari 1998 tot goedkeuring van het stagereglement van het Beroepsinstituut van Boekhouders

Op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Uitrusting en Vervoer,

10 MEI Wet betreffende de transseksualiteit

Koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten

HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE CONSEIL SUPERIEUR DE LA JUSTICE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE

Orde van Vlaamse Balies

Wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs (B.S )

(van toepassing vanaf ) HOOFDSTUK I. - Definities.

Datum van inontvangstneming : 18/07/2014

BS 05/03/2018. In voege vanaf 05/03/2018, tenzij anders bepaald (cf. art. 9)

PROCEDUREREGELING VAN DE KAMER VAN BEROEP VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

Reglement voor de ondernemingsraad van de provincie Zeeland

Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK Vbis. Hoge Raad voor de Justitie

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Ministerie van Justitie

Wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek i.v.m. de mandaten en de evaluatie van de korpschefs van de zittende magistratuur.

Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK Vbis. Hoge Raad voor de Justitie

HOOFDSTUK XI. Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen

Publicatie : Numac :

Huishoudelijk reglement van de Federale Deontologische Commissie aangenomen op 8 september 2016

Het wetsvoorstel houdt een aantal maatregelen in met betrekking tot de benoeming, de opleiding en de werving van magistraten, te weten:

belgiëlex. be - Kruispuntbank Wetgeving

Verkiezing van de leden van de. Adviesraad van de magistratuur

In artikel 23 van dezelfde wet, worden de onderdelen b), c), d) en f) opgeheven.

8 NOVEMBER Wet tot bescherming van de titel van psycholoog.

RAAD VAN STATE. Gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State (artikelen 2, 3, 3bis, 4, 6bis, 84, 85, 85bis)

Datum: 24/05/1994 B.S.: 21/07/1994

11 FEBRUARI Koninklijk besluit tot vaststelling. van de regels voor de medische verkiezingen. zoals bedoeld in artikel 211, 1,

Titel. Inhoudstafel Tekst Begin

BESLUIT van de VLAAMSE REGERING van 15 SEPTEMBER 1998 betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen. Voor de toepassing van dit besluit wordt met de term «gemeente» ook een «brandweerintercommunale» verstaan.

Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 2007 betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en het openbaar register;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, artikel 56, 61 en 88;

STAGEREGLEMENT KONINKLIJK BESLUIT VAN 13 MEI 1965 TOT GOEDKEURING VAN HET DOOR DE NATIONALE RAAD VAN DE ORDE DER ARCHITECTEN VASTGESTELD

opleiding BOA Wet op de rechterlijke organisatie

3 ministers : de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen;

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van beoefenaars van paramedische beroepen

Hof van Cassatie van België

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rolnummer Arrest nr. 80/2007 van 16 mei 2007 A R R E S T

GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN VAN 14 OKTOBER 2018 B E R I C H T

GECOÖRDINEERDE STATUTEN PER 8 JUNI 2018

Verkiezingen 2014 formaliteiten

(artikel 5, lid 2, van het Verdrag van 31 maart 1965, betreffende de instelling en het statuut van het Hof)

Gemeentebestuur Lovendegem Kerkstraat 45

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om het stelsel van functies en bezoldiging voor rechterlijke ambtenaren te herzien;

PARLEMENTAIRE OVERLEGCOMMISSIE

OMZENDBRIEF Nr. 161 (rev. 1)

WETBOEK VAN ECONOMISCH RECHT. Boek XIII

WET van 3 juni 2002, houdende instelling van het Instituut voor Bevordering van Investeringen in Suriname (Wet Investsur) (S.B no. 41).

Artikel 1. - Er wordt een Ombudsdienst Pensioenen bij het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu opgericht.

Zittingsduur Artikel 3 1. De leden van de ondernemingsraad treden om de jaar tegelijk af. 2. De aftredende leden zijn terstond herkiesbaar.

Coordinatie--Rechten--patient--Samenstelling-werking--KB doc

FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

Transcriptie:

Bron: Belgische wetgeving - FOD Justitie GERECHTELIJK WETBOEK TITEL VI Benoemingsvoorwaarden en loopbaan van magistraten en het gerechtspersoneel <W 2007-04- 25/64, art. 41, 153; Inwerkingtreding : 01-12-2008> Art. 186bis. <W 2001-03-13/36, art. 4, 086; Inwerkingtreding : 30-03-2001> Voor de toepassing van deze titel, doch met uitzondering van hoofdstuk Vquinquies, treedt de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg op als korpschef van de vrederechters, de rechters in de politierechtbank, de toegevoegde vrederechters en de toegevoegde rechters in de politierechtbank van zijn gerechtelijk arrondissement. Voor de toepassing van deze titel zijn voor de berekening van de termijnen de bepalingen van de artikelen 50, eerste lid, 52, eerste lid, 53 en 54 van toepassing. (De termijnen van de procedures met het oog op de benoeming bedoeld in artikel 58bis, 1, de aanwijzing bedoeld in artikel 58bis, 2, evenals de aanwijzing tot federaal magistraat (, verbindingsmagistraat in jeugdzaken) en bijstandsmagistraat, worden geschorst van 15 juli tot 15 augustus.) <W 2001-07-20/32, art. 2, 086; Inwerkingtreding : 15-07-2001> <W 2006-06-13/40, art. 38, 134; Inwerkingtreding : 16-08-2006> EERSTE HOOFDSTUK Vrederechters en rechters in de politierechtbank Art. 187.<W 1991-07-18/35, art. 3, 023; Inwerkingtreding : 1993-10-01> 1. Om tot vrederechter, rechter in de politierechtbank of toegevoegd rechter te worden benoemd, moet de kandidaat ten minste 35 jaar oud zijn, doctor of licentiaat in de rechten zijn en voor het bij (artikel 259bis-9, 1) voorgeschreven examen inzake beroepsbekwaamheid geslaagd zijn of de bij (artikel 259octies) voorgeschreven gerechtelijke stage doorgemaakt hebben. <W 1998-12-22/47, art. 23, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> 2. De kandidaat moet bovendien aan een van de volgende voorwaarden voldoen : 1 ten minste twaalf jaar werkzaam zijn geweest aan de balie, het ambt van magistraat van het openbaar ministerie of van rechter of van notaris hebben vervuld (of gedurende twaalf jaar juridische functies hebben uitgeoefend, waarvan ten minste drie jaar in een gerechtelijk ambt.) <W 1998-12-22/47, art. 23, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000>

2 ten minste vijf jaar een ambt van staatsraad, auditeur, adjunct-auditeur, (referendaris bij het Hof van Cassatie,) referendaris, adjunct-referendaris bij de Raad van State of een ambt van referendaris bij het [1 Grondwettelijk Hof]1 hebben uitgeoefend; <W 1997-05-06/38, art. 5, 052; Inwerkingtreding : 05-07-1997> 3 (opgeheven) <W 1998-12-22/47, art. 23, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> In voorkomend geval wordt de duur van het ambt bedoeld in het 2 in aanmerking genomen voor de berekening van de periode van twaalf jaar voorgeschreven in het 1. Voor de kandidaat die de kennis van de andere taal dan die waarin hij de examens van het doctoraat of het licentiaat in de rechten heeft afgelegd, bewijst door voorlegging van het getuigschrift afgegeven door de examencommissie ingesteld bij artikel 43quinquies van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, wordt de totale duur (bedoeld in het 1 en 2 van deze paragraaf) verminderd met een jaar. <W 1998-12-22/47, art. 19, 066; Inwerkingtreding : 02-08- 2000> (1)<W 2010-02-21/02, art. 6, 163; Inwerkingtreding : 08-03-2010> Art. 187bis. <ingevoegd bij W 2005-04-07/63, art. 2; Inwerkingtreding : 13-05-2006> Eenieder die gedurende ten minste twintig jaar als voornaamste beroepsactiviteit het beroep van advocaat heeft uitgeoefend of die gedurende ten minste vijftien jaar deze activiteit als voornaamste beroepsactiviteit heeft uitgeoefend en gedurende ten minste vijf jaar een functie heeft uitgeoefend die een gedegen kennis van het recht vereist, wordt vrijgesteld van het bij artikel 259bis-9, 1, bepaalde examen inzake beroepsbekwaamheid met het oog op een bij artikel 187 bedoelde benoeming, mits aan de bij artikel 191bis, 2 en 3, bepaalde voorwaarden is voldaan. Art. 187ter. <ingevoegd bij W 2005-04-07/63, art. 3; Inwerkingtreding : 13-05-2006 ; zie ook art. 10> Het aantal personen dat op basis van het in artikel 191bis, 2, bedoelde mondelinge evaluatieexamen wordt benoemd op een van de in artikel 187 bedoelde plaatsen, mag per rechtsgebied niet meer bedragen dan 12 % van het totaal aantal vrederechters en rechters in de politierechtbank van het rechtsgebied van het hof van beroep, zoals bepaald bij de in artikel 186, vijfde lid, bedoelde wet. Art. 188.<W 1991-07-18/35, art. 4, 023; Inwerkingtreding : 28-03-1992> Om tot plaatsvervangend vrederechter (of plaatsvervangend (rechter in de politierechtbank) te worden benoemd, moet de kandidaat ten minste 30 jaar oud zijn, doctor of licentiaat in de rechten zijn en ten minste vijf jaar werkzaam zijn geweest aan de balie, het notarisambt hebben vervuld, een ambt van staatsraad, auditeur, adjunct-auditeur, (referendaris bij het Hof van Cassatie,) referendaris, adjunct-refendaris bij de Raad van State of een ambt van referendaris bij het [1 Grondwettelijk Hof]1 (of een ambt van referendaris of parketjurist bij de hoven van beroep en bij de rechtbanken van eerste aanleg) hebben uitgeoefend of een academische of rechtswetenschappelijke functie hebben bekleed. <W 1994-07- 11/33, art. 28, 032; Inwerkingtreding : 1995-01-01> <W 1997-05-06/38, art. 5, 052; Inwerkingtreding : 05-07-1997> <W 1999-03-24/31, art. 3, 070; Inwerkingtreding : 17-04-1999> <W 2001-03-13/36, art. 5, 083; Inwerkingtreding : 30-03-2001>

(1)<W 2010-02-21/02, art. 7, 163; Inwerkingtreding : 08-03-2010> HOOFDSTUK II Leden van de rechtbank van eerste aanleg, van de arbeidsrechtbank en van de rechtbank van koophandel en van het openbaar ministerie Eerste afdeling Rechters en magistraten van het openbaar ministerie Art. 189. <W 1998-12-22/47, art. 24, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> 1. Om tot voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank of de rechtbank van koophandel te worden aangewezen moet de kandidaat : 1 hetzij sedert ten minste vijftien jaar juridische functies uitoefenen, waarvan de laatste vijf jaar als lid van de zittende magistratuur of magistraat van het openbaar ministerie; 2 hetzij de bij artikel 259octies voorgeschreven gerechtelijke stage hebben doorgemaakt en sedert ten minste zeven jaar het ambt van lid van de zittende magistratuur of magistraat van het openbaar ministerie uitoefenen. 2. Om tot ondervoorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank of de rechtbank van koophandel te worden aangewezen, moet de kandidaat sedert ten minste drie jaar het ambt van rechter in hetzelfde rechtscollege uitoefenen. Art. 190.(oud 191) <W 1991-07-18/35, art. 7, 023; ED : 1993-10-01> <W 1998-12-22/47, art. 26, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> 1. Om tot rechter in de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank of de rechtbank van koophandel (of tot toegevoegd rechter) te worden benoemd, moet de kandidaat doctor of licentiaat in de rechten zijn en voor het bij (artikel 259bis-9, 1) voorgeschreven examen inzake beroepsbekwaamheid geslaagd zijn of de bij (artikel 259octies, 2) voorgeschreven gerechtelijke stage doorgemaakt hebben. <W 1998-02-10/32, art. 8, 057; Inwerkingtreding : 02-03-1998> <W 1994-12-01/30, art. 1, 033; Inwerkingtreding : 1994-12-16> <W 1998-12-22/47, art. 26, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> 2. De kandidaat die voor het examen inzake beroepsbekwaamheid is geslaagd, moet bovendien : 1 hetzij ten minste tien jaar ononderbroken werkzaam zijn geweest aan de balie; 2 hetzij ten minste vijf jaar (een ambt van magistraat van het openbaar ministerie of van rechter of) een ambt van staatsraad, auditeur, adjunct-auditeur, (referendaris bij het Hof van Cassatie,) referendaris, adjunct-referendaris bij de Raad van State of een ambt van referendaris bij het [1 Grondwettelijk Hof]1 (of een ambt van referendaris of parketjurist bij de hoven van beroep en bij de rechtbanken van eerste aanleg) hebben uitgeoefend; <W 1997-05-06/38, art. 5, 052; Inwerkingtreding : 05-07-1997> <W 1999-03-24/31, art. 3, 070; Inwerkingtreding : 17-04-1999> <W 2003-05-03/45, art. 10, 110; Inwerkingtreding : 02-06-2003>

3 hetzij ten minste twaalf jaar werkzaam zijn geweest aan de balie, het ambt (...) van notaris hebben vervuld of een academische of een rechtswetenschappelijke functie hebben bekleed, of (juridische functies hebben uitgeoefend in een openbare of private dienst). <W 1998-12-22/47, art. 26, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> <W 2003-05-03/45, art. 10, 110; Inwerkingtreding : 02-06-2003> In voorkomend geval wordt de duur van het ambt bedoeld in het 2 in aanmerking genomen voor de berekening van de periode van twaalf jaar voorgeschreven in het 3. ( 2bis. Bij de bekendmaking van een vacature in de rechtbank van eerste aanleg kan de minister van Justitie bepalen dat het vacante ambt bij voorrang zal worden toegewezen aan een kandidaat die titels of verdiensten voorlegt waaruit een gespecialiseerde kennis blijkt. Deze titels en verdiensten worden onderzocht door de benoemings- en aanwijzingscommissie bedoeld in artikel 259bis-8.) <W 1999-03-23/30, art. 3, Inwerkingtreding : 06-04-1999> ( 2ter. Voor de kandidaat-rechter in een fiscale kamer van de rechtbank van eerste aanleg die houder is van een diploma waaruit een gespecialiseerde opleiding in het fiscaal recht blijkt, afgegeven door een Belgische universiteit of door een niet-universitaire instelling van hoger onderwijs zoals bedoeld in artikel 357, 1, tweede lid, wordt de duur bedoeld in 2, eerste lid, 3, verminderd tot tien jaar.) <W 2003-05-03/45, art. 10, 110; Inwerkingtreding : 02-06-2003> 3. Voor de kandidaat-rechter in de arbeidsrechtbank die houder is van een diploma van licentiaat in het sociaal recht uitgereikt door een Belgische universiteit, wordt de duur bedoeld in 2, 3, verminderd tot tien jaar. 4. Voor de kandidaat die de kennis van de andere taal dan die waarin hij de examens in het doctoraat of het licenciaat in de rechten heeft afgelegd, bewijst door voorlegging van het getuigschrift afgegeven door de examencommissie ingesteld bij artikel 43quinquies van de wet van 15 juni 1935, wordt de duur bedoeld in 2, 1, 2 en 3 verminderd met een jaar. (1)<W 2010-02-21/02, art. 8, 163; Inwerkingtreding : 08-03-2010> Art. 191. <W 2003-12-22/53, art. 6, 116; Inwerkingtreding : 10-01-2004> Om tot rechter of toegevoegd rechter als bedoeld in artikel 190 te worden benoemd, moet het lid van het openbaar ministerie dat de bij artikel 259octies, 3, voorgeschreven stage heeft doorgemaakt, ten minste vijf jaar het ambt van magistraat van het openbaar ministerie hebben vervuld. Art. 191bis. <ingevoegd bij W 2005-04-07/63, art. 4; Inwerkingtreding : 13-05-2006> 1. Eenieder die gedurende ten minste twintig jaar als voornaamste beroepsactiviteit het beroep van advocaat heeft uitgeoefend of die gedurende ten minste vijftien jaar deze activiteit als voornaamste beroepsactiviteit heeft uitgeoefend en gedurende ten minste vijf jaar een functie heeft uitgeoefend die een gedegen kennis van het recht vereist, wordt vrijgesteld van het bij artikel 259bis-9, 1, bepaalde examen inzake beroepsbekwaamheid met het oog op een in artikel 190 bedoelde benoeming, mits aan de bij 2 en 3 bepaalde voorwaarden is voldaan.

2. Het verzoek daartoe wordt bij een ter post aangetekende brief gericht aan de benoemings- en aanwijzingscommissie die bevoegd is naar gelang van de taal van het diploma van doctor, licentiaat of master in de rechten. Het verzoek moet vergezeld zijn van de nodige stavingsstukken waaruit blijkt dat de bij 1 bepaalde voorwaarden zijn vervuld. Binnen veertig dagen na de ontvangst van het verzoek beslist de benoemings- en aanwijzingscommissie met een meerderheid van drie vierde van de stemmen over de ontvankelijkheid ervan. Verklaart de benoemings- en aanwijzingscommissie het verzoek onontvankelijk, dan wordt de verzoeker hiervan bij een ter post aangetekende brief in kennis gesteld. Verklaart de benoemings- en aanwijzingscommissie het verzoek ontvankelijk, dan wordt de verzoeker bij een ter post aangetekende brief opgeroepen voor een mondeling evaluatie-examen. Voorafgaand aan het mondelinge evaluatie-examen verzoekt de benoemings- en aanwijzingscommissie een vertegenwoordiger van de balie aangewezen door de orde van de advocaten van het gerechtelijk arrondissement waar de kandidaat als advocaat werkzaam is of werkzaam geweest is, bij een ter post aangetekende brief om een met redenen omkleed schriftelijk advies. Voor het gerechtelijk arrondissement Brussel geeft al naar gelang de kandidaat ingeschreven is of ingeschreven geweest is op het tableau van de Nederlandstalige of Franstalige orde van advocaten, hetzij de vertegenwoordiger van de Nederlandstalige orde, hetzij de vertegenwoordiger van de Franstalige orde advies. Dat advies heeft met name betrekking op de nuttige beroepservaring die de kandidaat als advocaat kan doen gelden, met het oog op het uitoefenen van een functie als magistraat. De vertegenwoordiger van de balie mag geen advies verstrekken over bloed- of aanverwanten tot in de vierde graad noch over personen met wie hij een feitelijk gezin vormt. Het advies wordt aan de benoemings- en aanwijzingscommissie en aan de kandidaat overgezonden binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen van het verzoek om advies. Zo binnen de gestelde termijn geen advies wordt uitgebracht, wordt dat advies geacht gunstig noch ongunstig te zijn. De kandidaat beschikt over een termijn van vijftien dagen vanaf de notificatie van het advies om zijn opmerkingen mee te delen aan de benoemings- en aanwijzingscommissie. (De termijnen van de procedure worden geschorst van 15 juli tot 15 augustus.) <W 2006-12-27/33, art. 81, 144; Inwerkingtreding : 07-01-2007> De verzoeker ten aanzien van wie de bevoegde benoemings- en aanwijzingscommissie met een meerderheid van drie vierde van de stemmen heeft geoordeeld dat hij geslaagd is voor het mondelinge evaluatie-examen, wordt gemachtigd om zich kandidaat te stellen voor een benoeming. 3. De door de benoemings- en aanwijzingscommissie afgegeven machtiging is geldig gedurende drie jaar, te rekenen van de datum van de afgifte van de machtiging.

Indien de kandidaat niet geslaagd is voor het mondelinge evaluatie-examen, wordt hij daarvan bij een met redenen omklede en ter post aangetekende brief in kennis gesteld. In dit geval mag de betrokkene op zijn vroegst drie jaar na die kennisgeving een nieuw verzoek indienen. Art. 191ter. <ingevoegd bij W 2005-04-07/63, art. 5; Inwerkingtreding : 13-05-2006 ; zie ook art. 10> Het aantal personen dat op basis van het in artikel 191bis, 2, bedoelde mondelinge evaluatieexamen wordt benoemd op een van de in artikel 190 bedoelde plaatsen, mag per rechtsgebied niet meer bedragen dan 12 % van het totaal aantal magistraten van de zetel van de rechtbanken van eerste aanleg, de rechtbanken van koophandel en de arbeidsrechtbanken gelegen in het rechtsgebied van het hof van beroep of van het arbeidshof, zoals bepaald bij de in artikel 186, vijfde lid, bedoelde wet. Art. 192.<W 1991-07-18/35, art. 8, 023; Inwerkingtreding : 28-03-1992> Om tot plaatsvervangend rechter te worden benoemd, moet de kandidaat doctor of licentiaat in de rechten zijn en ten minste vijf jaar werkzaam zijn geweest aan de balie, een gerechtelijk ambt of het notarisambt hebben vervuld, of een ambt van staatsraad, auditeur, adjunct-auditeur, (referendaris bij het Hof van Cassatie,) referendaris, adjunct-referendaris bij de Raad van van State of een ambt van referendaris bij het [1 Grondwettelijk Hof]1 (of een ambt van referendaris of parketjurist bij de hoven van beroep en bij de rechtbanken van eerste aanleg) hebben uitgeoefend of een academische of rechtswetenschappelijke functie hebben bekleed. <W 1997-05-06/38, art. 5, 052; Inwerkingtreding : 05-07-1997> <W 1999-03-24/31, art. 3, 070; Inwerkingtreding : 17-04-1999> (1)<W 2010-02-21/02, art. 9, 163; Inwerkingtreding : 08-03-2010> Art. 193. <W 1998-12-22/47, art. 28, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> 1. Om tot procureur des Konings of tot arbeidsauditeur te worden aangewezen, moet de kandidaat : 1 hetzij sedert ten minste vijftien jaar juridische functies uitoefenen, waarvan de laatste vijf jaar als lid van de zittende magistratuur of magistraat van het openbaar ministerie; 2 hetzij de bij artikel 259octies voorgeschreven gerechtelijke stage hebben doorgemaakt en sedert ten minste zeven jaar het ambt van lid van de zittende magistratuur of magistraat van het openbaar ministerie uitoefenen. 2. Om tot eerste substituut-procureur des Konings of eerste substituut-arbeidsauditeur te worden aangewezen moet de kandidaat sedert ten minste drie jaar het ambt van substituut-procureur des Konings of substituut-arbeidsauditeur bij hetzelfde rechtscollege uitoefenen. Art. 194.<W 1991-07-18/35, art. 10, 023; Inwerkingtreding : 1993-10-01> ( 1. Om tot substituutprocureur des Konings, toegevoegd substituut-procureur des Konings, substituut-arbeidsauditeur of toegevoegd substituut-arbeidsauditeur te worden benoemd moet de kandidaat doctor of licentiaat in de rechten zijn en voor het bij artikel 259bis-9, 1, voorgeschreven examen inzake beroepsbekwaamheid geslaagd zijn of de bij artikel 259octies voorgeschreven gerechtelijke stage hebben doorgemaakt.) <W 1998-12-22/47, art. 29, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> 2. De kandidaat die voor het examen inzake beroepsbekwaamheid is geslaagd, moet bovendien :

1 hetzij ten minste (vijf) jaar werkzaam zijn geweest aan de balie, een gerechtelijk ambt of het notarisambt hebben vervuld, of een academische of een rechtswetenschappelijke functie hebben bekleed of (juridische functies hebben uitgeoefend in een openbare of private dienst; <W 1994-12- 01/30, art. 3, 033; Inwerkingtreding : 1994-12-16> <W 1998-12-22/47, art. 29, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> 2 hetzij ten minste (vier) jaar een ambt van staatsraad, auditeur, adjunct-auditeur, (referendaris bij het Hof van Cassatie,) referendaris, adjunct-referendaris bij de Raad van State of een ambt van referendaris bij het [1 Grondwettelijk Hof]1 (of een ambt van referendaris of parketjurist bij de hoven van beroep en bij de rechtbanken van eerste aanleg) hebben uitgeoefend. <W 1997-05-06/38, art. 5, 052; Inwerkingtreding : 05-07-1997> <W 1999-03-24/31, art. 3, 070; Inwerkingtreding : 17-04-1999> In voorkomend geval wordt de duur van het ambt bedoeld in het 2 in aanmerking genomen voor de berekening van de periode van (vijf) jaar voorgeschreven in het 1. <W 1994-12-01/30, art. 4, 033; Inwerkingtreding : 1994-12-16> 3. Voor de kandidaat-substituut-arbeidsauditeur die houder is van een diploma van licentiaat in het sociaal recht uitgereikt door een Belgische universiteit, wordt de duur bedoeld in 2, 1, verminderd tot (vier) jaar. <W 1994-12-01/30, art. 5, 033; ED : 1994-12-16> 4. (Onverminderd de voorwaarden gesteld in 1 wordt het ambt van de substituut-procureur des Konings, gespecialiseerd in fiscale zaken toegewezen aan een kandidaat die titels of verdiensten voorlegt waaruit deze gespecialiseerde kennis blijkt. Deze titels en verdiensten worden onderzocht door de benoemings- en aanwijzingscommissie bedoeld in artikel 259bis-8.) <W 2001-06-15/34, art. 4, 092; Inwerkingtreding : 21-07-2001> Voor de kandidaten die aan de voorwaarden gesteld in het voorgaande lid voldoen, wordt de duur bedoeld in 2, 1, verminderd tot (vier) jaar. <W 1994-12-01/30, art. 6, 033; Inwerkingtreding : 1994-12-16> 5. Voor de kandidaat die de kennis van de andere taal dan die waarin hij de examens in het doctoraat of het licentiaat in de rechten heeft afgelegd, bewijst door voorlegging van het getuigschrift afgegeven door de examencommissie ingesteld bij artikel 43quinquies van de wet van 15 juni 1935, wordt de duur bedoeld in 2, 1 en 2, verminderd met een jaar. (1)<W 2010-02-21/02, art. 10, 163; Inwerkingtreding : 08-03-2010> Art. 194bis. <ingevoegd bij W 2005-04-07/63, art. 6; Inwerkingtreding : 13-05-2006> Eenieder die gedurende ten minste twintig jaar als voornaamste beroepsactiviteit het beroep van advocaat heeft uitgeoefend of die gedurende ten minste vijftien jaar deze activiteit als voornaamste beroepsactiviteit heeft uitgeoefend en gedurende ten minste vijf jaar een functie heeft uitgeoefend die een gedegen kennis van het recht vereist, wordt vrijgesteld van het bij artikel 259bis-9, 1, bepaalde examen inzake beroepsbekwaamheid met het oog op een bij artikel 194 bedoelde benoeming, mits aan de bij artikel 191bis, 2 en 3, bepaalde voorwaarden is voldaan.

Art. 194ter. <ingevoegd bij W 2005-04-07/63, art. 7; Inwerkingtreding : 13-05-2006 ; zie ook art. 10> Het aantal personen dat op basis van het in artikel 191bis, 2, bedoelde mondelinge evaluatieexamen wordt benoemd op een van de in artikel 194 bedoelde plaatsen, mag per rechtsgebied niet meer bedragen dan 12 % van het totaal aantal substituut-procureurs des Konings en substituut - arbeidsauditeurs van het rechtsgebied van het hof van beroep of van het arbeidshof, zoals bepaald bij de in artikel 186, vijfde lid, bedoelde wet. Afdeling II Leden van de rechtbank van eerste aanleg Art. 195. (Alle werkende rechters in de rechtbank van eerste aanleg die gedurende ten minste drie jaar het ambt van rechter of van magistraat van het openbaar ministerie hebben uitgeoefend, kunnen als enige rechter zitting houden. Na het schriftelijk en met redenen omklede advies van de procureur des Konings en van de stafhouder van de Orde van advocaten te hebben gevraagd, kunnen evenwel alle werkende rechters in de rechtbank van eerste aanleg, ongeacht hun anciënniteit, als enige rechter zitting houden, wanneer de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg de noodzaak daarvan aantoont.) (W 1997-01-21/39, art. 2, 043; Inwerkingtreding : 1997-03-25> De aangewezen magistraten kunnen ook in de andere kamers van de rechtbank van eerste aanleg zitting nemen naar de rang van hun installatie. (Werkende rechters die als enige rechter zitting houden en die door de voorzitter van de rechtbank worden aangewezen om als assessor deel uit te maken van een hof van assisen, mogen voor de duur van de zitting van het hof van assisen worden vervangen door een plaatsvervangend rechter die deze functie al ten minste tien jaar uitoefent en die regelmatig zitting houdt of zitting heeft gehouden in strafzaken in een kamer met drie rechters, of door een plaatsvervangend magistraat als bedoeld in artikel 156bis.) <W 2005-04-13/30, art. 4, 123 ; Inwerkingtreding : 13-05-2005> Art. 196. <W 1998-12-22/47, art. 30, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> In de rechtbank van eerste aanleg te Brussel worden elf titularissen van het mandaat van ondervoorzitter aangewezen door de Franse taalgroep van de algemene vergadering en negen titularissen door de Nederlandse taalgroep van de algemene vergadering als de voorzitter Franstalig is. In de rechtbank van eerste aanleg te Brussel worden twaalf titularissen van het mandaat van ondervoorzitter aangewezen door de Franse taalgroep van de algemene vergadering en acht titularissen door de Nederlandse taalgroep van de algemene vergadering als de voorzitter Nederlandstalig is. Wanneer in de rechtbank van eerste aanleg te Brussel de aanwijzing van een voorzitter leidt tot de wijziging in de verhouding van het aantal adjunct-mandaten per taalrol, blijft een titularis van een adjunct-mandaat in overtal tot aan de eerste nuttige vacature. Art. 196bis. <ingevoegd bij W 2006-05-17/36, art. 16, Inwerkingtreding : 31-08-2006> De Koning benoemt de werkende en plaatsvervangende assessoren in strafuitvoeringszaken gespecialiseerd in

penitentiaire zaken en de werkende en plaatsvervangende assessoren in strafuitvoeringszaken gespecialiseerd in de sociale reïntegratie. Zij worden benoemd uit de geslaagden voor een examen georganiseerd door een selectiecomité samengesteld uit : - de eerste voorzitter van het hof van beroep van het rechtsgebied waarin de strafuitvoeringsrechtbank is gevestigd waarvoor de kandidaat solliciteert; - de directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie van de federale overheidsdienst Justitie of zijn vertegenwoordiger aangewezen door de minister van Justitie; - de directeur-generaal van het directoraat-generaal Uitvoering van Straffen en Maatregelen van de federale overheidsdienst Justitie of zijn vertegenwoordiger aangewezen door de minister van Justitie. Niemand mag zitting hebben in een comité indien hij geen blijk geeft van de kennis van de taal van de kandidaten. Het examen, waarvan de regels worden bepaald door de Koning, bestaat uit een schriftelijk gedeelte en een mondeling gedeelte. De geldigheidsduur van het examen is vastgesteld op zeven jaar. Art. 196ter. <ingevoegd bij W 2006-05-17/36, art. 17, Inwerkingtreding : 31-08-2006> 1. Om tot werkend of plaatsvervangend assessor in strafuitvoeringszaken gespecialiseerd in penitentiaire zaken te worden benoemd moet de kandidaat de volgende voorwaarden vervullen : 1 ten minste vijf jaar nuttige beroepservaring hebben die blijk geeft van praktische kennis van aangelegenheden inzake penitentiaire zaken; 2 houder zijn van een diploma van master; 3 Belg zijn; 4 ten minste dertig jaar oud zijn en niet ouder zijn dan vijfenzestig jaar; 5 de burgerlijke en politieke rechten genieten. Om tot werkend of plaatsvervangend assessor in strafuitvoeringszaken gespecialiseerd in de sociale reïntegratie te worden benoemd moet de kandidaat de volgende voorwaarden vervullen : 1 ten minste vijf jaar nuttige beroepservaring hebben die blijk geeft van praktische kennis van aangelegenheden inzake sociale reïntegratie; 2 houder zijn van een diploma van master; 3 Belg zijn; 4 ten minste dertig jaar oud zijn en niet ouder zijn dan vijfenzestig jaar; 5 de burgerlijke en politieke rechten genieten.

2. Het ambt van werkend assessor in strafuitvoeringszaken wordt voltijds uitgeoefend. De werkende en plaatsvervangende assessoren in strafuitvoeringszaken worden benoemd voor een termijn van een jaar, die een eerste maal voor drie jaar en vervolgens enkel een maal voor vier jaar kan worden verlengt, na evaluatie. 3. De assessor die op de dag van zijn benoeming een statutaire band heeft met de Staat of met enige andere van de Staat afhangende publiekrechtelijke rechtspersoon, wordt voor de duur van zijn benoeming ter beschikking gesteld van de strafuitvoeringsrechtbank. Tijdens de hele duur van de benoeming is de assessor met onbetaald verlof. Hij wordt gelijkgesteld met een ambtenaar met opdracht. Hij behoudt evenwel zijn recht op bevordering en op verhoging in zijn weddenschaal. De assessor die op de dag van zijn benoeming een contractuele band heeft met de Staat of met enige andere van de Staat afhangende publiekrechtelijke rechtspersoon, wordt voor de duur van zijn benoeming ter beschikking gesteld van de strafuitvoeringsrechtbank. Tijdens de duur van zijn benoeming wordt de arbeidsovereenkomst geschorst. Hij behoudt evenwel het recht op verhoging in zijn weddeschaal. De in 3, eerste en vierde lid, bedoelde ambtenaren kunnen vervangen worden in hun oorspronkelijke dienst door een contractueel personeelslid voor de duur van hun terbeschikkingstelling. 4. De assessor die zijn benoeming wenst te beëindigen, moet een opzeggingstermijn van tenminste een maand eerbiedigen. Hij stelt de voorzitter van de bevoegde rechtbank van eerste aanleg hiervan in kennis bij een ter post aangetekende brief die deze overzendt aan de minister. Wanneer een assessor zich tijdens zijn mandaat niet langer in de wettelijke voorwaarden bevindt om zijn ambt uit te oefenen, vervalt zijn benoeming van rechtswege. 5. Niemand kan tegelijkertijd assessor in strafuitvoeringszaken gespecialiseerd in penitentiaire zaken en assessor in strafuitvoeringszaken gespecialiseerd in de sociale re-integratie zijn. Art. 196quater. <ingevoegd bij W 2006-05-17/36, art. 18, Inwerkingtreding : 31-08-2006> 1. De evaluatie van de werkende en plaatsvervangende assessoren in strafuitvoeringszaken geschiedt, na advies van de voorzitter van de strafuitvoeringsrechtbank, door een evaluatiecomité samengesteld uit : - de eerste voorzitter van het hof van beroep van het rechtsgebied waarin de strafuitvoeringsrechtbank is gevestigd waarin de assessor zijn ambt uitoefent; - de directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie van de federale overheidsdienst Justitie of zijn vertegenwoordiger aangewezen door de minister van Justitie; - de directeur-generaal van het directoraat-generaal Uitvoering van Straffen en Maatregelen van de federale overheidsdienst Justitie of zijn vertegenwoordiger aangewezen door de minister van Justitie.

Niemand mag zitting hebben in een comité indien hij geen blijk geeft van de kennis van de taal van de assessoren. 2. De werkende of plaatsvervangende assessor in strafuitvoeringszaken wordt onderworpen aan een met redenen omklede schriftelijke evaluatie, uiterlijk vier maanden vóór het verstrijken van iedere verlengbare periode waarvoor het mandaat is verleend. De evaluatie geschiedt binnen dertig dagen na de termijn bedoeld in het eerste lid. De evaluatie van het mandaat kan leiden tot de beoordeling " goed " of " onvoldoende ". Het mandaat wordt enkel verlengd als de werkende of plaatsvervangende assessor de beoordeling " goed " krijgt. 3. De evaluatie slaat op de wijze van ambtsuitoefening, met uitsluiting van de inhoud van een rechterlijke beslissing, en geschiedt op grond van criteria die betrekking hebben op de persoonlijkheid en de intellectuele, professionele en organisatorische capaciteiten. De Koning bepaalt de evaluatiecriteria en de weging van deze criteria rekening houdend met de eigenheid van de ambten, en stelt nadere regels voor de toepassing van deze bepalingen op. De evaluatie wordt voorafgegaan door één of meerdere functioneringsgesprekken tussen de geëvalueerde en ten minste een van zijn beoordelaars. De eerste voorzitter van het hof van beroep zendt bij gedagtekend ontvangstbewijs of bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs een afschrift van de voorlopige beoordeling aan de betrokkene. De betrokkene kan op straffe van verval binnen een termijn van tien dagen te rekenen van de kennisgeving van de voorlopige beoordeling, zijn schriftelijke opmerkingen bij gedagtekend ontvangstbewijs of bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs bezorgen aan de eerste voorzitter van het hof van beroep, die het origineel bij het evaluatiedossier voegt. Binnen tien dagen na de ontvangst van de opmerkingen, zendt de eerste voorzitter van het hof van beroep een afschrift van de definitieve beoordeling aan de minister van Justitie en bij gedagtekend ontvangstbewijs of bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs aan de betrokkene. De evaluatiedossiers worden bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg waar de zetel van het hof van beroep is gevestigd, bewaard. Een afschrift van de definitieve beoordelingen wordt bewaard bij de minister van Justitie gedurende ten minste tien jaar. De evaluaties zijn vertrouwelijk en kunnen te allen tijde door de betrokkenen ingekeken worden. Afdeling III Leden van de arbeidsrechtbank Art. 197. Onverminderd de bepalingen betreffende de benoeming van de werkende en plaatsvervangende rechters in sociale zaken worden de leden van de arbeidsrechtbank en van het arbeidsauditoraat (, al naar gelang, door de Koning benoemdof aangewezen) op de gezamenlijke

voordracht van de ministers die de Arbeid en de Justitie in hun bevoegdheid hebben. <W 1998-12- 22/47, art. 31, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> Art. 198. Werkende en plaatsvervangende rechters in sociale zaken worden benoemd door de Koning op voordracht van de minister die de Arbeid in zijn bevoegdheid heeft. De werkende en plaatsvervangende rechters in sociale zaken, die zijn voorgedragen door organisaties van zelfstandigen, worden evenwel benoemd door de Koning op de voordracht van de minister die de Middenstand in zijn bevoegdheid heeft. Art. 199. Ter voorziening in de vacature van de plaatsen die bezet worden door rechters in sociale zaken benoemd als werkgever, als werknemer-arbeider, als werknemer-bediende of als zelfstandige, worden de kandidaten respectievelijk voorgedragen door de representatieve organisaties van werkgevers, werknemers-arbeiders, werknemers-bedienden en zelfstandigen. De wijze van voordracht van de kandidaten wordt geregeld door de Koning. Art. 200. Wanneer openstaande plaatsen van werkend of plaatsvervangend rechter in sociale zaken niet tijdig zijn kunnen begeven worden en wanneer de voorzitter van de arbeidsrechtbank vaststelt dat die vertraging de normale loop van het gerecht in het gedrang brengt, dan deelt hij dit mee aan de eerste voorzitter van het arbeidshof die, na het advies van de procureur-generaal te hebben ingewonnen, onder de werkende of plaatsvervangende rechters in sociale zaken die respectievelijk door de representatieve organisaties van werkgevers, van werknemers en van zelfstandigen werden voorgedragen, diegenen aanwijst die voorlopig de openstaande plaatsen zullen bezetten. Die aanwijzing gebeurt zonder inachtneming van de bijzondere samenstelling van de kamers, bedoeld in artikel 81. Art. 201. De representatieve organisaties van werkgevers, werknemers en zelfstandigen doen hun voordrachten toekomen binnen de kortst mogelijke tijd en ten laatste binnen drie maanden na het verzoek dat de minister tot hen richt, bij gebreke waarvan de benoemingen ambtshalve gebeuren. Art. 202. Om benoemd te worden tot werkend of plaatsvervangend rechter in sociale zaken, moet men volle vijfentwintig jaar oud zijn. De benoeming heeft plaats voor vijf jaar en kan na iedere termijn voor vijf jaar verlengd worden.) <W 06-05-1982, art. 1> (Lid 3 opgeheven) <W 2003-12-22/53, art. 8, 116; Inwerkingtreding : 10-01-2004> (De functies van de rechters en raadsheren in sociale zaken, die worden uitgeoefend op het moment van de inwerkingtreding van deze wet, worden met 2 jaar verlengd.) <W 22-10-1982, art. 1> De rechter in sociale zaken die wordt benoemd als plaatsvervanger voor een ontslagnemende of overleden rechter in sociale zaken wordt benoemd voor de tijd die het ambt van zijn voorganger nog moest lopen. Afdeling IV

Leden van de rechtbank van koophandel Art. 203. Werkende en plaatsvervangende rechters in handelszaken worden door de Koning benoemd op de gezamenlijke voordracht van de ministers die Justitie, Economische Zaken en Middenstand in hun bevoegdheid hebben. De kandidaten voor die ambten kunnen zichzelf aanmelden of worden voorgedragen door representatieve professionele of interprofessionele organisaties uit de handel of de nijverheid (, overeenkomstig artikel 287, eerste lid). <W 1998-12-22/47, art. 32, 066; Inwerkingtreding : 01-03- 1999> Art. 204. (De werkende of plaatsvervangende rechters in handelszaken worden benoemd voor vijf jaar. Hun benoeming kan na iedere termijn voor vijf jaar vernieuwd worden.) <W 06-05-1982, art. 1> (Lid 2 opgeheven) <W 2003-12-22/53, art. 9, 116; ED : 10-01-2004> (De functies van de rechters in handelszaken, die worden uitgeoefend op het moment van de inwerkingtreding van deze wet, worden met twee jaar verlengd.) <W 22-10-1982, art. 1> De rechters in handelszaken die worden benoemd als plaatsvervanger voor ontslagnemende of overleden rechters in handelszaken, worden benoemd voor de tijd die het ambt van hun voorganger nog moest lopen. Art. 205. (Om tot werkend of plaatsvervangend rechter in handelszaken te worden benoemd, moet men volle dertig jaar oud zijn, ten minste vijf jaar met ere handel hebben gedreven, deelgenomen hebben aan het bestuur van een handelsvennootschap waarvan de hoofdvestiging zich in België bevindt of van een representatieve professionele of interprofessionele organisatie uit de handel of de nijverheid, of vertrouwd zijn met het bestuur van een onderneming en met boekhouden.) <W 1997-07-17/65, art. 50, 055; ED : 01-01-1998> Aan (het bestuur) van een handelsvennootschap worden geacht deel te nemen: <W 1997-07-17/65, art. 50, 055; Inwerkingtreding : 01-01-1998> 1 indien het een vennootschap (onder firma) betreft: de vennoten: <W 1997-07-17/65, art. 50, 055; Inwerkingtreding : 01-01-1998> 2 indien het een commanditaire vennootschap betreft: de werkende vennoten; 3 indien het een naamloze vennootschap, een ((besloten vennootschap) met beperkte aansprakelijkheid) of een cooperatieve vennootschap betreft: (de bestuurders) of de zaakvoerders; <W 1985-07-15/35, art. 1, 006> <W 1997-07-17/65, art. 50, 055; Inwerkingtreding : 01-01-1998> 4 de personeelsleden van dergelijke vennootschappen die in de onderneming een leidinggevend ambt uitoefenen. Worden geacht deel te hebben genomen aan het bestuur van een professionele of interprofessionele organisatie: de bestuurders of de zaakvoerders en iedere persoon die in de bedoelde organisatie bestendig een leidende functie waarneemt.

(Voor de toepassing van dit artikel worden mee name geacht vertrouwd te zijn met het bestuur van een onderneming en met boekhouden : 1 de bedrijfsrevisoren ingeschreven op de lijst van het Instituut der Bedrijfsrevisoren; 2 de accountants ingeschreven op de lijst van het Instituut der Accountants;) <W 1997-07-17/65, art. 50, 055; Inwerkingtreding : 01-01-1998> (3 de erkende boekhouders en erkende boekhouders-fiscalisten ingeschreven op het tableau van het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten.) <W 2005-04-13/31, art. 4, 124; Inwerkingtreding : 14-05-2005> Afdeling V Bepaling geldend voor de afdelingen III en IV Art. 206. Om tot werkend of plaatsvervangend rechter in sociale zaken of in handelszaken te worden benoemd in rechtbanken welke enkel kennis nemen van Nederlandstalige zaken, moet men in het bezit zijn van een studiegetuigschrift of diploma van Nederlands onderwijs. Om tot werkend of plaatsvervangend rechter in sociale zaken of in handelszaken te worden benoemd in rechtbanken welke enkel kennis nemen van Franstalige zaken, moet men in het bezit zijn van een studiegetuigschrift of diploma van Frans onderwijs. Om tot werkend of plaatsvervangend rechter in sociale zaken of in handelszaken te worden benoemd in rechtbanken welke zowel van Nederlandstalige als Franstalige zaken kennis nemen, moet men in het bezit zijn van een studiegetuigschrift of diploma van Nederlands of Frans onderwijs. De rechter mag slechts zitting houden in zaken van dezelfde taal als het getuigschrift of diploma dat hij bezit. (Om tot werkend of plaatsvervangend rechter in sociale zaken of in handelszaken te worden benoemd in rechtbanken die zowel van franstalige als duitstalige zaken kennis nemen, moet men in het bezit zijn van een studiegetuigschrift of diploma van Frans of Duits onderwijs. De rechter mag slechts zitting houden in zaken van dezelfde taal als het getuigschrift of diploma dat hij bezit. Hij mag echter zitting houden in zaken van een andere taal dan die van het studiegetuigschrift of diploma dat hij bezit, op voorwaarde dat hij geslaagd is voor een mondeling examen over de kennis van de andere taal en voor een schriftelijk examen over de passieve kennis ervan; beide examens worden door de Koning ingericht. De examencommissies waarvoor de in het vierde lid bedoelde examens worden afgelegd, bestaan uit een onder de werkende leden van het Hof van Beroep, het Arbeidshof, het parket-generaal of het auditoraat-generaal te Luik gekozen voorzitter en uit twee werkende magistraten, die allen het bewijs hebben geleverd van de kennis van de taal waarvoor het examen georganiseerd is, alsmede uit twee taalprofessoren van het universitair onderwijs. Het besluit van benoeming bepaalt, overeenkomstig de in het derde en het vierde lid gestelde regels, het taalstelsel van betrokkene.) <W 1987-05-15/30, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 21-06-1987>

HOOFDSTUK IIbis Art. 206bis. (Opgeheven) <W 2007-04-25/64, art. 42, 2, 153; Inwerkingtreding : 01-12-2008> Art. 206ter. (Opgeheven) <W 2007-04-25/64, art. 42, 3, 153; Inwerkingtreding : 01-12-2008> HOOFDSTUK III Leden van het hof van beroep en van het arbeidshof en magistraten van het openbaar ministerie Eerste afdeling Algemene bepalingen Art. 207. <W 1998-12-22/47, art. 33, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> 1. Om tot eerste voorzitter van het hof van beroep of van het arbeidshof te worden aangewezen, moet de kandidaat sedert ten minste vijftien jaar juridische functies uitoefenen, waarvan de laatste zeven jaar als lid van de zittende magistratuur of magistraat van het openbaar ministerie. 2. Om tot kamervoorzitter in het hof van beroep of in het arbeidshof te worden aangewezen, moet de kandidaat sedert ten minste drie jaar het ambt van raadsheer in hetzelfde hof uitoefenen. 3. Om tot raadsheer in het hof van beroep of in het arbeidshof te worden benoemd moet de kandidaat doctor of licentiaat in de rechten zijn en : 1 hetzij sedert ten minste vijftien jaar juridische functies uitoefenen, waarvan de laatste vijf jaar als lid van de zittende magistratuur of magistraat van het openbaar ministerie; 2 (hetzij voor het bij artikel 259bis-9, 1, voorgeschreven examen inzake beroepsbekwaamheid geslaagd zijn en sedert ten minste vijftien jaar ononderbroken werkzaam zijn als advocaat of een gecumuleerde ervaring van minstens vijftien jaar hebben als advocaat en als lid van de zittende magistratuur of magistraat van het openbaar ministerie;) <W 2003-05-03/45, art. 12, 110; Inwerkingtreding : 02-06-2003> 3 hetzij de bij artikel 259octies voorgeschreven gerechtelijke stage hebben doorgemaakt en sedert ten minste zeven jaar het ambt van lid van de zittende magistratuur of van het openbaar ministerie uitoefenen. Art. 207bis.<ingevoegd bij W 1997-07-09/36, art. 10, Inwerkingtreding : 13-08-1997> 1. Om tot plaatsvervangend raadsheer in het hof van beroep te kunnen worden benoemd, moet de kandidaat doctor of licentiaat in de rechten zijn en (...) aan een van de volgende voorwaarden voldoen : <W 2005-12-20/36, art. 9, 129; Inwerkingtreding : 01-01-2006>

1 ten minste twintig jaar werkzaam zijn geweest aan de balie [1 of het notarisambt hebben vervuld]1; 2 sedert ten minste tien jaar plaatsvervangend rechter zijn bij een rechtbank van eerste aanleg, een arbeidsrechtbank, een rechtbank van koophandel, een vredegerecht of een politierechtbank; 3 in rust gesteld magistraat zijn, met uitzondering van de in 2 bedoelde leden van de hoven van beroep; 4 hoogleraar zijn die gedurende ten minste twintig jaar het recht aan een rechtsfaculteit onderwezen heeft; 5 gedurende ten minste twintig jaar de werkzaamheden bedoeld in het 1 en het 4 gecumuleerd of opeenvolgend uitgeoefend hebben. 2. De in rust gestelde leden van de hoven van beroep worden op hun verzoek door de eerste voorzitters van de hoven van beroep aangewezen om het ambt van plaatsvervangend raadsheer uit te oefenen, onverminderd de uitzonderingen bepaald in artikel 383, 3. 3. (opgeheven) <W 1998-12-22/47, art. 34, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> (1)<W 2010-01-31/13, art. 1, 162; Inwerkingtreding : 04-03-2010> Art. 208. <W 1998-12-22/47, art. 35, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> (Om tot procureurgeneraal bij een hof van beroep te worden aangewezen, moet de kandidaat sedert ten minste vijftien jaar juridische functies uitoefenen, waarvan de laatste zeven jaar als magistraat van de zittende magistratuur of magistraat van het openbaar ministerie. Om tot federaal procureur bij het federaal parket te worden aangewezen moet de kandidaat magistraat zijn van het openbaar ministerie. Daarenboven dient hij sedert ten minste vijftien jaar juridische functies uit te oefenen, waarvan de laatste zeven jaar als magistraat van de rechterlijke orde.) <W 2001-06-21/42, art. 13, 085; Inwerkingtreding : 20-07-2001> Art. 209. <W 1998-12-22/47, art. 36, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> 1. Om tot eerste advocaat-generaal bij het hof van beroep of bij het arbeidshof te worden aangewezen, moet de kandidaat gedurende ten minste drie jaar de functie van advocaat-generaal respectievelijk bij hetzelfde hof van beroep of bij hetzelfde arbeidshof hebben uitgeoefend. Om tot advocaat-generaal bij het hof van beroep of bij het arbeidshof te worden aangewezen, moet de kandidaat sedert ten minste drie jaar respectievelijk het ambt van substituut-procureur-generaal bij hetzelfde hof van beroep of substituut-generaal bij hetzelfde arbeidshof hebben uitgeoefend. 2. Om tot substituut-procureur-generaal bij het hof van beroep of substituut-generaal bij het arbeidshof te worden benoemd moet de kandidaat voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 207, 3.

Afdeling II Hof van beroep Art. 210. <W 1998-12-22/47, art. 37, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> De voorzitter en de raadsheren die alleen zitting houden in de gevallen bedoeld in artikel 109bis, 1, 2 en 3, en 2, worden door de eerste voorzitter van het hof van beroep, op schriftelijk en met redenen omkleed advies van de procureur-generaal, gekozen uit de raadsheren die sedert ten minste drie jaar zijn benoemd en, bij gebreke daarvan, uit de raadsheren die sedert ten minste een jaar zijn benoemd. De magistraten bedoeld in het vorige lid en de jeugdrechter in hoger beroep kunnen ook volgens hun rang zitting nemen in de andere kamers van het hof. Art. 210bis. (opgeheven) <W 1998-12-22/47, art. 38, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> Art. 210ter. (opgeheven) <W 1998-12-22/47, art. 39, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> Art. 211. <W 1998-12-22/47, art. 39, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> Voor het hof van beroep te Brussel worden door elke taalgroep van de algemene vergadering evenveel kamervoorzitters aangewezen. (Voor het hof van beroep te Brussel worden tweeëndertig raadsheren en zevenentwintig plaatsvervangende raadsheren voorgedragen door de Franstalige benoemingscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie en dertig raadsheren en zevenentwintig plaatsvervangende raadsheren door de Nederlandstalige benoemingscommissie van dezelfde Raad.) <W 2004-12-14/34, art. 6, 122; Inwerkingtreding : 31-12-2004> De voordracht van een openstaande plaats van raadsheer of plaatsvervangend raadsheer geschiedt door de benoemingscommissie die de magistraat heeft voorgedragen ten gevolge van wiens vertrek de plaats is opengevallen. Art. 212. (opgeheven) <W 1998-12-22/47, art. 40, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> Art. 213. (opgeheven) <W 1998-12-22/47, art. 40, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> Art. 213bis. (opgeheven) <W 1998-12-22/47, art. 40, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> Art. 214. (opgeheven) <W 1998-12-22/47, art. 40, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> Afdeling III Arbeidshof Art. 215. <W 1998-12-22/47, art. 41, 066; Inwerkingtreding : 02-08-2000> Onverminderd de bepalingen betreffende de benoeming van de werkende en de plaatsvervangende raadsheren in sociale zaken worden de eerste voorzitter, de kamervoorzitters, de raadsheren in het arbeidshof en de eerste advocaat-generaal, de advocaten-generaal en de substituten-generaal bij dit hof, al naar gelang, aangewezen of benoemd door de Koning op gezamenlijke voordracht van de ministers tot wier bevoegdheid Arbeid en Justitie behoort.

Art. 216. De werkende en de plaatsvervangende raadsheren in sociale zaken worden benoemd door de Koning, op voordracht van de minister die de Arbeid in zijn bevoegdheid heeft. De werkende en plaatsvervangende raadsheren in sociale zaken die voorgedragen zijn door de organisaties van zelfstandigen, worden evenwel benoemd door de Koning op de voordracht van de minister die de Middenstand in zijn bevoegdheid heeft. De artikelen 199, 200, 201, 202 en 206 zijn van toepassing op de werkende en de plaatsvervangende raadsheren in sociale zaken. In afwijking van artikel 202, moeten de kandidaten evenwel volle dertig jaar oud zijn. HOOFDSTUK IIIbis Bepaling gemeen aan de hoofdstukken I tot III. <Ingevoegd bij W 2003-05-03/45, art. 13; Inwerkingtreding : 02-06-2003> Art. 216bis. <Ingevoegd bij W 2003-05-03/45, art. 13; Inwerkingtreding : 02-06-2003> Een kandidaat die benoemd wordt tot een ambt bedoeld in artikel 58bis, 1, kan zich in de loop van de drie jaar die volgen op de bekendmaking van het benoemingsbesluit in het Belgisch Staatsblad, geen kandidaat stellen voor een benoeming tot een ander ambt bedoeld in artikel 58bis, 1, of voor hetzelfde ambt in of bij een ander rechtscollege. Deze bepaling is niet van toepassing op plaatsvervangende magistraten. (Zij is evenmin van toepassing op de toegevoegde rechter, op de toegevoegde substituut-procureur des Konings en de toegevoegde substituut-arbeidsauditeur die slaagde in een taalexamen bepaald in de wet van 15 juni 1935 over het gebruik der talen in rechtszaken, en die zich kandidaat stelt voor een nieuwe functie in het rechtscollege waar hij zijn bevoegdheden uitoefent.) <W 2003-12-22/53, art. 10, 116; Inwerkingtreding : 10-01-2004> HOOFDSTUK IV Juryleden Eerste afdeling Opmaken van de lijsten van gezworenen Art. 217.[1 Om op de lijst van gezworenen te worden ingeschreven, moet men voldoen aan de volgende voorwaarden : 1 ingeschreven zijn in het kiezersregister; 2 de burgerlijke en politieke rechten genieten; 3 ten volle achtentwintig jaar en minder dan vijfenzestig jaar zijn;

4 kunnen lezen en schrijven; 5 geen strafrechtelijke veroordeling tot een gevangenisstraf van meer dan vier maanden of tot een werkstraf van meer dan zestig uur hebben opgelopen.]1 (1)<W 2009-12-21/14, art. 213, 159; Inwerkingtreding : 21-01-2010> Eerste onderafdeling. - Gemeentelijke lijst. Art. 218.<W 05-01-1983, art. 2> Om de vier jaar, in de loop van de maand januari, worden de gezworenen bij loting aangewezen uit de laatste lijst van in het kiezersregister ingeschreven personen, opgemaakt overeenkomstig [1 artikel 10, 1 ]1, van het kieswetboek. <NOTA : Volgens de wet van 20-11-1989 (B.St. 29-11-1989, p. 19507), "in afwijking van artikel 218... kunnen in het jaar 1989 de gezworenen bij loting worden aangewezen uit de lijst van de Belgische kiezers die ingeschreven zijn in het bevolkingsregister van een Belgische gemeente, welke lijst door het college van burgemeester en schepenen moet worden opgemaakt met het oog op de Europese verkiezingen van 18 juni 1989."> (1)<W 2009-12-21/14, art. 214, 159; Inwerkingtreding : 21-01-2010> Art. 219. De loting heeft in het openbaar plaats op het gemeentehuis, op de datum en het uur die bij aanplakking worden bekendgemaakt. Art. 220. De burgemeester, _ bijgestaan door twee schepenen, laat tweemaal door het lot een cijfer van 1 tot 0 aanwijzen. Het eerst getrokken cijfer stelt de eenheden voor, het tweede de tientallen. De personen wier rangnummer op de lijst van de parlementskiezers, van de gemeente of van iedere wijk van de gemeente, eindigt op het aldus gevormde getal, worden op de voorbereidende lijst van gezworenen ingeschreven. Art. 221.De minister van Justitie bepaalt alle andere omstandigheden van die loting en inzonderheid in hoeveel malen die loting in iedere provincie [1 en in het administratief arrondissement Brussel- Hoofdstad]1 moet plaatshebben opdat het nodige aantal gezworenen zou bekomen zijn. (1)<W 2009-12-21/14, art. 215, 159; Inwerkingtreding : 21-01-2010> Art. 222.Onmiddellijk na de loting laat de burgemeester uit de voorbereidende lijst van gezworenen de namen weg van de personen die geen volle [1achtentwintig]1 jaar oud zijn of die op één januari daarvoor [1 vijfenzestig]1 jaar geworden zijn. (1)<W 2009-12-21/14, art. 216, 159; Inwerkingtreding : 21-01-2010>