Vlaanderen is milieu VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ

Vergelijkbare documenten
Remediëring door vasthouden, infiltreren en hergebruik van hemelwater. Ingeborg Barrez - VMM

Watertoets. Bermen en waterinfiltratie. Wim Verhaegen

Studiedag Infiltratie 15-16/06/2017

Ga doordacht om met verharding : hou water vast aan de bron

Nieuwe inzichten, aanzet voor een ruimere toepassing? Bram Vogels

Hemelwater Wat moet? Wat mag?

Afwateringsstudie van de A2 autosnelweg

Technische aspecten rond bufferen, infiltreren en overstromingsvrij bouwen

Voorbeelden berekeningen

EEN HEMELWATERPLAN ALS SLUITSTUK VOOR GEMEENTELIJK WATERBELEID. VVSG Water in transitie

Leidraad ontwerpen van bronmaatregelen

De strijd tegen de overstromingen in Ronse

Vlaanderen is milieu VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ

Riolerings- en wegeniswerken Gontrode Heirweg/ Vijverwegel/ Varingstraat

RUP SION. Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan. bijlage 5: aanvullende watertoets. stad Lier. 04 mei 2011

Rioleringsproject Oostendse Steenweg, tussen Blankenbergse Steenweg en Tempelhof Hendrik Waelputstraat (gedeelte) Rustenburgstraat (gedeelte)

Info-avond Riolerings- en wegeniswerken DOM-270/11/216-Z Borstekouterstraat - Fonteinstraat. Afkoppelingswerken op perceelsniveau

Hemelwater Studiedag KNVA, 28 februari. Michel Cuypers

Riolering en wegeniswerken Doortocht HERTSBERGE

Subsidiedossier Hemelwaterinstallatie en/of infiltratievoorziening

Waterparagraaf Melkveebedrijf M.C.M. Sieben, Witte Plakdijk 6 Ospel

INFOSESSIE NIEUWE VERORDENING HEMELWATER STAP-VOOR-STAP PRAKTISCHE REKENVOORBEELDEN JULIE ALBOORT NAV

Beïnvloedt de infiltratieproef en de bodem het meetresultaat?

In de directe omgeving van de Ir. Molsweg is geen oppervlaktewater aanwezig.

De brongerichte aanpak van de waterproblematiek Visie vanuit de gewestelijke overheid

Hoofdstuk 1: Definities

Versie 0 juni

GEMEENTELIJKE VERORDENING INZAKE HEMELWATERPUTTEN, INFILTRATIEVOORZIENINGEN, BUFFERVOORZIENINGEN, GESCHEIDEN LOZING VAN AFVALWATER EN HEMELWATER

Water vasthouden aan de bron

Impact van de betonstop op rioleringen. Prof. dr. ir. Patrick Willems dr. ir. Vincent Wolfs dr. ir. Victor Ntegeka

INFOSESSIE GEWESTELIJKE STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING HEMELWATER BVR 5/7/2013

Waterparagraaf Heistraat Zoom

Afkoppeling Populierenwijk. Infovergadering 9 maart 2015

Nota Infiltratie: aanvullend op rapport Algemene nota regenwaterafvoer Groot Molenveld dd. 05/12/2017

Memo. Inleiding. Huidige situatie

Subsidiereglement betreffende de afkoppeling van hemelwater afkomstig van particuliere woningen

Informatieavond riolerings-en wegeniswerken Sanering Damstraat. Afkoppelingswerken op perceelsniveau

AANVRAAGFORMULIER GEMEENTELIJKE SUBSIDIE

Addendum B25 Verordening hemelwater

Hoe brongerichte maatregelen overstromingen vanuit rioleringen en rivieren kunnen verminderen : Case study Turnhout

1. INLEIDING 1.1 ALGEMEEN. 1.2 DE WATERTOETS. NOTITIE

Memo waterplan De Kievit

Code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen. Deel 2: Afwateringssysteem

SUBSIDIEFORMULIER HEMELWATERINSTALLATIE, INFILTRATIE- OF BUFFERVOORZIENING

Informatieavond Riolerings- en wegeniswerken Rozenlaan Resedalaan. Afkoppelingswerken op perceelsniveau

Verkaveling Het Leeg - Rietbeemden - Advies Aquafin -

Wateroverlast voorkomen 31/05/2016

PREMIEAANVRAAG VOOR DE AANLEG VAN EEN HEMELWATERINSTALLATIE EN/OF INFILTRATIEVOORZIENING

SARO Koning Albert II-laan 19 bus Brussel

Effect van klimaatwijziging op de afvoerdebieten in hoog- en laag watersituaties en op de globale waterbeschikbaarheid. Thomas Vansteenkiste

nr. 306 van GWENNY DE VROE datum: 9 februari 2018 aan JOKE SCHAUVLIEGE Gescheiden rioleringen - Stand van zaken

1 Inleiding en projectinformatie

Controle van de voorwaarden uit de verordening hemelwater bij een aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning of een melding

Workshop C Van advies naar waterparagraaf

Herinrichting doortocht N43 Fase 2, deel 2 vak Nieuwstraat Gaverbeek Fase 3 vak Gaverbeek R8

2. Bronmaatregelen. 2.1 Wat zijn bronmaatregelen? Indeling

Opvang en afvoer van regenwater Een bevraging bij huishoudens in Vlaanderen

Ga naar schema van deze verordening. nee Soort vermelden. 0,00 m² A

10. Toekomstige noden

RIOLERINGSWERKEN IN DE GYSENSTRAAT Infovergadering. 19 januari 2017

Beheer van waterbronnen : Do s & Don ts

Aquafin plant werken in uw buurt Infoavond Noordlaan Zwalm

Waterprojecten te Brasschaat

2 november 2009 C M.J.C. Kerkhof Jonkman. Team stedelijk water

BODEMOPBOUW EN INFILTRATIECAPACITEIT VLASSTRAAT/BRIMWEG, SOMEREN

Klimaatverandering: waterbestendige gebouwen en terreinen

Provinciale Dienst Waterlopen. Adviesinstantie Watertoets

Nieuwe regelgeving voor bouwers en verbouwers. Slim omgaan met regenwater

MEMO. Memo Afkoppelen / infiltreren project Herinrichting Julianastraat Raadhuisstraat d.d pagina 1 / 5

Programma van maatregelen: Ekeren Bredestraat 57

MEMO. Sweerts de Landasstraat DG Arnhem Gemeente Gemert-Bakel

Waterplan. Geenraderweg ong. Rozendaal GR Meijel AR Baexem

Afkoppel beslisboom Gemeente Venlo

Het besluit treedt in werking op 1 februari 2005.

De werking van groene daken in de waterketen Hydrologische effecten nader beschouwd

Gemeentelijk subsidiereglement voor hemelwaterinstallaties en infiltratievoorzieningen voor woningen en lokalen van verenigingen 1

Pidpa Riolering in Zoersel: Wijk Kapellenhof - Aanleg riolering -

Effect overstorten op de wateroverlast

1. INLEIDING 1.1 ALGEMEEN. 1.2 DE WATERTOETS. NOTITIE

Raming totaalproject: EUR

Integraal waterbeleid op bedrijventerreinen In ontwikkeling: GRB Veedijk te Turnhout In planfase: nieuwe en bestaande bedrijventerreinen

De evaluatie van het instrument watertoets Filip Raymaekers Voorzitter CIW Werkgroep Watertoets

Briefadvies. Het vaststelling. van een. Datum

Hemelwaterplan, pijler van een sterk overstromingsbeleid

Waarom hemelwater bufferen en infiltreren? Welke infiltratietechnieken bestaan er?

Omgang met hemelwater binnen de perceelgrens

Urbanisatie en klimaatverandering: zowel meer droogte als meer overstromingen in Vlaanderen


SUBSIDIE-AANVRAAG AANLEG REGENWATERPUT

Wateropvang in groenzones aan de bron versus end-ofpipe buffering afwaarts in riolen of waterlopen. Patrick Willems Afdeling Hydraulica, KU Leuven

Pidpa Riolering in Malle: Leegstede - Eertbolweg - Aanleg riolering -

Stappenplan Hydrodynamische berekeningen & Pilot Voorthuizen

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Waterdoorlatende betonstraatstenen

Kanunnik Davidlaan in het nieuw. Opwaardering openbare ruimte en aanleg gescheiden riolering

Bouwplan Flinkert te Vessem

Beleidsregels 'Compensatie verhardingstoename' en 'Alternatieve vormen van waterberging'

12/02/2014. Bewonersvergadering Bouwen waterzuiveringsinstallatie omgeving Herentalsebaan en Dijkstraat te Zandhoven

Inhoud. Aanbevelingen voor dimensionering infiltratievoorziening voor regenwater en/of effluent 13 februari 2018

Klimaatscenario s voor Vlaanderen, en impact op de waterhuishouding

Transcriptie:

Vlaanderen is milieu Opstellen van richtlijnen voor het meten van de infiltratiecapaciteit en het modelmatig onderbouwen voor de dimensionering van infiltratievoorzieningen VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ

4.5 CONCLUSIES In de huidige studie is doormiddel van hydrologische en hydrodynamische modellering in het stroomgebied van de Benedenvliet in de provincie Antwerpen de impact nagegaan van het toepassen van bronmaatregelen in overeenstemming met de Hemelwaterverordening en de Code van goede praktijk voor het ontwerp, de aanleg en het onderhoud van rioleringssystemen. De bronmaatregelen omvatten hemelwaterhergebruik op het privaat domein (woningen en industrie), infiltratie en/of bufferen met gecontroleerde doorvoer. Er is tevens nagegaan of bij weinig doorlatende gronden door het combineren van infiltratie en bufferen een meer optimale toepassing van de bronmaatregelen bereikt wordt. Tot slot is de impact van autonome ontwikkeling met klimaat- en landgebruikverandering in 2050 bepaald op een situatie zonder bronmaatregelen (basisscenario) en is nagegaan in welke mate de bronmaatregelen met maximale infiltratie in staat zijn de gevolgen van autonome ontwikkeling op te vangen. Aangezien het een impactstudie betreft, is van een aantal geïdealiseerde uitgangspunten vertrokken. Zo is hemelwaterhergebruik toegepast op elk privé en industrieel gebouw. Voor de infiltratievoorziening is verondersteld dat de stand van de grondwatertafel geen beperkende factor vormt en er vrije drainage mogelijk is. Wat betreft de buffervoorziening is aangenomen dat elke oppervlakte vertraagd kan afgevoerd worden. In realiteit is dit echter maar realiseerbaar voor oppervlaktes vanaf 5 000 m² en daardoor voor het overgrote deel van de projecten met bronmaatregelen niet. Bovendien wordt verondersteld dat het mogelijk is om het doorvoerdebiet te beperken tot 20 l/s/ha in de praktijk moeilijk realiseerbaar is bij kleine buffervoorzieningen. De modelresultaten geven aan dat elk van de scenario s met bronmaatregelen een positieve kwalitatieve en kwantitatieve impact heeft op het rioolstelsel, het waterlopenstelsel en het grondwater. Voor wat betreft het rioolstelsel geven de bronmaatregelen aanleiding tot een verminderde overstortwerking en een verbeterde werking van de RWZI. Dit laatste is een gevolg van een verminderde afvoer naar de RWZI en van een lagere verdunningsgraad in het rioolstelsel. De verminderde overstortwerking door de bronmaatregelen draagt bij aan een vermindering van de afvoerpieken op de waterlopen en daardoor aan een vermindering van de overstromingen. Hierbij wordt opgemerkt dat de impact van de bronmaatregelen op de waterlopen in belangrijke mate bepaald wordt door de verharde oppervlakte die afwatert naar de bronmaatregelen. Tot slot draagt het toepassen van infiltratie van hemelwater bij tot de aanvulling van de grondwatertafel. De modelresultaten vertonen een aanzienlijk verschil in effectiviteit van de bronmaatregelen afhankelijk van de infiltratiecapaciteit van de ondergrond. Zo geven de resultaten aan dat voor infiltratiecapaciteiten groter dan 0.50 10-6 m/s ingezet dient te worden op volledige infiltratie zonder bufferen. Voor infiltratiecapaciteiten tot 0.10 10-6 m/s geven de modelresultaten aan dat bronmaatregelen met enkel infiltratie een positieve invloed hebben op de werking van de RWZI aangezien de infiltratie bijdraagt tot een verminderde doorvoer in het rioolstelsel. Anderzijds geven de modelresultaten aan dat bij deze lage infiltratiecapaciteiten een gecombineerd infiltratie- en bufferbekken met gelijke volumes toelaat om de piekdebieten van de overstorten en op de waterloop sterker terug te dringen. Voor nog lagere infiltratiecapaciteiten in de grootteorde van 10-8 m/s geven de modelresultaten aan dat de impact van infiltratie weinig verschilt van het toepassen van enkel hemelwaterhergebruik en dat een bufferbekken het meest effectief is. Hierbij dient echter in het achterhoofd gehouden te worden dat, zoals hoger aangehaald, uitgegaan is van een geïdealiseerde buffervoorziening. Bij deze lage infiltratiecapaciteiten wordt de impact van de bronmaatregelen grotendeels bepaald door het hemelwaterhergebruik op het privédomein, namelijk woningen en industrie. I/RA/11461/15.066/JSW 331

Om een vollediger beeld te krijgen op de effectiviteit van de maatregelen wordt aanbevolen om de praktisch realiseerbaarheid van de doorvoer van kleinere bufferbekkens verder te bestuderen. Het toepassen van autonome ontwikkeling in 2050 geeft in de modelsimulaties aanleiding tot een aanzienlijke toename van de overstortwerking. De impact hiervan op de waterlopen hangt samen met de afstromende verharde oppervlakte in verhouding tot de totale oppervlakte van het stroomgebied. De mate waarin bronmaatregelen met maximale infiltratie deze gevolgen van autonome ontwikkeling opvangen hangt eveneens samen met de afwaterende verharde oppervlakte. I/RA/11461/15.066/JSW 332

5. AANZET TOT RICHTLIJNEN Op basis van de uitgevoerde studie wordt in wat volgt een aanzet gemaakt tot richtlijnen voor het uitvoeren van infiltratieproeven en het dimensioneren van bronmaatregelen. 5.1 INFILTRATIEPROEVEN Op basis van het praktijkonderzoek kunnen volgende richtlijnen worden geformuleerd met betrekking tot het uitvoeren van infiltratieproeven. Gezien de hogere variatie in de bepaling van K in het laboratorium en de slechte correlatie met de in situ K-bepalingen krijgen in situ K-bepalingen de voorkeur. Of indien toch gekozen wordt voor de bepaling in het labo wordt best gewerkt met meer dan vier herhalingen. Bovendien wordt er best rekening mee gehouden dat de dan gemeten K-waarde tot een factor 10 lager is dan de K bepaald in situ. Bijkomende kanttekening is dat voor een zinvolle K-meting de ongestoorde stalen best worden genomen door vakbekwame medewerkers, en dat graafwerk vereist is. Binnen eenzelfde textuurgroep werden er significante verschillen in K tussen de sites aangetoond wat aanduidt dat het zinvol is de K-waarde te bepalen op het terrein in plaats van deze af te leiden van referentietabellen. Als gevolg hiervan is het dus niet mogelijk een infiltratiekaart op te maken puur en enkel gebaseerd op de bodemkaart. Om een eerste inschatting te maken van de K-waarde, wordt best gewerkt met een textuurbeoordeling; deze kan zowel via palpatie in het laboratorium als via granulometrie. Voor zandige texturen (Z, Zg) zal de infiltratiesnelheid doorgaans hoger zijn dan voor de andere bodemtexturen (S, P, L, A, E). Verdere detaillering in functie van de bodemtextuur blijkt niet zinvol. De enige wijze waarop er iets concreets kan gezegd worden over de doorlatendheid van een bepaalde bodem, is dit in situ te testen. Om het risico op outliers in te perken, en de meting zo betrouwbaar mogelijk te maken worden er best minimaal drie herhalingen uitgevoerd binnen eenzelfde referentiezone met een straal van 20 meter. Ook een vierde herhaling heeft nog een belangrijke meerwaarde naar de betrouwbaarheid van de meting. In de textuurklasse E werden hogere K-waardes gemeten dan wat werd verwacht op basis van het textuuronderzoek. Ook in deze textuurklasse lijkt meten zinvol om zo een goede inschatting van de infiltratiecapaciteit te bekomen. De K-meting in dit onderzoek werd steeds uitgevoerd in een ongestoorde B-, C- of D- horizont. Tijdens de voorselectie werd aan de hand van profielbeschrijvingen onderzocht in welke mate effectief op een bepaalde diepte kon worden gemeten. Zo werden sites geweerd waar een hoge grondwatertafelstand werd vastgesteld, of waar onderliggende horizonten de meetwaarde zou kunnen beïnvloeden. Dergelijk profielonderzoek is primordiaal bij het uitvoeren van een infiltratieonderzoek. Evenzeer is een profielonderzoek nodig in het horizontale vlak. De onderzoeker dient immers een duidelijk beeld te krijgen van de continuïteit van de horizont die bemeten wordt, en dus van een mogelijke representativiteit van de meetwaardes in het horizontaal vlak. I/RA/11461/15.066/JSW 333

Het Lisse-effect, belemmering van de infiltratie door luchtinsluiting in het bodemprofiel, verstoorde vermoedelijk in een aantal gevallen de K-meting waardoor extreem lage waardes werden opgemeten. Om dit te voorkomen worden best geen K- metingen uitgevoerd wanneer de bodemvochttoestand in het bodemprofiel niet in evenwicht is, in periodes van zware regenval. De meting wordt best uitgevoerd wanneer de bodem zich in steady state bevindt, en het vochtgehalte veldcapaciteit benadert. Vermoedeljik wordt na zware regenval best een week gewacht voor de meting uit te voeren. De watertemperatuur werd beoordeeld als een niet-significante parameter in de dataset. De theoretische doorrekening illustreert echter een correctie van de K- waarde met 10 % à 30 %. Dit is eerder verwaarloosbaar wanneer het wordt vergeleken met de geobserveerde standaarddeviatie maar is wel van belang wanneer K-waardes absoluut geïnterpreteerd worden. De standaarddeviatie over de vier K-metingen per meetmethode per site was gemiddeld 60% van de gemiddelde K-meting per meetmethode per site. Deze hoge variatie is in belangrijke mate een gevolg van de werkelijke variatie in bodemeigenschappen. De variatie wordt best meegenomen bij het gebruik en interpretatie van de K-waarde in mogelijke vervolgtrajecten zoals onder andere de modellering van processen of beslissingen omtrent infiltratie-infrastructuur. I/RA/11461/15.066/JSW 334

5.2 ONTWERP BRONMAATREGELEN Op basis van de uitgevoerde modelstudie worden de volgende richtlijnen naar voor gebracht voor het dimensioneren van bronmaatregelen met hemelwaterhergebruik op het privédomein (woningen en industrie) en infiltratie en/of buffervoorzieningen: bij infiltratiecapaciteiten groter dan 0.50 10-6 m/s wordt aanbevolen om enkel een infiltratievoorziening te voorzien; bij infiltratiecapaciteiten tussen 0.50 10-6 en 0.10 10-6 m/s wordt aanbevolen om enkel een infiltratievoorziening te voorzien in functie van het verminderen van zowel piekdebieten van de overstorten en op de waterloop als de afvoer naar de RWZI en in functie van het vergroten van de aanvulling van de grondwatertafel; bij infiltratiecapaciteiten tussen 0.10 10-6 en 0.01 10-6 m/s wordt aanbevolen een gecombineerde infiltratie en buffervoorziening met gelijke volumes te voorzien in functie van het verminderen van piekdebieten van de overstorten en op de waterloop; bij infiltratiecapaciteiten kleiner dan 0.01 10-6 m/s wordt aanbevolen om enkel een buffervoorziening te voorzien op voorwaarde dat de totale oppervlakte van de individueel aangesloten percelen verharde oppervlakte groter is dan 5000 m² en dat de doorvoerdebieten van de buffervoorziening praktisch realiseerbaar zijn. I/RA/11461/15.066/JSW 335