- wier - Hoofdstuk V111 - Verplichtin~en tot aanmelding

Vergelijkbare documenten
A 5 Toezicht Aantekeninqen in en het tijdelijk in bewarinq nemen van reis- en identiteitspapieren

7 Gedraesliin bil simaleringen in het o~s~orinesregister

Het betreft hier met name de toepassing van: c. het Voorschrift Vreemdelingen - VV (Stcrt. 1966, 188).

A 4 1. Vreemdelingen aan wie verblijf in Nederland is toegestaan (art Vw)

- geldig - diplomatieke ambtenaren en andere

4 Verzoeken betreffende de vergunning tot verbliif. de vergunnine tot vesti~ing en de toelating als vluchteling (art. 16 Vw jo 52 Vb en 28 W)

2.1 Voorschriften voor opneminq en toelatinq voor wat betreft verzoeken om opneming ingediend vanaf 15 juli 1989

wordt verschaft: art. 60 Vb; j0 art. 33a W);

Toegang. 1 Inleiding. 3 Grensbewaking 3.1 Algemeen 3.2 Benelux 3.3 Schengen

HOOFDSTUK I BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN. Artikel 1

overleg met de vreemdelingendienst ter plaatse waar de vreemdeling werd aangetroffen.

2 Bezwaar en administratief beroep

Inleiding Verblijf in de vrije termijn Visa voor kort verblijf Uitgevers (november )

2 Verplichtingen in het kader van toezicht

BESCHIKKING VAN DE MINISTERIELE WERKGROEP VOOR HET PERSONENVERKEER VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE VAN 28 JUNI 1967

Inleiding. 3 De Minister en de Staatssecretaris van Justitie. 1 Algemeen. 2 Indeling

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2019 no. 40 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

Richtlijn van de Raad d.d. 21 mei 1973, nr. 73/148/EEG, Pb EG 1973, nr. L1 72.

Bevoegdheid Koninklijke Marechaussee tot inbewaringstelling van vreemdelingen

B 2 Molukkers 3. 1 Inleidinq

3 Beroep bij de rechtbank

Hoofdstuk VIr. De machtining tot voorlopig verblijf (m.v.v.)

B 11 Buitenlandse werknemers 8

DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE, Besluit: De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

4 Gevallen waarin uitzetting achterwege blijft

1 Inleiding. 1.1 In beqinsel schrifteliik contact

==================================================================== Artikel 1

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vreemdelingen op wie het Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand van toepassing is

. 1959, 153) en voor Nederland in merking getreden op 3. Reisverkeer van vluchtelingen

plaatselijke politie en de betrokken grensautoriteiten.

B17. Slachtoffers van vrouwenhandell

10 Kennisgeving van beschikkingen; uitreiking en inhouding van verblijfsdocumenten

(zie A 9 onder 2.3.2).

B 19 Voortgezet verbliif 19

A 9 Administratie en reaictratie 31

2 Registratie van gegevens

Buitenlandse pleegkinderen

Wet arbeid Vreemdelingen

C18-4 Uitvoeringsovereenkomst bij het Akkoord van Schengen (excerpt: Titel II, Hoofdstuk 7, artt. 28 t/m 381

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Algemeen A711.Z. Naast de vrijheidsontnemende maatregelen kent de Vw vier mogelijkheden om de vreemdeling in zijn bewegingsvrijheid te beperken:

verlenen van vergunningen tot verblijf (artt. 11 Vw en 19 VV).

2017 no. 6 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

VreemdelinKencirculaire. 's-gravenhage,11 december 1977

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Hoofdstuk 4 Benelux Economische Unie en Europese Economische Gemeenschap. Verschilpunten Benelux- en E. E. G. -verdrag

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

5 Machtiging tot voorlopig verblijf

Instructie voor ambtenaren Bouw- en Woningtoezicht.

==================================================================== De vergunning en de verplichtingen van de vergunninghouder.

Vreemdelingencirculaire 2000 Deel A Modellen

Staatlozen. Reisdocumenten

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wijziging van de Wet op de kansspelen in verband met de modernisering van het speelcasinoregime

Wet financiële betrekkingen met het buitenland

Tweede Kamer der Staten-Generaal

STAATSBLAD VAN HBT KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.

Molukkers. Inleiding. Personen op wie de Wet betreffende de positie van Molukkers van toepassing is

2 Verblijf in de vrije termijn

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Juridisch kader: mededelingenbrieven financiële verslaggeving

Voortgezet verblijf secundaire migranten

C14-1 Richtlijn voor de coördinatie van de voor vreemdelingen geldende bijzondere maatregelen ten aanzien van verplaatsing en verblijf, die

(Ministerie van Justitie, directie Vreemdelingenzaken AJZ 5707/4178-3) Contact met het Ministerie

Vestigingsverdragen. Nederlands-Duits Vestigingsverdrag. sdu J&F -- VC (april 1995, Aanv. 13)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Stb. 40. WET van 13 januari 1965, houdende nieuwe regelen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

- b Onderdanen van een van de Lid-Staten van de E.E.G. die zijn:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1. In het tweede lid, derde volzin, vervalt: en aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. 2. Het derde lid komt te luiden:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 12 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

7 Signaleringen in het Opsporingsregister

Gemeentewet. Hoofdstuk IX. De bevoegdheid van de raad. Artikel 151b

10 Internationale overeenkomsten

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

B 7 Asielzoekers en vluchtelinqen 3. Inleidinq

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

18 Internationale regelingen

- Voorts - 5. Maatregelen in net belan~ van de volksgezondheid.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2017;

Transcriptie:

&' ' waarin vingerafdrukken van vreemdelingen zijn genomen een exemplaar van het desbetreffende formulier ten spoedigste te worden toegezonden aan de hoofdafdeling Vreemdelingenzaken en Grensbewaking van het ministerie van Justitie, welke voor doorzending aan het bureau Centrale Dactyloscopische Dienst zal zorgdragen. In dringende gevallen kan terzake rechtstreeks contact met genoemd bureau worden opgenomen. Het vorenstaante laat uiteraard onverlet de door de Enister van Justitie vastgestelde "Richtlijnen ter bevorde ring van een doelmatige opsporing" (circulaire van 1. maart 1961, directie Politie, afdeling C15minele Zaken, Nr. 100 C 561) aanmelding na binnenkomst Hoofdstuk V111 Verplichtin~en tot aanmelding Op aanmeldingsverplfitingen voor of ten aanzien van vreemde lingen hebben be$rekking art. 17,.tweede en derde lid, Vw, de artt. 6670 Vb, alsmede de artt. 3537 W. De artt. 66 en 67 Vb, juncto 35 en 36 W, hebben uitsluitend betrekking op vreemdelingen aan wie het krachtens art. 6 Vw (juncto art. 46 Vb) is toegestaan in Nederland te verblijven, dus op vreemdelingen aan wie verblijf is toegestaan gedurende de zogeheten vrije termijn. Voor vreemdelingen die op.illegale wijze Nederland zijn binnengekomen geldt de in Hoofdstuk V1 besproken verplichting om van hun aanwezigheid onverwi,jld mededeling te doen aan het hoofd van plaatselijke politie (art. 59 Vb). Verplichtingen tot aanmelding binnen een bepaalde termijn na binnenkomst gelden niet voor houders van een vergunning tot verblijf of tot vestiging, voor vreemdelingen die als vluchteling zijn toegelaten alsmede voor vreemdelingen 7 aan wie het krachtens art. 10, tweede lid,vw, juncto de artt. 47 Vb en 24a VV is toegestaan voor onbepaalde tijd in Nederland te ver blijven. Voorts heeft art. 66 Vb. betrekking op vreemdelingen die naar Nederland zijn gekomen voor een verblijf van langer dan drie maanden, terwijl art. 67 Vb geldt voor vreemdelingen wier Eerste wijziging

wier verblijf in ons land de duur van drie maar'den niet zal sverscnrijden. Voor beide groepen geldt dat de aanmelding uiterlijk binnen acht dagen na binnenkomst moet plaatsvinden, teilzij de vreemdeling behoort tct een van die verplichting vrijgestelde cetegorie. In aîwijking ven het vorenstaande zijn vreemdelingen, behorende tot een der in de artt. 60 en 69, eerste lid, Tb aangedui de categorieën verplicht zich reeds binnen twee dagen na bin nenkomst aan te meiden. I. het algemeen rust de aenmeldingsverplichting OP de vreemdeling zelf. Een uitzondering op deze regel bestaat '1,.oor kinderen beneien de leeftijd van vijftien jaar. Te hunnen aanzien is degene bij wie zij wonen of verblijven tot aenmel ding verplicht (artt. 66, derde lid, en 67,tweede lid,vb). Eet kan hier derhalve ook een Nederlander betreffen. Aan de verplichting tot aanmelding behoort steeds in persoon te worden gedaan. Ce aanmelding moet plaats vinden bij het hoofd van plaatselijke politie van de gemeent* naar de vreem deling verblijft. vreesdeiineen die naar Nederland zijn gekomen voor een verblijf van ianger dan drie maanden Voor vreendeiinqen die naar Nederland zijn gekomen voor een verblijf van lanser dan drie maanden bedraagt de krachtens art. E RI toegestane "vrije termijn" acht dagen, behoudens voor werkzoekende E.E.G.onderdanen aan wie uitdrukkelijk een vrije termijn van drie maanden, ock bij voorgenomen langer ver blijf, is toegekend zolang zij althans niet ten laste komen van de Staat of van andere openbare lichamen (art. 46, eerste lid, aanhef en onder 2 en e, ~b). Ingevolge art. 66, eerste lid, Vb moeten zij eveneens binnen acht dagen aan hun verplichting tot aanmelding voldoen. Voor de berekening van de vorenbedoelde termijn van drie maanden worden vorige verblijven in Nederland bin nen een tijdvak van zes maanden, onriiddell~k voorafgaûnde a, de binnenkomst, zede in aanmerking genomen (art. 66, tweede lla, ~ b ) Art.. 40, tweede lid, Vb bevat een overeenkomstige bepaling. De strekking van deze bepalingen is, te voorkomen dat vreemde lingen voor een vru verblijf van vrijwel onbeperkte duur in aan merking zouden komen,en zich bovendien aan een verplichting tot aanmelding zouden kunnen onttrekken,door zich telkenmale aan het einde van een periode van drie maanden naar het b~itenland te begeven, om daarna aanstonds of na korte tijd weer voor een nieuwe lje wijz. Vc.

nieuwe termijn van drie naaníìen raar Nederland terug te keren (zie ook Deel C, Hoofdstuk VI, van deze circu2nirt). Van de in art. 66, eerste lid, Vb omschreven verplichting tot aanmelding zijn ingevolge het vierde lid van <at artikel, juncto art. 35 W, Belgen en Luxemburgers vrijgesteld (de overeenkomst inzake de tenuitvoerlegging van de artt. 55 en 56 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Econcmische Unie voorziet niet in de mogelijkheid tot het opleggen van een aanmeldingsverplichting, als hier bedoeld, aan Beneluxonderdanen). ~eemd'elin.gen die naar Nederland zijn gekomen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden Vreemdelingen die naar Nederland zijn gekomen voor een ver blijf van ten hoogste drie maanden zijn alleen aan een ver plichting tot aanmelding onderworpen voor zover de Minister van Justitie zulks heeft voorgeschreven (art. 67, eerste lid, Vb voor de aan zodanige vreemdelingen toegestane vrije ter mijn: zie art. 46, eerste lid, aanhef en onder 5 2, Vb, alsmede Deel C, Hoofdstuk IV, van deze circulaire). Aan de onderwerpelijke bepaling heeft de minister van Justitie uit voering gegeven bij art. 36 W. De in dat artikel opgenomen voorschriften stemmen overeen met de regeling welke terzake in Beneluxverband werd getroffen (een en ander ter uitvoe ring van de overeenkomst inzake de controle verlegging naar de buitengrenzen van het ~enelux~ebied). Komt een vreeade ling naar Nederland voor een verblijf van niet langer dan acht dagen dan behoeft hij zich (behoudens in de gevallen,,k@oeld in de artt. 68 en 69 Vh) niet te melden. Indien zijn Verblijf echter de duur van acht dagen zal overschrijden, dan moet de aanmelding binnen die termijn plaats vinden. Van de hierbedoelde verplichting zijn Belgen en Luxemburgers vrij gesteld (art. 36, tweede lid, aanhef en onder e ~, V';). Voorts geldt de aanmeldingsverplichting niet voor vreemdelingen die hun intrek nemen in een hotel of inrichting, waarvan de eigenaar, houder of beheerder bi j of krachtens geneenteli jke verordening verplicht is aan de daartoe aangewezen autoriteit kennis te geren van het verschaffen van nachtverblijf aan personen

personen (art. 36, tmeede lid, aanhef en onder b, W). In deze gevallen zal ook de vreemdelingendienst ter plaatse door inzage te nenen van de bij de politie ingelever3e hctelkaarten e.d. desgewenst kennis kunnen krijgen van de aanwezig, heid van vreemdelingen, als hier bedoeld, in de betreffende geneente. Ten aanzien van vreendelingen, verblijvende op kampeerterreinen e. d., waarop de bepalingen van gemeentelijke verordeningen niet van toepassing zijn, kan een soepele gedragslijn worden gevolgd. Indien de eigenaar of verantwoordelijke exploitant te goeder naam en faam bekend staat en, 3p verzoek van de met het toezicht op vreemdelingen belaste ambtenaren aanstonds de gewenste gegevens omtrent op zijn terrein verblijvende vreemdelingen verschaft, zullen deze vreemdelingen in het algemeen niet verplicht behoeven te worden zich in persoon bij het hoofd van plaatselijke politie aan te melden. ùanmelding binnen twee? agen Ingevolge de artt. 68 en 69, eerste lid, Vb geldt voor de volgende categorieën van vreemdelingen een ~erplichting tot aanmeldinq binnen twee dagen na binnenkomst in Nederland: a vreemde;sngen die houder zijn van een visum, waarin de autoriteit die het heeft afgegeven een aántekening omtrent aanmelding heeft gesteld (in de regel zal het hier betreffen vreemdelingen behorende tot een der categorieën genoemd in de bijlage behorende bij Deel I van de Benelux Verzameling voorschriften) ; b %+$Gemdelingen in wier document voor grensoverschri jding een verplichting tot aanmelding binnen twee dagen is aangetekend (met name houders van een bijzonder doorlaatbewijs of paspoort dan nel een zeemansboekje waarin een een met de grensbewaking belaste ambtenaar een verplichting tot aan melding heeft gesteld zie Deel B, Hoofdstuk VII, van deze circulaire); omschrsven in art. 62 Vb zie het tweede lid, onder 2, van c werkzoekende zeelieden (voor hen geldt niet de verplichting dat artikel) ; ingevolge art. j7 V?' geldt de ondernerpeli jke verplichting niet voor zeelieden van Belgische of Luxemburg se nationaliteit. Ten

het stellen van aantekeningen omtrent aanmelding na binnenkom~ t wekelijkse aanmelding Ten bewijze van het voldoen aan de aanmeldingsverplichting wordt in het paspoort van de vreemdeling de in art. 39, eerste lid,w voorgescìíreven aantekening gesteld. Voor werkzoekende zeelieden kan deze aantekening worden aangevuld met de in die bepaling aangegeven clausule. In het vijfde en het zesde lid van art. 39 VB wordt bepaald in welke gevallen de aantekening omtrent aanmelding op een afzonderlijk inlegblad behoort te aorden aangebracht. Een aantekening omtrent aanmelding wordt niet in het identiteitspapier gesteld indien de vreemdeling zich voor een ander doel bij het hoofd van plaatselijke politie vervoegt, bijvoorbeeld voor het voldoen aan verplichtingen als omschreven in de artt. 58 en 59 Vb. Ter uitvoering van art. 17, tweede lid, aanhef en onder d, Vw is vastgesteld art. 70 Vb. Ingevolge laatstgenoemde bepaling gelat voor een tweetal categorieën van vreemdelingen een verplichting tot wekelijkse aanmelding bij het hoofd van plaat selijke politie der gemeente van verblijf, t.w.: a vreemdelingen wier uitzetting is gelast, zulks in afwach ting van de feitelijke mogelijkheid tot hun verwijdering; b vreemdelingen aan wie het niet krachtens een der bepalingen van de artt. 8 10 Vw is toegestaan in Nederland te verblijven, doch aan wie toestemming is verleend de beslissing op een door hen ingediend verzoek om een titel tot verblijf hier te lande af te wachten. De verplichting geldt niet voor: a vreemdelingen aan wie het hoofd van plaatselijke politie ontheffing van deze verplichting heeft verleend; b vreemdelingen die rechtens van hun vrijheid zijn beroofd. Vreemdelingen wier uitzetting is gelast kunnen, indien het belang van de openbare rust, de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert, overeenkomstig art. 26, eerste lid, Vw in bewaring worden gesteld. In dit geval geldt de ver plichting tot periodieke aanmelding voor hen uiteraark niet (art. 70, tweede lid, Vb bepaalt dit nog eens nadrukkelijk). Bevindt de vreemdeling wiens uitzetting is gelast zich niet Eerste wijziging

Eerste wijziging in bewaring, doch kan diens uitzetting om enigerlei reden nog niet wor den uitgevoerd, dan dient hij zich derhalve wekelijks bij het hoofd van plaatselijke politie te melden, tenzij deze hem ontheffing van die ver plichting heeft verleend. Gevallen als hier bedoeld kunnen zich voordoen indien de gelaste uitzetting van de vreemdeling nog niet kan plaats vin den wegens het ontbreken van reispapieren op grond waarvan diens toe lating tot een ander land gewaarborgd is of doordat de tot overname be voegde buitenlandse autoriteiten nog niet de vereiste toestemming tot de overgave van de vreemdeling hebben gegeven. In zodanige gevallen zal het gewenst zijn een speciaal toezicht op de vreemdeling uit te oefenen, waartoe de periodieke meldingsplicht dan een belangrijk hulpmiddel is. Hetzelfde geldt voor vreemdelingen die een verzoek om een vergunning tot verblijf (of tot vestiging) of om toelating als vluchteling hebben in gediend waaromtrent niet kan worden beslist voordat de hun krachtens art. 8 Vw toegestane termijn is verstreken, doch die de beslissing op hun verzoek hier te lande mogen afwachten (ook zodanige vreemdelingen kunnen eventueel in bewaring worden gesteld art. 26, eerste lid, aanhef en onder 2, Vw). In gevallen waarin de Minister van Justitie op het verzoek moet beslissen of waarin het hoofd van plaatselijke politie een bijzondere aanwijzing terzake aan de Minister van Justitie heeft ge vraagd zal de vrije termijn van de vreemdeling in de regel verstreken zijn voordat op dit verzoek kan worden beslist: deze termijn bedraagt immers ingevolge art. 46, tweede lid, Vb door de indiening van het ver zoek nog slechts ten hoogste acht dagen. Tenzij rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de vreemdeling, v66rdat op zijn ver zoek is beslist, naar een andere gemeente binnen Nederland zal verhui zen (zie Deel D, Hoofdstuk V, van deze circulaire) zal het uit een oog * *I ' punt van toezicht niet steeds nodig zijn dat deze zich wekelijks bij het hoofd van plaatselijke politie meldt. Het hoofd van plaatselijke politie kan de vreemdeling dan ontheffing van die verplichting verlenen. Grond voor het verlenen van de ontheffing zal in de regel niet bestaan indien het betreft vreemdelingen omtrent wier verzoek om een vergunning tot verblijf of tot vestiging, dan wel om toelating als vluchteling, het hoofd van plaatselijke politie afwijzend z j

het atellen van aan* elceningen omtrent periodieke aanmel ding afwijzend heeft geadviseerd. (in deze gevallen worden de voorgeschreven aantekeningen steeds op een afzonderlijk inlegbladteld zie art. 39, vijfde en zeede lid, W). Ingevolge art. 33 (eerste en derde lid) VV wordt in geval van voldoening aan een verplichting tot wekelijkse aanmelding, als bedoeld in art. 70 Vb, daarvan in het paspoort van de vreemdeling aantekening gesteld al3 volgt: bij de eerste aanmelding wordt de ook voor andere gevallen voorgeschreven aantekening omtrent aanmelding in het paspoort geplaatst (zie art. 39, eerste lid, V) ; hij de volgende aanmeldingen kan worden volstaan met aantekening van de datum daarvan, welka aantekening van een paraaf wordt voorzien. Verleent het hoofd van plaatselijke politie ontheffing van de ver plichting tot wekelijkse aanmelding, dan stelt hij in het paspoort de daaromtrent eveneens hij art. 33, derde lid, VV voorgeschreven aantekening. Wordt derhalve aan een vreemdeling die bij zijn aanmelding een verzoek heeft ingediend om een vergunning tot verblijf tgestemming verleend om de beslissing op dat verzoek hier te lande af te wachten en acht het hoofd van plaatselijke poli tie het uit een oogpunt van toezicht niet nodig dat de vreem deling zich, zolang op het verzoek niet is beslist, wekelijks bij hem meldt, dan zal de in het paspoort te stellen aanteke ning ingevolge art. 39, leden 1 J, W als volgt luiden: Aangemeld op... Verzoek ingediend om vergunning tot verblijf. %q,i q Ontheffing verleend van verplichting tot wekelijkse aanmelding. Het hoofd van plaatselijke politie,... (handtekening en dienststempel) Ook hier geldt het voorschrift van art. 39, vijfde en zesde lid, W., betreffende het atellen van de voorgeschreven aan tekeningen op een afzonderlijk inlegblad in de aldaar om sohreven gevallen. Naast

individuele verplichting tot periodieke aanmelding Naast de gevallen waarin de vreemdeling ingevolge art. 17, tweede lid, aanhef en onder b, Vw juncto art. 70 Vb be houdens ontheffing van rechtswege verplicht is zich perio diek aan te melden kent art. 17, derde lid, Vw de mogelijk heid tot het opleggen aan de vreemdeling van een individuele verplichting tot periodieke aanmelding bij het hoofd van plaatselijke politie. Deze maatregel kan alleen door de %nister vn Justitie wor den getroffen,en wel indien zulks naar diens oordeel nodig is in het belang van de openbare rust, de openbare orde of de nationale veiligheid. De verplichting kan morden opgelegd aan alle hier te lande verblijvende vreemdelingen, dus ook a5 3 hen, aan wie verblijf krachtens een der bepalingen van de artt. 9 en 10 Vw is toegestaan. Zijn er naar de mening van het hoofd van plaatselijke politie gronden voor de toepassing van de hier bedoelde maatregel aanwezig, dan doet hij ter zake zo spoedig mogelijk een gemotiveerd voorstel aan de uinister van Justitie (in te zenden aan de hoofdafdeling Vreemdelingenzaken en r rens bewaking). Het voorstel, dat te vens een advies behoort in te houden omtrent de perioden van de aanmelding, dient te worden ingezonden door tussenkomst van de bevoegdepr~~~reurgeneraal, fgd. directeur van politie. Indien de mnister van Justitie tot toepassing van deze maat regel besluit, zal hij terzake een gemotiveerde beschikking geven, welke ter uitreiking aan de vreemdeling aan het hoofd van plaatselijke politie wordt gezonden. Een afschrift " ''%aarvan wordt toegezonden aan de procureurgeneraal, fgd. directeur van politie, door wiens tussenkomst het voorstel werd ontvangen, Omtrent het opleggen van enhet voldoen aan de verplichting worden door het hoofd van plaatselijke politi. de bij art. 39, vierde lid, VV voorgeschreven aantekeningen in het identiteitspapier van de vreemdeling gesteld, me: dien verstande dat in de gevallen, omschreven in het vijfde lid van dit artikel, de aantekening geschiedt op een aan de vreemdeling te veretrekken af zonderli jk inlegblad. Van een beschikking tot het opleggen van een verplichting tot periodieke aanmelding, als hier bedoeld,kan de vreemdeling herziening

herziening vragen aan de Minister van Justitie (art. 29, eerste lid, aanhef en onder 2, VW). Hoofdstuk IX Het beperken van de vrijheid van beweging Ingevolge art. 18 Vw kan, indien het belang vzn de openbare rust, de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert, de vrijheid van beweging van vreemdelingen worden beperkt. Deze maatregel kan alleen worden toegepast op vreem delingen aan mie het niet is toegestaan voor onbepaalde tijd in Nederland te verblijven (zie art. 10 VW). Voorts mag de ma~tregel niet morden toegepast en dient zij te worden be eindigd zodra de vreemdeling te kennen geeft Nederland te willen verlaten en daartoe vocr hem ook gelegenheid bestaat. Art, 18 VW wordt nader uitgevoerd bij de artt. 71 en 72 Vb. Art. 71 bepaalt uit welke maatregelen een beperking van vrij heid van beweging kan bestaan en welke autoriteiten bevoegd zijn zo'n maatregel OP te leggen, te wijzigan of op te heffen De maatregel kan bestaan uit: a een verplichting zich bij verblijf in Nederland in een bepaald gedeelte des lande te bevinden of b een verplichting zich te houden aan een verbod om zich in een bepaald gedeelte van Nederland te bevinden. Beperkiwen,. als hier bedoeld, mogen uiteraard niet van zo vercaande strekking zijn, dat de maatregel daardoor het karaktpg?van een bewaring zou krijgen (art. 26 VB). Pe bevoegdheid tot het opleggen, wijzigen of opheffen van een maatregel als hier bedoeld berust bij de Xnister van Justitie, zij het dat het hoofd van plaatselijke politie in spoedeisen de gevallen, in afwachting van de beslissing van de minister, een voorlopige voorziening kan treffen, waarbij de vrijheid van beweging van de aeemdeling voor de duur van ten hoogste zeven dagen wordt beperkt. Maakt het hoofd van plaatselijke politie van die bevoegdheid gebruik dan geeft hij daarvan binnen vierentwintig uur kennis aan de liinister van Justitie (in te zenden aan de hoofdafdeling Vreemdelingenzaken en Grensbewaking). Een af schrift van die kennisgeving wordt gezonden