UvA-DARE (Digital Academic Repository) De ontbindende voorwaarde en het niet zo gesloten ontslagrecht Beltzer, R.M. Published in: Arbeid Integraal : Bulletin Arbeid, Sociale Zekerheid & Recht Link to publication Citation for published version (APA): Beltzer, R. M. (1999). De ontbindende voorwaarde en het niet zo gesloten ontslagrecht. Arbeid Integraal : Bulletin Arbeid, Sociale Zekerheid & Recht, 2, 46-48. General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: http://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (http://dare.uva.nl) Download date: 16 Jan 2019
De ontbindende voorwaarde en het niet zo gesloten ontslagrecht Inleiding In deze bijdrage wordt bekeken of algemene uitspraken kunnen worden gedaan ten aanzien van de geldigheid van een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst. Uit vier gepubliceerde uitspraken - drie van de Hoge Raad en één recente van het kantongerecht Gouda zal duidelijk worden dat de deur van het gesloten stelsel van het ontslagrecht op een kier is gezet. Mungra In 1992 opende de Hoge Raad expliciet de mogelijkheid van het opnemen van een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst. 1 In een zogenaamde waarnemingsovereenkomst tussen een ziekenhuis en een medisch specialist stond de clausule opgenomen, dat de overeenkomst zou zijn ontbonden wanneer het bestuur van de stichting die als overkoepelend orgaan van een aantal ziekenhuizen fungeerde, aan de waarnemer geen toestemming zou verlenen zijn werkzaamheden in de hoedanigheid van specialist daadwerkelijk uit te oefenen. Toen deze toestemming na aanvankelijke verlening werd ingetrokken, ontstond discussie over de geldigheid van de clausule. Eén van de stellingen van de specialist in cassatie was, dat de clausule als een ontbindende voorwaarde was aan te merken, hetgeen in strijd zou zijn met het gesloten stelsel van het ontslagrecht. 2 Deze stelling werd door de Hoge Raad verworpen: Een ontbindende voorwaarde kan, maar behoeft niet noodzakelijk met dit stelsel onverenigbaar te zijn, waarbij van geval tot geval moet worden bezien in hoeverre de strekking van voornoemde regels tot nietigheid van de ontbindende voorwaarde leidt. Zulks strookt ook met het bepaalde in art. 7A:1639e, leden 3 en 4 BW (nu: art. 7:667, leden 3 en 4 BW, RMB), waarin slechts de geldigheid van de daar bedoelde ontbindende voorwaarden wordt uitgesloten. De Hoge Raad overwoog verder dat het hier ging om een overeenkomst die geheel nutteloos zou zijn indien de specialist de toestemming niet zou hebben en dat de wederpartij - het ziekenhuis - het niet in zijn macht had de vervulling van de voorwaarde al dan niet te bewerkstelligen. Het door de Hoge Raad gegeven criterium is niet zonder meer duidelijk. Vragen die de uitspraak meteen oproept, zijn: wat is de strekking van de ontslagregels? en: wanneer is een ontbindende voorwaarde met die strekking in strijd? Wat wel zeker lijkt, is dat het gebruik van een ontbindende voorwaarde niet is toegestaan indien daarmee de werking van een opzegverbod zou worden ontgaan. Van de strekking van deze verboden - te weten: de werknemer een bijzondere bescherming bieden, waarbij de wetgever op overtreding van deze verboden bewust de nietigheidssanctie heeft gesteld - zou anders weinig overblijven. 1 HR 6 maart 1992, NJ 1992, 509 (Mungra). Zie voor de bespreking van dit arrest o.a. E.W. de Groot, Hoe open is het ontslagrecht?, NJB 1992, p. 342-347, S.W. Kuip, De arbeidsovereenkomst onder ontbindende voorwaarde: onzekerheid troef, SMA 1993, p. 163-178 en J. Riphagen, De ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst: inbraak in een gesloten systeem?, Ars Æqui 1993, p. 828-833. 2 Hier wordt mee bedoeld, dat eindiging van de arbeidsovereenkomst alleen zou kunnen geschieden op een wijze, in Boek 7 Titel 10 BW genoemd.
Van Zijl/Van Koppen Vier jaar later wees de Hoge Raad opnieuw een arrest over de toelaatbaarheid van een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst. Dit maal ging het om een vermeende afspraak tussen werkgever en werknemer, dat de arbeidsovereenkomst zou eindigen op het moment van daadwerkelijke verkoop van het bedrijf. 3 Ten aanzien van die afspraak besliste de Hoge Raad: Bij beoordeling van de werking van de onderhavige afspraak dient te worden vooropgesteld, dat niet uitgesloten is dat een arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt wegens de vervulling van een daaraan verbonden ontbindende voorwaarde ( ). Bij de vraag of dit het geval is, komt echter grote betekenis toe aan het gesloten stelsel van het ontslagrecht. Een voorwaarde die met dit stelsel redelijkerwijs niet te verenigen is, zal niet tot een beëindiging van rechtswege van de arbeidsovereenkomst kunnen leiden. Dit geval doet zich hier voor. Het voornemen zijn bedrijf te beëindigen ontslaat de werkgever niet van de verplichting voor het ontslag van zijn werknemers de toestemming van de regionaal directeur voor de arbeidsvoorziening te vragen. Met deze ontslagbescherming zou niet stroken als geldig aan te merken een ontbindende voorwaarde die, zoals in het onderhavige geval, erop neerkomt dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege een einde neemt wanneer de werkgever zijn bedrijf zal hebben beëindigd. De uitspraak was niet verrassend, nu het in deze casus in feite ging een ontbindende voorwaarde waarmee een ontslagverbod werd ontgaan: Zulks sluit ook aan bij hetgeen geldt wanneer de werkgever zijn bedrijfsactiviteiten beëindigt doordat hij zijn onderneming doet overgaan, als bedoeld in art. 7A:1639aa e.v. (thans: 7:662 e.v. BW, RMB), nu de strekking van deze bepalingen, te weten, bescherming van de positie van werknemers in het geval van overgang van de onderneming waarin zij werken, zich ertegen verzet de verkoop en overgang van de onderneming aan te merken als een geldige ontbindende voorwaarde. De Hoge Raad heeft in deze twee uitspraken voor een gevalsgebonden benadering gekozen, zodat hieruit weinig algemene regels konden worden afgeleid. Los van de situatie dat het intreden van een bepaalde in de arbeidsovereenkomst opgenomen ontbindende voorwaarde overduidelijk tot gevolg heeft, dat een opzegverbod wordt omzeild, bleef onduidelijk wanneer een ontbindende voorwaarde nu in strijd met het (gesloten) stelsel betreffende het ontslagrecht moest worden geacht. Zo was bijvoorbeeld niet duidelijk wat het lot moest zijn van een ontbindende voorwaarde die naar de letter van de wet niet duidelijk in strijd is met een ontslagverbod, maar feitelijk wel zo uitwerkte. En hoe te oordelen over de ontbindende voorwaarde, inhoudende dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt wanneer de omzet beneden een bepaald punt daalt dan wel een bepaalde subsidie of kredietfaciliteit wordt stopgezet? Riphagen achtte het na deze uitspraken goed denkbaar dat voor een ontbindende voorwaarde (slechts) plaats is, waar deze een specifieke functie heeft naast andere vormen van eindiging van een arbeidsovereenkomst, zoals in de situatie uit het Mungra-arrest, waarin de 3 HR 24 mei 1996, JAR 1996/141 (Van Zijl/Van Koppen). In deze spreken zowel de rechtbank s- Gravenhage als de Hoge Raad over het gesloten stelsel betreffende het ontslagrecht. Dat lijkt niet logisch, nu de Hoge Raad in 1992 juist is uitgegaan van de mogelijkheid een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst op te nemen. Dit impliceert dat het ontslagrechtstelsel niet gesloten is.
inhoud van de arbeidsovereenkomst ongeveer illusoir was geworden. 4 De zin van de voorwaarde in het Mungra-arrest was, dat de werkgever bij de eindiging van de arbeidsovereenkomst zou moeten wachten op ontbinding door de rechter of op toestemming van de RDA en gedurende die tijd loon zou moeten doorbetalen, zonder dat daar een arbeidsprestatie van de specialist tegenover zou staan. In wezen fungeerde de ontbindende voorwaarde als een soort noodoplossing. De hiervoor bedoelde specifieke functie van de ontbindende voorwaarde ontbreekt dan bij de door mij als voorbeeld aangehaalde ontbindende voorwaarden die in werking zouden treden wanneer de omzet beneden een bepaald punt daalt of een bepaalde subsidie of kredietfaciliteit wordt stopgezet. Ik voel wel wat voor de benadering van Riphagen, maar bij de huidige stand van zaken kan niet gesteld worden dat zijn visie de geldende leer vertegenwoordigt. Uit twee hierna te behandelen uitspraken zal blijken dat de Hoge Raad de notie van noodoplossing niet als voorwaarde voor geldigheid hanteert. Port de Plaisance In het vorig jaar gewezen arrest inzake het hotel annex casino Port de Plaisance op Sint Maarten heeft de Hoge Raad zich opnieuw uitgesproken over de toelaatbaarheid van een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst. 5 Daarbij heeft de Hoge Raad een uitbreiding aan de vorige twee arresten gegeven, welke uitbreiding ik kortweg als de subjectieve-beoordelingsleer zal bestempelen. De Hoge Raad moest oordelen over een ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomsten van het hotel/casinopersoneel, inhoudende dat de arbeidsovereenkomst na drie maanden van rechtswege eindigt indien de werkgever ten gevolge van een van zijn wil onafhankelijke omstandigheid langer dan een maand geen gebruik heeft kunnen maken van de diensten van de werknemer due to an interruption of business and as a result of an act of God or any other occurrence beyond the control of the employer. Toen de orkaan Luis over Sint Maarten raasde, de werkgever zijn bedrijf dientengevolge sloot en gesloten hield en zich op het standpunt stelde dat de arbeidsovereenkomsten ontbonden waren, betwistten 79 werknemers de geldigheid van de ontbindende voorwaarde. De Hoge Raad stelde de werknemers in het gelijk, onder andere overwegende dat de vraag of en zo ja, hoe lang de noodzaak van onderbreking van de bedrijfsvoering als gevolg van die act of God zich voordoet, niet kan worden beantwoord zonder een eigen, subjectieve waardering van de omstandigheden door de werkgever. Dit laat zich naar het oordeel van de Hoge Raad redelijkerwijs niet verenigen met het stelsel van het Antilliaanse ontslagrecht. 6 Uit deze uitspraak kan de conclusie worden getrokken, dat een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst niet geldig is indien het intreden van die voorwaarde afhankelijk is van een waardering van de feiten door de werkgever. Kantongerecht Gouda en de subjectieve-beoordelingsleer 4 Riphagen t.a.p. 5 HR 13 februari 1998, JAR 1998/72. 6 Het Antilliaanse ontslagrecht is in grote trekken vergelijkbaar met het Nederlandse. Zo kent het ook het vereiste van voorafgaande toestemming voor ontslag door een Directeur in geval van opzegging van de arbeidsovereenkomst.
Vorig jaar wees de Goudse kantonrechter een vonnis waarin direct aansluiting werd gezocht bij de drie weken daarvoor in het Port de Plaisance-arrest geïntroduceerde subjectievebeoordelingsleer. 7 De casus was als volgt. Slager S had een overeenkomst gesloten tot koop van een slagerij. Toen zijn meewerkende echtgenote kort daarna ziek werd, nam S de heer T in dienst. In de arbeidsovereenkomst tussen S en T was de bepaling opgenomen, dat indien S de koopsom voor de door hem gekochte slagerij niet zou kunnen voldoen en de koop zou worden geannuleerd, de arbeidsovereenkomst vanaf dat moment als ontbonden zou worden beschouwd. De koopovereenkomst werd vervolgens inderdaad ontbonden en S stelde zich op het standpunt dat T nu niet meer in dienst was. T bestreed dit met de stelling dat het een ongeldige voorwaarde was, nu het hier niet ging om een objectieve ontbindende voorwaarde. De kantonrechter overwoog ten aanzien van de ontbindende voorwaarde, dat deze niet geldig kon zijn als de vervulling ervan zou afhangen van een van de wil van S afhankelijke gebeurtenis. Zo kon het enkele annuleren van de koopovereenkomst door S niet leiden tot het einde van de arbeidsovereenkomst met T. Het financieel onvermogen van S zou alleen tot het einde van de arbeidsovereenkomst als gevolg van het intreden van de voorwaarde kunnen leiden, indien dat financieel onvermogen het gevolg zou zijn geweest van objectieve omstandigheden. Commentaar Een ontbindende voorwaarde in een arbeidsovereenkomst is weliswaar niet per definitie verboden, maar zal slechts zelden rechtsgeldig zijn. De voorwaarde mag geen strijd opleveren met het vrijwel gesloten stelsel van het ontslagrecht, dat immers voor een belangrijk deel de werknemer beschermende regels van dwingend recht bevat. Blijkens de jurisprudentie zal onder twee omstandigheden een dergelijke strijd van tevoren vaststaan: 1. Met de ontbindende voorwaarde wordt een wettelijk ontslagverbod ontgaan. 2. Het intreden van de ontbindende voorwaarde is afhankelijk van het subjectieve oordeel van één der partijen (subjectieve-beoordelingsleer). Maar ook al valt een ontbindende voorwaarde niet onder één van de twee hierboven genoemde categorieën, dan wil dat niet zeggen dat het gebruikmaken van de voorwaarde dus is toegestaan. Voor die stelling biedt de jurisprudentie geen aanknopingspunten. Het wachten is op meer duidelijkheid van de Hoge Raad. Mr. drs. R.M. Beltzer 7 Ktg. Gouda 5 maart 1998, JAR 1999/2. Ik vermoed dat de kantonrechter de uitspraak van het arrest Port de Plaisance nog niet kende; de kantonrechter verwees in zijn vonnis slechts naar het Mungraarrest.