Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde Handreiking voor integraal beheer

Vergelijkbare documenten
Robert Jentink juli

Directie Zeeland ~'- ",~p' \' ",..:"J. Doorkiesnummer /265. Bijlage(n) Uw kenmerk

Rijkswaterstaat. Directie 1eeland 10 NOV 200S. Doorkiesnummer / 296. Bijlage(n) Uw kenmerk

Synthese en vergelijking van de wierzone met voorgaande perioden A.J.M. Meijer K. Didderen

Rijkswaterstaat. Directie Zeeland 13 APR Doorkiesnummer /2290. Bijlage(n) Uw kenmerk

Directie Zeeland. Doorkiesnummer /2290. Bijlage(n) Uw kenmerk

De kolonisatie door flora en fauna op het proefvlak met C-star-blokken en ecovarianten

/2290 t ==I'J''MK:~~~~~~~; Bijlage(n) ~I"""""'''rt c: DIJ5-..i..),,-Os:: L32~"){) 1 OIRCULA TIE MAP. UW kenmerk r.-..._-..

Ministerie van Verkeer en Waterstaat. . Bijlage(n) Div.

Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Recent zijn een aantal aanvullingen op detailadviezen gereedgekomen. Het betreffen:

Directie Zeeland. Doorkiesnummer Bijlage(e) 1 foto. Uw kenmerk

Inventarisatie begroeiing schone koppen 2005

Rijkswaterstaat. Directie Zeeland 1 0 NOV Doorkiesnummer /2290. Bijlage(n) Uw kenmerk

27 APR Doorkiesnummer / 265. Bijlage(n) Uw kenmerk

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Directie Zeeland [1 3 APR Doorkiesnummer /2290. Bijlage(n) Uw kenmerk

. Bijlage(n) Recent zijn een aantal detailadviezen en aanvullingen hierop gereedgekomen. Het betreffen:

Notitie begroeiing proefvakken kanaaldijk bij Hansweert (getijdenzone) situatie oktober 2012

Kort overzicht plan. Verbetering gezette steenbekleding Zuidwatering

Doorkiesnummer 313. Bijlage(n) Uw kenmerk PZDT-M-98680inv. Product DIJKBEKL*NATUUR

De kolonisatie door flora en fauna op het proefvlak met C-star-blokken en eco-varianten bij Ellewoutsdijk

Rapportage Overlagingsconstructie met schone koppen in de Oosterschelde. Notitie over de effecten van Schone koppen op wierbegroeiingen.

DI",". Zeeland yö)b- ' oj ( Telefoon Bijlage(n) Uw kenmerk

Notitie begroeiing zeedijk Westkapelle (getijdenzone) situatie oktober 2012

Kort overzicht. Verbetering gezette steenbekleding dijkvak Mosselbanken

Planten en wiergemeenschappen op de Westerscheldedijken

r v.' ",.~ t::r~u Dç;iLu )< Projectbureau Zeeweringen t.a.v. Erik van Dijke Postbus ACGoes Geachte heer van Dijke,

Rijkswaterstaat. Directie Zeeland 13' APR Doorkiesnummer /2290. Bijlage(n) Uw kenmerk

C -v-, .-_...-- 'ix) Advies zeeweringen Westerschelde 349 3

De kolonisatie door flora en fauna op het proefvlak met C-star-blokken en eco-varianten bij Ellewoutsdijk

Verbetering gezette steenbekleding Hellegatpolder

Ecologische ontwikkeling jaar 1: mei 2014-mei 2015 K. Didderen A.J.M. Meijer

De kolonisatie door flora en fauna op het proefvlak met C-star-blokken en eeovarianten

Simon Vereeke Ruud Bosters Paul Geernaert Ernst Jonker Leden Pb

ij'. Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat .~ \~

Advies toepassen van waterbouwasfalt op Oesterdam

F'.:;:~;~~;~~:::*' _ -:-~~~

Kwelderherstel langs de Terschellinger Waddendijk

t 'AIICHIE~2.1)\ -'b..ct:3 e ~ X7

Nummer. Leo van Nieuwenhuijzen

Controle Toetsrapport

VAN BELANG STICHTING DE LEVENDE DELTA VOOR ELKE ZEEUW. STICHTING DE LEVENDE DELTA VAN BELANG VOOR ELKE ZEEUW 1

In deze memo worden de resultaten van het eerste groeiseizoen beschreven.

Van: Jan Willem Slager Aan: Leden projectbureau

Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe

PLANBESCHRIJVING BORRENDAMME, POLDER SCHOUWEN, CAUWERSINLAAG, HAVENKANAAL WEST PZDT-R ONTW. VERBETERING STEENBEKLEDING

Beschrijving Het betreft de controle van de toetsing van de Sloehaven en de Schorerpolder

tb cbe, Î./.X:) L, Ons kenmerk ~ (_\ J N'\. \J (2/ ~u.\ ~""&). Onderwerp

WIERAANGROEI OP ECO-HILLBLOCKS MET OPEN BETONSTRUCTUUR

WaterschapScheidestromen Provincie Zeeland, afdeling Water, Bodem en Natuur T.a.v. de heer P. Sinke Postbus AD MIDDELBURG

Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling

êf-~~ - COÖROINATOA I BE'Sïl ~SCHRIJVER 1 0 OKT 2003 Ministerie van Verkeer en Waterstaat 1.4 OKT ~= h _., -._ HO.:J.

Zeeweringen. In het project Zeeweringen werken Rijkswaterstaat, Werken aan de dijk: voor uw veiligheid. Informatiekrant 2003.

Metro & De Volkskrant van mei. Veiligheid; versterking van de kustzone

Plan Tureluur in Servicecentrum Kerkwerve

(0118) Bijlage(n)

Doorkiesnummer Bijlage(n) Uw kenmerk. Onderwerp Voorhaven Hansweert. Aanvraag om vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet.

Directie Zeeland \ \ Datum bijlage(n) Kenmerk

Zandhonger. Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde. 19 september 2002

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Biomonitoring van levensgemeenschappen op harde substraten in de getijdezone van Oosterschelde en Westerschelde, resultaten 1989

Dijktraject Hoedekenskerke "restant" in relatie tot het voormalige wachthuisje voor het veer Hoedekenskerke- Terneuzen

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

VERZONDEN 1 4 OKT 2005

Levende Waterbouw. De natuur als ingenieur

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

wetenschappelijke naam vegetatietype

Yvo Provoost Simon Vereeke Ad Beaufort leden Pb. Datum. Maart bijlage(n) Kenmerk

Handhaven oostelijke loswal Schelphoek (dijkpaal 75)

PLANBESCHRIJVING HOLLAREPOLDER, JOANNA-MARIAPOLDER PZDT-R ONTW. VERBETERING STEENBEKLEDING

Foto bijlage proefstroken herstel werkstroken

Controle/Vrijgave. Algemeen. dp0718. Toetsing. Schorerpolder dp dp 0718

~'p-t,qo aj '2. Geachte heer, mevrouw,

: BIl Bill~~I~ I~ PZOT-P KSM(PLAN VOOR AANLEG VAN TWEETAL PROEF'

CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN

Waterdunen. Nota Ruimte budget 18 miljoen euro. Planoppervlak 350 hectare

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1

Directie Zeeland. Datum bijlage(n) Kenmerk

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

25 april 2006 Erratum ontwerpnota Ellewoutsdij~ Voorstel ontwerpwijziging Ontwerpnota Ellewoutsdijk (Fort en Haven)

SAMENVATTING PLANBESCHRIJVING BRUINISSEPOLDER, VLUCHTHAVEN ZIJPE, STOOFPOLDER TOT BRUINISSE PZDT-R ONTW. VERBETERING STEENBEKLEDING

Kwaliteiten huidige- en plansituatie t.o.v. streefwaarden. Schaal

De inrichting en het beheer van de kwelders sluit aan bij het Kwelderherstelprogramma Groningen.

Noord-Holland. Stuknummer: AM q lllfjl? JUNI Raad van de gemeente Den Helder Postbus AA DEN HELDER

Blad 2. Beoordeling verzoek

memo Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur Algemeen

Verbetering gezette steenbekleding Willem-Annapolder

paspoort Veerse meer

...c. re 'i.,\.> Q) AANTEKENEN. Rijkswaterstaat, directie Zeeland Projectbureau Zeeweringen t.a.v. de heer H.G. v.d.

Urk (1/2) Inventarisatie buitendijkse regionale waterkeringen. T. Blaakmeer-Kruidhof

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

Vegetatieontwikkeling westelijk deel Schor van Waarde (Westerschelde)

Almere Haven (15) Inventarisatie buitendijkse regionale waterkeringen. T. Blaakmeer-Kruidhof

G.C. Spronk

Opgave waterveiligheid en opties Procesinnovaties POV Holwerd aan Zee (Wetterskip, mei 2016)

'».". I., 4Sf*f'. J * dienst weg en water bouwkunde. fc-y -

HABITAT KARAKTERISERING VAN DE NEDERLANDSE KUSTWATEREN

Nummer (P:tfG~V Doorkiesnummer Bijlage(n)

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

Transcriptie:

Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde Handreiking voor integraal beheer A.M. van Berchum, J. Coosen, A.J.M. Meijer RIKZ-95.054 Bureau Waardenburg bv Adviseurs voor ecologie & milieu Postbus 365, 400 AJ Culemborg Telefoon 0345-5370, Fax 0345 59849 december 995 proj. nr. 94. rapport nr. 95.57 uitgevoerd in opdracht van: Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ Postbus 8039, 4330 EA Middelburg Telefoon 08-6700, Fax 08-66500

Inhoudsopgave Voorwoord 3 Samenvatting 5. Introductie 7. Afbakening onderwerp 7. Karakter van dit rapport 7.3 Beleid en ontwikkelingen 8.4 Doel 8.5 Leeswijzer 9. Kennismaking 77. Functies 77. Abiotlsche situatie.3 Landschappelijke aspecten 77.4 Begroeiing op Westerschelde-dijken 7 3. Natuurwaarden 5 3. Betekenis 75 3. Natuurwaarden in het litoraal 75 3.. Beschrijving 75 3.. Relaties met de omgeving 6 3..3 Ecologische waardering 6 3.3 Natuurwaarden in het supra-litoraal 79 3.3. Beschrijving 79 3.3. Relaties met de omgeving 9 3.3.3 Ecologische waardering 79 4. Cultuurhistorische elementen 3 4. Betekenis 3 4. Beschrijving 3 4.3 Overzicht van cultuurhistorische elementen 4 4.3. Walcheren 4 4.3. Zuid-Beveland 4 4.3.3 Zeeuws-Vlaanderen 4 4.4 Cultuurhistorische waardering 5 5. Plan 7 5. Visie 7 5. Principe-oplossingen 9 5.3 Streefbeeld 9 5.4 Knelpunten 30 5.5 Handreiking voor het beheer 3 5.5. Kerngebieden 37 5.5. Ontwikkelingsgebieden 3 litoraal 37 supra-litoraal 3 5.6 Aanbevelingen 33 Literatuurlijst 35 Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde

Intermezzo's - Zoutvegetaties 8 - Basalton-ECOzuil 9 Figuren Schematische weergave van de meest voorkomende dijktypen langs de Westerschelde Globale zonering van levensgemeenschappen 6 3 Ecologische waardering (situatie 990) vs. potentiële situatie 7 4 Zonering van zoutplanten 0 5 Streefbeeld 30 Bijlagen Kaarten Dijktypen in de Westerscheide 4 Soortenlijst litoraal 4 3 Soortenlijst supra-litoraal 44 4 Presentie zoutplanten in de periode 976-983 45 5 Overzicht kerngebieden en ontwikkelingsgebieden 47 Voorkomen van zoutvegetaties in de periode 976-983 Cultuurhistorische elementen anno 995 3 Beheerseenheden 4 Plankaart- litoraal 5 Plankaart- supralitoraal Natuurvrlendelijke waterkeringen langs de Westerschelde

Rijksinstituut voor Kust en teel RIKZ Voorwoord De praktische uitwerking van de befeidsvoornemens inzake integraal waterbeheer vraagt van de beheerders kennis van minder bekende aspecten, zoals ecologie en landschap. Deze rapportage beoogt een handreiking te zijn bij het integraal beheer van de zeewerende dijken rondom de Westerschelde, waarbij het accent ligt op natuur en cultuurhistorie. In eerste instantie is dit rapport voor de beheerders van deze dijken bedoeld. Door de vele studies die m.n. in de Oosterschelde zijn gedaan -vaak in opdracht van de Rijkswaterstaat door Bureau Waardenburg uitgevoerd- is veel kennis vergaard van de natuurwaarden op dijken. In 990 is een uitgebreide kartering verricht naar de aanwezige dijktypen en levensgemeenschappen van harde substraten In de getijdezone van de Westerscheide; tot die tijd was nog nooit een volledige kartering uitgevoerd. Het Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ heeft zich tot doel gesteld (in het kader van het projekt OEVERS) de beheerders te adviseren over behoud en ontwikkeling van de natuurwaarden van getijde-oevers, waaronder zeedijken. In de afgelopen periode is al gebleken, dat uitwisseling van kennis tussen beheerders en onderzoekers tot vruchtbare resultaten kan leiden. De rapportage is uitgevoerd door A.M. van Berchum (RIKZ/ Bureau Waardenburg), inhoudelijke begeleiding en redactionele bijdragen werden ontvangen van J. Coosen (Rijkswaterstaat, RIKZ) en AJ.M. Meijer (Bureau Waardenburg). Dit rapport is mede tot stand gekomen door bijdragen van de (voormalige) waterschappen Walcheren (A. Simonse en K.J, Minderhoud), Noord- en Zuid- Beveland (B.-van Liere, H. van der Sande), Het Vrije van Sluis (A. Provoost, M. Stroo), De Drie Ambachten (J. Zuidweg, A. de Putter) en Huister Ambacht (M. de Kroon). Tevens danken wij W. van Wijngaarden van de Provincie Zeeland, directie Economie, Ruimtelijke Ontwikkeling en Welzijn, en A.M. van der Pluijm (RIKZ) voor hun bijdrage aan het onderzoek naar de zoutvegetaties. RIKZ/ Bureau Waardenburg B.V. december 995 Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde

Rijksinstituut voor Kusten Zee/ RIKZ Natuurvriendelljke waterkeringen langs de Westerschelde 4

Samenvatting In dit rapport staat een integrale benadering van het beheer van zeedijken centraal. Aandachtspunten zijn behoud van cultuurhistorische waarden en behoud en ontwikkeling van natuurwaarden, waaronder die in de getijdezone (litoraal) en de vegetaties van zoutplanten in het supra-iitoraal. In dit rapport wordt geen aandacht besteed aan onderwaterbestortingen, onder meer omdat deze relatief weinig aansluitend aan de dijken in de Westerschelde voorkomen en hier andere factoren bepalend zijn voor de flora en fauna. Het Integraal beheer is een relatief nieuw aspect in de benadering van zeeweringen, die primair tot doel hebben het land tegen overstromingen te beschermen. Het plangebied is de Westerschetde. Aan deze benadering ligt een aanta! ontwikkelingen ten grondslag. Belangrijk waren het Projekt Milieuvriendelijke oevers van de Rijkswaterstaat, de derde Nota waterhuishouding (989), het Natuurbeleidsplan (989) en het handboek Natuurvriendelijke oevers (994). Op regionaal niveau geven het Beleidsplan Westerscheide (990) en het Beleidsplan voor de Zeeuwse kust en de Westerscheideoevers (995) ruimte aan integraal beheer van de zeewering. Recent is -in het kader van verdieping van de Westerscheide t.b.v. de doorvaart naar Antwerpen (vanaf 996)- in een verdrag vastgelegd, dat er 'herstelwerken plaats zullen hebben in verband met het verlies van natuurwaarden.' Het doel is de 'schade aan de natuur waar mogelijk te voorkomen, te herstellen en wellicht zelfs de natuurwaarden verder te ontwikkelen...'. Zeedijken vervullen diverse functies. Ze spelen in het landschap en het recreatiepatroon een grote rol. De rust en wijdsheid van een verblijf aan de dijk lokt plaatselijk veel recreanten, Watergebonden recreatie staat centraal. Cultuurhistorische waarden zijn vrij algemeen aanwezig. In de glooiing zijn vaak oude materialen uit het verleden aanwezig. Oude (landbouw)haventjes laten het voormalige gebruik van de kuststrook zien. De natuurwaarde wordt ontleend aan het bijzondere milieu op de dijk. Dit wordt primair bepaald door de hydrologische situatie, maar ook de mens speelt een grote rol door het beheer van het watersysteem en de materiaalkeuze bij de dijkbekleding. Er komen op het harde substraat in de getijdezone bijzondere levensgemeenschappen voor. Ze zijn nauw verwant met de flora en fauna langs de Atlantische rotskusten. In vergelijking met de Oosterschelde, waar in Nederland de hoogste natuurwaarden op hard substraat in de get/jdezone worden gevonden, is de Westerschelde soortenarm. Toch vormt op nationaal niveau de Westerschelde een uitgestrekt (potentieel) habitat voor deze flora en fauna. Op verscheidene plaatsen zijn tussen de stenen op de dijk (boven de hoogwaterlijn) zoutplanten aan te treffen. Vaak is het een pover restant van wat voor de dijkverzwaringen aanwezig was. Enkele soorten komen voor op de Rode Lijst van in Nederland bedreigde planten. Dit onderzoek omvatte een inventarisatie en kartering van zowel de natuur- als de cultuurhistorische waarden. Voor het eerste aspect is gebruik gemaakt van onderzoeksresultaten uit 990 (litoraal). Daarnaast heeft een vegetatlekartering van rond 980 als bron gediend (supra-litoraal). Informatie over cultuurhistorische waarden werd voornamelijk ontleend aan de diverse beheerders. In het plan wordt op basis van kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en zgn. witte gebieden aangegeven welk type beheer de voorkeur heeft. In de Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde

kerngebieden zijn hoge natuurwaarden aanwezig. Het beheer moet zo mogelijk gericht zijn op behoud van natuurwaarden. Dit kan worden gerealiseerd door bij schade het vrijgekomen materiaal opnieuw te zetten, of door desnoods nieuw materiaal te verwerken. Hierbij heeft materiaal met een grote mate van ruwheid, een hoog watervasthoudend vermogen en spleten tussen de stenen de voorkeur, zoals bij de Basalten ECOzuil het geval is. Het herstel dient bij voorkeur kleinschalig te worden uitgevoerd. In de natuur-ontwikkelingsgebieden Is sprake van een potentieel hoge natuurwaarde. Hier zou een ecologisch gunstiger type substraat moeten worden toegepast, Om economische redenen is de keuze meestal beperkt tot fabrieksmatig geproduceerde materialen. Boven de hoogwaterlijn bestaat er voorkeur voor materialen van beton (betonelementen en colloïdaal beton) met openingen tussen de stenen; dit is gunstig voor de ontwikkeling van zowel korstmossen als zoutplanten. Rond de hoogwaterlijn en lager in de getijdezone zijn spleten en holten tussen de stenen belangrijk, wat de ontwikkeling van soortenrijke intergetijde-levensgemeenschappen bevoordeeld. In de praktijk zullen vooral Basalton, de ECOzuil en restpartijen natuursteen (basalt, graniet) in aanmerking komen. Het verdient aanbeveling de combinatie breuksteencolloïdaal beton (proefmatig) in de ontwikkelingsgebieden toe te passen. In de zgn. witte gebieden zijn zowel de actuele als potentiële natuurwaarden laag. Extra inspanningen In het kader van natuurontwikkeling zijn hier naar verwachting niet zinvol. De regionale waarde van cultuurhistorisch waardevolle elementen moet per geval worden ingeschat, Behoud van elementen is noodzakelijk om een zo compleet mogelijk beeld van de regionaal historische ontwikkelingen zichtbaar te maken, De kust van de Westerschei de kan in die zin in Zeeland een belangrijke rol (blijven) vervullen. Op financieel gebied kunnen er knelpunten ontstaan om een en ander te realiseren. Het inzicht in de verantwoordelijkheden bij een integraal beheer, waarin aan de zeedijken extra functies zijn toegekend, moet worden vergroot. Het verdient aanbeveling jaarlijks budget vrij te maken ten behoeve van natuurontwikkeling. Eventueel moeten extern financiën worden verworven. Lokaties die kansrijk zijn of in het verleden hoge natuurwaarden herbergden, maar die door versterkingswerkzaamheden verloren zijn gegaan, behoeven de meeste aandacht. Voor zowel de waterschappen als de Provincie en het Rijk is hierin een rol weggelegd, Natuurwfendelljke waterkeringen langs de Westerschelde

Introductie. Afbakening onderwerp Het onderwerp beslaat de zeewerende dijken rondom de Westerschelde. In de monding vormen Westkapelle aan de noordoever en Cadzand aan de zuidoever de grens; stroomopwaarts bakent de grens met België het studiegebied af. Het betreft ca. 50 km verharde zeedijk, waarvan ruim 43 km is geïnventariseerd. Naast de met hard substraat verdedigde oevers bestaat de kust van de Westerschelde uit ruim 8 km duin of groene dijk (Meijer, 990). Deze handreiking is gericht op de getijdezone en de spatwaterzone: van de uiterste laagwaterlijn (indien verhard door middel van een kreukelbermbestortlng) tot en met de zone die onder invloed staat van zout spatwater of de bovenzijde van de verharding. In dit rapport wordt geen aandacht besteed aan onderwaterbestortingen, onder meer omdat deze relatief weinig aangrenzend aan de dijken in de Westerschefde voorkomen en hier andere factoren bepalend zijn voor de flora en fauna. De levensgemeenschappen die op harde substraten in de getijdezone voorkomen zijn uniek. Deze flora en fauna bestaat uit organismen die van nature op rotskusten voorkomen en in Nederland een leefomgeving hebben gevonden door de aanleg van met stenen verdedigde zeeweringen. Even kenmerkend zijn echter de vegetaties, die groeien op plaatsen onder invloed van zout water (direct boven of rond de gemiddelde hoogwaterlijn). Op de overgang van de verharde glooiing naar de buitenberm kunnen ze zonevormend optreden. Wanneer een hoger voorland (schor of slik) voor de dijk aanwezig is, kan de begroeiing op het voorland zich voortzetten op de glooiing. Deze zoutresistente of -minnende vegetaties worden van nature op schorren en groene stranden aangetroffen, systemen die in Nederland zeer schaars zijn en bedreigd. Tot in de jaren 70 waren deze zones van zoutplanten een algemeen verschijnsel op dijken. Door vergroting van het verharde oppervlak zijn veel van deze vegetaties echter verloren gegaan. In het verleden zijn hier meerdere studies naar verricht (Adriaanse, 980; Van der Kraan, 969; De Kogel, 983; Roelevetd, 966; Saeijs & De Jong, 975). Deze handreiking besteedt hier ook aandacht aan.. Karakter van dit rapport Deze handreiking voor natuurvriendelijk oeverbeheer besteedt aandacht aan de zgn. LNC-waarden landschap, natuur en cultuurhistorie, terwijl het beheer in de zin van waterkering voorop staat. Hiervoor is contact gelegd met een aantal betrokken partijen: de waterschappen Waicheren, Noord- en Zuid-Beveland, Vrije van Sluis, De Drie Ambachten en Huister Ambacht en de Provincie Zeeland, directie Economie, Ruimtelijke Ontwikkeling en Welzijn. Als gevolg hiervan heeft de studie een integraal karakter en wordt een breed draagvlak beoogd. De realisering en waar nodig het vinden van financiële middelen is een volgende stap, die hier niet aan de orde komt. De noodzaak van extra fincancieringsbronnen wordt wel aangegeven. Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde

.3 Beleid en ontwikkelingen Aan de basis van deze handreiking ligt het rijksoverheid-beleid, dat vertaald wordt in provinciale stukken en andere nota's. In 987 startte bij de Rijkswaterstaat het Projekt Milieuvriendelijke Oevers, in welk kader de nota Kansen voor oevers van getij de wateren {Vroom et ai, 99) verscheen. In 989 werd de derde Nota waterhuishouding uitgebracht. Hierin werd de basis gelegd voor 'de geïntegreerde zorg voor de toestand en het gebruik van de watersystemen, bestaande uit de compartimenten water, bodem en oevers, met daarin de fysische, chemische en biologische componenten' (Min. van V&W, 989). Als hoofddoelstelling voor het rijksnatuurbeleid in Nederland geeft het Natuurbeleidsplan (989): 'Duurzame instandhouding, herstel en ontwikkeling van natuurlijke waarden'. Prioriteit wordt gegeven aan ecosystemen die in hoge mate bijdragen aan de biodiversiteit, afgemeten aan de (internationale zeldzaamheid van soorten en ecosystemen. De Westerschelde is opgenomen als kerngebied in de ecologische hoofdstructuur (Min. van L&V, 989 in Rijkswaterstaat, 995). Het Beleidsplan Westerschelde (990) spreekt van 'het creëren van een zodanige situatie, dat natuurfuncties kunnen worden gehandhaafd en hersteld en voorts potentiële natuurwaarden kunnen worden ontwikkeld.' De estuariene karakteristieken, waaronder de aanwezigheid van milieutypen op de overgang van zout naar zoet (schorren, intergetijde- en ondiepwatergebieden) met de daarbij behorende levensgemeenschappen krijgen de nadruk. Oeververdedigingsmaterialen moeten zoveel mogelijk worden afgestemd op het in stand houden van flora en fauna in de Intergetijdezone (Bestuurlijk Overleg Westerschelde, 995). Ook in het Beleidsplan voor de Zeeuwse kust en de Westerscheldeoevers wordt ruimte gegeven aan het natuurbelang als onderdeel van integraal beheer van de zeewering. Dit instrument behartigt echter de zorg voor de waterkerende functie en doet als zodanig geen uitspraak over de invulling van het integraal beleid. Daarnaast is een tweetal andere ontwikkelingen te noemen. Recent is het handboek Natuurvriendelijke oevers uitgebracht (CUR, 994), waarin o.a. het natuurvriendelijk beheer van zeedijken aan de orde komt. Ten tweede is in het kader van verdieping van de Westerschelde t.b.v. de doorvaart naar Antwerpen (vanaf 996) in een verdrag vastgelegd, dat er 'herstelwerken plaats zullen hebben in verband met het verlies van natuurwaarden.' Het doel is de 'schade aan de natuur waar mogelijk te voorkomen, te herstellen en wellicht zelfs de natuurwaarden verder te ontwikkelen...' (Rijkswaterstaat, 995)..4 Doel Dit rapport beoogt een handreiking te geven voor natuurontwikkeling op zeedijken en deze voor zover nodig een impuls te geven. Het geeft de beheerder aan welke lokaties extra aandacht behoeven (behoud en ontwikkeling van natuurwaarden) en tevens voor welke lokaties vooralsnog geen extra investeringen noodzakelijk geacht worden. Voor de levensgemeenschappen van harde substraten in de getijdezone wordt het basismateriaal gevormd door een uitgebreide inventarisatie uit 990 (Meijer, 990). Voor een inzicht in de begroeiing van zoutvegetaties boven de hoogwaterlijn is gebruik gemaakt van het archief van de Provincie Zeeland, directie Economie, Ruimtelijke Ontwikkeling en Welzijn. De Provincie heeft In de jaren 976-983 in Zeeland -op basis van kilometerhokken- een uitgebreide flora-inventarisatie uitgevoerd. Een uitgangspunt is, dat de verhoging van de natuurwaarden hoofdzakelijk moet worden gerealiseerd binnen bestaande onderhoudsbudgetten. Dit houdt een beperking in van extra investeringen en sluit wijzigingen in het profiel en het tracé uit. Bovendien geeft dit beperkingen ten aanzien van de factor tijd. Overigens is het wenselijk in natuurontwikkelingsgebieden met extra financiële middelen tot kleinschalige herinrichting over te gaan, aangezien denkbaar is, Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde 8

Rijksinstituut voor Kust en Zee/ RKZ dat de situatie anders weinig zal veranderen. Een redelijke termijn van uitvoering bedraagt ca. 0-5 jaar. Naast het doel natuurbehoud en -ontwikkeling zijn er andere doelen te noemen. Dijken taten vele cultuurhistorische elementen zien, die als gevolg van verval met de tijd verdwijnen. Behoud hiervan -uiteraard met behoud van de veiligheid van de zeewering- verdient de aandacht. Tenslotte kan dit plan er toe bijdragen het veelzijdige karakter van deze door mensen gevormde rotskusten onder de aandacht van een bredere doelgroep dan alleen de beheerders te brengen..5 Leeswijzer Na de kennismaking met het onderwerp in hoofdstuk worden achtereenvolgens de natuurwaarden (hoofdstuk 3) en cultuurhistorische waarden (hoofdstuk 4) behandeld. Het plan tenslotte (hoofdstuk 5) vormt een handreiking bij het natuurvrlendelijk beheer. In de bijlagen en 3 is een soortenlijst opgenomen, waarin de in de tekst gebruikte nederlandse namen alfabetisch staan geordend (resp. het Iltoraal en het supra-litoraal). Het kaartmateriaal geeft wetenswaardige geografische informatie. Achtergrondinformatie over de intergetijde-levensgemeenschappen is gegeven in Meijer & Van Beek (988) en Van Berchum et al. (995). Natuurvrlendelljke waterkeringen langs de Westerschelde

Op enkele plaatsen komt een begroeiing van bruinwieren voor (hier gezaagde zeeëlk), veelal met een beperkte onderbegroeiing. Een levensgemeenschap van zeepokken, alikrulken, Japanse oester en mossel, met een nm pil '.;;. ;; - l : ;.. S^P ;y :.!. ''! HB mi i e H R. - -. ' ) ' \' "i, II Mi I 'r-* H 0"'-. \j : > : *i,,'- B il l"..^ '*i'j f!m aspect van Iers mos. W 4 - " ' <? I TOflTi " :, «',*' -ïi.r s i W ; ; * ' Ü;,.^:. :^ BB! H Natuurvrlendelijke waterkeringen langs de Westerschelde 0

Kennismaking. Functies Ter bescherming van het achtergelegen land staat de zeewerende functie van de dijken voorop. Daarnaast wordt een aantal andere functies vervuld, te weten landschappelijke, natuur-, cultuurhistorische en recreatieve functies. De belangrijke rol die dijken spelen in de landschapsbeleving wordt toegelicht in.3. De natuurwaarde wordt bepaald door een flora en fauna die kenmerkend is voor getijde-situaties. Deze waarden zijn beschreven in.4 en uitvoeriger In hoofdstuk 3. Op zeedijken zijn vele cultuurhistorische elementen aanwezig. Deze zijn met name zichtbaar op plaatsen, die geen primaire waterkering zijn of geen zeewerende functie hebben. Omdat er geen functie aan is toegekend, wordt er geen onderhoud gepleegd zodat ze aan verval onderhevig zijn.!n hoofdstuk 4 worden de cultuurhistorische elementen nader beschreven. Tot slot heeft een dijk recreatieve waarde. Terwijl in de Oosterschelde de duiksport intensief wordt beoefend, beperken de mogelijkheden in de Westerschelde zich tot oeverrecreatie: m.n. wandelen en fietsen. Zie voor meer informatie de handreiking voor de Oosterschelde-dijken (Van Berchum et al., 995),. Ablotlsche situatie Van boven naar beneden kunnen aan de waterzijde van de dijk de volgende delen worden onderscheiden: kruin, buitenberm, steenglooiing, kreukelberm, onderwaterbestorting. In de Westerschelde is aan de voet van de dijk vaak een voorland van schorren of slikken aanwezig; in het laatste geval kan hierop een bestorting voorkomen. Op de glooiing zijn vaak palenrijen te zien. In figuur zijn de meest voorkomende dijktypen weergegeven. In bijlage is een compleet overzicht van dijktypen langs de Westerscheldekust opgenomen (Meijer, 990), Op een dijkglooiing treden als gevolg van de getijdebeweging sterk wisselende abiotische omstandigheden op. Hieraan ligt een serie factoren ten grondslag, waarvan het beheer (materiaalkeuze) een belangrijke is. Langs de dijk worden diverse hydrologische zones onderscheiden. Van hoog naar laag zijn dit achtereenvolgens: spatwaterzone (supra-litoraal), getijdezone (eulitoraal), sublitoraai en elitoraal..3 Landschappelijke aspecten In het landschap van Zeeland is de inpolderingsgeschiedenis duidelijk zichtbaar in het patroon van polderdijken en zeedijken (macro-niveau). Op meso-niveau is de hoge mate aan visuele afwisseling opvallend, veroorzaakt door de situatie voor de dijk (aan- of afwezigheid van slik, schor, bestorting, open water) en gebruik van diverse dijkbekledingsmateriaien. Landschappelijk kan een aantal kenmerken worden onderscheiden (TAW, 994), die inzicht geven in de landschappelijke rol van zeedijken: - samenhang in het landschap; - samenhang tussen vorm en functie; Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde

Figuur Schematische weergave van de meest voorkomende dijktypen langs de Westerschelde (naar: Meijer, 990) j VOORLAND MET BESTORTING TYPE : 33% i i KRUIN STORM- STEEN- BERM GLOOIING VOORLAND (SCHOR, SLIK, ZANDSTRAND) TYPE : 43% GHWS SUPRA-LITORAAL (ËU-IUTORAAL l l SUBLITORAAL ELITORAAL KRUIN STORM- BERM STEENGLOOHNG KREUKELBERM ONDERWATER- BESTORTING BODEM TYPE 3: % - afleesbaarheid van het natuurlijk systeem; - afleesbaarheid van de ontwikkelingsgeschiedenis; - visuele samenhang..4 Begroeiing op Westerschelde-dIjken De typologie van intergetijde-levensgemeenschappen zoals die voor de Oosterschelde is opgesteld kan ook in de Westerschelde worden gebruikt. Uit onderzoek van Meijer (990) blijkt, dat op de dijken een aantal gemeenschappen geheel ontbreekt, namelijk de graefwler-gemeenschap, mossel-gemeenschap en Japanse oester-gemeenschap. Voor de verschillende Fucus-gemeenschappen (blaaswier, kleine en gezaagde zeeëik) valt op dat het Natuurvrlendelijke waterkeringen langs de Westerschelde

aanta! soorten in het algemeen zeer beperkt is. De soortenrijke subtypen zoals die in de Oosterschelde voorkomen, zijn in de Westerschelde niet gevonden. Met andere woorden: het meest soortenrijke type van de Westerschelde is nog soortenarm in vergelijking met de Oosterschelde (Meijer, 990). Toch vormt op nationaal niveau de Westerschelde een uitgestrekt habitat voor aan harde substraten gebonden flora en fauna. De oorzaak van het feit dat grote delen van de Westerschelde-dijken zeer soortenarme begroeiingen herbergen, is gelegen in een aanta! oorzaken. Eén van de oorzaken is de hoge ligging van glooiingen en bestortingen, waarbij slikken en schorren voor de dijk liggen. Ook is er op een aantal plaatsen een sterke sedimentatie van slib, zand en schelpengruis, waardoor de ontwikkeling van de begroeiing wordt geremd. Een andere factor is sterke golfslag, waardoor begroeiing van wieren niet goed mogelijk lijkt. Ook het steeds brakker worden van het water in oostelijke richting is van belang: in brak water komen minder soorten voor. Tenslotte is er een aantal dijkvakken waar het dijkbekledingsmateriaal ofwel substraat de meest beperkende factor is {Mei\er, 990). In de handreiking voor het beheer van de waterkeringen rondom de Oosterschelde (Van Bercbum et ai, 995) is -in tegenstelling tot deze rapportage- niet ingegaan op het aspect van zoutvegetaties. Vergelijking van de Westerschelde met de Oosterschelde in die zin is daarom niet mogelijk. Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde 3

De dijkveawarings-werkzaamheden bij Rilland hebben weinig overgelaten van de hier aanwezige zoutvegetatie. Ook op een verharde stormberm aan de Noordzeekust kan een -zij het beperkte- zoutvegetatie voorkomen (Nieuwesluis) Natuurvriendelljke waterkeringen langs de Westerschelde 4

3 Natuun/vaarden 3. Betekenis De betekenis van de levensgemeenschappen en de afzonderlijke plante- en diersoorten wordt gevat in de volgende parameters (TAW, 994): kenmerkendheid; zeldzaamheid; diversiteit; kansrijkheid; vervangbaarheid. Meer hierover in de handreiking voor de Oosterschelde-dijken (Van Berchum et al,, 995). In het vervolg van dit hoofdstuk worden achtereenvolgens behandeld: beschrijving van de natuurwaarden, relaties met de omgeving en ecologische waardering. De flora en fauna in de getijdezone (litoraal), ofwel de soorten van rotskusten, en de flora boven de hoogwaterlijn (supra-iitoraal) worden afzonderlijk besproken. 3. Natuurwaarden In het lltoraat 3.. Beschrijving De flora en fauna op dijkglooüngen en kreukelbermen leeft op zgn, hardsubstraat, dat ook aanwezig is in de vorm van veen- en kleibanken en restanten van vroegere bewoning Maar procentueel het grootste oppervlak nemen de dijkglooiingen en de kreukelbermen in. De natuur op dijkglooiingen en kreukelbermen maakt onderdeel uit van een brak en zout getijde-ecosysteem. De diverse soorten organismen op hard substraat zijn eik in verschillende mate bestand tegen uitdroging, golfslag, stroming etc. en vinden de meest gunstige vestigingsplaats op een specifiek gedeelte van de dijkglooiing en onder specifieke omstandigheden (litorale en geografische verspreiding) De verschillende soorten kunnen worden gegroepeerd tot levensgemeenschappen, die vaak zonering vertonen. In een levensgemeenschap zijn één of meerdere soorten dominant aanwezig (de naamgevende soorten); de overige soorten zijn begeleidend. In de getijdezone zijn de volgende levensgemeenschappen onderscheiden, gebaseerd op onderzoek in de Oosterschelde {Meijer & Van Beek, 988). Nederlandse naam Wetenschappelijke naam gemeenschap van: - korstmossen Lichenes-gemeenschap - cyanobakteriën Entophysalis-gemeenschap - groefwier Pelvetia-gemeenschap - klein darmwier Blidingia-gemeenschap - zeepokken en alikruiken Grripedia-/ Littorinidae-gemeenschap - darmwieren Enteromorpha-gemeenschap - kleine zeeëik Fucus spiralis-gemeenschap - blaaswier Fucus vesiculosus-gemeenschap - gezaagde zeeëtk Fucus serratus-gemeenschap - knotswier Ascophyllum nodosum-gemeenschap Natuu rvrlendelljke waterkeringen langs de Westerschelde 5

zeepokken, alikruiken, oester en mossel oester mossel Cirripedia-/ Littorinidae-/ Crassostrea- en Mytilus-gemeenschap Crassostrea-gemeenschap Mytilus-gemeenschap Figuur laat de globale plaats van de levensgemeenschappen zien in het verticale traject, volgens onderzoeksgegevens uit de Oosterschelde (Van Berchum et al., 995). Figuur Globale zonering van levensgemeenschappen (naar gegevens uit de Oosterschelde) NAP-PEILEN 4 3 GHW - o,.... ^j... GLW" -:r-- :: :::: ::: r- ><* '. :,: ;,:, z LEVENSGEMEENSCHAPPEN 3.. Relaties met de omgeving Het voorkomen van soorten wordt bepaald door een samenspel tussen de factoren expositie, vocht- en zoutgehalte, temperatuur, licht en substraat. Het substraat vervult hierin een belangrijke rol. In Meijer & Van Beek (988) en in de handreiking voor de Oosterschelde-dijken {Van Berchum et ai, 995) wordt hier dieper op ingegaan. De ecologische waarde van bekledingsmateriaal op de glooiing wordt feitelijk bepaald door twee aspecten;. watervasthoudend vermogen en. de aanwezigheid van holten en spleten. Het watervasthoudend vermogen is hoog op de glooiing van belang; holten en spleten zijn in de gehele getijdezone belangrijk. Een grote oppervlakte-ruwhetd bevordert het kolonisatieproces. Bij gebruik van asfaltprodukten worden de vestigings- en overlevingsmogelijkheden van een aantal soorten beperkt (Meijer, 994). De ontwikkeling van de begroeiing blijft steken in een pionierstadium of in een soortenarme levensgemeenschap. De sterke dynamiek binnen een seizoen wijst op een verstoorde successie reeks. 3..3 Ecologische waardering Om de natuurwaarden van de getijdezone in de Westerschelde in kaart te brengen is in 990 een kartering van de gehele Westerscheldekust uitgevoerd. Op basis daarvan is een typering opgesteld (Meijer, 990). Naast type 0- dijken, waar geen hardsubstraat-soorten aanwezig waren, worden vier types onderscheiden. type : marginaal begroeid. Het aantal soorten en gemeenschappen is (zeer) beperkt- grote bruinwieren ontbreken geheel. Natuurvrlendelijke waterkeringen langs de Westerschefde 6

Rijksinstituut voor Kust en Zee/ RiKZ type : matig-redelijk begroeid. Het aantal soorten en gemeenschappen is groter dan in type, maar er is nog maar een geringe presentie van grote bruinwieren. Er is een zekere zonering, type 3: goed begroeid. De grote bruinwieren zijn mede aspectbepalend en vormen gesloten vegetaties; een onderbegroeting van kleinere wieren ontbreekt. De zonering is min of meer compleet te noemen, type 4: zeer goed begroeid. Er is een min of meer complete zonering van gemeenschappen aanwezig. De bruinwieren vormen zones met een hoge biomassa en er komt een onderbegroeiing van kleinere wieren voor. Dit stadium is de opttmumsituatie voor de Westerschelde, De harde Westerschelde-oevers zijn te verdelen in oevers met voorland (schor, strand of slik): km (76%) en zonder voorland: 35 km (4%). De actuele waardering (situatie 990) en de potenties volgens Meijer (990) zijn weergegeven in figuur 3. Hiervoor is onderscheid gemaakt tussen glooiingen en kreukelbermen. Van de totale lengte aan glooiingen is 30% ongeschikt voor hardsubstraatlevensgemeenschappen, wat overeen komt met ca, 5 km. Marginaal en matig tot redelijk begroeid is ca, km (typen en ). Slechts ca. 8,5 km is goed tot zeer goed begroeid (type 3 en 4). Een grote lengte van het huidige type zou mftt aanpassing van het substraat mogelijk tot type kunnen ontwikkelen. Ecologisch meer interessant is echter de verbetering naar de typen 3 en 4. Met name type 3 is voor veel dijken mogelijk. Terwijl nu nog maar 3% tot type 3 wordt gerekend, is 7% denkbaar. Dit betekent dat de huidige 6 km uitgebreid kan worden tot bijna 30 km. Ruim km glooiing extra kan worden ontwikkeld met de kwalificatie 'zeer goed begroeid'. Figuur 3 Ecologische waardering (990) vs. potentiële situatie voor de glooiingen resp. kreukelbermen, naar Meijer (990) KUSTLENGTB [KMI DD GLOOIINGEN KREUKELBfcRMEN BO - fli: O-A O-B O-C 3 TYPE BEGROEIING AKTUELE SITUATIE POTENTISS.E SITUAT3E t 3 TYPE BEGROEIING P ACTUELE SITUATIE POTËNTIeLE SITUATIE O-A onbegroeid: geen hardsubstraat O-B onbegroeid: hardsubstraat te hoog gelegen O-C onbegroeid: hardsubstraat niet geschikt begroeiing marginaal begroeiing matig-redelijk 3 begroeiing goed 4 begroeiing zeer goed 0 geen bestortlng aanwezig begroeiing marginaal begroeiing matig-redelijk 3 begroeiing goed 4 begroeiing zeer goed Natuurvrlendelijke waterkeringen langs de Westerschelde 7

ZOUTVEGETATIES In de afgelopen decennia, zijn in het Deltagebied grote oppervlakten soutvegetaties verdwenen, in de eerste plaats als gevolg van het inpolderen van een groot aantal schorgebieden uit oogpunt van landbouw en industrie. In de tweede plaats als gevolg van het op Deltahoogte brengen van desteenglooiingen op de dijken. Hierbij is op grote schaal gebruik gemaakt van betonblokken (m,n, Haringmanblokken), die weinig mogelijkheden voor beworteling bieden. Bovendien js de kustlijn verkort, waarmee luwe hoeken verdwenen. De zoutvegetaties zijn zowe! in Nederland als in Europees verband zeldzaam (De Kogel, 983). Een aantal planten dat op dijken voorkomt is opgenomen in de lijst van in Nederland bedreigde soorten. Onder andere de volgende soorten zijn op de Rode Lijst te vinden; bleek kweldergras, Engels gras, gcsteelde zoutmelde, kustmelde, laksteeltje, ijzerhard, zeealsem, zeekool, reetathyrus, zeevenkei, zeegerst en fijn goudscherm. De begroeiing van zêêpostelein volgt nauwkeurig de ruimte tussen de basaltzullen. Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde 8

Langs ca. 49% van de harde kust komen bestortingen voor. Hierop komen altijd levensgemeenschappen voor. Ca. 80 km is marginaal en matig tot redelijk begroeid (typen en ); ongeveer 4 km is goed tot zeer goed begroeid (typen 3 en 4). Ecologisch interessant is de verbetering naar de typen 3 en 4. Met name bij type 3 is een sterke verhoging denkbaar, namelijk 4 km. Ruim km extra bestorting met de kwalificatie 'zeer goed begroeid' (type 4) is mogelijk. 3.3 Natuurwaarden In het supra-l[toraal 3.3. Beschrijving Aan de buitenzijde van een dijk kan een kruidenrijke grasmat voorkomen waarvan, onder invloed van zout (spat)water, de soortensamenstelling sterk verandert met de hoogteligging. Deze vegetatie kenmerkt zich door veejai een blauw-grijze tint en zichtbare aanpassingen aan milieu-omstandigheden in de vorm van dikke, vlezige blad- en stengeldelen. Op de laagste delen in de zonering van zoutvegetaties komen de meest zoutresistente soorten voor: Engels slijkgras en zeekraal (figuur 4). Op hoger gelegen delen, waaronder de verdedigde glooiing, is een typische vegetatie van uitsluitend zoutresistente soorten mogelijk: gewoon kweldergras, schorrezoutgras, lamsoor, zeeweegbree, gerande schijnspurrie en gewone zoutmelde. Hierboven is een overgangsvegetatie van zout naar zoet aanwezig, bestaande uit: rood zwenkgras, fioringras, Engels raaigras, aardbeiklaver, zilte rus, strandkweek, zilverschoon en herfstleeuwetand. De zgn. vloedmerkplanten strandkweek, spiesmelde, strandmelde en reukeloze kamille groeien daar, waar extra voedingsstoffen vrijkomen. Op open en zandige plekken kunnen dunstaart, zeevetmuur, hertsboornweegbree, zeegerst en fijn goudscherm worden aangetroffen. Boven het laatstgenoemde overgangsmilieu ontbreken de typische zoutplanten bijna volledig; hier wordt hun plaats door andere soorten ingenomen. 3.3. Relaties met de omgeving Zoutvegetaties komen vanzelfsprekend voor op plaatsen, die onder invloed staan van zout water. Gedurende extreme vloed worden ze overspoeld met zeewater. Hieruit volgt dat de zone die ze bezetten vooral boven de hoogwaterlijn ligt en tot ongeveer zeven decimeter hierboven (vertikaal gemeten) door kan gaan. Het voorkomen van zoutvegetaties is afhankelijk van de wind en het profiel van het voorland en de glooiing. Zo breekt het voorland in een vroeg stadium de golven en levert een steile glooiing veel zoute spray op. Bovendien laten vlakke stenen de golven hoger oplopen dan stenen met obstakels; vandaar dat de zoutvegetatiezone op glooiingen met vlakke betonblokken in principe hoger ligt dan bij een glooiing van bijvoorbeeld basalt. Plantengroei hangt in sterke mate af van de ruimte tussen de stenen en de mate waarin deze gevuld zijn met grond: een gesloten glooiing (vlakke betonblokken, Haringmanblokken, met gietasfalt en beton gepenetreerde glooiingen) biedt dus minder groeimogelijkheden dan een glooiing van elementen met veel open ruimten onderling (basalt, Basalton, doorgroeistenen). Bij sterke sedimentatie van door de wind aangevoerd materiaal kunnen echter ook betonblokken een (zij het beperkte) zoutvegetatie herbergen. Steenasfalt biedt door sedimentatie van kleiig of zandig materiaal soms een goede begroeiing (Willemse, 99). De wortels dringen hier echter niet tot in de ondergrond door, zodat het voorkomen bij erosie in gevaar kan komen. 3.3.3 Ecologische waardering In tegenstelling tot de flora en fauna in het litoraal is van de begroeiing van zoutplanten langs de Westerschelde geen rapportage beschikbaar. Om inzicht te krijgen in de verspreiding van zoutvegetaties op dijken is in het kader van onderhavig project een beperkt onderzoek uitgevoerd. Natuurvriendelljke waterkeringen langs de Westerschelde 9

Figuur 4 Zonering van zoutplanten (naar: Zonneveld, 989) VLOEDMERK CHWS CHW GHW -0.80m zeekraal Engels slijkgras gewone zoutmelde lamsoor schorrezoutgras zeeweegbree zeeaster slikpest gerande schijnspurrie gewoon kweldergras strand kweek zeealsem rood zwenkgras fioringras zitte rus strandmelde spiesmelde schorrekruid strandkweek reukeloze kamille zeegrassen Door de provincie Zeeland zijn vóór de dijkverzwaringen (eind jaren '70- begin jaren '80) vegetatie-opnamen gemaakt op basis van kilometerhokken. Uit de basis-computerbestanden is voor dit onderzoek een selectie gemaakt van de zeedijken, zodat van ieder kiiometerhok waarin een zeedijk ligt een lijst kon worden verkregen van de waargenomen soorten. Omdat zoutplanten ook blnnendijks kunnen voorkomen, is een negen-tal soorten gekozen die hoogstwaarschijnlijk alleen op de buitenzijde zijn aangetroffen. Deze soorten zijn; Wetenschappelijke naam Armeria maritima Artemisia maritima Atriplex littoralis Atriplex portulacoldes Bèta vulgaris ssp. maritima Cakile maritima Cochlearia danica Crambe maritima Limonium vulgare synoniem Haümione portulacoides B. maritima Nederlandse naam Engels gras (R3) zeealsem (R3) strandmelde (v) gewone zoutmelde strand biet (v) zeeraket Deens lepelblad zeekool (R4; v) lamsoor (Soorten met een vermelding R staan op de Rode Lijst: soorten die in Nederland in hun voortbestaan worden bedreigd. Van R naar R4 neemt het voorkomen toe en de achteruitgang af. Soorten met een vermelding v zijn zgn. vloedmerkplanten.) Per kiiometerhok Is de presentie genoteerd waarin de (geselecteerde) soorten voorkwamen. Vervolgens is het aantal soorten bepaald dat op de zeedijk van het betreffende kiiometerhok voorkwam (zie bijlage 4). Op grond hiervan Is een kartering tot stand gekomen (kaart ), die nadrukkelijk als indicatief moet worden beschouwd. Een aantal dijken waarop -volgens deze kaart- in het verleden 4-8 soorten voorkwamen is in 995 bezocht. Het doel hiervan was eventuele verschillen te constateren met de situatie van rond 980. Per locatie zijn enkele honderden meters tot enkele kilometers bekeken. Bij het veldbezoek is het volgende geconstateerd. Op de zuidoever waren aan de Hoofdplaatpolder (Hoofdplaat) in 98 Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde 0

Rijksinstituut voor Kust en ee/ RIKZ aanwezig: zeealsem, strandmelde, zeeraket, Deens lepelblad, gewone zoutmelde en lamsoor. Alleen Deens lepelblad werd in september 995 niet gevonden. Behalve deze geselecteerde soorten werden ook sporadisch aangetroffen: melkkruid, zilte rus, zeeaster, smalle rolklaver en zeeweegbree. Vrij algemeen waren: strandkweek, gerande schijnspurrle, zeevetmuur, spiesmelde, reukeloze kamille en loogkruid. Bij de Savoyaardplaat (westelijk van Terneuzen) werden in 98 gevonden: strandmelde, zeealsem, zeeraket, gewone zoutmelde en lamsoor. Aangrenzend aan het schor werden in 995 alleen zeealsem, gewone zoutmelde en lamsoor gevonden. Behalve de geselecteerde soorten waren ook present: ijzerhard, zeevetmuur en reukeloze kamille. Op de noordoever is eveneens een tweetal trajecten onderzocht, te weten langs de Borssele polder (Borssele) en langs de Everinge polder, Zuidpolder en Baarland polder (Oudelande-Hoedekenskerke). Op de eerstgenoemde lokatie nabij Borssele zijn in 979 de volgende soorten gevonden: zeealsem, strandmelde, gewone zoutmelde en lamsoor. In 995 werden van de geselecteerde soorten gevonden: strandmelde, zeealsem en gewone zoutmelde. Daarnaast ook melkkruid, hertshoornweegbree, spiesmelde, smalle rolklaver en gerande schijnspurrie. De tweede lokatie herbergde in 978 dezelfde soorten als de lokatie Borssele, Ook in het onderzoekje van 995 waren deze lokaties vergelijkbaar. Geconcludeerd wordt, dat waar in het verleden een zone van zoutplanten zichtbaar was, nu een verharding van veelal betonblokken tot een hoogte van ± NAP 6 a 7 m (monding) ligt, De begroeiing is in de meeste gevallen beperkt tot de naden tussen de blokken. In enkele gevallen is klei of zand op de verharding terecht gekomen of heeft veek voor een voedingsbodem gezorgd. Hierdoor kunnen soms ook op de (Haringman)blokken planten groeten. Over het algemeen zijn nog redelijk veel soorten terug gevonden. De presentie is echter zeer beperkt en de vindplaatsen zijn van beperkte [engte. Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde

Eén van de bijzondere betonstenen die enkele decennia geleden op de markt kwamen was het systeem PIT-beton (westelijk van Bath). 6i/ Nieuwesluis herinnert een monument aan het verleden, toen hier een veelheid aan dijkbekledlngsmaterlalen aanwezig was Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde

4 Cultuurhistorische elementen 4. Betekenis De cultuurhistorische betekenis valt onder te verdelen in een viertal aspecten (TAW, 994): - archeologie; - historische geografie; - bouw- en kunsthistorie; - de geschiedenis van de plek. Voor het toekennen van betekenis zijn de volgende parameters van belang: - zeldzaamheid; - authenticiteit; - samenhang; - kenmerkendheid; - symboliek. 4, Beschrijving Vanaf de twaalfde eeuw is er al sprake yan dijkbouw. De allereerste dijken waren eenvoudige bouwsels van kiel, waarop de zee nog een grote invloed kon uitoefenen. In de eerste helft van de vorige eeuw werden veei zeedijken nog verdedigd door rijsbeslag met staakrijen of met vlechttuinen, al of niet met steen verzwaard. Op minder aangevallen dijkgedeelten kon worden volstaan met een krammat. Gebakken steen werd gebruikt voordat zetsteen in de glooiing werd toegepast. Het gebruik van basalt (in 858 voor het eerst in Zeeland toegepast aan de Schouwse dijken) gaf minder onderhoud. In twintig jaar tijd werden grote oppervlakten rijsbeslag vervangen door basalt, Vivoordse, Doornlkse en Lessinesche glooiing. Hierbij lag het basalt meestal op de sterkst aangevallen plaatsen; de overige steensoorten onder aan het talud. Het beton werd aan het begin van de huidige eeuw geïntroduceerd. Van deze tijd dateren de gewapend betonglooiingen van De Muralt: trapjes- en spijkerglooiingen, maar ook de vlakke betonblokken. Door o.a. technische problemen werden daarna andere modellen gefabriceerd: de diaboolglooiing systeem Streefkerk, Haringmanblokken en de nauw verwante 'Turbo'-glooling, betonblokken systeem Leendertse, 'Pit'betonglooiing en tot siot de Bleijkoglooiing. Vooral na de Tweede Wereldoorlog werden asfaltprodukten gebruikt, o.a. als voegvulling in steenglooiingen. In de loop van deze eeuw zijn er ook steeds meer moderne materialen als grint en mijnsteen, fosfor- en koperslakken en colloïdaal beton gebruikt. In de loop van de tijd is er op deze manier een kunstmatige rotsioist ontstaan, die bestaat uit een veelheid aan harde materialen (Wilderom, 973; Meijer & Van Beek, 988). De dijk zoals die nu te zien is, vormt een afspiegeling van het verleden. Hoewel er veel verdwenen Is, ligt in het tracé, het profiel, materiaalgebruik (verdediging en dijkpalen) en restanten van bewoning in het voorland veel historische waarde opgeslagen. Tot jaren na de ramp in '53 was het zelfs mogelijk aan de hand van de samenstelling van de grasvegetatie te zien, dat ergens een doorbraak had plaatsgevonden (Priester, 988). Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde 3

De ramp van '53 leidde tot de invoering van de Deltawet. Gedurende de periode 959 tot 983/'89 zijn de zeedijken van de Westerschei de aangepast aan de hieruit voortvloeiende bepalingen. (Door bezuinigingen op rijksniveau ontstond een vertraging van vele jaren.) In het beheersgebied van het (vml.) waterschap Noord- en Zuid-Beveland bedroeg de kruinverhoging gemiddeld 4 cm; langs de Westerscbelde moest ruim 50 km zeedijk worden versterkt. Ongeveer 5700 m lengte nieuwe zeedijk is hier aangelegd (Priester, 988). Van de overige deelgebieden zijn geen gegevens bekend. 4.3 Overzicht van cultuurhistorische elementen In deze paragraaf komen de cultuurhistorische elementen van achtereenvolgens Walcheren, Zuid-Beveland en Zeeuws Vlaanderen voor het voetlicht. De onderstaande opsomming is waarschijnlijk niet volledig, maar geeft een goede indruk. De nummering in de tekst correspondeert met die op de kaart (kaart ), Over de haventjes en nollen is vaak informatie te vinden in de boeken van Wiiderom. Maar ook bij de waterschappen is veel (ongedocumenteerde) kennis beschikbaar. 4.3. Walcheren In het beheersgebied van het waterschap Zeeuwse Eilanden zijn op Walcheren de volgende cultuurhistorische elementen aanwezig. nollen: dijkgat als gevolg van bombardement 944 (WestkapelIe); De Nolle, restanten na bombardement 944 (Vlissingen); 3 restanten in 944 gebombardeerd dijkvak (Ritthem). 4.3. Zuid-Beveland In het beheersgebied van het waterschap Zeeuwse Eilanden zijn op Zuid- Beveland de volgende cultuurhistorische elementen aanwezig, bijzondere materialen; glooiing van gebakken blokken (westzijde Willem-Annapolder); glooiing van gebakken blokken (Krulningenpolder bij 's Lands Kot); 3 Bleijkoglooiing (westelijk van Bath); 4 PIT-betonblokken (oostelijk van Bath). voormalige (tandbouw-)havens: landbouwhaven met uitwateringssluis (Ellewoutsdijk); landbouwhaven (Waarde); 3 landbouwhaven met resten van spuiboezem (Zimmermanpolder). diversen: twee paalhoofden nabij de voormalige haven van Baarland; dijksmagazijntje bij de landbouwhaven van Hoedekenskerke; 3 rijksdam, vml. douanepost (Bath). nollen: 4 diverse nollen en resten van weggevallen dijken. 4.3.3 Zeeuws Vlaanderen In het beheersgebied van het waterschap Huister Ambacht zijn de volgende cultuurhistorische elementen aanwezig. bijzondere materialen: 5 Lessinesche steen (Ser-Arendspolder r Kruispolder); 6 Doornikse steen (vele lokaties); 7 Diaboolblokken (Ser-Arendspolder). Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde 4

voormalige (landbouw-)havens (Wilderom, 973): 4 Koningin Emmahaven (897); 5 restant haven Paal (ca. 85) met (particuliere) scheepswerf; 6 haven Walsoorden (eind 800) met een gemetselde suatiesluis. diversen (Wilderom, 973): 4 restant vml. los- en laadplaats (Hertogin Hedwigepolder; particulier); 5 voormalige veerdam veer Hansweert/ Waarde- Walsoorden; 6 restanten dijkdoorbraak op slik (Kreverhille); 7 restanten steiger met voorheen landbouwkundige functie (Zeedorp); 8 restanten voormalige uitmonding gemaal met dienstwoning (Ser- Arendspolder), nollen: 5 nol van Baalhoek, vml. los- en laadplaats/ restant haven. In het beheersgebied van het waterschap De Drie Ambachten zijn de volgende cultuurhistorische elementen aanwezig. Over de gehele waterkerende lengte bestaat de 'onderglooiing' uit natuursteen, zoals Doornikse steen, graniet en basalt. voormalige (landbouw-)haven: 7 haven De Criete, in eerste instantie los- en laadplaats (873-896); in gebruik tot 965 (Wilderom, 973). nollen: 6 nol van de Kleine Huissenspolder (Criete); 7 nollen voor de Nieuw-Neuzenpolder (Wilderom, 973). In het beheersgebied van het waterschap Vrije van Sluis zijn de volgende cultuurhistorische elementen aanwezig. bijzondere materialen: 8 verzameling van een aantal soorten natuursteen als dijkbekleding (Hoofdplaat). voormalige (landbouw-)havens: 8 Killetje van Nieuwestuis (ind. authentieke dijkconstructies). diversen: 9 Oeverwerken Nummer Eén: in de richting van de stroomaanval gelegen stelsel van kustverdedigingswerken; 0 Fort Frederik Hendrik: voormalige fortificatie met karakteristieke vormgeving aan de zeezijde (Breskens). nollen: 8 Nol van de Thomaespofder, gelegen op het schor; 9 Nol Zeven (Hoofdplaat); 0 Nol Calon (Nummer Eén); Oostnol; een veelheid aan natuursteensoorten (Breskenspolder); Kruishoofd: tot strandhoofd omgebouwde dijknol (Nieuwvllet-Bad). 4.4 Cultuurhistorische waardering Als de cultuurhistorische elementen van belang zijn voor het zichtbaar maken van de regionale historische ontwikkelingen worden ze hoog gewaardeerd. De waardebepaling is voorts onder meer afhankelijk van de mate waarin het element opvalt in de omgeving, in hoeverre het bekend is bij de plaatselijke bevolking en van de toestand waarin het zich bevindt. Genoemde aspecten dienen mee te wegen bij eventuele toekomstige taxatie. Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde 5

Beschouwen we het voorkomen van bijzondere materialen in de dijkbekleding, dan valt op dat met name het waterschap Huister Ambacht hier rijk aan is,!n de westelijke helft van de Westerschelde zijn veel oude 'tafels' opgeruimd als gevolg van omstandigheden in het verleden. Overigens is dit aspect moeilijk kwalificeerbaar, omdat geen oppervlaktes en geen compleet overzicht bekend zijn. Opgemerkt moet bovendien worden, dat oude dijkbekiedlngsmaterialen niet behouden kunnen worden in de primaire zeewering. Als gevolg van veroudering worden deze 'tafels' vaak versterkt met gietasfalt Er zijn diverse voormalige landbouwhaventjes in het gebied, met name in de oostelijke helft. Het aantal (resterende) haventjes is vergelijkbaar met de Oosterschelde. In de Westerschelde zijn opvallend veel restanten van dijkvallen en nollen. Op de noordoever liggen ze met name in de oostelijke helft; op de zuidoever verspreid over de westelijke helft, Van zowel uit de Oosterschelde als de Westerschelde zijn meerdere objecten genoemd van zeer uiteenlopende functie en vorm. Zo komen langs de kust voor: spuiboezems, veerdammen en steigers, los- en laadplaatsen, restanten van bewoning en gebouwtjes van het waterschap met een functie voor de waterkeringszorg. Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde 6

5 Plan 5. Visie De uitgangspunten voor het plan zijn verwoord in hoofdstuk. In het kort komt het neer op het volgende: - de primaire functie is waterkering; - natuur-, cultuurhistorische en landschappelijke waarden zijn toegevoegde functies; - de verhoging van de natuurwaarden moet worden bereikt met beperkte kosten en ingrepen (geen tracé- en profielwijzigingen): het kleinschalige en dynamische karakter van het beheer moet worden aangegrepen; - accepteren van de factor tijd, om levensgemeenschappen tot ontwikkeling te laten komen en 'meeliften' met het beheer. De beoordeling van de natuurwaarde in het algemeen vindt plaats op grond van de in 3. geformuleerde aspecten kenmerkendheid, zeldzaamheid, diversiteit, kansrijkheid en vervangbaarheid. De na te streven situatie wordt beoordeeld op een diversiteit van levensgemeenschappen en aantal en bedekking van soorten. Hierbij moet een dynamisch komen en gaan worden geaccepteerd, uitgezet tegen een geografische spreiding en de factor tijd, Ten aanzien van de in 3. geformuleerde aspecten en de omstandigheden in de Westerschelde volgt hieronder een toelichting. In de Westerschelde zijn de omstandigheden voor levensgemeenschappen in het litoraal dermate beperkend (waarschijnlijk vooral het slibgehalte), dat de mogelijkheden beperkt zijn. Om die reden komen in het plan in principe alleen die dijkvakken voor natuurbehoud en -ontwikkeling in aanmerking, die de hoogste potenties hebben. De (potentiële) natuurwaarden in de getijdezone moeten echter op nationaal niveau worden beoordeeld en niet primair vergeleken worden met de Oosterschelde, omdat de potenties op hoger niveau nog redelijk zijn. Dit voorkomt de visie, dat alle overige dijkvakken ongeschikt zouden zijn voor begroeiing. Om deze reden zijn aan de natuurontwikkelingsgebieden ook die dijkvakken toegevoegd, die potentieel vrij goed begroeid kunnen raken (type 3); ze hebben een lagere prioriteit gekregen. Zeedijken vormen een alternatief milieu voor de vegetaties van schorren en groene stranden. Vergeleken met deze milieus en binnendijks gelegen inlagen en andere zoute gronden draagt het (potentieel) biotoop op zeedijken weinig aan areaal bij. Uit het deelonderzoek is echter gebleken, dat zeealsem, een soort die op de Rode Lijst staat, in 30 van de 75 kilometerhokken voorkwam, De zeedijk is daarom van betekenis als groeiplaats van o.a, zeealsem en kan in belangrijke mate bijdragen aan de verspreiding van een soort. Aan de zeedijken kan zowel een habitatfunctie als een corridorfunctie worden toegekend. Daarom wordt in deze visie gesteld, dat kansrijke lokaties met gradiëntsituaties van zout naar zoet, laag naar hoog en vloedmerken moeten worden benut. Aan de beoordeling van de cultuurhistorische waarde liggen de in 4. geformuleerde aspecten zeldzaamheid, authenticiteit, samenhang, kenmerkendheid en symboliek ten grondslag. Deze spelen een cruciale rol bij het beheer van cultuurhistorisch waardevolle elementen. In het kader van integraal beheer zou de toekomstige situatie beoordeeld moeten worden op de mate waarin een compleet beeld van de regionaal historische ontwikkelingen zichtbaar is. Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde 7

De dijkglooiing vormt (visueel) een harde grens tussen de vegetatie op het schor en die op het dljklichaam. Door een juiste Inrichting van de dijkglooilng kan zich een ononderbroken gradiënt In de vegetatie ontwikkelen. Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde 8

5. Principe-oplossingen Bij de uitvoering van natuurvriendelijk beheer is het zinvol onderscheid te maken in kerngebieden, ontwikkelingsgebieden en witte gebieden. Het behoud van cultuurhistorisch waardevolle elementen is niet verbonden met één of andere geografische indeling. kerngebieden In de kerngebieden zijn hoge natuurwaarden aanwezig. Hier zijn rijk ontwikkelde litoraal-levensgemeenschappen aanwezig (waardering 4). (Van de zoutvegetaties is geen volledig beeld beschikbaar.) Het beheer moet gericht zijn op het behoud van natuurwaarden. ontwikkelingsgebieden Terwijl in de kerngebieden hoge natuurwaarden aanwezig zijn, is in de ontwikkelingsgebieden sprake van een potentieel hoge natuurwaarde, Het beheer moet gericht zijn op ontwikkeling van natuurwaarden. Onder gelijkblijvende lokale omstandigheden is het gekozen dijkbekledingsmateriaal de beperkende factor voor een verdergaande ontwikkeling richting climaxstadium. Voor het lltoraal betekent dit een potentie type 4 (hoogste prioriteit). Voor de natuurontwikkelingsgebieden zonder prioriteit is een potentiële waarde van type 3 ingeschat. Dijkvakken met de hoogste potentie zijn vergelijkbaar met de Oosterschelde; de gebieden zonder prioriteit zijn aan de ontwikkelingsgebieden toegevoegd om aan te geven, dat ze op het niveau van de Westerschelde van betekenis zijn. Ook voor de zoutvegetaties zijn er- op grond van waarden in het verledenkansen voor ontwikkeling. Daarnaast zijn zgn. gradiëntsituaties aangegeven, waar de verharde dijkglooiing voor het schor een ononderbroken overgang in de vegetatie beperkt, witte gebieden In de zogenaamde witte gebieden zijn zowel de actuele als potentiële natuurwaarden laag ingeschat. Extra inspanningen en kosten ten behoeve van de natuurwaarden worden hier niet zinvol geacht. Moderne materialëazóalsslakkeh, betoh en asfaltprbduktën laten.vaak een minder goede begroeiing zien dan natuursteen: Oe; ; aankoop;vari natuursteen (zetsteen) is tegenwoordig echter zeer kostbaar/zodat steeds meer kuhststèen, wordt toegepast, Vandaar.de vraag; een', taiudbekledtrig te ontwikkelen, die zowel de.hoge ecologische potenties van natuursteen als hoog:kwalitatieve en duurzame eigenschappen bezit. Als reactie op déze yrè.ag is :in de joopvan 99J! de Basaltpn ECÖzuit ontwikkeld, Uitgegaan is van de bestaande Basalton-züil,' waaraan een toplaag vap lavassen )s toegevoegd. Bij deze keuze is,aandacht be- : stéèdaan het wa^ëryasthoüdéhd. vermogen én'a é,'ruwhejd,;.een Basaltön-glooiing laat bovendien, veel ;' ' / y ' ; open ruimten tussen de stenen zien; : : een fatfój; <ljjè.ecologisch hoog,scoort..; '.... Recent is een eerste!6ftëntererid onderzoek verricht^aar:de; begroeiing op, Basalton ECOzuiien fn zout en zoet getijdewateri Op ; eén lokatie;nabij Ossentsse werd'dé';bégroeiing óp de:ecpzuil hoger gewaardeerd dani'deïpfonïéifv^beïalieéi'ibp^clé l 'gr0sée : pié^alt»n>:tjgironderzoek in de Hoilandsche JJssel bleek, dat de ruwe bbyerilaag van de GÖzüi] kafisén:bboc}ybo^ (Reitsrpa & Van 5.3 Streefbeeld In de toekomstige situatie zal een zonering van levensgemeenschappen voorkomen, die kenmerkend is voor de plaatselijke situatie. Op de meest kansrijke lokaties is op een dijk zonder voorland een zonering van intergetijde» levensgemeenschappen aanwezig die bestaat uit de volgende zones (figuur 5); Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde 9

Figuur 5 Streefbeeld ^ BRUINWIEREN STflUIKWIEHEN INFRALITORALE DIEREN - een zone van korstmossen (A), aan de onderzijde gevolgd door een zone van cyanobakteriën (voorjaarsaspect: Prasiola stipitata); - een zone van klein darmwier (B) (plaatselijk is groefwier denkbaar); - een zone van bruinwieren (Q (kleine zeeëik, blaaswier, gezaagde zeeëlk, knotswier), met een onderbegroeiing van strulkwieren (kleine groen- en roodwieren) en dierlijke organismen; - een zone van bruinwieren (zie onder C) of mosselen, oesters, zeepokken en alikruiken, met een onderbegroeiing van struikwieren en een voorkomen van infralitorale dieren (D), zoals sponzen, zakpijpen en anemonen. Gestreefd moet worden naar een maximale benutting van de ecologische potenties, Dit betekent behoud van,7 km oeverlengte aan kerngebied op glooiingen (,7 ha hardsubstraat) en 0,8 km op kreukelbermen (0,4 ha hardsubstraat), tezamen ruim 3 ha. Daarnaast zal op termijn km glooiing (ruim 7 ha hardsubstraat) en 6 km kreukelberm (3,9 ha hardsubstraat) ontwikkeld worden tot gebieden met een hoge natuurwaarde. De hoogste prioriteit (de hoogste potentiële ecologische waardering van type 4) heeft ruim 3 km glooiing en 3,5 km kreukelberm (zie bijlage 5). (NB: bij de oppervlakteberekening Is de gehele breedte van de verdediging betrokken. Feitelijk zijn op een deel hiervan waardevolle litoraal-begroeiingen aanwezig.) Op plaatsen waar zoutvegetaties groeien op hoge slikken en schorren gaat deze vegetatie geleidelijk aan over in vegetaties van zoetwatermilieu's, zonder dat een kale zone op de verharde glooiing zichtbaar is. Ook op andere lokaties langs de kust komen rond de hoogwaterlijn bij springtij zoutplanten voor. Omdat geen gedetailleerd onderzoeksmateriaal voorhanden is, is slechts bij benadering iets over de potenties voor zoutvegetaties te zeggen. Op grond van vindplaatsen in het verleden komt globaal 8 km van de noordoever in aanmerking voor ontwikkeling van zoutvegetaties. Circa 4 km van de zuidoever kan, mits van geschikt bekledingsmateriaal voorzien, zoutvegetaties gaan herbergen. Het totale oppervlak bedraagt dan bij een breedte van 3 m 5,6 ha. De dijk is voorts een afspiegeling van het verleden. Op verschillende plaatsen Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde 30

maken elementen als haventjes, restanten van dijkvallen, nollen en oude materialen Iets van het verleden zichtbaar. Dit houdt in dat bestaande elementen zoveel mogelijk in stand gehouden worden. 5.4 Knelpunten Knelpunten zijn aanwezig, waar in de huidige situatie elementen aanwezig zijn die het bereiken van het streefbeeld belemmeren. Bijvoorbeeld waar een ongunstig bekledingsmateriaal de ontwikkeling van de begroeiing beperkt (waar de potentiële waarde hoger is ingeschat dan de actuele waarde). Dit geldt zowel voor de soorten van de getijdezone als voor de zoutplanten. Aandachtspunten zijn de aan verval onderhevige cultuurhistorische elementen. Soms zijn dit elementen zonder functie voor de zeewering. Het toekennen van waarde aan deze elementen biedt mogelijkheden voor het onderhoud, waardoor ze behouden kunnen worden. Zoals vermeld in hoofdstuk zijn de financieringsbronnen voor een integraal beheer niet onderzocht Deze financiering is echter een knelpunt van betekenis. Om budgettaire redenen wordt vaak gekozen voor penetratie met gietasfalt, waardoor grote natuurwaarden verloren (kunnen) gaan. In de praktijk wordt onderzocht (bij de waterschappen Huister Ambacht en Zeeuwse Eilanden) of het zinvol en mogelijk is het gietasfalt af te strooien met bijvoorbeeld grind of lavasteen. Voor de ontwikkeling van natuurwaarden moeten de verwachtingen echter niet te hoog gespannen zijn. Bij het beheer van zeedijken is er onvoldoende inzicht in de verantwoordelijkheid voor de extra kosten als gevolg van natuurvriendelijk en cuetuurbewust beheer. 5.5 Handreiking voor het beheer Kaart 4 geeft de pjankaart weer voor wat betreft de getijdezone (litoraal). Kaart 5 is de plankaart voor de zoutvegetaties (supralitoraal). De criteria voor de onderscheiden kern-, ontwikkelings- en witte gebieden zijn in 5. geformuleerd. Kaart 4 Is een praktische uitwerking van de ecologische waarderingskaarten volgens Meijer (990). 5.5. Kerngebieden In de kerngebieden, van toepassing op de getijdezone, heeft herzetten van vrijgekomen materiaal de voorkeur. Ingieten met gietasfalt of beton is hier funest voor de flora en fauna. Moet een andere steensoort worden gekozen, omdat de vrijgekomen steen niet geschikt is om te herzetten, dan wordt op dit moment de Basalten ECOzuil aanbevolen. Hoewel de natuurwaarde op lange termijn van dtt nieuwe materiaal nog niet is vastgesteld, zijn de verwachtingen hoog (Reiisma & Van Berchum, 995). Werkzaamheden in kerngebieden moeten altijd zoveel mogelijk een kleinschalig karakter hebben, zodat nieuwe materialen makkelijk begroeid kunnen raken vanuit aangrenzende soortenrijke levensgemeenschappen. 5.5. Ontwikkelingsgebieden In de ontwikkelingsgebieden moet bij onderhoudswerkzaamheden bij voorkeur een ander type dijkbekledingsmateriaal cq substraat worden gekozen, Het type dat de voorkeur heeft is afhankelijk van de hoogte op de dijk waarop het toegepast wordt. Litoraal Rond de hoogwateriijn zijn spleten en holten tussen de stenen van invloed op het voorkomen van bepaalde organismen, zoals het groefwier (Pelvetia canaiiculata). Hoewel deze soort niet meer is aangetroffen in de Westerschelde, was er begin jaren '50 een vindplaats in het Sloe, Het groefwier kan voorkomen op plaatsen waar een laagje slib is afgezet, tot een saliniteit van 0 promille {Bijkerk, 988). Voor de toekomst kan hervestiging mogelijk worden geacht. Het kiezen van bekledingsmateriaal met openingen tussen de Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde 3

stenen heeft nog een voordeel, zoals hierna vermeld. Rond de hoogwaterlijn hebben -met het huidige aanbod op de markt- Basalton en de ECOzuil de voorkeur. Met name bij dijkvakken die grenzen aan kerngebieden moet er speciale aandacht naar dit aspect uitgaan. In de getijdezone wordt de soortenrijkdom gunstig beïnvloed, wanneer holten en spleten tussen de stenen aanwezig zijn. Hierdoor is de vestiging van de paardeanemoon (Actinia equina) In de monding mogelijk. Basalt en Vilvoordse kalksteen bieden in principe goede mogelijkheden; alleen basalt zal in de praktijk echter nog worden toegepast, hoewel in beperkte mate. Vilvoordse kalksteen die is ingegoten kan eveneens een groot aantal soorten herbergen, mits weinig materiaal {colloïdaal beton, gietasfalt) wordt gebruikt en de holten dus grotendeels behouden blijven. Overigens is het aantal soorten al veel minder in vergelijking met een 'niet-versterkte' glooiing van Vilvoordse kalksteen. De kunststenen bieden in de toekomst betere perspectieven. Basalton en met name de ECOzuil hebben hierbij (op dit moment) de voorkeur. Mogelijk voldoet tevens een combinatie van breuksteen met colloïdaal beton. Hiervan is in Dijktuin op Neeltje Jans een proefvak opgenomen. De resultaten laten eind 994 een gemiddeld resultaat zien {Van Berchum, 995). Omdat elders deze materialen-combinatie niet is toegepast, kan naar de resultaten op lange termijn slechts worden gegist. Het verdient daarom aanbeveling deze combinatie ook op andere plaatsen toe te passen. De kansen voor flora en fauna op de combinatie breuksteen en gietasfalt zijn slechts in beperkte mate aanwezig, en wel wanneer een relatief grote oppervlakte schone breuksteen aanwezig is. De ontwikkeling van levensgemeenschappen is echter altijd sterk vertraagd en de sterke dynamiek binnen een seizoen wijst op een verstoorde successie-reeks. Het gebruik van gietasfalt moet daarom in deze gebieden beperkt of vermeden worden. Op de kreukelberm zijn verscheidene materialen kansrijk: losse basalt, betonblokken en andere steenachtige materialen. De verschillende soorten organismen vertonen een ongelijke substraatvoorkeur, zodat het gewenst Is om diverse materialen (zowel beton- als natuursteen) te gebruiken. In het algemeen geldt, dat de afzonderlijke elementen stabiel moeten liggen en voldoende zwaar zijn. Een kreukelberm Is voorts optimaal Ingericht, wanneer de zachte bodem volledig Is bedekt en er zgn. poeltjes aanwezig zijn, waarin water blijft staan. Supra-lltoraal In de zone boven de hoogwaterlijn heeft de toepassing van beton de voorkeur om de op deze hoogte voorkomende levensgemeenschap van korstmossen tot ontwikkeling te laten komen (zie ook het intermezzo Korstmossen in de handreiking voor de Oosterschelde-dijken). In principe komen Haringmanblokken, andere betonblokken en Basalton In aanmerking. Ook (dicht) colloïdaal beton is hit geschikt. Voor behoud en of ontwikkeling van zoutvegetaties is bij de keuze van het matertaai de eis dat bewortellng mogelijk is, wat bereikt wordt, wanneer holtes en een zeer ruw oppervlak aanwezig zijn. In aanmerking komen in principe materialen zoals diverse natuursteensoorten- die slechts nog beperkt uit depot leverbaar zijn-, Basalton/ ECOzuil en doorgroeistenen, De laatste voldoen echter niet, omdat ze uitspoelen. De Basalton-ECOzuil is kansrijk, omdat deze zowel tussen de betonelementen als bovenop potentiële groeiplaatsen biedt. Bij gebruik van basalt, Basalton e.d. wordt aanbevolen niet meer inwasmateriaal (bijv. slakken) te gebruiken dan technisch noodzakelijk is. Voor alle materialen geldt dat inwassen met klei direct na de aanleg de voorkeur heeft om begroeiing snel mogelijk te maken, Bij grotere oppervlakten bestaat de mogelijkheid door de klei een zaadmengsel te mengen; mogelijk biedt de teelt van zeegroenten hierin soelaas. Natuurvriendelljke waterkeringen langs de Westerschelde 3

Sinds enige tijd is bekend dat op meerdere lokaties waar dijkversterkingen hebben plaatsgevonden de klei onder betonblokken uitdrogingsverschijnselen kent. De problematiek wordt op TAW-niveau bestudeerd. Het verdient aanbeveling de dijkvakken, waar genoemde problemen zich afspelen te vergelijken met de lokaties die in aanmerking komen voor ontwikkeling van zoutvegetaties. Bij de herinrichting van deze dijkvakken heeft het de voorkeur de natuurbelangen mee te laten wegen. Naast de keuze van het materiaal speelt het beheer van de grasmat een rol. Door de selectieve vorm van begrazing heeft kleinvee en een matige veedichtheid de voorkeur boven een maaibeheer. In de praktijk zal dit weinig of geen problemen opleveren; alleen de begrazings-intensiteit za! lokaal moeten worden herzien. Veekruimen dient hier alleen plaats te vinden bij extreme hoeveelheden, wanneer het veek de vegetatie kan verstikken en daarmee de dijk plaatselijk wordt verzwakt. 5.6 Aanbevelingen In het algemeen geldt, dat het aanbeveling verdient de financiering van en de verantwoordelijkheden voor de toegevoegde functies vast te leggen. Hierbij moeten zowel de waterschappen als de Provincie en het Rijk betrokken zijn. Een tweede algemeen aspect dat nauwelijks aandacht krijgt is de milieubelasting. Bij de keuze voor het dijkbekledingsmateriaai moet rekening gehouden worden met het feit dat het na een bepaalde termijn als onbruikbaar afval beschouwd moet worden danwei recyclebaar is. Informatie over landschappelijke en ecologische aantasting als gevolg van winning is te vinden in de DWW-wijzers (produktinfo waterbouw). Ten aanzien van de cultuurhistorische elementen is het noodzaak hieraan functie en waarde toe te kennen. Het onderhoud dat vervolgens gepleegd wordt zal resulteren in behoud. Voor wat betreft de natuurwaarden in het litoraal heeft het beheer in de kerngebieden hoge prioriteit (behoud van natuurwaarden op ruim,5 km dijkglooiing en 0,8 km kreukelberm). Echter, op ca. 3 km glooiing en ca. 3,5 km kreukelberm is het substraat de beperkende factor voor ontwikkeling van hoge natuurwaarden, zodat ook deze dijkvakken prioriteit moeten krijgen in het beheer. Daar gietasfalt grote praktische en financiële voordelen heeft, is het zinvol technieken te ontwikkelen die het minst beperkend zijn voor ontwikkeling van flora en fauna, in dit kader worden proeven gedaan ( 5.4) met het afstrooien van het asfalt met grind of lavasteen. De effecten op de begroeiing zijn niet onderzocht. Bij de combinatie met breuksteen (waarbij een nieuwe bekleding op de versleten glooiing wordt aangebracht) heeft het de voorkeur dat het gietasfalt slechts als basis dient en weinig aan de oppervlakte komt. Bij het inwassen van een verouderde glooiing heeft het gebruik van colloïdaal beton echter de voorkeur boven gietasfalt. Vanuit landschappelijk en natuurwetenschappelijk oogpunt moeten gradiëntsituaties beter worden benut om zoutvegetaties tot ontwikkeling te laten komen. Ook bovenaan de verharde glooiing liggen aanzienlijke potenties voor deze doelgroep: ca. 5 km dijklengte is kansrijk. Zoals in de vorige paragraaf is genoemd, verdient het aanbeveling bij herstelwerken als gevolg van verdroogde klei onder betonblokken rekening te houden met de ecologische potenties. Het Rijk heeft hierin een grote rol te vervullen. Bij het beheer van dijktaluds met zoutvegetaties heeft extensieve begrazing de voorkeur; bij een intensieve begrazing dienen de zoutvegetaties uitgerasterd te worden tot begin augustus, zodat zaadzetting plaats kan vinden. Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde 33

De confrontatie tussen een eroderend schor en de natuur-onvriendelijke dijkglooilng kan een uitdaging vormen voor de beheerder van de zeewering... Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde 34

Literatuurlijst Adriaanse, L.A., 980 Onderzoek naar de gevolgen van de dijkverzwaringen op de vegetatie van de dijken langs de Oosterschelde (najaar 979), Deltadienst voor Milieu en Inrichting, studentenrapport 5-80 Anoniem, 985 Natuurbouwmogelijkheden op zeedijken/ De Wieringer zeedijken. Driemaandelijks bericht Deltawerken, p. 47-54/ p. 55-60 Berchum, A.M. van, J. Coosen & AJ.M. Meijer, 995 Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Oosterschelde. Handreiking voor integraal beheer, rapport RIKZ-95.006. Bureau Waardenburg rap.nr. 94.50 Berchum, A,M. van, 995 Dijktuin, Tussentijdse evaluatie 994, werkdoc. RIKZ/AB-95.8X. Bureau Waardenburg rapportnr. 95.5 Bestuurlijk Overleg Westerschelde, 995 Beleidsplan Westerschelde. Voortgangs- en evaluatierapportage, periode 993-994 Bijkerk, R., 988 Ecologisch proflei Groefwier; in; Ecologisch profiel Lagere Planten, Rijkswaterstaat, Dienst Getijdewateren CUR, 994 Rapport 68 Natuurvriendelijke oevers. Rapport 68a Oeverbeschermingsmaterialen. Gouda Hartog, C. den, 959 The epillthic algal communicaties occurring along the coast of the Netherlands, Wentia,4 p. Jongepier, J.W.,? Vloedmerken en zeeweringen, een onvermoed aspect van onze flora, PMOG-5, pagina's Jonkers, D.A., 987 Opname van zware metalen uit en kolonisatie van ovenslakken en beton door benthische mariene organismen; Studentenverslag DGW-AOBB Kogel, TJ. de, 983 Natuurtechnische aspecten bij de aanleg van glooiingen op zeekerende dijken, RWS Deltadienst, Hfd.afd. Milieu en Inrichting, Nota DDMI-83.0 Kraan, C. van der, 969 Vergelijkend onderzoek naar de relatie vegetatie-milieu op zeedijken in het Deltagebied. Studentenverslag VU Amsterdam, nr. D3-969, Delta-Instituut Yerseke Kremer, B.P., 978 Planten van strand, duin en wad. Bloemplanten-Korstmossen-Wieren met 9 kleurenfoto's. Vrij vertaald door Dr. W.J, Prud'Homme van Reine. WJ. Thieme & Cie, Zutphen Meijden, R. van der, 990 Heukels' Flora van Nederland. ste druk, Wolters-Noordhoff b.v, Groningen Meijer, AJ.M., 990 Oevertypen en hardsubstraat-levensgemeenschappen in de gettjdezone van de Westerschelde, kartering 990. Bureau Waardenburg rapportnr. 90.5 Meijer, AJ.M., 994 Onderzoek hardsubstraatlevensgemeenschappen in de getijdezone van de Oosterschelde: aangroei en ontwikkeling van levensgemeenschappen op aangepaste en nieuw aangelegde dijkglooüngen in de getijdezone van de Oosterschelde; Resultaten inventarisatie 988 t/m 993, Bureau Waardenburg rapportnr. 94.8 Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde 3 5

Meijer, AJ.M. & A.C. van Beek, 988 De levensgemeenschappen op harde substraten in de getijdezone van de Oosterschelde, typologie, kartering, relaties met substraat, oppervlak teberekeningen, gevolgen van dijkaanpassingen. Bureau Waardenburg rapportnr. 88.5 Ministerie van Landbouw en Visserij, 989 Natuurbeleidsplan: visie op toekomstig beleid ten dienste van natuur en landschap. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 989 Water voor nu en later: derde Nota waterhuishouding. Tweede Kamer, 988-989, 50, nr. Nlenhuis, P.H., 976 The epilithic algal vegetation of the SW-Netherlands; Delta Instituut voor Hydrobiologisch Onderzoek, Yerseke, rapporten en verslagen 976-5 Priester, L, 988 Het werk voltooid; De zeeweringen van Noord- en Zuid-Beveland 953-988 Reitsma, J.M. & A.M. van Berchum, 995 Begroeiing op Basalton ECOzuilen, een oriënterend onderzoek op enkele lokaties langs zoete en zoute getijdewateren; Bureau Waardenburg B.V. Culemborg, rapportnr, 94.47 Rijkswaterstaat, 995 Herstel natuurwaarden Westerschelde, natuur in beweging... Plan van Aanpak, rapportnr. 679/BA95/A063/858. Heidemij advies en RIKZ. Roeleveld, J.C., 966 Vegetatie op dijken langs Ooster- en Westerschelde, Studentenverslag VU Amsterdam, nr. D-965, Delta-Instituut Yerseke Ruijter, E. de &, A. Schoenmaker, 989 Zeeboek, KNNV-veldgids no ; uitgave JBU en KNNV te Utrecht Saeijs, H.L.F., DJ. de Jong, 975 Milieuproblemen en adviezen samenhangend met dijkversterkfngswerken langs de Oosterschelde ca., RWS Deltadienst, Hoofdafdeling Milieu en Inrichting, Nota DDMI 75-89 Sprangers, J.T.C.M., 990 Vegetatie van Nederlandse zeedijken, Plantengemeenschappen in relatie tot standplaatsfactoren Technische adviescommissie voor de waterkeringen, 994. Handreiking Vlsle-ontwlkkeling: keuzen en afbakening van het werkterrein van de dijkversterking;. Handreiking Inventarisatie en waardering LNC-aspecten: een methode voor beschrijving van en betekenistoekenning aan de LNC-aspecten bij de dijkversterking; 3. Handreiking Beleidsanalyse: een methode voor het ontwikkelen en beoordelen van alternatieven in de planvorming van de dijkversterking. Visser, CA 99 Verslag werkbezoek groene dijken t.b.v. eindrapportage, RWS Direktie Zeeland, notitie nr. SBS-9.086 Vroom, M.G., J. Coosen & F, Hallie, 99 Kansen voor oevers van getijdewateren, Inventarisatie en advies; RWS- DGW nota GWWS-9.06 Wilderom, M.H., 968 Tussen Afslultdammen en Deltadijken III, Midden-Zeeland (Walcheren en Zuid-Beveland) Wilderom, M.H., 973 Tussen Afsluitdammen en Deltadijken IV, Zeeuwsch Vlaanderen Willemse, LA, 99 Onderzoek dijkvegetatie, Waterschap Tholen Wolff, W. & J.C. Post, 979 Oosterschelde, het leven in en om het water. Uitgeverij Sijthoff, Alphen aan de Rijn Zeeuws Overlegorgaan Waterkeringen, 995 Beleidsplan voor de Zeeuwse kust en de Westerscheldeoevers. Op weg naar Natuurvriendeiijke waterkeringen langs de Westerschelde 36

Rijksinstituut voor Kust en Zee/ RIK? een integraal beleid voor de Zeeuwse Noordzeekust en de Westerscheldeoevers. Zonneveld, L.M.L., 989 Zoutmoerasvegetaties in Nederland, een literatuuronderzoek t.b.v. de derde Nota waterhuishouding. Bureau LlBl&iP, bureau voor landschapsoecologisch onderzoek b.v. in opdracht van het Min. van Verkeer en Waterstaat. In: Ecologisch Profiel Hogere Planten. Natuurvriendelijke waterkeringen langs de Westerschelde 37

Rijksinstituut voor Kust en Zetl RIKZ Natuurvriendelijke waterkerlngen langs de Westerschelde 38

BIJLAGEN Natuurvrlendelijke waterkeringen langs de Westerschelde 39

Bijlage Dijktypen in de Westerschelde (Meijer, 990) (totaal overzicht alle oevers in: Meijer, 990, tabel 3). glooiingen: huidige situatie O-A. onbegroeid: geen hardsubstraat (duin of groene dijk) O-B. onbegroeid: hardsubsiraat te hoog gelegen O-C, onbegroeid: hardsubstraat niet geschikt. begroeiing marginaal. begroeiing matig-redelijk 3. begroeiing goed 4. begroeiing zeer goed totaal opgenomen totaaf rttet opgenomen elndtotaal zuid oevers.700 m.875 m Om 43.670 m 7.630 m 3.575 m Om 69.450 m 875 m 90.35 m 3% 4% 0% 49% 0% 4% 0% 00% noord oevers 6.90 m 8.05 m.830 m 4.30 m 8.630 m.00 m.705 m 8.40 m 5.700 m 68.0 m % 0% % 5% 0% 3% 3% 00% totaal 8.60 m 7% 0.890 m %.830 m % 85.800 m 50% 6.60 m 5% 5.775 m 3%.705 m % 7,870 m 00% 6.575 m 78.445 m. glooiingen: ingeschatte potentiële situatie O-A. onbegroeid: geen hardsubstraat (duin of groene dijk) O-B. onbegroeid: hardsubstraat te hoog gelegen O-C. onbegroeid: hardsubstraat niet geschikt. begroeiing marginaal. begroeiing matig-redelijk 3. begroeiing goed 4. begroeiing zeer goed totaal opgenomen totaal niet opgenomen eindtotaal.700 m.875 m Om 9.300 m 34.0 m.40 m 35 m 89.450 m 875 m 90.35 m 3% 4% 0% 0% 38% 4% 0,4 % 00% 6.90 m % 7.5 m 9% Om 0% 7,60 m % 7.455 m 33% 8.765 m % 4.455 m 5% 8.40 m 00% 5.700 m 88,0 m 8.60 m 7% 0.090 m % Om 0% 6.90 m 6% 6.565 m 36% 9.905 m 7% 4.780 m 3% 7.870 m 00% 6.575 m 78.445 m 3. bestortingen: huidige situatie 0. geen besiorting aanwezig. begroeiing marginaal. begroeiing matig-rede lijk 3. begroeiing goed 4. begroeiing zeer goed totaal opgenomen totaal niet opgenomen elndtotaal 49.445 m 56% 7.065 m 30% 0.85 m %.65 m % 0 m 0% 88.950 m 00%.375 m 90.35 m 37.55 m 46% 3.745 m 39% 0.750 m 3%.65 m % 775 m % 8.40 m 00% 5.700 m 88.0 m 86.970 m 5 % 56.80 m 34%.565 m 3% 3.50 m % 775 m 0,5 % 7.370 m 00% 7.075 m 78.445 m 4. bestortingen: Ingeschatte potentiële situatie 0. bestorting niet zinvol (te hoog gelegen). begroeiing marginaal. begroeiing matig-redelijk 3. begroeiing goed 4. begroeiing zeer goed totaal opgenomen totaal niet opgenomen eindtotaal 35.50 m 8.890 m 4.545 m 8.990 m.75 m 88.950 m.375 m 90.35 m 40% 0% 8% % % 00% 30.460 m 9.380 m 3.375 m 8.505 m.700 m 8.40 m 5.700 m 68.0 m 37% % 39% 0% % 00% 65.70 m 38% 8.70 m % 56.90 m 33% 7.495 m 6%.975 m % 7.370 m 00% 7.075 m 78.445 m Bijlage 4

Bijlage Soortenlijst litoraal Nederlandse naam Wetenschap pel iike naam Klasse Nederlandse naam - - - - - alikruik, stompe alikrulk, gewone alikruik, scherpe alikruik, gele alikruiken bessenwler, Japans blaaswier boompjeswier borstelwormen brakwaterhoorntje broodspons buisjesspons, witte bulswieren cyanobakteriën darmwier, klein darmwieren darmwieren dlatomeeën dunsteettje gaffelwier golfbrekeranemoontje groefwier hauwwier havenpissebed hoorntjeswier, Hollands hoorntjeswier, rood kalkkorstwier, roze kernwier keverslakken klein tandhoornkoraal knoopwier knotswier knotszakpijp korstmossen korstmossen korstmossen korstmoswier korstwier, wijnrood korstwier, bruin kwastwieren Michelinmannetje mosdiertjes mossel muiltje Acrochaetium/ Goniotrichum Antithamnion spec. Celidium pusillum Lipura maritima Pilayella iittoralis Prasiola stipitata Pseudendoclonium submarinunri Ulothrix/ Urospora j L. Iittoralis L. littorea L. saxatllis Littorina mariae Littorinidae Sargassum muticum Fucus vesiculosus Callithamnion spec. Polychaeta Hydrobia ulvae Halichondria panlcea Leucosolenia variabilis Polyslphonia spec. Entophysalis deusta Blidingia minima Blidingia spec. Enteromorpha spec. Diatomea Petalonia fascia Dictyota dichotoma Diadumene cincta Pelvetia canalicuiata Halidrys siliquosa Ligia oceanica Ceramium deslongchampsii Ceramium rubrum Phymatolithon lenormandii Cigartina stellata Placophora Dynamena pumila Cracilarla verrucosa Ascophyllum nodosum Styela clava Caloplaca spec. Lecanora spec. Xantoria parietina Catenella caespitosa Hildenbrandia rubra Ralfsia spec. Ectocarpus spec. Pycnogonum littorale Hydrozoa spec. Mytilus edulis Crepidula fornicata Rhodophyta Rhodophyta Rhodophyta Insecta Phaeophyta Chlorophyta Chlorophyta Chlorophyta Castropoda Gastropoda Gastropoda Gastropoda Gastropoda Phaeophyta Phaeophyta Rhodophyta Polychaeta Gastropoda Demosponglae Calcarea Rhodophyta Cyanophyta Chlorophyta Chlorophyta Chlorophyta Diatomeae Phaeophyta Phaeophyta Anthozoa Phaeophyta Phaeophyta Crustacea Rhodophyta Rhodophyta Rhodophyta Rhodophyta Placophora Hydrozoa Rhodophyta Phaeophyta Ascidiacea Lichenes Lichenes Lichenes Rhodophyta Rhodophyta Phaeophyta Phaeophyta Pycnogonlda Hydrozoa Bivalvia Gastropoda rood wieren roodwieren roodwieren insekten bruin wieren groenwieren groenwieren groenwieren slakken slakken slakken slakken slakken bruinwieren bruinwieren roodwieren borstel worm en slakken gewone sponzen kalksponzen roodwieren cyanobacterën groenwieren groenwieren groenwieren diatomeeën bruinwieren bruinwieren zeeanemonen/ koralen bruinwieren bruinwieren kreeftachtigen roodwieren roodwieren roodwieren roodwieren keverslakken hydroiedpoliepen roodwieren bruinwieren zakpijpen korstmossen korstmossen korstmossen roodwieren roodwieren bruinwieren bruinwieren zeespinnen hydrotdpollepen tweekleppigen slakken Bijlage 4

Rijksinstituut voor Kust en Zee/ RJKZ oester, Japanse paard eanemoon pluchewier, rood purperslak purperwieren rood darmwier sausijsjeswler schaalhoren schelpkokerworm slibanemoon strandkrab suikerwier takwier vederwier viltwier vlokreeften zakspons zeedahlia zeeëlk, gezaagde zeeëik, kleine zeepokken zeesla zeester Crassostrea gigas Actinia equina Rhodochorton purpureum Nucella lapillus Porphyra spec. Dumontia contorta Scytosiphon lomentaria Patella spec. Lanice conchilega Sagartia troglodytes Carcinus maenas Laminaria saccharina Cladophora spec. Bryopsls spec. Codium fragile Amphipoda Scypha ciliata Tealia felina Fucus serratus FLJCUS splralis Cirripedia Ulva spec. Asterias rubens Bivalvia Anthozoa Rhodophyta Gastropoda Rhodophyta Rhodophyta Phaeophyta tweekleppigen zeeanemonen/ koralen rood wieren slakken roodwleren roodwieren bruin wieren Archaeogastropoda napslakken Polychaeta borstelwormen Anthozoa zeeanemonen/ koralen Crustacea kreeftachtige n Phaeophyta bruin wieren Chlorophyta groenwieren Chlorophyta groenwleren Chlorophyta groenwieren Crustacea kreeftachtlgen Calcarea kalksponzen Actinaria zeeanemonen Phaeophyta bruinwleren Phaeophyta bruinwieren Crustacea kreeftachtlgen Chlorophyta groenwieren Stelleroidea zeesterren/ slangsterren Bijlage 43

Bijlage 3 Soortenlijst supra-litoraal Wetenschappelijke naam synoniem Nederlandse naam Rode lijst vloedmerk Puccineltia distans Trifolium fraglferum Puccinellla distans ssp. borealis Cochlearia danica Paraphotis strigosa Armerla maritima Cochlearia officinalis ssp. anglica Lolium perenne Bupteurum tenuissimum Agrostis stolonifera Claucium flavum Atriplex laciniata Spergulada maritima Atriplex pedunculata Atriplex portulacoides Pucdnellia maritima Leontodon autumnalis Plantago coronopus Verbena officinalis Atriplex glabriuscula Desmazeria marina Limonium vulgare Salsola kal! Glaux maritima Matrlcaria maritima Festuca rubra ssp. commutata Suaeda maritima Triglochin maritima Lotus cornlculatus ssp. tenuifolius Atriplex prostata Pucdnellia distans ssp. distans Bèta vulgaris ssp. maritima Elymus athericus Atriplex llttoralis Artemisia maritima Aster tripolium Scirpus maritimus Hordeum marinum Crambe maritima Salicornia spec. Lathyrus japonicus Honckenya peploides Caklle maritima Crithmum maritimum Sagirta maritima Plantago maritima Juncus gerardi Spergularia salina Potentilla anserina C. anglica Atriplex sabulosa Halemione pedunculata Halimlone portulacoides Atriplex babingtonii Catapodium marinum L. tenuis Atriplex hastata B. maritima E. pycnanthus Bulboschoenus maritimus L. maritimus S, marina - aardbeiklaver bleek kweldergras Deens lepelblad dunstaart Engels gras Engels lepelblad Engels raaigras fijn goudscherm fioringras gele hoornpapaver gelobde melde gerande schijnspurrie gesteelde zoutmelde gewone zoutmelde gewoon kweldergras herfstleeuwetand hertshoornweegbree ijzerhard kustmelde laksteeltje lamsoor loogkruid melkkruid reukeloze kamille rood zwenkgras schorrekruid schorrezoutgras smalle rolklaver spiesmelde stomp kweldergras strandbiet strandkweek strandmelde zeealsem zeeaster of zulte zeebies of heen zeegerst zeekool zeekraal zeelathyrus zeepostelein zeeraket zeevenkei zeevetmuur zeeweegbree zilte rus zilte schijnspurrie zilverschoon R4 R3 R3 R4 R4 R3 R4 R3 R4 R R3 R R4 R4 R v v v V V V V V V v v V Bijlage 3 44

Bijlage 4 Presentie zoutplanten in de periode 976-983 (bron: archief Provincie Zeeland, directie Economie, Ruimtelijke Ontwikkeling en Welzijn) soorten/ km hok Engels 8«* zeealsem strand* melde strandbiet zeeraket Deens lepelblad zeekool gewone zoutmelde zeepos telein lamsoor totaal aantal 7-386 34-386 54-386 55-386 57-383 3-385 54-385 53-384 58-384 59-384 60-383 6-383 39-38 5-38 6-38 4-38 5-38 6-38 39-38 40-38 4-38 43-38 5-38 63-38 4-380 43-380 5-380 5-380 63-380 64-380 65-380 66-380 7-380 8-379 9-379 48-379 49-379 50-379 5-379 66-379 69-379 7-379 74/379 9-378 30-378 45-378 33-377 34-377 35-377 36-377 55-377 36-376 37-376 8 8 8 7 3 8 8 7 3 3 8 7 8 8 8 8 8 7 8 7 3 7 3 3 7 3 7 7 3 3 3 0 7 7 7 7 7 3 3 8 3 7 8 3 3 4 6 4 4 3 4 3 3 4 7 3 3 5 5 4 4 Bijlage 4 45

soorten/ km hok 55-376 37-375 54-375 63-375 64-375 38-374 39-374 4-374 43-374 50-374 65-3^4 66-; i 73-374 4-373 44-373 45-373 4.6.-373 4-37 70-37 7-37 70-37 Engels pras zeealsem strandmelde 3 3 7 strand- zeeraket Deens zeekool gewone biet lepelblad onfrnp ( e 3 zee- postelein lamsoor 3 totaal aantal 3 3 3 5 3 fi 5 PO A C Presentle-codering: 0 wel gevonden, kwantiteit niet Ingevuld zeldzaam, weinig exemplaren op weinig plaatsen, plaatselijk soms talrijk 3 regelmatig gevonden 6 determinatie twijfelachtig 7 algemeen 8 samen met andere soort(en) dominant 9 dominant Bijlage 4 46

Rijksinstituut voor Kust en Zee/ RtKZ Bijlage 5 Overzicht kerngebieden en ontwikkelingsgebieden (Iitoraai) KERNGEBIEDEN NOORD-OEVERS ZUID-OEVERS dijkvak GLOOIING lengte [m ] opp. [ml hardsub dijkvak GLOOIING lengte [ml opp. [ml hardsub 5 500 650 3 650 500 34 300 700 35c 380 330 35d 375 3563 38 300 3000 73c SUBTOT. 00 705 800 6.743 SUBTOT. 0 o... dijkvak KREUKELBERM lengte [ml opp. [ml hardsub dijkvak KREUKELBERM lengte [m ( ] opp. [ml hardsub 73d 5 5 74a 50 50 74c 300 500 SUBTOT. 775 3875 SUBTOT. 0 0 Bijlage 5 47

NATUURONTWIKKELINGSGEBIEDEN NOORD-OEVERS ZUID-OEVERS dijkvak GLOOIING lengte [m ] opp. [m ] hardsub dijkvak GLOOIING lengte [m ] opp. [ml hardsub 9a 50 550 3a 55 6300 9b 5 375 5a 00 6950 9a 00 3000 5b 00 4700 9b 50 3075 3c 45 75 3b 75 4950 33a 350 550 3c 440 790 33b 50 3750 33b 00 900 34 prioriteit 35 555 39 prioriteit 500 750 35 375 65 40 35 4063 36a 300 4800 7b prioriteit 600 000 36b 375 6750 73a prioriteit 75 888 36c 300 4500 73b prioriteit 35 5363 66 050 55 73d prioriteit 5 4050 74a prioriteit 50 4500 74b prioriteit 50 75 74c prioriteit 300 5400 77 prioriteit 35 45 SUBTOT. 455 7,434 ~~j SUBTOT. 6575 99.900 dijkvak KREUKELBERM lengte [m ] opp. [ml hardsub dijkvak KREUKELBERM lengte [m ] opp. [ml hardsub 9a 50 300 5a 00 6600 9b 5 750 5b 00 00 6d prioriteit 00 000 36a 300 750 7a prioriteit 400 000 36b 375 50 7b prioriteit 350 65 36c 300 00 9a 00 00 68a/b/c prioriteit 600 4500 9b 50 675 63d prioriteit 35 75 3b 3c 75 440 375 00 68e prioriteit 350 800 7b prioriteit 600 800 73a prioriteit 75 55 73b prioriteit 35 83 73c prioriteit 00 00 74b prioriteit 50 750 SUBTOT, 3540 7,3 SUBTOT. 550.575 Bijlage 5 48

Colofon Auteurs A.M. van Berchum J. Coosen AJ,M. Meijer Fotografie A.M. van Berchum A.J.M. Meijer Druk Meetkundige Dienst, Delft Informatie Rijksinstituut voor Kust en Zee Postbus 8039 4330 EA MIDDELBURG Telefoon: (08)67 00 Bureau Waardenburg B.V, Adviseurs voor ecologie & milieu Postbus 365 400 AJ CULEMBORG Telefoon: (0345) 5 7 0 Bezoekadres: Varkensmarkt 9 te Culemborg Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee/ RIKZ Bezoekadres: Grenadierweg 3 te Middelburg 49

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat KAART Rijksinstituut voor Kust en Zee/RtKZ LEGENDA 4-8 SOORTEN -3 SOORTEN Vlissingen RODE LIJST SOORTEN AANWEZIG Kruiningen Hoedekenskerke NB: GEVONDEN SOORTEN VOLGENS S 3.3.3 EHewoutsdijk NATUURVRIENDELIJKE WATERKERINGEN LANGS DE WESTERSCHELDE ONDERWERP: Hoofdplaat Walsoorden VOORKOMEN VAN ZOUTVEGETATIES IN DE PERIODE 976-983 Terneuzen Emmadorp Bureau Waardenburg bv Adviseurs voor ecologie & milieu Postbus 365, 400 AJ Cuiemborg Telefoon 0345-570, Fax 0345-59849 BRON: PROVINCIE ZEELAND

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat KAART Rijksinstituut voor Kust en Zee/fl/KZ LEGENDA BIJZONDERE MATERIALEN VML. (LANDBOUW-)HAVEN Vlissingen RESTANTEN DIJKVALLEN EN NOLLEN Kruiningen DIVERSEN Borssele Ellewoutsdijk Hoedekenskerke nummering elementen: zie hoofdstuk 4 Cadzand NATUURVRIENDELIJKE WATERKERINGEN LANGS DE WESTERSCHELDE ONDERWERP: Hoofdplaat[J Walsoorden CULTUURHESTORESCHE ELEMENTEN ANNO 995 Terneuzen Emmadorp Bureau Waardenburg bv Adviseurs voor ecologie & milieu Postbus 365, 400 AJ Culemborg Telefoon 0345-570. F«0345-59S49

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Ri ksmstitiiutv<jdr Kusten TselRIKZ KAART 3 LEGENDA Waterschap Zeeuwse Eilanden Waterschap Vrije van Sluis vlisstngen Hoedekenskerke Kruiningen Waterschap De Drie Ambachten Waterschap Huister Ambacht RWS, dienstkring Schelde-Rijn RWS, dienstkring Noord en Midden Zeeland RWS, dienstkring Zeeuws Vlaanderen Ellewoutsdijk NATUURVRIENDEUJKE WATERKERINGEN LANGS DE WESTËRSCHELDE Hoofdplaat Campen Walsoorden ONDERWERP: BEHEERSEENHEDEN Terneuzen Emmadorp Bureau Waardenburg bv Adviseurs voor ecologie & milieu Postbus 365, 400 Ai Culemborg Telefoon 0345-570, Fax 0345-59849