Landschappelijk inpassingsplan Gendringseweg 9, Aalten 1
Colofon Landschappelijk inpassingsplan Gendringseweg 9, Aalten Uitgevoerd door: Centrum Plattelandsontwikkeling Oost Opdrachtgever: Dhr. J. v.d. Wolfshaar Projectnummer en versie: 137B_versie 1.0 Projectleider: Ing. P.Leemreise Ligging projectgebied: Gendringseweg 9 Lintelo Gemeente Aalten Status: definitief Veldmedewerker(s): Rapportdatum: Ing. P.Leemreise 20-12-12 Amersfoortcoördinaten: X234.009 Y437.891 Correspondentieadres Aladnaweg 18 7122 RR Aalten (0543) 451142 / 06-51083927 info@cpoweb.nl Internet: www.cpoweb.nl 2
1. Inleiding De eigenaar van het agrarische perceel op het adres Gendringseweg 9 in Lintelo, gemeente Aalten, is voornemens om het agrarische bouwperceel te vergroten om de bouw van 3 nieuwe varkensstallen mogelijk te maken. De gemeente Aalten heeft aangegeven mee te willen werken aan dit plan, mits het nieuwe erf landschappelijk wordt ingepast middels een erfbeplantingsplan. 2. Ligging van het plangebied Het plangebied is gelegen aan de Gendringseweg 9 in Lintelo, gemeente Aalten. Ligging van het plangebied. Begrenzing van het plangebied. Het plangebied wordt met de cirkel aangeduid. 3. Beschrijving van het huidige plangebied In het plangebied staan momenteel naast het hoofdgebouw, twee varkensstallen, een werktuigenberging en een kleinere varkensstal. Het hoofdgebouw en een stal worden aan de voorzijde landschappelijk ingepast door een siertuin en laanbeplanting (linden). Deze loopt door aan de oostzijde van het erf. Rondom de stallen is erfverharding aangebracht. 3
Detailopname van het huidige erf. 4. Beschrijving van het initiatief Concreet bestaat de voorgenomen activiteit uit: 1. Vergroting van het huidige agrarische bouwperceel; 2. Sloop van de agrarische bijgebouwen; 3. Nieuwbouw van drie varkensstallen met bijbehorende erfverharding; 4. Landschappelijke inpassing van het nieuwe erf. Voorstelling van de wenselijke uitbeiding van het agrarische erf. De stallen 1,2 en 3 worden nieuw gebouwd. 5. Abiotiek Het plangebied wordt gekenmerkt door een veldpodzolgrond (Hn21-VI) met een vrij diepe ontwatering. 4
Uitsnede van de bodemkaart. Het plangebied wordt met de witte contour aangeduid. Het plangebied ligt op de overgang van een hogere dekzandkop met GWT VI naar GWTVII en GWT VIIa. De gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand in en rond het plangebied is 140 cm beneden maaiveld. Geomorfologisch behoort het plangebied tot het dekzandlandschap, specifiek tot de dekzandwelvingen en vlakten. Het gebied wordt gekenmerkt als gebied met een matige infiltratie. 6. Natuur- en landschapswaarden Het plangebied heeft geen bijzondere betekenis voor natuur en landschap. Het erf en de naastgelegen gronden hebben een agrarisch functie, met bijbehorende mestgift en intensief gebruik. In het plangebied is geen open water aanwezig. De omgeving van het plangebied is voor een kampenlandschap tamelijk open en grootschalig. Ten noorden van het plangebied liggen enkele bosjes. Direct ten noorden ligt een redelijk oud loofbos met zomereik en beuk, ten noordoosten van het plangebied liggen twee zgn ontginningsbosjes, gedomineerd door grove den met ondergroei van braam. De noordzijde van het erf kent een oude erfbeplanting. Met name de laanbeplanting van linden langs de erfontsluitingsweg is waardevol en beeldbepalend. 5
7. Historische referentie Het plangebied ligt in een kampenlandschap. Dit is een oud cultuurlandschap dat gekenmerkt wordt door verspreid liggende boerderijen in een afwisselend landschap met kleine essen (kampen), bosjes en houtwallen en hooilanden op de nattere, lagere delen. Perceelgrenzen en wegen hebben een grillig patroon en zijn niet rationeel. Uitsnede uit de historische topografische kaart. Het plangebied wordt met de cirkel aangeduid. 8. Ruimtelijk beleid Het plangebied ligt niet in de Gelderse Ecologische Hoofdstructuur. Uitsnede van de beleidskaart EHS-verbinding Aalten. Het plangebied wordt met de zwarte contour aangeduid. 6
9. Analyse Op basis van de huidige situatie, de wenselijke ontwikkeling, de (a)biotische omstandigheden en de potenties komen we tot de volgende analyse; Het plan gebied ligt in het kampenlandschap; Het plangebied kent een vrij diepe ontwatering (GWT VI,VII, VIIa) Het plangebied is een infiltratiegebied; In en rond het plangebied zijn geen historische landschapselementen aanwezig; In en rond het plangebied liggen verspreid liggende bosjes en singels; Het plangebied grenst aan de noordzijde aan de Gelderse EHS, specifiek EVZ modellen das en kleine ijsvogelvlinder. Verdichting van de EVZ d.m.v. houtige beplanting is wenselijk; Karakteristieke beplanting voor het plangebied is loofhout (zomereik, vuilboom, lijsterbes, boswilg, iep, esdoorn, linde, berk, gelderse roos) 10. Het inrichtingsplan Op basis van de analyse waarbij gekeken is naar de (a)biotische kenmerken en potenties, het huidige landschapsbeeld, de toekomstige functies en de voor het plangebied geldende beleidsdocumenten is de volgende visie tot stand. Het inrichtingsplan is opgesteld aan de hand van de volgende uitgangspunten; 1. Realisatie minimaal 416m3 tijdelijke waterberging ikv hemelwaterberging en -infiltratie ; 2. Streekeigen beplanting; 3. Gebruik maken van bestaande inritten; 4. Streven naar behoud en inpassing van reeds aanwezige erfbeplanting; 5. Agrarische bebouwing mag zichtbaar zijn in het buitengebied; nieuwe bedrijven niet volledig omzomen met groen; De inrichting bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Hakhouthoutsingel rondom de nieuwe stallen waar mogelijk; 2. Erfafscheiding door scheerhaag indien er onvoldoende ruimte is voor een brede hakhoutsingel; 3. Scheerhaag ter afscherming van het erf aan de voorzijde; 4. Natuurlijke hemelwaterinfiltratie (wadi) in combinatie met hakhoutsingel. 7
Erfontwerp en landschappelijke inpassing van het nieuwe erf 11. Inrichting & beheer 11.1 Aanleg Aanleg wadi Rondom de nieuwe stallen wordt een wadi aangelegd die grotendeels beplant zal worden. De wadi is minimaal 5m1 breed en over de volle breedte ca 0,5 m1 diep. In het midden mag de wadi tot 0,75 m1 diep worden uitgegraven. De wadi mag ruw aangelegd worden, dit versterkt de ecologische meerwaarde van de wadi. De wadi wordt in een u-vorm aangelegd, niet in een v-vorm. Dwarsprofiel van de wadi Aanleg hakhoutsingel met overstaanders (ca. 1020 m2) De hakhoutsingel bestaat uit vier rijen een gemengd plantsoen van boswilg (30%), els (30%), es (20%), ruwe berk (10%), meidoorn (10%) met een minimale breedte van 5 m1. (De kroonprojectie van deze singel is ca 13 m1). Het bosplantsoen wordt gemengd geplant in een plantverband van 1,5x1,5 m1. Er wordt bosplantsoen gebruikt met een minimale hoogte van 80cm. Omdat de beplanting in de wadi wordt geplant, hoeft er geen grondbewerking plaats te vinden. Om de 20 m1 wordt een zomereik geplant. In totaal worden 20 zomereiken geplant. Hiervoor worden zomereiken gebruikt met een minimale dikte van 8-10 cm op 1m1 hoogte boven de wortelvoet. De eiken veren worden geplant met 2 boompalen en boomband. 8
Aanleg scheerhaag De scheerhaag bestaat uit meidoorn (uitsluitend achterzijde) of beuk. De haag bestaat uit 3 stuks plantsoen/m1 haag. Plantmateriaal minimaal 80cm. Voorbeeld van een wadi naast een nieuwe bedrijfshal, in dit geval wordt de wadi gedomineerd door riet. Zonder maaibeheer, zal dit binnen enkele jaren uit wilgen en berken bestaan 11.2 beheer Beheer hakhout De hakhoutsingel wordt ieder 10-15 jaar afgezet. Daarbij wordt de beplanting vlak boven het maaiveld afgezaagd, waarna deze weer uitloopt. De overstaanders (zomereiken ) worden niet afgezet waardoor deze kunnen uitgroeien tot volwassen bomen. Hierdoor ontstaan een structuurrijke hakhoutsingel. Om het waterbergend vermogen van de wadi niet onnodig te verminderen dient tak- en tophout afgevoerd te worden. Beheer scheerhaag Om de hoogte en breedte van de scheerhaag te behouden dient deze 1 à 2 maal per jaar genipt/geschoren te worden. De scheerhaag wordt ca. 1,50 m1 hoog. 9