EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1985 MAVO-C NATUURKUNDE. Donderdag 13 juni, uur. MAVO-C Il

Vergelijkbare documenten
MAVO-D II. Donderdag 13 junj, uur. Dit examen bestaat uit elf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Dit examen bestaat uit 11 opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

NATUURKUNDE. Donderdag 5 juni, uur. MAVO-C Il EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN C - niveau

Woensdag 24 mei, uur

Maandag 15 juni, uur

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus,

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1984 MAVO-C NATUURKUNDE. Dinsdag 8 mei, uur

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

Dit examen bestaat uit twaalf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.

Dit examen bestaat uit negen opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

MAV04. NATUUR- EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Woensdag 30 augustus,

Dit examen bestaat uit twaalf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

... - Examen LEAO-LHNO-LLO-MAV0-0

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1976

Dit examen bestaat uit twaalf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

TENTAMEN NATUURKUNDE

Dit examen bestaat uit negen opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Dit examen bestaat uit dertien opgaven Bijlage : 2 antwoordbladen

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN HAVO 2015

Dit examen bestaat uit 12 opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO/NATIN 2009

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Dit examen bestaat uit twaalf opgaven Bijlage: 2 antwoordbladen

VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : UUR (Mulo III kandidaten) UUR (Mulo IV kandidaten)

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Woensdag 21 mei, uur

Dit examen bestaat uit 12 opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1984 MAVO-C NATUURKUNDE. Vrijdag 15 juni, uur

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

TENTAMEN NATUURKUNDE

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM HEREXAMEN HAVO 2015

2 H-ll EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 NATUURKUNDE. Woensdag 28 augustus, uur. Zie ommezijde

natuur- en scheikunde 1 CSE BB

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Natuur- en scheikunde 1, elektriciteit, uitwerkingen. Spanning, stroomsterkte, weerstand, vermogen, energie

EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 NATUURKUNDE. Vrijdag 19 augustus, uur

R Verklaar alle antwoorden zo goed mogelijk

Eindexamen natuurkunde / scheikunde 1 compex vmbo gl/tl I

Elektro-magnetisme Q B Q A

Examentraining HAVO5 Oriëntatietoets 1

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Naam: Klas: Repetitie natuurkunde voor havo (versie A) Getoetste stof: elektriciteit 1 t/m 5

Vlaamse Fysica Olympiade 27 ste editie Eerste ronde

Examen HAVO - Compex. natuurkunde 1,2 Compex

,, C ... Examen LBO-MAVO-C

Vrijdag 8 juni, uur

NaSk 1 Elektrische Energie

Examentraining (KeCo) SET-B HAVO5-Na

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2012 TOETS APRIL uur

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 4

Toelatingstoets havoniveau natuurkunde max. 42 p, vold 24 p

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1, kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4, J/(kg.

natuurkunde 1,2 Compex

MEERKEUZEVRAGEN A B C D

Nationale Natuurkunde Olympiade. Eerste ronde Beschikbare tijd: 2 klokuren

Inleiding 3hv. Opdracht 1. Statische elektriciteit. Noem drie voorbeelden van hoe je statische elektriciteit kunt opwekken.

Om een lampje te laten branden moet je er een elektrische stroom door laten lopen. Dat lukt alleen, als je een gesloten stroomkring maakt.

Je geeft de antwoorden op deze vragen op papier, tenzij anders is aangegeven.

-as Examen LBO-MAVO-C ::, ~ ::, ::,

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Fysica. Een voorwerp wordt op de hoofdas van een dunne bolle lens geplaatst op 30 cm van de lens. De brandpuntsafstand f van de lens is 10 cm.

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1984 MAVO-D NATUURKUNDE. Vrijdag 15 juni, uur

We willen dat de magnetische inductie in het punt K gelijk aan rul zou worden. Daartoe moet men door de draad AB een stroom sturen die gelijk is aan

Examen HAVO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2015 theorietoets deel 1

Lees dit voorblad goed! Trek op alle blaadjes kantlijnen

Woensdag 6 mei, uur

Eindexamen natuurkunde / scheikunde 1 vmbo gl/tl I

Exact periode Youdenplot Krachten Druk

Samenvatting NaSk H5 Elektriciteit

OPGAVEN VOOR DE EERSTE RONDE VAN DE NEDERLANDSE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2008

Opgave 5 V (geschreven als hoofdletter) Volt (voluit geschreven) hoeft niet met een hoofdletter te beginnen (volt is dus goed).

Examen VMBO-BB. natuur- en scheikunde 1 CSE BB. tijdvak 1 maandag 18 mei uur. Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje.

Examenopgaven VMBO-KB 2003

VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : UUR (Mulo III kandidaten) UUR (Mulo IV kandidaten)

Q l = 24ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 24ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

Eindexamen natuurkunde 1 vwo II

TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT Faculteit der Civiele Techniek en Geowetenschappen

Oefenopgaven havo 5 et-4: Warmte en Magnetisme Doorgestreepte vraagnummers (Bijvoorbeeld opgave 2 vraag 7) zijn niet van toepassing.

J De centrale draait (met de gegevens) gedurende één jaar. Het gemiddelde vermogen van de centrale kan dan berekend worden:

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS APRIL uur

Repetitie magnetisme voor 3HAVO (opgavenblad met waar/niet waar vragen)

HOGESCHOOL ROTTERDAM:

Examen HAVO. natuurkunde 1,2. tijdvak 1 woensdag 23 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

NATUURKUNDE KLAS 5. PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS APRIL :00 12:45 uur

2 Elektriciteit Elektriciteit. 1 A De aal heeft ca 4000 elektrische cellen van 0,15 volt, die in serie geschakeld zijn.

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Nationale Natuurkunde Olympiade

Transcriptie:

MAVO-C Il EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 985 MAVO-C Donderdag 3 juni, 9.00-.00 uur NATUURKUNDE Dit examen bestaat uit elf opgaven Bijlage: antwoordblad 49229F-4

Waar nodig mag bij de opgaven gebruik worden gemaakt van het gegeven dat de valversnelling g= 0 m/s 2 2. DE TRACTOR. Achteraan een tractor bevindt zich een trekhaak T. Als hier een grote kracht op werkt, kan de tractor kantelen om punt K. Om dat te voorkomen, worden in zo'n situatie voorop enkele frontgewichten G geplaatst (zie figuur ). Aan de tractor wordt nu een ploeg bevestigd. De kracht die de ploeg op de trekhaak uitoefent, is 80. 0 3 N en is horizontaal gericht. frontgewicht G trekhaak T.., 3,6m,5m 0,6m figuur De volgende gegevens zijn bekend: - massa van de tractor (zonder frontgewichten): 6 0 3 kg - zwaartepunt van deze tractor: Z - massa van één frontgewicht: 40 kg - de kracht die in verticale richting op de trekhaak wordt uitgeoefend, is verwaarloosbaar. - voor de afmetingen en afstanden: zie figuur. a.. Bereken het moment dat de ploeg op de tractor uitoefent ten opzichte van punt K. a. 2. Bereken het moment dat de zwaartekracht op de tractor uitoefent ten opzichte van punt K. a. 3. Bereken hoeveel frontgewichten in deze situatie minimaal nodig zijn om te voorkomen dat de tractor kantelt. 49229F-4

-- 2. BOTSENDE AUTO 3 Als een auto frontaal(= met de voorkant) tegen een muur botst, treden zeer grote krachten op. Dit komt omdat de auto in heel korte tijd tot stilstand komt. De gevolgen van botsingen worden onderzocht. Men voorziet onbemande auto's van testapparatuur en laat deze frontaal tegen een zware muur botsen (zie figuur 2). figuur 2 Bij zo'n botsing "komt veel energie vrij". Bij een botsingsproef gebruikt men een auto met een totale massa van 850 kg. De auto laat men met een snelheid van 5 m/s tegen de muur botsen. a. Bereken de kinetische energie van de auto die bij deze proef tegen de muur botst. De inzittenden van een auto zullen bij zo'n botsing naar voren schieten als ze geen veiligheidsgordels dragen. b. Leg uit waarom de inzittenden bij een frontale botsing naar voren schieten. Bij één van de uitgevoerde proeven liet men een auto met een snelheid van 5 m/s tegen een muur botsen. De auto met een massa van 850 kg kwam in 0, 2 s tot stilstand. De beweging tijdens de botsing mag als eenparig vertraagd worden beschouwd. c.. Laat door berekening zien dat de vertraging tijdens de botsing 25 m/s 2 bedroeg. c. 2. Bereken de kracht waarmee de auto tijdens de botsing werd afgeremd. Misschien denk je dat dit absurd grote waarden zijn en dat 5 m/s een hoge snelheid is. d. Bereken dan maar eens met hoeveel km/h een snelheid van 5 m/s overeen komt. 49229F-4

3. SNEEUW OP EEN PLAT DAK Op een plat dak ligt een pak sneeuw van 30 cm dik. Het platte dak heeft een lengte van 20 meter en een breedte van 0 meter. De dichtheid van deze sneeuw bedraagt 250 kg/m 3 a. l. Bereken het volume van de sneeuw die op het dak ligt. a. 2. Bereken de kracht die het pak sneeuw op het dak uitoefent. b. Bereken de druk die het pak sneeuw op het dak uitoefent. 4 De zon gaat schijnen en een deel van de sneeuw smelt. Er ontstaat op het dak een laagje dat bestaat uit sneeuw en (smelt)water. Dit laagje is 0 cm dik. Er is geen sneeuw of water van het dak verdwenen omdat de afvoer van het dak nog verstopt is. Het water dat verdampt is, mag worden verwaarloosd. De kracht die het dak nu ondervindt, is A groter dan B even groot als C kleiner dan de berekende uitkomst bij vraag a. 2. c. Kies het juiste antwoord en licht je keuze toe. 4. Een blok hout drijft in een vloeistof (zie figuur 4. ).? figuur 4. figuur 4.2 Het volume van het blok is 0,50 dm 3 ; het gewicht is 4,0 N. De vloeistof heeft een dichtheid van,3 kg/dm 3 Als het blok zich geheel in de vloeistof bevindt, is de opwaartse kracht erop 6,5 N. a. Toon dit aan met behulp van een berekening. b. Bereken de kracht waarmee het blok omlaag geduwd moet worden om het geheel in de vloeistof te houden (zie figuur 4.2). 49229F-4

5 5. WASMACHINE In figuur 5. is een wasmachine schematisch weergegeven. r------ - afsluiter---c::t:::::::::; : ontluchting-... wastrommel E ::. in 220V s E 0 H,,,,r-n-:,,,,,...,,,..,.,,.,...,c!-~~---,- - - -- L.J figuur 5.2 figuur 5. a. Waaraan kun je in figuur 5. zien dat de druk in de wastrommel gelijk is aan de druk in buis B? In figuur 5.2 zie je een nog meer vereenvoudigde tekening van de wasmachine. Hierin is de situatie weergegeven dat de wasmachine met water is gevuld. De watertoevoer is afgesloten. De afsluiter wordt bediend door de schakelaar S. Schakelaar S werd ingedrukt toen de druk van de lucht in buis B groot genoeg was. In figuur 5.2 is de druk van de lucht in buis B 0,2 N/cm 2. De druk van de buitenlucht is 0,0 N/cm 2. De temperatuur in buis Bis constant gebleven. b. Bereken de lengte Q van de luchtkolom in buis B in deze situatie. Tijdens het wassen stijgt de temperatuur van het water en de lucht in buis B. Het water in buis B zakt tot hetzelfde niveau als in figuur 5. l. Hieronder staan drie beweringen die betrekking hebben op de nu ontstane situatie. Je moet nagaan welke van deze bew~ringen de juiste is. De druk in buis B is nu A gelijk aan de druk van de buitenlucht, net als in de situatie van figuur 5.. B C kleiner dan 0,2 N/cm 2, omdat het volume van de lucht in buis B groter is geworden. groter dan 0,2 N/cm 2 ; dit kun je zien aan het hoogteverschil tussen de waterniveaus dat groter dan 20 cm is geworden. c. Welke bewering is juist: A, B of C? 49229F-4

6 6. AARDWARMTE Men kan broeikassen verwarmen met behulp van aardwarmte. Daarbij wordt water met een lage temperatuur diep de grond ingepompt; daar wordt het door de aarde verwarmd en vervolgens gaat het water naar een warmtewisselaar (zie figuur 6, circuit I). In de warmtewisselaar draagt het water van circuit I, warmte over aan het water van circuit II. Dit water stroomt van de warmtewisselaar naar de kas en terug en zorgt voor de verwarming van de kas. radiator circuit][ warmtewisselaar circuit I p pomp figuur 6 a. Wanneer vindt de warmteoverdracht in de warmtewisselaar het beste plaats: als de buis in die wisselaar gemaakt is van koper of van plastic? Kies het juiste antwoord en licht je keuze toe. Op het antwoordblad is figuur 6 nogmaals getekend. b. Geef in figuur 6 op het antwoordblad aan welk gedeelte van circuit II het beste geîsoleerd moet zijn. De temperatuur van het water dat de kas in gaat is 30 C hoger dan de temperatuur van het water dat de kas verlaat. De kas heeft op een winterdag 35 000 kj nodig voor verwarming. De soortelijke warmte van water is 4,2 kj/kg K. c. Bereken hoeveel kg heet water op die winterdag de kas binnen moet stromen om de benodigde energie te kunnen leveren. 49229F-4

7. Hieronder zie je in figuur 7 een diaprojector schematisch weergegeven. 7 spiegel lamp lens I dia lens][ r- ' L_J I 6,4cm figuur 7 Achter de lamp bevindt zich een spiegel. a. Waarvoor dient die spiegel? Tussen de lamp en de dia is een rechthoek gestippeld. Op deze plaats bevindt zich een lens (zie figuur 7; lens ). Deze lens dient ervoor zoveel mogelijk licht op de dia te laten vallen. b. Beredeneer of lens I een holle of een bolle lens is. Op het projectiescherm ontstaat een scherp beeld. Het projectiescherm staat op 8 m van lens II. De afstand van de dia tot lens II bedraagt 6,4 cm. c. Bereken de vergroting. d. Bereken de brandpuntsafstand van lens II. 8. EEN SCHAKELING VAN LAMPJES Drie lampjes kunnen op verschillende manieren aan elkaar geschakeld worden. In figuur 8 zijn de verschillende mogelijkheden getekend. A A C I n m figuur 8 In de verschillende schakelingen draaien we óf lampje A los óf lampje B. Als je één van de lampjes losdraait, geldt voor de andere twee dat: - Ze allebei blijven branden. - De ene blijft branden en de andere uitgaat. - Ze allebei uitgaan. Je moet nagaan welke lampjes in de gegeven situaties niet branden. Daartoe is figuur 8 op het antwoordblad nogmaals afgedrukt. Geef in figuur 8 op het antwoordblad voor iedere schakeling aan, welke lampjes niet branden als óf lampje A óf lampje B is losgedraaid. 49229F-4

9. STERKERE ELEKTROMAGNEET Tijdens een practicumles maak je een elektromagneet. Jouw magneet bestaat uit een aantal windingen van geïsoleerd koperdraad. Je sluit hem aan op een batterij van,5 V. De magneet blijkt niet sterk genoeg te zijn. Het aantal windingen kun je niet meer veranderen. Beschrijf twee manieren waarop je de elektromagneet sterker kunt maken. 8 0. In figuur 0. is het schema van een elektrische schakeling getekend. Met deze opstelling willen we tijdens een practicum nagaan welke invloed een regelbare weerstand heeft op de stroomsterkte in een parallelschakeling. 2V r------------a,---~ 50fi 50fi figuur 0. De schakeling bestaat uit: - A en A 2 : Stroommeters; de weerstand hiervan is te verwaarlozen. - R en R 2 : Weerstanden met een waarden van 50 n. - spanningsbron: Levert een constante spanning van 2 V. - Rx: Regelbare weerstand; deze kan ingesteld worden op een waarde tussen Oen 200 n. De regelbare weerstand Rx wordt ingesteld op 0 n. a. Welke waarde geeft stroommeter A 2 aan? b. Bereken het vermogen dat weerstand R dan opneemt. We stellen de regelbare weerstand Rx achtereenvolgens in op verschillende waarden. Op stroommeter A lezen we telkens de stroomsterkte af. In de grafiek van figuur 0.2 is de waarde van de stroomsterkte uitgezet tegen de ingestelde waarde van de weerstand Rx - 49229F-4

9 /(ma) t 200 50 00 50 0 0 W ~ 00 ~ m W ~ ~ ~ ~ -Rx(fi) figuur 0.2 Op het antwoord blad is figuur 0.2 nogmaals afgedrukt. c. Teken in figuur 0.2 op het antwoordblad het ontbrekende deel van deze grafiek voor de waarden van Rx tussen O en 50 n. d. Teken in figuur 0.2 op het antwoord blad ook de grafiek die het verband aangeeft tussen de ingestelde waarde van Rx en de sterkte van de stroom door A 2.. WAT KOST HET KIJKEN NAAR DE TV? Bij Lydia thuis hebben ze een kleurentelevisie gekocht. Lydia wil nu graag weten wat de kosten zijn van de gebruikte elektrische energie in een week. De gegevens van de televisie vindt ze op het plaatje achterop het apparaat. Dit plaatje ziet er zo uit: 26CS270/IOZ 7 a 220V~50Hz 05W figuur Verder weet ze, dat de televisie bij haar thuis gemiddeld 3,5 uur per dag aan staat. a. Hoe groot is het elektrische vermogen van deze televisie? b. Bereken de kosten van de gebruikte energie in een week, als je weet dat kwh 3 cent kost. EINDE 49229F-4*