DEMOGRAFISCH VERSLAG - 2003 -



Vergelijkbare documenten
Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN PER KINDERBIJSLAGFONDS JAAR 2002

KINDERBIJSLAG VOOR ZELFSTANDIGEN STATISTISCHE REEKSEN UITGAVE 2007

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

DEMOGRAFISCH VERSLAG

DEMOGRAFISCH VERSLAG

BIJZONDERE STATISTIEK VAN DE WERKNEMERS VAN VREEMDE NATIONALITEIT DIE IN BELGIË VERBLIJVEN MET HUN GEZIN. Telling 2004

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2010

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2017

STATISTISCH OVERZICHT 30 JUNI 2016

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Gezinsbijslag in 15 vragen

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

Statistiek per kinderbijslagfonds

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

FOCUS De evolutie van gemiddelde maandelijkse kinderbijslag in het stelsel voor werknemers van 1997 tot 2010

FOCUS HET STELSEL VAN DE GEWAARBORGDE GEZINSBIJSLAG. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2009

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2012

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2011

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2013

Juridisch bulletin. Wetgeving

Een overzicht per entiteit van de kinderbijslag voor kinderen met een aandoening.

DE KINDERBIJSLAG IN DE OVERHEIDSSECTOR. Tellingen Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat BRUSSEL

FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR KINDERBIJSLAG DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN 2 DE SEMESTER 2014

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 mei (maandelijkse bedragen in EUR)

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2018

DE STATISTISCHE REEKSEN HET STELSEL VAN DE KINDERBIJSLAG BIJ DE ZELFSTANDIGEN

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Statistiek per kinderbijslagfonds

DE BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN. Tellingen Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat BRUSSEL

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2013

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2012

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN 1ste SEMESTER 2015

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 september maandelijkse bedragen in EUR)

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

Sociale veranderingen: een rijke diversiteit aan rechthebbenden:

Situatie van de kinderbijslag aan de vooravond van de splitsing. RKW - Studiedag 29 maart 2012

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Gezinsbijslag (schaal van kracht vanaf 1 januari maandelijkse bedragen in EUR)

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

STATISTIEK VAN DE OVERHEID

Een terugblik op vijf decennia

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG 2017/1

De statistiek per kinderbijslagfonds

FOCUS De sociale toeslagen in het stelsel voor kinderbijslag voor werknemers. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Juridisch bulletin.

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2011

Evolutie van het aantal alleenwonenden in de volledige werkloosheid

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

FOCUS. Instroom en uitstroom voor de leefloners

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

De statistiek per kinderbijslagfonds

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG 2017/1

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Aandeel van de gerechtigden op wachten overbruggingsuitkeringen. volledige werkloosheid - analyse volgens arrondissement

Statistiek per kinderbijslagfonds

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2014

Barema. Kinderbijslag voor werknemers KINDERBIJSLAG

Betreft: Toepassing van artikel 44bis KBW ingeval van plaatsing van het kind met een beschermd recht

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Barema. Kinderbijslag voor werknemers KINDERBIJSLAG

FOCUS De toeslag voor gehandicapten in het kinderbijslagstelsel voor werknemers - kenmerken en evoluties

De administrateur-generaal

Meeruitgaven in 2005 t.o.v voor vrouwelijke 60-plussers als gevolg van de pensioenhervorming in 1996

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

FAMIFED. Federaal agentschap voor de kinderbijslag GEOGRAFISCHE SPREIDING VAN DE KINDERBIJSLAG

FOCUS : TOEKENNINGSDUUR

Brevet van rechthebbende

FOCUS Analyse van de evolutie van het aantal kinderen per leeftijd. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Augustus 2018: aantal jonge werkzoekenden op laagste niveau sinds 1990

FOCUS. Erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden die zich melden bij het OCMW

FOCUS De kinderbijslag voor invalide rechthebbenden. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Focus. Loonkoppeling in de werkloosheidsuitkeringen

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse

De statistiek per kinderbijslagfonds

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

FOCUS "Senioren en het OCMW"

34,0 32,0 30,0 28,0 26,0 24,0 22,0. Jaarlijkse evolutie. Jeugdwerkloosheid -534 eenheden

Departement Controle. Betreft: Eenoudergezinnen - Verhoging van de maandelijkse toeslag - Verhoging van de inkomensgrens

FOCUS Typegezinnen in de kinderbijslag: kenmerken, evoluties en bedragen. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

Titel VII. Enkele statistische en financiële gegevens

STATISTIEK VAN BEPAALDE CATEGORIEËN VAN RECHTHEBBENDEN OP KINDERBIJSLAG IN HET STELSEL VOOR WERKNEMERS. Tellingen 2004

Bijlage bij bericht 6 H-HR/ e bijvoegsel bij ARPS-Bundel 522. Uitreiking: typelijst 25/003

Bijlage bij bericht 6 H-HR/ e bijvoegsel bij ARPS-Bundel 522. Uitreiking: typelijst 25/003

De jongerenwerkloosheid blijft verder dalen in Brussel: -9,3% in één jaar tijd

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013

Transcriptie:

RKW KINDERBIJSLAG VOOR WERKNEMERS GEWAARBORGDE GEZINSBIJSLAG DEMOGRAFISCH VERSLAG - 2003 - STATISTISCHE REEKSEN 1993-2003 Uitgave 2004

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Voor inlichtingen, zich wenden tot : Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW) Departement Ondersteuning - Research en Financiën Trierstraat 70-1000 BRUSSEL website : http://www.rkw.be of http://www.kindergeld.be Bijkomende exemplaren kunnen verkregen worden op aanvraag. De reproductie van gegevens uit dit verslag kan enkel met bronvermelding.

TABEL Blz. INLEIDING 1 COMMENTAAR 2 BESLUITEN 12 GRAFIEKEN BIJLAGE I : Statistische reeksen 1993-2003 BIJLAGE II : GEWAARBORGDE GEZINSBIJSLAG Statistische reeksen 1993-2003

INLEIDING De Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW) maakt tweemaal per jaar, op 30 juni en op 30 december, een demografische telling van de gezinnen en de kinderen waarvoor betaald wordt in de kinderbijslagregeling voor werknemers, in de regeling van de gewaarborgde gezinsbijslag, en in de overheidssector voor sommige overheden (met name het onderwijzend personeel) of voor sommige instellingen (de RKW verzekert de betaling van de gezinsbijslag voor rekening van deze laatste, met terugbetaling). De gedetailleerde resultaten van deze tellingen worden halfjaarlijks gepubliceerd in de Mededeling van de RKW. De gegevens van de tellingen zijn aan de RKW meegedeeld door de 25 vrije kinderbijslagfondsen, de twee bijzondere fondsen actief in hun specifieke sector (havenwerkers en binnenscheepvaart), en de eigen diensten van de RKW, allemaal instellingen belast met de betaling van kinderbijslag voor werknemers in België (enkel de RKW voor wat de gewaarborgde gezinsbijslag betreft). Deze gegevens hebben betrekking op de ingeschreven gevallen ; dit betekent dat naast de gevallen waarvoor werkelijk betaald wordt op de datum van de telling ook de gevallen meegeteld worden waarvoor het recht reeds is vastgesteld, maar waarvoor om een of andere reden nog niet werd uitbetaald. Dit verslag betreft enkel de kinderbijslag voor werknemers en de gewaarborgde gezinsbijslag, opeenvolgend behandeld. Het is gebaseerd op de tellingen op 31 december van de jaren 1993 tot 2003, waarvan de resultaten worden voorgesteld in de vorm van tijdreeksen, als dusdanig weergegeven in de tabellen van de twee bijlagen (Bijlage I: werknemers; Bijlage II: gewaarborgde gezinsbijslag). Dit verslag verstrekt commentaar bij de meest betekenisvolle tendensen, opgenomen in de tien tabellen na de besluiten (tabellen A tot F voor de regeling van de werknemers en tabellen G tot J voor de regeling van de gewaarborgde gezinsbijslag). De tabellen van de twee regelingen volgen elkaar volgens twee hoofdprincipes: het eerste betreft direct de rechtgevenden (tabellen A en G), het tweede de evolutie van de uitgaven aan bijslag in verhouding tot de rechtgevenden, dus de gemiddelde uitgaven per kind (tabellen D en I). De tabellen daartussen of daarna horen bij een van deze twee principes en betreffen bepaalde variabelen die van secundair belang zijn en de gegevens aanvullen of uitleg bieden bij de voornaamste tendens.

2 COMMENTAAR Tabel A Deze eerste tabel geeft de evolutie weer van de rechtgevenden, verdeeld per leeftijdsgroep, en voor hen ouder dan 18, volgens hun recht om kinderbijslag te ontvangen. Over de hele periode die dit verslag dekt (1993-2003) is er een stijging van het totale aantal rechtgevende kinderen met 44.632 eenheden, of met 2,47%. Voor de groep jongeren van 18 tot 25 jaar gaat dit met 6.109 eenheden, een toename met 2,36% (+2,76% voor de studenten, +5,97% voor de jonge werkzoekenden en -26,31% voor de leerlingen). Uit de eerste grafiek, gemaakt op basis van tabel A, blijkt de globale evolutie van het aantal rechtgevende kinderen in de regeling van de werknemers. Hieruit blijkt duidelijk dat dit globale aantal in de loop van de laatste tien jaar (1993-2003) eerst steeg (23.918 bijkomende rechtgevenden van 1993 tot 1997), en dan een tijd vrijwel stagneerde (van 1998 tot 2001). Sedert 2002 is de toename echter zeer duidelijk (21.750 rechtgevenden meer in twee jaar). Te herinneren valt dat deze laatste stijging gedeeltelijk voortkomt uit de overname in de regeling van rechthebbenden die vroeger een recht openden in de overheidssector, namelijk het contractueel personeel van sommige autonome openbare ondernemingen (Belgacom, De Post, Belgocontrol en Biac), onderworpen aan de sociale zekerheid van de werknemers sedert 1 juli 2002 (programma-wet van 2 augustus 2002). In 2003 werd het contractueel personeel van de RTBF ook opgenomen in de regeling (toepassing van dezelfde programma-wet, maar met inwerkingtreding op 1 januari 2003), wat in lichte mate bijdroeg tot de stijging met 9.550 rechtgevenden in de loop van dit dienstjaar (+0,52%). De verzekeringsplicht van de onthaalouders (koninklijk besluit van 18 maart 2003) is een andere maatregel die tot een toename kan leiden. Andere meer conjunctuur-gebonden verklaringen moeten gezocht worden in de samenstelling zelf van het aantal rechtgevende kinderen, beschouwd per leeftijdsgroep. De hernieuwde stijging, vastgesteld sedert 2002, voor de groep rechtgevenden van 18 tot 25 jaar (6.080 rechtgevenden meer in deze leeftijdsgroep, of een toename van 2,33% in twee jaar) verklaart voor een niet te verwaarlozen deel de eerder vermelde opwaartse globale tendens (21.750 rechtgevenden meer sedert 2002 voor de hele regeling).

3 Bij deze jongeren van 18 tot 25 jaar stelt men een duidelijke toename vast sedert 2002 (zie de laatste grafiek van de reeks) voor de subgroep van de jonge werkzoekenden (4.838 eenheden meer, een stijging met 16,49%). Het recht van deze rechtgevenden wordt verlengd op het einde van hun schooltijd wegens een verslechtering van de arbeidsmarkt, en voegt zich bij het globale bestand van de regeling. In 2003 zet deze stijging zich door, maar in mindere mate (1.467 eenheden meer, een toename met 4,29%). Te noteren valt ook dat deze stijgingen nog gevoeliger zijn voor enkel de subgroep van de jonge werkzoekenden van 21 tot 25 jaar (+21,35% in 2002 en +6,78% in 2003). Zonder dat men een directe band met de conjunctuur kan leggen, heeft de tendens bij de studenten (zie vierde grafiek) ook een weerslag op het globale effectief. Na talrijke jaren van gestage toename (stijgend schoolbezoek) kende hun aantal vanaf 1999 een eerste daling. Van 1999 tot 2002 daalde hun aantal met 8.421 eenheden (-3,70%). Voor hen stelt men pas in de loop van het laatste dienstjaar, in 2003, eveneens een nieuwe stijging vast (643 eenheden meer, een toename met 0,29%), enkel in de groep van de oudsten, dus van 21 tot 25 jaar (820 bijkomende eenheden, of +1,23%). Het aantal leerlingen (zie grafiek) daalt gestaag sedert 1998 (2.317 eenheden minder dan in 2003, een daling van 49,95% in zes jaar). Tabel B Tabel B betreft de geboorten en adopties in de regeling, een ander belangrijk element dat de globale tendens beïnvloedt bij de bestanden van de regeling (tabel A). De eerste grafiek, met de evolutie van de geboorten van 1993 tot 2003, toont aan dat de tendens in zijn geheel eerder neerwaarts is. Over tien jaar bedraagt de daling 5.358 geboorten, een daling met 5,57%. Zoals men kan zien gaat het niet om een constante daling in de loop van de periode, maar eerder om een opeenvolging van aanzienlijke dalingen, afgewisseld met dalingen van kleinere omvang. In 2002 werd overigens het laagste niveau genoteerd, 89.661 geboorten. In 2003 was er echter een stijging met 1.222 geboorten (+1,36%), samen met de stijging van de effectieven tijdens dit dienstjaar (zie tabel 1).

4 Uit de tweede grafiek blijkt duidelijk dat het aantal tweede en volgende geboorten sedert 1999 lager ligt dan het aantal eerste geboorten en dat dit negatieve verschil sedertdien standhoudt. Eind 2003 is het aandeel van de eerste geboorten 50,86% tegen 47,23% eind 1993. Bij de adopties (grafiek 3) ziet men een duidelijk neerwaartse tendens sedert 1997 (-19,92%). In 1993 daalde hun aantal nog (-2,43%), terwijl er in 2002 een heropleving was (+3,78%). Tabel C Een andere belangrijke factor die de evolutie van de effectieven beïnvloedt is het aantal werknemers dat onderworpen is aan de regeling. Een gestage toename van het aantal van deze werknemers gedurende verschillende jaren zal namelijk leiden tot een stijging op termijn van het globale effectief (aanwerving van vele jongeren, die reeds ouder zijn of potentiële toekomstige ouders). De weerslag ervan is echter beperkt door het feit dat een stijging of een daling van dit aantal niet noodzakelijk leidt tot dezelfde stijging of daling in termen van bijslagtrekkenden of rechtgevenden, maar grotendeels voelbaar is via een verschuiving van de effectieven van de categorie Arbeidsprestaties naar die van de werklozen, in een eerste fase die van minder dan zes maanden. Zoals de eerste grafiek aantoont nam het totale aantal werknemers dat onderworpen is aan de regeling van 1995 tot 2001 toe met 278.597 eenheden, een stijging met 12,05% in zeven jaar. Maar zoals ook aangetoond door de drie grafieken betreffende de bijslagtrekkende gezinnen, is de weerslag van deze stijging op de effectieven van de regeling maar gedeeltelijk. Enerzijds komt de stijging van het aantal gezinnen in de categorie Arbeidsprestaties duidelijk veel later (op beslissende wijze pas sedert 1998), anderzijds is de stijging voor deze gezinnen in dezelfde periode (1995-2001) duidelijk minder, met maar 1,57% over de zeven jaar (+11.919 gezinnen). Beperkt tot enkel de vijf beste jaren (1998 tot 2001), dan is het maximum bereikt door deze stijging 2,48% (+18.717 gezinnen). Waar het gevolg van de verschuiving van categorie gedeeltelijk deze disproportie tussen de evolutie van de onderworpen werknemers en de gezinnen verklaart, moet men daar ook het resultaat zien van de evoluties die kenmerkend zijn voor de onderworpen werknemers zelf.

5 Zo is de evolutie van de onderworpen werknemers volgens hun geslacht een belangrijk element om in aanmerking te nemen. Zoals blijkt uit de tweede grafiek is de stijging duidelijk hoger bij de vrouwelijke werknemers (+19,42% van 1993 tot 2002, tegen +5,55% voor de mannelijke). De gezinnen met twee onderworpen werknemers zijn dan ook talrijker en bijgevolg volgt het aantal gezinnen niet de stijging van de onderworpen werknemers. Tenslotte vertaalden de evoluties aan verschillend ritme van enerzijds de onderworpen werknemers en anderzijds de bijslagtrekkende gezinnen in de categorie arbeidsprestaties zich logischerwijze door een constante daling sedert 1995 van de verhouding tussen beide: laatstgenoemden vertegenwoordigden nog 29,80% van de eersten eind 2002, tegen 32,88% eind 1994. Dit wordt weergegeven door de voorlaatste grafiek van de reeks. Hieraan moet toegevoegd worden dat de laatste gegevens betreffende de onderworpen werknemers met betrekking tot het jaar 2003 nog altijd niet beschikbaar zijn wegens de grote veranderingen bij de RSZ (invoering van de multifunctionele aangifte DMFA) en dus niet konden worden opgenomen in dit verslag. Men stelt echter vast dat er weer een daling was van het aantal onderworpen werknemers in 2002 (zie eerste grafiek), en het zou interessant zijn om na te gaan of dit bevestigd wordt in 2003. Tabel D Met tabel D vat het verslag het tweede onderzoeksprincipe aan betreffende de evolutie van de uitgaven aan gezinsbijslag in verhouding tot de effectieven van de rechtgevende kinderen, of de evolutie van de gemiddelde uitgave per kind, eerst berekend aan de lopende prijzen en vervolgens aan de constante prijzen (uitgaven aan de index van 1993). Uit deze tabel blijkt dat de gemiddelde maandelijkse uitgave voor een kind 145,98 EUR bedraagt voor het jaar 2003 (125,93 EUR in 1993). Uitgedrukt in constante prijzen is dit 124,39 EUR, of een daling met 1,54 EUR in tien jaar. Nog steeds in constante prijzen is dit een daling met 2,57 EUR voor de kinderen voor wie de kinderbijslag wordt betaald aan de schaal van artikel 40, KBW (gewone schaal). Deze daling, die een sterke invloed uitoefent op de totale gemiddelde uitgave per kind, kan logisch verklaard worden door de maatregelen, in werking getreden in 1997, op het vlak van de leeftijdstoeslagen, hoewel een lichtere daling zich al voor die datum had voorgedaan.

6 Voor de kinderen die de schaal van artikel 42bis, KBW ontvangen (kinderen van gepensioneerden en langer dan zes maand werklozen) kent de evolutie een stijging van 2,12 EUR, en voor die van artikel 50ter, KBW (kinderen van invaliden), bedraagt de stijging 6,80 EUR. Voor de wezen van artikel 50bis, KBW, bedraagt de daling 8,66 EUR en vloeit voort uit het feit dat de groep van 18-25 jaar van 1993 tot 2003 van 28,97% van het totaal is afgenomen tot 24,39%. Tabel E De verdeling van de rechtgevenden per categorie van schaal, opgenomen in tabel E, past nog altijd in een optiek van uitgaven, waarbij de evoluties per schaal van de effectieven een belangrijke weerslag op de begroting hebben. De uitgaven aan bijslag van de economische rekeningen zijn hiervan sterk afhankelijk voor hun jaarlijkse variaties. De grafieken, gebaseerd op deze tabel, tonen duidelijk aan dat de tendens van de rechtgevenden per schaal, ingezet in 2002, zich in 2003 heeft voortgezet, voornamelijk voor de categorie van de kinderen voor wie kinderbijslag wordt betaald op basis van artikel 42bis, KBW (kinderen van langer dan zes maand werklozen en gepensioneerden). In twee jaar tijd, vaan eind 2001 tot eind 2003, nam het aantal kinderen dat een van de schalen voorzien in artikel 42bis, KBW ontving toe met 18.688 eenheden, of 9,38%. Het geheel van de kinderen die een van de verhoogde schalen (artikels 42bis, 50bis en 50ter, KBW) ontvangen nam toe tijdens dezelfde periode, met 19.493 eenheden, of 6,36%. De balans over tien jaar (1993-2003) vertaalt zich door een stijging van 14,63% van het geheel van de verhoogde schalen (+41.577 eenheden), tegen een stijging van 0,20% van het geheel van de gewone schalen (+3.055 eenheden). De toename behaalt 25,22% voor enkel de rechtgevenden van artikel 42bis, KBW (+43.895 eenheden). Enkel de wezen van artikel 50bis kennen een daling, van 7,34% (-3.611 eenheden). De toename van de rechtgevenden van artikel 50ter, KBW bedraagt 2,12% (+1.293 eenheden). Ten gevolge van deze evoluties hebben de relatieve aandelen van de verschillende categorieën de neiging om te dalen of toe te nemen als volgt van eind 1993 tot eind 2003: de gewone

7 schalen gaan van 84,27% van het totale aantal rechtgevenden naar 82,40%, de schalen van artikel 42bis van 9,63% naar 11,77%, de schalen van artikel 50ter van 3,38% naar 3,37%, de schalen van artikel 50bis van 2,72% naar 2,46% en het geheel van de verhoogde schalen van 15,73% naar 17,60%. De categorie van de rechtgevenden waarvan de rechthebbende een actieve werknemer is vertegenwoordigt nog 73,55% eind 2003, tegen 75,01% eind 1993. In reële termen is dit effectief beperkt met 7.487 eenheden in 2003 (-0,55%), wat deze daling brengt tot 15.804 eenheden sedert 2002 (-1,15% in twee jaar). Tabel F De evoluties betreffende de gezinsgrootte in tabel F zijn een andere mogelijke bron van variatie van uitgaven. Aangezien het hier gaat om minder gevoelige evoluties, is de weerslag ervan duidelijk minder dan voor wat betreft de schalen, hoewel nog niet verwaarloosbaar. Ze hebben echter wel een weerslag op de gemiddelde uitgave per kind (tabel D). Uit de grafieken op basis van tabel F blijkt dat de tendens betreffende de gezinsgrootte positief blijft tot drie kinderen, negatief wordt voor gezinnen met vier kinderen, en blijft dalen voor gezinnen met vijf en meer kinderen. Als men de gezinnen met drie en meer kinderen groepeert, stelt men vast dat deze gezinnen sedert 1997 de neiging vertonen om te blijven hangen rond de 173.000 gezinnen. Ook blijkt dat de gezinnen met een en twee kinderen in de loop van de laatste twee jaar het meest toenamen, met 2,14% in twee jaar (+10.349 gezinnen) voor de eersten en met 1,89% (+7.155 gezinnen) voor de tweede. Op 10 jaar tijd zijn het daarentegen de gezinnen met 2 en 3 kinderen die het meest in aantal zijn toegenomen: respectievelijk + 4,57 % (+ 16.882 gezinnen) en + 3,43 % (+ 5.730 gezinnen). De gezinnen met 1 kind zijn slechts toegenomen met 1,08 % (+ 5.291 gezinnen). Relatief gezien, is de verdeling van de gezinnen in het stelsel dus als volgt geëvolueerd tussen eind 1993 en eind 2003: de gezinnen met 1 kind zijn gedaald van 47,68 % van het totale aantal gezinnen tot 46,92 %, die met 2 kinderen zijn toegenomen van 36,04 % tot 36,68 % en die met 3 en meer kinderen van 16,29 % tot 16,40 %.

8 Kinderen getroffen door een aandoening en rechtgevend op een toeslag van art. 47 KBW (buiten tabellen) Eind 2003 ontvingen 24.780 rechtgevende kinderen jonger dan 21 één van de toeslagen van art. 47 KBW voor kinderen getroffen door een aandoening, wat 1,34 % van het totale aantal rechtgevenden in de regeling vertegenwoordigt. Dat aantal kent een constante stijging sinds 2000, hetzij een stijging van 19,84 % op vier jaar tijd (+ 4.103 kinderen). In 2003 bedraagt de toename 3,31 % (+ 759 kinderen) als gevolg van de globale stijging van het aantal rechtgevende kinderen in de regeling. Sinds 1 mei 2003 is een nieuwe regeling van kracht voor de kinderen geboren na 1 januari 1996 en gebaseerd op een nieuw evaluatiesysteem van de aandoening en haar gevolgen met ruimere voorwaarden. Eind 2003 bedroeg het aantal rechtgevende kinderen in deze nieuwe regeling 1.238, ofwel 5,- % van het totale aantal rechtgevenden op een toeslag van art. 47 KBW. Kinderen geplaatst in een instelling of bij een particulier (buiten tabellen) Op 31 december 2003 werden voor de eerste maal een telling gemaakt van de kinderen geplaatst in een instelling volgens art. 40 KBW en de kinderen geplaatst bij een particulier waarvan de oorspronkelijke bijslagtrekkende een forfaitaire bijslag bepaald in art. 70ter KBW ontvangt (een aanvulling op de kinderbijslag betaalt aan het opvanggezin). Op voornoemde datum bedroeg het aantal kinderen geplaatst in een instelling 10.768, hetzij 0,58 % van het globale aantal rechtgevenden. Op diezelfde datum waren er 1.390 kinderen die aanleiding gaven tot de betaling van een forfaitaire bijslag geplaatst bij een particulier (0,08 % van het totale aantal rechtgevenden). Tabel G De eerste grafiek in tabel G toont de globale tendens van het aantal rechtgevenden in het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag. Men ziet dat die tendens positief is sinds 2002 met een toename van 1.690 rechtgevenden op twee jaar tijd (+ 12,20 %).

9 Dat zwakte zich evenwel af in 2003 met een stijging van slechts 458 rechtgevenden (+ 3,04 %). Met 15.538 rechtgevenden eind 2003 ligt het aantal rechtgevenden in dat stelsel opnieuw hoger dan eind 1996 (14.992 rechtgevenden), maar is nog altijd ongeveer 7 % minder dan zijn hoogste niveau van eind 1999 (16.179 rechtgevenden). Voor de voorgaande dienstjaren hingen deze resultaten vaak samen met die van de rechtgevenden op het leefloon (vroegere bestaansminimum). Zo daalde het aantal leefloners sinds 1990 (van 83.667 rechtgevenden begin 1998 tot 62.894 begin 2002) en ziet men een parallelle tendens in het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag tijdens diezelfde periode (2.921 rechtgevenden minder voor 2002 en 2001) 1. Gezien de leefloonregeling erg gevoelig is aan de conjunctuur, kan men besluiten dat hetzelfde geldt voor de gewaarborgde gezinsbijslag. Uit de drie volgende grafieken blijkt dat de toename van de laatste twee jaar nog sterker is bij de jongeren van 18 tot 25 jaar (+ 27,05 %). Die groep bestaat voornamelijk uit studenten (+ 25,83 %) en jonge werkzoekenden (+ 67,39 %). De rechtgevenden jonger dan 18 (+ 11,20 % voor 2002 en 2003) blijven evenwel sterk in de meerderheid (92,80 % van het totale aantal rechtgevenden eind 2003). Uit die evoluties volgt dat de leeftijdsstructuur in het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag dichter bij die van de werknemersregeling komt. In verhouding tot de situatie eind 1993 nemen de verschillen tussen beide stelsels af in alle leeftijdsgroepen, in het bijzonder in de twee uiterste leeftijdsgroepen, waar zich altijd de grootste verschillen manifesteerden. De laatste grafiek vergelijkt de twee stelsels eind 2003. De kinderen van 0 tot 6 jaar vertegenwoordigen nog 37,46 % van het totale aantal rechtgevenden in het stelsel van de gewaarborgde tegenover 28,50 % in de werknemersregeling, ofwel een verschil van 8,95 punten, wat nog 9,74 punten was eind 1993. Het aandeel jongeren van 18 tot 25 jaar bedraagt slechts 7,20 % in het stelsel van de gewaarborgde tegen 14,47 % bij de werknemers, maar dat verschil is afgenomen van 8,51 punten eind 1993 tot 7,28 punten eind 2003. 1 Momenteel zijn de laatste cijfers van 1 januari 2003 en 1 januari 2004 van de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie niet beschikbaar. De vergelijking voor 2002 en 2003 is dan ook niet mogelijk

10 Tabel H De geboortecurven in eerste grafiek is niet erg significant vanuit demografisch oogpunt want zij volgt logischerwijs die van de globale effectieven (tabel G), onderhevig aan sterke schommelingen in functie van de conjunctuur, zoals reeds eerder gezegd. Het is evenwel van belang te wijzen op het hoge geboortecijfer in het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag in vergelijking met de werknemersregeling: 18,51 geboortes op 100 gezinnen bij de gewaarborgde tegen 8,62 geboortes bij de werknemers in 2003 (i.e. meer dan het dubbele). Uit een dergelijke vergelijking tussen de twee stelsels blijkt ook het volgende kenmerk: in tegenstelling tot wat vastgesteld werd voor de werknemersregeling, blijft in het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag het aantal tweede en volgende geboorten hoger dan het aantal eerste geboorten (zie tweede grafiek). Tabel I Zoals blijkt uit de eerste grafiek, evolueren de gemiddelde uitgaven per kind sinds 1998 aanzienlijk sterker in het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag dan in het stelsel van de werknemers. Voor het jaar 2003 bedraagt de gemiddelde uitgave 167,86, wat te vergelijken is met de 145,98 bij de werknemers, maar vooral met de 180,80 voor de kinderen betaald aan de schalen van art. 42bis KBW bij de werknemers (zie tabel 4). Uitgedrukt in constante prijzen (bedragen teruggebracht tot de index van 1993), is diezelfde uitgave 143,03 in 2003 tegenover 114,76 in 1993, dat wil zeggen een stijging van 28,27 op 10 jaar tijd. Die aanzienlijke toename is gedeeltelijk het gevolg van de nieuwe schaalvoordelen, met name de invoering van de wezenbijslag in het stelsel van de gewaarborgde door het koninklijk besluit van 7 november 1999. Het is ook het gevolg van het feit dat sinds 1 oktober 2001 nog slechts één inkomensplafond in aanmerking wordt genomen tegenover vier daarvoor (koninklijk besluit van 10 augustus 2001).

11 Men moet er ook aan herinneren dat sommige rechtgevenden in het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag slechts verlaagde schalen ontvangen ( gewone schalen of zelfstandige schalen) 2 en dat het aandeel van die rechtgevenden een dalende tendens vertoont: 14,71 % eind 2003 tegenover 17,47 % eind 2000. De tweede grafiek afgeleid uit tabel 1 geeft de relatieve waarde van de gemiddelde uitgaven per kind in 2003 bij lopende prijzen door de waarde 100 te geven aan de gemiddelde uitgave in 1993 en dat voor het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag, de globale werknemersregeling en voor de rechtgevenden op artikel 42bis KBW in de werknemersregeling. De derde grafiek toont diezelfde waarde voor dezelfde drie groepen kinderen maar wat betreft de gemiddelde uitgaven per kind bij constante prijzen. Tabel J De grafieken uit tabel J tonen aan dat de gezinsgrootte in het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag sterk verschilt tegen die in de werknemersregeling, wat zich met name vertaald in een aanzienlijk hoger gemiddelde van het aantal kinderen (2,03 kinderen per gezin eind 2003 tegenover 1,76 kinderen bij de werknemers). De gemiddelde gezinsgrootte kent evenwel een niet te verwaarlozen daling in het stelsel van de gewaarborgde, gezien men eind 1993 een gemiddelde had van 2,09 kinderen (tegenover ook 1,76 kinderen in de werknemersregeling). Die afname doet zich in het bijzonder voor in 2003, gezien eind 2002 nog een gemiddelde van 2,06 bereikt werd 3. De grafieken tonen aan dat het aandeel van de gezinnen met 1 kind ongeveer even groot is als in de werknemersregeling: 46,29 % van het globale aantal gezinnen eind 2003 (tegen 46,92 % bij de werknemers). Het zijn vooral de gezinnen met 2 kinderen die aanzienlijk minder vertegenwoordigd zijn: 26,16 % (tegen 36,38 % bij de werknemers). Vanaf 3 kinderen per gezin stelt men het tegenovergestelde vast: die gezinnen hebben een aanzienlijk groter aandeel in het stelsel van 2 Het betreft hier de potentiële rechtgevenden in een ander Belgische of buitenlandse regeling, hoofdzakelijk de zelfstandige regeling. 3 Ook van 1995 tot 1999 werden relatief lage gemiddelden genoteerd, maar sinds 2002 steeg het aantal kinderen weer aanzienlijk.

12 de gewaarborgde gezinsbijslag dan in de werknemersregeling: 14,76 % voor de gezinnen met 3 kinderen (tegen 12,08 % bij de werknemers), 7,26 % voor de gezinnen met 4 kinderen (tegen 3,17 % bij de werknemers) en 5,53 % voor de gezinnen met 5 en meer kinderen (tegen 1,18 % bij de werknemers). Op tien jaar tijd (1993-2003) zijn sommige verschillen tussen de twee stelsels kleiner geworden (voornamelijk wat betreft de gezinnen met 1 kind en die met 5 en meer kinderen), terwijl andere nog groter geworden zijn (vooral bij de gezinnen met 2 kinderen). De verhouding van het aantal gezinnen met 3 en meer kinderen tussen beide stelsels is over de ganse periode min of meer hetzelfde gebleven. BESLUITEN Stelsel van de kinderbijslag voor werknemers In het dienstjaar 2003 stijgt het globale aantal rechtgevenden in de regeling met 9.550 (+ 0,52 %), in navolging van de stijging in 2002 (+ 0,67 %). Dat is in mindere mate nog het resultaat van de inlijving bij de regeling van het contractuele personeel van bepaalde autonome overheidsbedrijven, bepaald in de programmawet van 2 augustus 2002 (het personeel van de RTBF voor 2003). De verzekeringsplicht van de onthaalouders was een andere maatregel die bijdroeg tot de toename. Zoals reeds het geval was in 2002, speelden ook factoren van meer conjuncturele aard een rol bij de toename van het aantal rechtgevenden. De voortzetting van de toename van de jonge werkzoekenden is daar een duidelijk bewijs van. In 2003 kennen zij een stijging van 1.467 eenheden (+ 4,29 %), waarvan een toename van 1.140 bij de jonge werkzoekenden tussen 21 en 25 jaar alleen (+ 6,78 %). De stijging van het aantal studenten is daarentegen nieuw (daling van hun aantal tussen 1999 en 2002). De nog zwakke toename (+ 0,29 % of 643 eenheden meer) manifesteert zich enkel in de groep studenten van 21 tot 25 jaar (+ 1,23 % of 820 eenheden meer). Een derde element dat heeft meegespeeld in de toename is het geboortecijfer: in 2003 noteerde men 1.222 geboorten meer (+ 1,36 %).

13 Wat betreft de verdeling van de rechtgevenden per schaalcategorie ziet men globaal genomen dezelfde tendensen als in 2002. Dat is vooral het geval bij de kinderen voor wie de kinderbijslag betaald wordt op basis van artikel 42bis KBW (kinderen van langer dan zes maanden werklozen en gepensioneerden), die in 2003 stegen met 4,84 %. Alle verhoogde schalen samen noteren een toename van 3,21 %, terwijl de gewone schalen een daling van 0,04 % registreren, wat voor een groot deel toe te schrijven is aan de groep rechtgevenden van wie de rechthebbende behoort tot de categorie arbeidsprestaties. Het aandeel rechtgevenden jonger dan 21 dat getroffen is door een aandoening en een toeslag van artikel 47 KBW ontvangt, blijft stijgen: in 2003 een toename met 3,31 % tot 24.780 rechtgevenden. Onder hen 1.238 rechtgevenden (5,- % van het totaal) van de nieuwe regeling voor de kinderen geboren na 1 januari 1996, die van kracht is sinds 1 mei 2003. De nieuwe forfaitaire bijslag ingevoerd op 1 januari 2003 werd eind 2003 toegekend aan 1.390 kinderen geplaatst bij een particulier (0,08 % van het totale aantal rechtgevenden). Het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag Ook het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag ziet zijn globale aantal rechtgevenden toenemen in 2003 (+ 3,04 % of + 458 rechtgevenden). Eind 2003 telt dit stelsel 15.538 rechtgevenden, wat wel nog altijd ongeveer 7 % minder is dan het hoogste niveau van eind 1999 (16.179 rechtgevenden). De toename is aanzienlijk sterker bij de rechtgevenden ouder dan 18 (+ 15,85 %), met name bij de studenten (+ 16,16 %) en de jonge werkzoekenden (+ 18,46 %). Toch blijft de groep rechtgevenden jonger dan 18 in dit stelsel sterk in de meerderheid (nog 92,80 % van het totale aantal rechtgevenden). Een ander kenmerk van het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag is dat het gemiddelde aantal kinderen per gezin, dat hoger ligt dan in de werknemersregeling, gevoelig afneemt in 2003: van 2,06 naar 2,03 kinderen op 1 jaar tijd (tegen een ongewijzigd gemiddelde van 1,76 kinderen bij de werknemers). De gezinnen met 1 kind zijn min of meer gelijk vertegenwoordigd in beide stelsels. Het zijn vooral de gezinnen met 2 kinderen die aanzienlijk minder vertegenwoordigd zijn in het stelsel

14 van de gewaarborgde, terwijl het aandeel van de gezinnen met 3 en meer kinderen er hoger ligt (27,55 % van de gezinnen tegenover 16,43 % bij de werknemers).

Tabel A RECHTGEVENDE KINDEREN PER LEEFTIJDSGROEP ET VOLGENS HUN RECHT Toestand op 31 december 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Minder dan 18 jaar 1.525.044 1.525.773 1.528.378 1.532.445 1.538.386 1.539.499 1.541.338 1.546.645 1.551.007 1.559.396 1.567.380 18 tot 25 jaar 259.108 262.621 269.086 273.161 271.095 270.082 268.492 263.653 259.137 263.275 265.217 Studenten 216.416 217.881 221.367 224.543 227.760 230.175 229.450 225.751 222.340 221.754 222.397 Leerlingen 4.485 4.816 5.320 5.541 5.622 5.356 5.108 4.448 3.662 3.471 3.305 Werkzoekenden 33.629 35.555 38.288 39.517 34.200 31.018 30.321 29.782 29.332 34.170 35.637 Meer dan 25 jaar 22.622 22.151 21.873 21.512 21.211 20.713 20.517 19.835 19.512 19.185 18.809 TOTAAL 1.806.774 1.810.545 1.819.337 1.827.118 1.830.692 1.830.294 1.830.347 1.830.133 1.829.656 1.841.856 1.851.406 TOTAAL Minder dan 18 jaar 18 tot 25 jaar Studenten Leerlingen Werkzoekenden 1.860.000 1.580.000 275.000 235.000 6.000 39.000 1.850.000 1.570.000 270.000 230.000 5.000 37.000 1.840.000 1.560.000 225.000 4.000 35.000 1.830.000 1.550.000 265.000 33.000 1.820.000 1.540.000 220.000 3.000 1.810.000 1.530.000 260.000 31.000 215.000 2.000 1.800.000 1.520.000 29.000 1.790.000 1.510.000 255.000 210.000 1.000 27.000 1.780.000 1993 1995 1997 1999 2001 2003 1.500.000 1993 1995 1997 1999 2001 2003 250.000 1993 1995 1997 1999 2001 2003 205.000 1993 1995 1997 1999 2001 2003 0 1993 1995 1997 1999 2001 2003 25.000 1993 1995 1997 1999 2001 2003

Tabel B GEBOORTEN EN ADOPTIES 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Geboorten 96.241 94.672 92.133 92.649 92.797 89.680 90.082 91.294 91.455 89.661 90.883 1ste geboorten 45.453 45.473 43.986 45.220 45.976 44.089 45.270 46.356 46.205 45.597 46.221 2de geboorten en volg. 50.789 49.199 48.147 47.429 46.821 45.591 44.812 44.938 45.250 44.064 44.662 Adopties 502 572 499 491 493 454 397 412 402 Geboorten : totaal 1ste geboorten en 2de geboorten en volgende Adopties 98.000 52.000 600 96.000 50.000 2de geboorten en volgende 550 94.000 48.000 500 92.000 46.000 450 1ste geboorten 90.000 44.000 400 88.000 42.000 350 86.000 40.000 300 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003

Tabel C AANGESLOTEN WERKNEMERS EN BIJSLAGTREKKENDE GEZINNEN Toestand op 31 december 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Aangesloten werknemers 2.329.522 2.312.790 2.350.322 2.354.229 2.381.292 2.432.712 2.475.499 2.530.838 2.591.387 2.581.231 Mannzn 1.446.805 1.434.154 1.449.966 1.445.623 1.454.414 1.479.666 1.495.101 1.518.179 1.543.674 1.527.059 Vrouwen 882.717 878.636 900.356 908.606 926.878 953.046 980.398 1.012.659 1.047.713 1.054.172 Bijslagtrekkende gezinnen 1.026.192 1.026.450 1.030.515 1.032.524 1.033.297 1.034.910 1.035.302 1.035.809 1.036.604 1.046.042 1.054.095 Arbeidsprestaties 763.125 760.550 761.128 757.679 753.752 759.089 763.220 770.527 772.469 769.189 766.787 Totaal Werklozen 159.577 163.432 166.086 171.308 176.993 172.554 168.416 162.109 159.853 170.761 180.307 Totaal Gepensioneerden 11.917 11.719 12.245 12.220 12.220 12.014 12.039 12.060 12.290 12.321 12.504 Totaal Invaliden 49.963 49.300 49.661 50.042 49.311 50.504 51.458 51.366 52.687 54.135 54.833 Toatal Wezen 41.610 41.449 41.395 41.275 41.021 40.749 40.169 39.747 39.305 39.636 39.664 Aangesloten werknemers Aangesl. werknemers Mannen en vrouwen Bijslagtrekkende gezinnen Bijslagtrek. gezinnen Arbeidsprestatiesl Arbeidsprestaties in % van de aangeslotenen Bijslagtrek. gezinnen Totaal Werklozen 33,5 2.650.000 1.600.000 1.060.000 775.000 185.000 2.600.000 2.550.000 1.500.000 1.400.000 M 1.055.000 1.050.000 770.000 33,0 32,5 180.000 175.000 2.500.000 1.300.000 1.045.000 765.000 32,0 2.450.000 1.200.000 1.040.000 760.000 31,5 170.000 2.400.000 1.035.000 165.000 2.350.000 1.100.000 1.000.000 1.030.000 755.000 31,0 30,5 160.000 2.300.000 2.250.000 900.000 V 1.025.000 1.020.000 750.000 30,0 155.000 2.200.000 800.000 1.015.000 745.000 29,5 150.000 2.150.000 700.000 1.010.000 740.000 29,0 145.000 1993 1995 1997 1999 2001 2003 1993 1995 1997 1999 2001 2003 1993 1995 1997 1999 2001 2003 1993 1995 1997 1999 2001 2003 1993 1995 1997 1999 2001 2003 1993 1995 1997 1999 2001 2003

Tabel D GEMIDDELDE UITGAVEN PER KIND EN PER MAAND Bedragen in EUR op basis van Economische rekeningen TEGEN LOPENDE PRIJZEN 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Totaal Art. 40 116,85 117,53 120,06 121,52 122,61 123,78 125,19 126,64 129,57 132,58 134,12 Totaal Art. 42bis 151,94 161,19 160,62 162,75 162,81 167,76 168,40 173,95 176,19 177,21 180,80 Invaliden Art. 50ter 189,41 194,37 198,63 201,10 204,79 204,99 205,83 208,98 215,79 226,40 230,26 Wezen Art. 50bis 323,19 322,78 325,33 332,54 335,63 342,90 346,77 347,34 357,40 362,48 369,13 Totaal verhoogde schalen 183,08 189,72 189,76 190,71 190,46 194,68 195,87 200,41 204,34 207,15 210,10 Totaal rechtgevenden 125,93 127,47 129,81 131,70 133,01 134,48 135,70 137,51 140,59 143,86 145,98 TEGEN CONSTANTE PRIJZEN 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Totaal Art. 40 116,85 115,99 116,55 116,41 116,11 115,50 115,47 115,09 114,86 114,47 114,28 Totaal Art. 42bis 151,94 159,09 155,93 155,92 154,18 156,54 155,32 158,08 156,20 153,01 154,06 Invaliden Art. 50ter 189,41 191,83 192,83 192,65 193,94 191,28 189,85 189,91 191,30 195,49 196,21 Wezen Art. 50bis 323,19 318,57 315,84 318,57 317,85 319,96 319,85 315,65 316,84 312,99 314,53 Totaal verhoogde schalen 183,08 187,24 184,22 182,70 180,37 181,65 180,66 182,12 181,15 178,87 179,03 Totaal rechtgevenden 125,93 125,80 126,03 126,17 125,96 125,48 125,16 124,96 124,64 124,21 124,39 Evolutie tegen lopende prijzen 2003 (1993 = 100) Evolutie tegen constante prijzen 2003 (1993 = 100) 125,00 120,00 115,00 115,93 114,78 118,99 121,57 114,21 106,00 104,00 102,00 100,00 42bis 101,39 50ter 103,59 110,00 105,00 98,00 96,00 Totaal 98,78 Art. 40 97,80 50bis 97,32 94,00 100,00 Totaal Art. 40 42bis 50ter 50bis 92,00

Tabel E RECHTGEVENDE KINDEREN PER CATEGORIE VAN SCHAAL Toestand op 31 december 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Totaal Art. 40 1.522.498 1.526.394 1.528.250 1.521.073 1.512.221 1.516.808 1.520.946 1.524.073 1.523.296 1.526.132 1.525.553 Totaal Art. 42bis 174.071 174.779 181.742 197.140 210.339 205.867 201.958 199.506 199.278 207.905 217.966 Invaliden Art. 50ter 61.014 60.747 60.882 61.063 60.519 60.950 61.237 60.759 61.662 62.070 62.307 Wezen Art. 50bis 49.191 48.625 48.463 47.842 47.613 46.669 46.206 45.795 45.420 45.749 45.580 Totaal verhoogde schalen 284.276 284.151 291.087 306.045 318.471 313.486 309.401 306.060 306.360 315.724 325.853 Totaal rechtgevenden 1.806.774 1.810.545 1.819.337 1.827.118 1.830.692 1.830.294 1.830.347 1.830.133 1.829.656 1.841.856 1.851.406 TOTAAL Totaal Art. 40 Totaal Art. 42bis Invaliden Art. 50ter Wezen Art. 50bis Totaal verhoogde schalen 1.860.000 1.530.000 230.000 62.500 50.000 330.000 1.850.000 1.525.000 220.000 62.000 49.000 320.000 210.000 1.840.000 48.000 310.000 1.520.000 200.000 61.500 1.830.000 190.000 47.000 300.000 1.820.000 1.515.000 61.000 180.000 46.000 290.000 1.810.000 1.510.000 170.000 60.500 45.000 280.000 1.800.000 160.000 1.790.000 1.505.000 150.000 60.000 44.000 270.000 1.780.000 1.500.000 140.000 59.500 43.000 260.000 1993 1995 1997 1999 2001 2003 1993 1995 1997 1999 2001 2003 1993 1995 1997 1999 2001 2003 1993 1995 1997 1999 2001 2003 1993 1995 1997 1999 2001 2003 1993 1995 1997 1999 2001 2003

Tabel F BIJSLAGTREKKENDE GEZINNEN VOLGENS HET AANTAL KINDEREN Toestand op 31 december Gezinnen met 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 1 kind 489.276 486.754 487.323 484.572 482.804 484.237 484.013 484.003 484.218 489.269 494.567 2 kinderen 369.796 371.203 373.025 376.061 377.486 377.860 378.264 378.636 379.523 383.969 386.678 3 kinderen 118.628 119.996 121.483 123.166 124.470 124.965 125.290 125.833 125.942 126.406 126.936 4 kinderen 32.499 32.667 33.107 33.388 33.451 33.328 33.557 33.517 33.591 33.528 33.423 5 kinderen en méér 15.993 15.830 15.577 15.337 15.086 14.520 14.178 13.820 13.330 12.870 12.491 3 kinderen en méér 167.120 168.493 170.167 171.891 173.007 172.813 173.025 173.170 172.863 172.804 172.850 TOTAL 1.026.192 1.026.450 1.030.515 1.032.524 1.033.297 1.034.910 1.035.302 1.035.809 1.036.604 1.046.042 1.054.095 Gemiddeld aantal kind. 1,76 1,76 1,77 1,77 1,77 1,77 1,77 1,77 1,77 1,76 1,76 1 kind 2 kinderen 3 kinderen 4 kinderen 5 kinderen en méér 3 kinderen en méér 496.000 390.000 128.000 33.800 17.000 174.000 494.000 33.600 173.000 385.000 126.000 16.000 492.000 33.400 172.000 490.000 380.000 124.000 33.200 15.000 171.000 488.000 122.000 33.000 14.000 170.000 486.000 375.000 32.800 169.000 484.000 120.000 32.600 13.000 168.000 370.000 482.000 118.000 32.400 12.000 167.000 480.000 365.000 116.000 32.200 11.000 166.000 478.000 32.000 165.000 476.000 360.000 114.000 31.800 10.000 164.000 1993 1995 1997 1999 2001 2003 1993 1995 1997 1999 2001 2003 1993 1995 1997 1999 2001 2003 1993 1995 1997 1999 2001 2003 1993 1995 1997 1999 2001 2003 1993 1995 1997 1999 2001 2003

Tabel G GEWAARBORGDE GEZINSBIJSLAG RECHTGEVENDE KINDEREN PER LEEFTIJDSGROEP ET VOLGENS HUN RECHT Toestand op 31 december 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Minder dan 18 jaar 11.027 12.626 13.036 14.268 15.240 15.272 15.904 13.833 12.968 14.115 14.420 18 tot 25 jaar 706 718 812 724 802 907 865 820 880 965 1.118 Studenten 628 659 744 669 730 827 794 752 817 885 1.028 Leerlingen 16 14 15 14 15 26 31 27 17 15 13 Werkzoekenden 50 31 40 41 57 54 40 41 46 65 77 TOTAAL 11.733 13.344 13.848 14.992 16.042 16.179 16.769 14.653 13.848 15.080 15.538 TOTAAL Minder dan 18 jaar Studenten Werkzoekenden Leeftijdsgroepen in % 2003 18.000 17.000 1.050 80 100,00 17.000 16.000 1.000 70 90,00 16.000 950 80,00 15.000 900 60 70,00 15.000 14.000 13.000 14.000 13.000 850 800 50 60,00 50,00 40,00 18-25 jaar 12-18 jaar 6-12 jaar 0-6 jaar 12.000 11.000 12.000 11.000 750 700 650 40 30 30,00 20,00 10,00 10.000 1993 1995 1997 1999 2001 2003 10.000 1993 1995 1997 1999 2001 2003 600 1993 1995 1997 1999 2001 2003 20 1993 1995 1997 1999 2001 2003 0,00 GGB Werknemers

Tabel H GEWAARBORGDE GEZINSBIJSLAG GEBOORTEN 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Geboorten 1.045 1.375 1.394 1.520 1.630 1.560 1.447 1.415 1.169 1.263 1.416 1ste geboorten 423 601 658 748 795 725 607 634 526 558 667 2de geboorten en volg. 622 774 736 772 835 835 840 781 643 705 749 1.700 Geboorten : totaal 900 1ste geboorten en 2de geboorten en volgende Geboorten per rang in % Vergelijking tussen GGB en werknemers 2003 1.600 1.500 800 2de geboorten en volgende 100,00 90,00 80,00 1.400 700 70,00 1.300 60,00 1.200 600 50,00 2de geb. en volg. 1ste geboorten 1.100 500 40,00 1.000 1ste geboorten 30,00 47,10 50,86 400 20,00 900 10,00 800 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 300 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 0,00 PFG Salariés

1 2 3 Tabel I GEWAARBORGDE GEZINSBIJSLAG GEMIDDELDE UITGAVEN PER KIND EN PER MAAND Bedragen in EUR op basis van Economische rekeningen 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 Tegen lopende prijzen 114,76 127,49 131,18 127,82 130,94 135,10 140,84 165,81 162,11 162,19 167,86 Tegen constante prijzen 114,76 125,82 127,35 122,45 124,00 126,06 129,91 150,68 143,72 140,04 143,03 EVOLUTIE TEGEN LOPENDE PRIJZEN Vergelijking tussen GGB en werknemers EVOLUTIE TEGEN CONSTANTE PRIJZEN Vergelijking tussen GGB en werknemers 2003 (1993 = 100) EVOLUTIE TEGEN CONSTANTE PRIJZEN Vergelijking tussen GGB en werknemers 2003 (1993 = 100) 180,00 170,00 150,00 145,00 146,27 130,00 125,00 GGB 124,63 160,00 140,00 135,00 120,00 150,00 130,00 115,00 140,00 130,00 120,00 GGB Werknemers 125,00 120,00 115,00 110,00 115,93 118,99 110,00 105,00 100,00 Werknem. art. 42bis 101,39 110,00 105,00 95,00 98,78 Werknem. 100,00 1993 1995 1997 1999 2001 2003 100,00 GGB Werknemers Werknemers art. 42bis 90,00

Tabel J GEWAARBORGDE GEZINSBIJSLAG BIJSLAGTREKKENDE GEZINNEN VOLGENS HET AANTAL KINDEREN Toestand op 31 december Gezinnen met 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 1 kind 2.498 2.882 3.269 3.466 3.655 3.734 3.847 3.136 2.981 3.289 3.541 2 kinderen 1.575 1.798 1.822 1.957 2.095 2.082 2.161 1.874 1.781 1.949 2.001 3 kinderen 765 886 882 998 1.104 1.130 1.165 1.048 1.010 1.101 1.129 4 kinderen 421 460 458 517 560 565 614 573 515 539 555 5 kinderen en méér 365 412 430 444 464 462 464 403 384 430 423 3 kinderen en méér 1.551 1.758 1.770 1.959 2.128 2.157 2.243 2.024 1.909 2.070 2.107 TOTAL 5.624 6.438 6.861 7.382 7.878 7.973 8.251 7.034 6.671 7.308 7.649 Gemiddeld aantal kind. 2,09 2,07 2,02 2,03 2,04 2,03 2,03 2,08 2,08 2,06 2,03 1 kind 2 kinderen 3 kinderen % % % 50,00 45,00 40,00 35,00 30,00 25,00 20,00 GGB Werknemers 38,00 36,00 34,00 32,00 30,00 28,00 26,00 24,00 22,00 20,00 GGB Werknemers 16,00 14,00 12,00 10,00 8,00 6,00 4,00 2,00 0,00 GGB Werknemers 1993 2003 1993 2003 1993 2003 4 kinderen 5 kinderen en + 3 kinderen en + % % % 8,00 7,00 6,00 5,00 4,00 3,00 2,00 1,00 0,00 1993 2003 GGB Werknemers 7,00 6,00 5,00 4,00 3,00 2,00 1,00 0,00 1993 2003 GGB Werknemers 30,00 25,00 20,00 15,00 10,00 5,00 0,00 1993 2003 GGB Werknemers

BIJLAGE I KINDERBIJSLAG VOOR WERKNEMERS STATISTISCHE REEKSEN 1993-2003

1 INHOUD Pagina Aangesloten werkgevers Tabel 1 Werkgevers aangesloten bij het stelsel 3 Aangesloten werknemers Tabel 2 Werknemers aangesloten bij het stelsel (toestand op 30 juni) 4 Tabel 3 Aangesloten werknemers en bijslagtrekkenden: vergelijking 5 Rechthebbenden op kinderbijslag Tabel 4 Rechthebbenden op kinderbijslag volgens het aantal rechtgevende kinderen 6 Bijslagtrekkende gezinnen per categorie van recht en van schaal Tabel 5 A. Bestanden in absolute cijfers 7 Tabel 6 B. Verdeling in percentages 8 Tabel 7 C. Jaarlijkse wijzigingen in absolute cijfers 9 Tabel 8 D. Jaarlijkse wijzigingen in percentages 10 Bijslagtrekkende gezinnen volgens het aantal kinderen Tabel 9 A. Alle categorieën 11 Tabel 10 B. Arbeidsprestaties 12 Tabel 11 C. Werklozen (alle categorieën) 13 Tabel 12 D. Werklozen van minder dan 6 maanden 14 Tabel 13 E. Werklozen van meer dan 6 maanden art. 40 KBW 15 Tabel 14 F. Werklozen van meer dan 6 maanden art. 42bis KBW 16 Tabel 15 G. Gepensioneerden (alle schalen) 17 Tabel 16 H. Gepensioneerden art. 40 KBW 18 Tabel 17 I. Gepensioneerden art. 42bis KBW 19 Tabel 18 J. Invaliden (alle schalen) 20 Tabel 19 K. Invaliden art. 40 KBW 21 Tabel 20 L. Invaliden art. 50ter KBW 22 Tabel 21 M. Wezen (alle schalen) 23 Tabel 22 N. Wezen art. 40 KBW 24 Tabel 23 O. Wezen art. 50bis KBW 25 Tabel 24 P. Totaal gewone schalen 26 Tabel 25 Q. Totaal verhoogde schalen 27 Rechtgevende kinderen per categorie van recht en van schaal Tabel 26 A. Bestanden in absolute cijfers 28 Tabel 27 B. Verdeling in percentages 29 Tabel 28 C. Jaarlijkse wijzigingen in absolute cijfers 30 Tabel 29 D. Jaarlijkse wijzigingen in percentages 31 Gemiddeld aantal kinderen per bijslagtrekkend gezin Tabel 30 Gemiddeld aantal kinderen per bijslagtrekkend gezin en per categorie van 32 recht en van schaal

2 Pagina Rechtgevende kinderen volgens de rang Tabel 31 A. Alle categorieën 33 Tabel 32 B. Totaal van de gewone schalen 34 Tabel 33 C. Totaal art. 42bis KBW 35 Tabel 34 D. Invaliden art. 50ter KBW 36 Tabel 35 E. Wezen art. 50bis KBW 37 Tabel 36 F. Totaal van de verhoogde schalen 38 Rechtgevende kinderen per leeftijdsgroep en volgens hun recht Tabel 37 A. Bestanden in absolute cijfers 39 Tabel 38 B. Verdeling in percentages 40 Tabel 39 C. Jaarlijkse wijzigingen in absolute cijfers 41 Tabel 40 D. Jaarlijkse wijzigingen in percentages 42 Rechtgevende kinderen per leeftijdsgroep en volgens de categorie van de rechthebbende Tabel 41 A. Alle categorieën 43 B. Arbeidsprestaties C. Werklozen (Alle categorieën) Tabel 41 D. Werklozen van minder dan 6 maanden 44 (vervolg nr. 1) E. Werklozen van meer dan 6 maanden art. 40 KBW F. Werklozen van meer dan 6 maanden art. 42bis KBW Tabel 41 G. Gepensioneerden (alle schalen) 45 (vervolg nr. 2) H. Gepensioneerden art. 40 KBW I. Gepensioneerden art. 42bis KBW Tabel 41 J. Invaliden (alle schalen) 46 (vervolg nr. 3) K. Invaliden art. 40 KBW L. Invaliden art. 50ter KBW Tabel 41 M. Wezen (alle schalen) 47 (vervolg nr. 4) N. Wezen art. 40 KBW O. Wezen art. 50bis KBW Tabel 41 P. Totaal gewone schalen 48 (vervolg nr. 5) Q. Totaal verhoogde schalen Kinderen van minder dan 21 jaar met een aandoening (Art. 47 KBW) Tabel 42 Kinderen van minder dan 21 jaar met een aandoening volgens de 49 zelfredzaamheidsgraad Geboorten en adopties Tabel 43 Kraamuitkeringen volgens de rang 50 Tabel 44 Adoptiepremies volgens de rang 51 Tabel 45 Adoptiepremies volgens de leeftijd 52 Uitgaven van het stelsel Tabel 46 Algemene verdeling van de uitgaven 53 Tabel 47 Uitgaven van gezinsbijslagen: verdeling per artikel KBW 54 Tabel 48 Gemiddelde maandelijkse barema's van de gezinsprestaties 56 Tabel 49 Gemiddelde uitgaven per gezin en per schaal (12 maanden en 1 maand) 59 Tabel 50 Gemiddelde uitgaven per kind en per schaal (12 maanden en 1 maand) 60 Andere gegevens over het stelsel Tabel 51 Verdeling van de bijslagtrekkenden per provincie en per gewest 61 Tabel 52 Verdeling van de rechtgevenden per provincie en per gewest 62 Tabel 53 Buiten het Rijk opgevoede kinderen 63

3 TABEL 1 WERKGEVERS AANGESLOTEN BIJ HET STELSEL Toestand op 31 december JAREN Aangeslotenen aan de sociale zekerheid Hoofdelijke bijdragen TOTAAL Index 1993 214.605 20 214.625 100,00 1994 220.108 20 220.128 102,56 1995 223.940 19 223.959 104,35 1996 224.662 19 224.681 104,69 1997 228.051 19 228.070 106,26 1998 231.125 19 231.144 107,70 1999 232.507 18 232.525 108,34 2000 231.757 18 231.775 107,99 2001 224.133 16 224.149 104,44 2002 223.640 17 223.657 104,21 2003 226.056 17 226.073 105,33

4 TABEL 2 WERKNEMERS AANGESLOTEN BIJ HET STELSEL Toestand op 30 juni HANDARBEIDERS HOOFDARBEIDERS TOTALEN JAREN Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen Totaal Abs. Abs. Abs. Ind. Abs. Abs. Abs. % Abs. Ind. Abs. Ind. Abs. Ind. 1993 884.406 309.726 1.194.132 100,00 562.399 572.991 1.135.390 100,00 1.446.805 100,00 882.717 100,00 2.329.522 100,00 1994 874.365 306.075 1.180.440 98,85 559.789 572.561 1.132.350 99,73 1.434.154 99,13 878.636 99,54 2.312.790 99,28 1995 886.543 314.316 1.200.859 100,56 563.423 586.040 1.149.463 101,24 1.449.966 100,22 900.356 102,00 2.350.322 100,89 1996 879.453 315.892 1.195.345 100,10 566.170 592.714 1.158.884 102,07 1.445.623 99,92 908.606 102,93 2.354.229 101,06 1997 878.731 316.797 1.195.528 100,12 575.683 610.081 1.185.764 104,44 1.454.414 100,53 926.878 105,00 2.381.292 102,22 1998 892.101 322.386 1.214.487 101,70 587.565 630.660 1.218.225 107,30 1.479.666 102,27 953.046 107,97 2.432.712 104,43 1999 891.054 322.850 1.213.904 101,66 604.047 657.548 1.261.595 111,12 1.495.101 103,34 980.398 111,07 2.475.499 106,27 2000 896.234 326.309 1.222.543 102,38 621.945 686.350 1.308.295 115,23 1.518.179 104,93 1.012.659 114,72 2.530.838 108,64 2001 902.427 329.810 1.232.237 103,19 641.247 717.903 1.359.150 119,71 1.543.674 106,70 1.047.713 118,69 2.591.387 111,24 2002 886.329 326.273 1.212.602 101,55 640.730 727.899 1.368.629 120,54 1.527.059 105,55 1.054.172 119,42 2.581.231 110,81 2003 n.b n.b. n.b. - n.b. n.b. n.b. - n.b. - n.b. - n.b. -

5 TABEL 3 AANGESLOTEN WERKNEMERS EN BIJSLAGTREKKENDEN : VERGELIJKING Toestand op 30 juni Aangesloten werknemers bij het stelsel (1) Bijslagtrekkenden in de categorie "arbeidsprestaties" (2) (2) / (1) in % 1993 2.329.522 764.445 32,82 1994 2.312.790 755.786 32,68 1995 2.350.322 756.749 32,20 1996 2.354.229 752.288 31,95 1997 2.381.292 751.366 31,55 1998 2.432.712 755.323 31,05 1999 2.475.499 762.263 30,79 2000 2.530.838 766.965 30,30 2001 2.591.387 773.427 29,85 2002 2.581.231 770.412 29,85 2003 n.b. n.b. -

TABEL 4 6 RECHTHEBBENDEN OP KINDERBIJSLAG VOLGENS HET AANTAL RECHTGEVENDE KINDEREN Toestand op 31 december Rechtheb. met 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 1 kind 476.887 473.373 473.161 468.946 466.162 465.884 461.835 460.959 460.086 461.696 465.034 in % van het totaal 46,87 46,55 46,37 45,91 45,65 45,60 45,32 45,23 45,15 45,00 45,03 wijziging in % -0,74-0,04-0,89-0,59-0,06-0,87-0,19-0,19 0,35 0,72 index 1993 = 100 100 99,26 99,22 98,33 97,75 97,69 96,84 96,66 96,48 96,81 97,51 2 kinderen 371.263 372.749 374.432 377.510 378.779 379.360 379.533 380.006 380.967 385.407 388.411 in % van het totaal 36,49 36,65 36,69 36,96 37,09 37,13 37,24 37,29 37,38 37,57 37,61 wijziging in % 0,40 0,45 0,82 0,34 0,15 0,05 0,12 0,25 1,17 0,78 index 1993 = 100 100 100,40 100,85 101,68 102,02 102,18 102,23 102,35 102,61 103,81 104,62 3 kinderen 119.655 120.998 122.641 124.466 125.842 126.557 127.236 128.019 128.271 129.103 129.891 in % van het totaal 11,76 11,90 12,02 12,19 12,32 12,39 12,49 12,56 12,59 12,58 12,58 wijziging in % 1,12 1,36 1,49 1,11 0,57 0,54 0,62 0,20 0,65 0,61 index 1993 = 100 100 101,12 102,50 104,02 105,17 105,77 106,34 106,99 107,20 107,90 108,55 4 kinderen 33.013 33.280 33.831 34.157 34.342 34.279 34.843 34.816 34.948 35.186 35.133 in % van het totaal 3,24 3,27 3,32 3,34 3,36 3,36 3,42 3,42 3,43 3,43 3,40 wijziging in % 0,81 1,66 0,96 0,54-0,18 1,65-0,08 0,38 0,68-0,15 index 1993 = 100 100 100,81 102,48 103,47 104,03 103,83 105,54 105,46 105,86 106,58 106,42 5 kinderen en meer 16.714 16.616 16.378 16.271 16.124 15.646 15.592 15.240 14.813 14.547 14.246 in % van het totaal 1,64 1,63 1,60 1,59 1,58 1,53 1,53 1,50 1,45 1,42 1,38 wijziging in % -0,59-1,43-0,65-0,90-2,96-0,35-2,26-2,80-1,80-2,07 index 1993 = 100 100 99,41 97,99 97,35 96,47 93,61 93,29 91,18 88,63 87,03 85,23 TOTAAL 1.017.532 1.017.016 1.020.443 1.021.350 1.021.249 1.021.726 1.019.039 1.019.040 1.019.085 1.025.939 1.032.715 in % van het totaal 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 wijziging in % -0,05 0,34 0,09-0,01 0,05-0,26 0,00 0,00 0,67 0,66 index 1993 = 100 100 99,95 100,29 100,38 100,37 100,41 100,15 100,15 100,15 100,83 101,49