Beveiligingssysteem. Beheerdershandleiding



Vergelijkbare documenten
Beveiligingssysteem. Gebruikershandleiding

Beveiligingssysteem. Beknopte. Gebruikershandleiding

Beveiligingssysteem. Beheerdershandleiding

Homelink-Prolink. Beveiligingssysteem Gebruikershandleiding. Blz. 1

Homelink 75. Beveiligingssysteem. Beheerdershandleiding

Blz. ii. Cooper Security Ltd

Handleiding voor de gebruiker. 7500r. Draadloos beveiligingspaneel voor particulier gebruik

InteGra Gebruikershandleiding 1

i-sd02 Spraakkiezer Installatie- en programmeerhandleiding

CP-508 GEBRUIKERS-HANDLEIDING

HANDLEIDING VOOR DE GEBRUIKER MK 2 HYBRIDE CONTROLEPANEEL

HANDLEIDING VOOR DE GEBRUIKER HYBRIDE CONTROLEPANELEN

i-on40 & i-onex-serie

Lagarde BV - Voorthuizerstraat 69c SC Putten - Tel : info@lagarde.nl

COPYRIGHT GARANTIEBEPERKINGEN

Gebruikers handleiding Jablotron 100 serie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding

COPYRIGHT GARANTIEBEPERKINGEN

Verkorte Gebruiker Handleiding

ADVISOR CD7201 CD95/ Manager Handleiding. Software versie: vanaf V

CS series LED-gebruikersgids

Bedieningshandleiding voor de Exocompact Display

NPS-16 Burenalarmeringssysteem

Het Keypad (met segmenten)

Gebruikershandleiding. Advisor Advanced

Invoerder met toetsenbord met display HC/HS/HD/L/N/NT4608 Gebruikshandleiding

GALAXY 16 & 16+ GEBRUIKERSHANDLEIDING MK 6. versie 4 oktober

Gebruikershandleiding CS-175 CS-275 CS-575 LED Codeklavier

Gebruikershandleiding CS-175 CS-275 CS-575 LCD Codeklavier

ADVISOR CD3401. Manager Handleiding. Software versie: vanaf V

Handleiding snom 320 / 360 / 370.

Gebruikershandleiding Integra

Gebruikershandleiding. Brandmeldcentrale JUNO-NET EN54

Handleiding voor de gebruiker

HANDLEIDING VOOR DE GEBRUIKER VAN DE CP-508AT CENTRALE

i-gsm02 GSM Module Installatie- en programmeerhandleiding

Gebruikershandleiding

Gebruiker Handleiding Premier 24/48/88/168/640 INS479

Advisor CD 7201S1 CD 9501S1 CD 15001S1

GEBRUIKERSGIDS CP-700 alarmcentrale

GEBRUIKERSHANDLEIDING 95EN

Personal tag. Personal tag. Drukknop of bewegingsdetector. TABEL 2 Samenvatting van de Programmeerfuncties

Trigion Webportal Gebruiker

Gebruikershandleiding

Brandmeldcentrale CSP-204 CSP-208 Bedieningshandleiding

Gebruikershandleiding Zerowire

InteGra Gebruikershandleiding 1 INHOUD 1. ALGEMEEN DE INTEGRA INBRAAKCENTRALE LCD BEDIENDEEL Display Toetsen...

Kies open installatie database wanneer u reeds een instellingen ODB bestand heeft gemaakt.

Gebruikershandleiding Gebruikerscodes wijzigingen. 8136i. ELVA Security Puurs

FAQ en HANDLEIDINGEN. MEER HANDLEIDINGEN: kijk op faq.koba-groep.com

8136i. Handleiding voor de gebruiker. Uitgave: Oktober Handleiding voor Nederlandse softwareversie 2.xx en hoger.

Ref: HANDLEIDING VAREL RLS. Enkel systeem. VAREL ALARM Tel:

Gebruikershandleiding Ruimtebedienapparaat Webbased regelaar

AlphaVision 16. Gebruikershandleiding. Alphatronics b.v.

Gebruikershandleiding. Bedienpaneel MINI-REP

Uitschakelen in noodgevallen Doe de touch-key kort in de opening op het bedieningspaneel. Het alarm zal uitgaan.

NetworX NX Gebruikershandleiding voor NetworX beveiligingscentrales

SD-1 PV+ PROGRAMMERING

HANDLEIDING VOOR DE GEBRUIKER VAN DE CP-508LCD CENTRALE

FAQ en HANDLEIDINGEN. MEER HANDLEIDINGEN: kijk op faq.koba-groep.com

Gebruikershandleiding. Brandmeldcentrale JUNO-NET EN54

Gebruikershandleiding Inhoudsopgave. 1. Inleiding Verkorte gebruiksinstructie 4

Bedieningshandleiding voor het extern Regin Display

Handleiding voor de gebruiker

DA-SYSTEMS 6/14- COM. Gebruikershandleiding

HANDLEIDING MASTER ADVANCED. Enkel systeem. VAREL ALARM Tel:

GfS Day Alarm. Algemene omschrijving...p. 2. Montage handleiding en functies...p. 3. Instellingen van magneet contacten...p. 4

Jacobs Beveiliging bvba Pagina 1

WAT ZIJN PARTITIES? Pagina 1

Gebruikershandleiding

SGH-A400 WAP browser Handleiding

Gebruikshandleiding alarmsysteem Risco Agility

Inhoudsopgave D D. Contactgegevens. LCD Bediendeel. Naam Klant: Relatienummer: Monteur Datum Werkzaamheden

SD1 ALARMKIEZER PROGRAMMERING

EENVOUDIGE GEBRUIKER HANDLEIDING

Gebruiker Handleiding Premier 412/816/832 INS477

HiPath 3000 HiPath Xpressions Compact Versie 2.0. Beknopte handleiding Xpressions aangepaste bedieningsinstructies

GEBRUIKERS HANDLEIDING

GE Interlogix CS5500 LCD bediendeel Gebruikershandleiding

GEBRUIKSHANDLEIDING. Art. 866 DRIVERCARD 06DE1939A - 03/04. Cobra is a registered trade mark by DELTA ELETTRONICA

Beknopte handleiding NF3000 INHOUDSOPGAVE

Handleiding voor de gebruiker

AlphaVision 96. Gebruikershandleiding. Alphatronics B.V.

Sms-commandoberichten Gebruiksaanwijzing

Handleiding Zero-wire

Nieuwerth elektronica. Gebruikershandleiding SIS Alarmsysteem Compacte draadloze beveiligingscentrale. diensten / verkoop - ICT / elektronica

HANDLEIDING JABLOTRON OASIS ALARMSYSTEEM

De gebruikers. handleiding. Cisco IP-telefoon

Gebruikershandleiding tags 95EN Versie 02,

GEBRUIKERSHANDLEIDING

ADVISOR CD 7201S1 CD 95/15001S1

GEBRUIKERSHANDLEIDING. NetworX. Gebruikershandleiding

Handleiding voor de gebruiker

Gebruikers handleiding. Voor gebruik met ProSys 16, ProSys 40, en ProSys 128

VERSA / VERSA Plus Verkorte gebruikershandleiding

LCD-gebruikersgids - standaard. Systeem gereed Aan:geef code. Systeem niet gereed Info:tikv - S. Systeem gereed Aan:geef code

Display keypad. Gebruikshandleiding 11/09-01 PC

Tel:

GEBRUIKERSHANDLEIDING T8530

Transcriptie:

Beveiligingssysteem Beheerdershandleiding

Cooper Security Ltd. 2009. Alles is in het werk gesteld om er voor te zorgen dat de inhoud van deze handleiding correct is. Echter, noch de samenstellers, noch Cooper Safety B.V. accepteren enige aansprakelijkheid voor verlies of beschadiging, direct of indirect het gevolg van, of gesteld te zijn veroorzaakt door dit document. De inhoud van deze handleiding kan zonder voorafgaande aankondiging worden gewijzigd. Indien de inhoud van deze handleiding de kernfuncties van het product niet weergeeft verzoeken wij u ons dit te laten weten. U kunt de meest recente uitgave van deze handleiding verkrijgen via: www.coopersafety.eu Deze handleiding heeft betrekking op het centrale controlepaneel van i-on40 met programmaversie 2.00. Documentnr. 11940859 editie 1. Gedrukt en gepubliceerd in het VK. Waarschuwing: In het centrale controlepaneel is netspanning aanwezig. Het centrale controlepaneel bevat geen onderdelen die onderhoud door de gebruiker behoeven. 2

Inhoudsopgave 1. Introductie... 4 Inschakelen, uitschakelen en beveiligingsniveaus... 6 Partities en niveaus... 6 24-uurs alarm... 7 Telefoonkiezers... 7 Bediening en displays... 7 Bediening... 8 Displays... 9 Type gebruiker... 10 Toegang tot het systeem... 11 Code geblokkeerd... 11 Tags... 12 Afstandsbedieningen... 12 2. Alarmmeldingen... 13 Zo stopt u een alarmmelding... 13 Zo herstelt u het systeem op afstand... 14 Spraakberichten... 15 Zo bevestigt u een spraakbericht... 15 3. Waarschuwingen (waarom piept hij?)... 17 4. Systeembeheer... 18 Zo opent en sluit u het menu... 18 Zo wijzigt u tekst... 19 Zo overbrugt u zones... 19 Gebruikers... 20 Zo wijzigt u bestaande gebruikers... 20 Zo voegt u gebruikers toe... 25 Zo verwijdert u gebruikers... 26 Zo kunt u het logboek inzien... 27 Zo kunt u het systeem testen... 27 Systeemconfiguratie... 29 Zo zet u de deurbel aan en uit... 29 Zo stelt u datum en tijd in... 30 Zo programmeert u systeemuitgangen... 30 Zo programmeert u afstandsbedieningen... 31 Zo wist u afstandsbedieningen... 34 Zo opent u de verbinding voor 'Downloader'... 35 Zo wijzigt u de bestemming van een spraakbericht... 36 Zo schakelt u systeemuitgangen in en uit... 36 Welk systeem heb ik?... 37 Overzicht van (sub)menu's... 38 3

1. Introductie i-on40 is een beveiligingssysteem voor grote woningen en middelgrote bedrijven en instellingen. Het hart van het i-on40 systeem is het centrale controlepaneel en zijn bedieningspanelen. Het centrale controlepaneel bevat een draadloze ontvanger, een voeding en een noodstroomaccu. Als de netspanning uitvalt kan deze accu het beveiligingssysteem gedurende 12 uren van stroom voorzien. Op het centrale controlepaneel kunnen vier bekabelde bedieningspanelen worden aangesloten. Elk bedieningspaneel heeft een twee-regelig display waarop u de status kunt aflezen, en een aantal toetsen waarmee het systeem kan worden bediend. Bovendien bevat een bedieningspaneel een luidspreker waarmee waarschuwingssignalen worden gegeven bij het in- en uitschakelen van het systeem. Gebruikers maken zichzelf bekend door hun toegangscode in te toetsen. Als zij geen toegangscodes willen gebruiken, dan kunnen gebruikers zich ook identificeren met een kleine elektronische tag die zij voor het bedieningspaneel ter hoogte van de tag-lezer houden. Voor het beveiligen van een gebied staat een reeks detectoren ter beschikking van het controlepaneel. Op het centrale controlepaneel kunnen zowel bekabelde als draadloze detectoren worden aangesloten. Deze laatste zijn voor de communicatie met de centrale uitgevoerd met een kleine zender. Afbeelding 1 toont enige voorbeelden. Behalve de aangesloten detectoren kan het centrale controlepaneel kleine draadloze zenders beheren waarmee gebruikers op afstand een alarmmelding kunnen genereren, bijvoorbeeld bij een overval. Als het systeem een alarmsituatie detecteert dan kan het een externe sirene/flitser draadloos aansturen. Bovendien kan een verscheidenheid van modules aan het centrale controlepaneel worden toegevoegd. Sommige modules bieden de mogelijkheid om spraak vast te leggen en af te spelen, zodat het systeem spraakberichten naar vooraf geprogrammeerde telefoonnummers kan versturen. 4

A B C D 1 4 g hi 7 p qrs 2 a bc 5 j kl * 0 # 3 d ef 6 m no 8 tuv 9 wxyz i-on40 Introductie Het centrale controlepaneel biedt voorts diverse sets aansluitingen voor uitgangen die de installateur kan gebruiken voor het aansturen van een sirene/flitser of andere apparatuur. B A 1. Twee-knops overvalzender. 2. Twee-knops overvalzender met valschakelaar. 3. Twee-knops overvalzender. 4. Vier-kanaals afstandsbediening. 5. Draadloos bedieningspaneel. 6. Deurcontact/universele zender. 7. Rookdetector. 8. Passief infrarood detector. 9. Externe sirene/flitser. Afbeelding 1. i-on40 randapparatuur. Een compleet i-on40 systeem omvat een centraal controlepaneel en maximaal: 24 draadloze detectoren 16 bekabelde detectoren 5 externe sirenes/flitsers (1x bekabeld; 4x draadloos) 50 4-knops afstandsbedieningen 50 2-knops overvalzenders 50 gebruikers. 5

Introductie i-on40 Inschakelen, uitschakelen en beveiligingsniveaus Het merendeel van de beveiligingsystemen is gericht op het detecteren van bewegende personen en om anderen te informeren als mensen binnen een beveiligd gebied rondlopen. Het systeem gereedmaken voor een alarmmelding als iemand een beveiligd gebied binnenkomt heet 'het systeem inschakelen'. Daartegenover staat 'het systeem uitschakelen' zodat mensen zich binnen het beveiligde gebied vrij kunnen bewegen. De installateur kan het beveiligingssysteem zodanig programmeren dat u de keuze hebt welke 'deel'-gebieden beveiligd moeten worden door detectoren aan verschillende niveaus toe te wijzen. Elk beveiligingsniveau is een verzameling detectoren die een bepaald gebied controleert. Het hoogste beveiligingsniveau is 'volledig ingeschakeld' en omvat alle detectoren. Er zijn nog drie niveaus t.w. niveau B, C en D. Bijvoorbeeld, in een woning kan bij volledige inschakeling het systeem het totale gebouw met tuin en aparte gebouwen controleren, terwijl niveau B slechts de ruimten op de begane grond en alle deuren naar buiten controleert. Partities en niveaus In een situatie waar alle gebruikers toegang hebben tot het totale beveiligingssysteem kan de installateur i-on40 programmeren voor vier beveiligingsniveaus: Volledig ingeschakeld en drie verschillende gedeeltelijke inschakelingen. Elke gebruiker kan het beveiligingssysteem voor elk gewenst niveau inschakelen. Als het systeem wordt geïnstalleerd waar sommige gebruikers slechts toegang tot delen van het beveiligingssysteem mogen hebben, kan de installateur het systeem electronisch opsplitsen in vier separate 'partities'. Gebruikers kunnen 'hun' partitie geheel of gedeeltelijk in- en uitschakelen onafhankelijk van de overige partities. Individuele gebruikers kunnen toegang krijgen tot meerdere of alle partities: als zij geen toegang tot een partitie hebben kunnen zij die betreffende partitie niet in- of uitschakelen. In feite biedt i-on40 hiermee vier aparte beveiligingssystemen. 6

Introductie Bovendien kan elke partitie geprogrammeerd worden om een of twee beveiligingsniveaus in te schakelen: hetzij volledig ingeschakeld of deel-inschakeling B. Elke gebruiker die een partitie mag inschakelen kan kiezen uit deze twee beveiligingsniveaus. 24-uurs alarm Het centrale controlepaneel kan tevens detectoren beheren die niets van doen hebben met bewegende mensen zoals brand- en rookdetectoren, watersensoren, overvalzenders of machinebewaking (bijvoorbeeld vrieskisten). Deze detectiemiddelen zijn gezamenlijk bekend als 24-uurs alarm, omdat zij 24 uur per dag een alarmmelding kunnen genereren. Het doet er niet toe of het systeem is in- of uitgeschakeld. Telefoonkiezers Behalve het aansturen van een sirene bij een alarmmelding, kan het centrale controlepaneel worden voorzien van modules voor telefoonverbindingen zodat een alarmmelding verstuurd kan worden over vaste lijnen van het telefoonnetwerk, of via het mobiele netwerk, of via internet. Voor elk van deze verschillende taken is een aparte module beschikbaar. Vraag uw installateur welke module hij gemonteerd heeft. Tot een van de communicatiefaciliteiten behoort tevens de mogelijkheid van de installateur om in te loggen in uw centrale controlepaneel om het op afstand te programmeren. Afhankelijk van de programmering van deze functie kan de installateur u opbellen met de vraag om hem toegang tot het systeem te verlenen. Bediening en displays Afbeelding 2 toont de beschikbare bediening en displays van het bedieningspaneel. 7

Introductie i-on40 1 2 3 7 1. LCD display. 2. Programmeertoetsen. 3. Navigatietoets. 4. In-/uitschakeltoetsen. 4 5 A B C D 1 2 abc 3 def 4 ghi 5 jkl 6 mno 7 pqrs 8 tuv 9 wxyz * 0 # 6 5. Overvaltoetsen. 6. Alphanumerieke toetsen. 7. Status LED's. Bediening A B, C en D Afbeelding 2. Bediening en displays. Schakelt het systeem volledig in (alle detectoren ingeschakeld). Bij een systeem in partities kan de installateur de functie van deze toets programmeren. Gedeeltelijke inschakeling van het systeem (bepaalde detectoren ingeschakeld). Bij een systeem in partities kan de installateur de functie van deze toetsen programmeren. Schakelt het systeem uit. In menu's: omhoog. In tekstbewerken: cursor naar links. In menu's: omlaag. In tekstbewerken: cursor naar rechts. Als rechts op de onderste regel van het display '>' staat, dan selecteert u met deze toets het submenu dat op die regel staat. Als op de onderste regel van het display 'Aan', 'Uit', 'Ja', 'Nee', 'I' (incl.), 'O' (overbrug) dan kunt u met deze toets de tegengestelde instelling kiezen. Verwijdert tekens bij tekstbewerken. Met deze toets bevestigt u uw keuze en slaat u de wijziging op in het geheugen. a) Sluit het submenu en gaat terug naar het vorige menu. b) Annuleert uw beslissing als op het display de vraag verschijnt: 'Zeker weten J/N?' 8

Introductie 1 tot 0, *, # Met deze toets opent u het menu. Voor toegangscodes. Tevens voor het programmeren van gegevens zoals namen en telefoonnummers. # Voor tekstbewerken: wisselt hoofdletters/kleine letters. Displays Druk gelijktijdig op beide toetsen voor het melden van een overval. Het LCD display toont berichten en aanwijzingen als ondersteuning voor het in- en uitschakelen en het systeem herstellen en programmeren. Als het systeem in rust is (hetzij in- of uitgeschakeld) toont het display het 'standby' scherm met tijd en datum. Op de bovenste regel van het display kan de naam van de installateur staan in plaats van i-on40. Rode LED's rond de navigatietoets vragen uw aandacht voor speciale gebeurtenissen. De vier LED's rechts van de programmeertoetsen geven aan of het systeem is in- of uitgeschakeld. Bij een systeem met niveaus brandt de linker LED als het volledige systeem is ingeschakeld, de overige LED's branden als een van de niveaus is ingeschakeld. Bij een systeem in partities vertegenwoordigt elke LED een partitie. De linker LED is partitie 1, de rechter LED is partitie 4. Als een LED continu brandt is de partitie volledig ingeschakeld. De LED knippert traag als de partitie gedeeltelijk is ingeschakeld. Opm.: De installateur kan de LED's hebben uitgeschakeld zodat de status van het systeem niet zichtbaar is. Dit kan verplicht zijn om aan bepaalde voorschriften te voldoen. Detectoren of zones? In gesprekken over beveiligingssystemen hebben mensen de neiging om de woorden 'detectoren' en 'zones' door elkaar te gebruiken. In de meeste gevallen is het niet belangrijk, maar soms kan het tot misverstanden leiden. In deze handleiding is een 'detector' een fysiek apparaat dat een gebeurtenis meldt. Een 9

Introductie i-on40 'zone' geeft aan hoe het bedieningspaneel de locatie van een detector rapporteert. De reden hiervoor is, dat de installateur meerdere detectoren op een zone kan aansluiten (een ruimte van een gebouw bijvoorbeeld). Het systeem kan hier geen onderscheid maken dus is het eenvoudiger om het bedieningspaneel te laten rapporteren dat een 'zone' een alarmmelding veroorzaakt. Meestal is er slechts een detector per zone. Dit geldt in het bijzonder voor draadloze detectoren. Type gebruiker i-on40 biedt mogelijkheden voor vijf verschillende typen gebruikers: Hoofdgebruiker Deze gebruiker kan andere gebruikers aan het systeem toevoegen, wijzigen, of verwijderen. Er is altijd (tenminste) één hoofdgebruiker: Gebruiker 01. Hoofdgebruikers kunnen alle overige typen gebruikers invoeren inclusief andere hoofdgebruikers. Geen enkele gebruiker kan Gebruiker 01 verwijderen of als type wijzigen. Gebruiker 01 en alle andere hoofdgebruikers hebben altijd toegang tot alle partities. Beheerder Deze gebruiker is gelijk aan een hoofdgebruiker, echter beperkt tot één of meer partities. Beheerders kunnen andere gebruikers toevoegen, verwijderen of wijzigen (inclusief beheerders) die tot dezelfde partitie(s) behoren. Zij kunnen geen hoofdgebruiker toevoegen of verwijderen. Beheerders kunnen geen gebruikers toevoegen aan partities waartoe zijzelf niet behoren. Normale gebruiker Een normale gebruiker heeft toegang tot een of meer partities. Zij kunnen geen andere gebruikers toevoegen of verwijderen. Een normale gebruiker kan zijn eigen toegangscode wijzigen, de deurbelfunctie in- en uitschakelen en met de uitgangen werken die de installateur daarvoor heeft geprogrammeerd. Normale gebruikers kunnen hun partitie op elk moment in- en uitschakelen. Surveillant Een surveillant kan alleen een partitie in alarm uitschakelen, herstellen en weer inschakelen. 10

Introductie Alleen inschakelen Dit type gebruiker kan alleen die partitie inschakelen waartoe hij behoort, geen enkele andere partitie. Voor gedetailleerde informatie over het toevoegen en verwijderen van gebruikers verwijzen wij naar blz. 25. Toegang tot het systeem Een gebruiker moet zichzelf identificeren, hetzij door zijn toegangscode op het bedieningspaneel in te toetsen, hetzij door zijn tag voor het paneel te houden (zie blz. 12) om het systeem te kunnen bedienen. Toegangscode en tag fungeren voor iedere gebruiker als unieke identificatiemiddelen en kunnen altijd afwisselend worden gebruikt. Af fabriek reageert het centrale controlepaneel slechts op één gebruiker en deze gebruiker heeft de privileges van de hoofdgebruiker (zie blz. 10). De fabrieksmatige gebruikerscode van deze gebruiker is '1234' en er is nog geen tag of ander apparaat op zijn naam beschikbaar. Cooper Safety Ltd adviseert u zo snel mogelijk de fabrieksmatige toegangscode te wijzigen (zie blz. 22). De installateur heeft een eigen installateurscode. Daarmee kan hij het beveiligingssysteem niet in- of uitschakelen. Evenmin kan hij met zijn code de gegevens van gebruikers wijzigen. Evenzo biedt de code van de beheerder geen toegang tot het programmeermenu van de installateur. Code geblokkeerd Als een gebruiker zijn code vergeten heeft kan hij hem verschillende keren proberen in te toetsen. Als een gebruiker 10 keer achter elkaar een verkeerde code intoetst blokkeert het centrale controlepaneel alle bedieningspanelen gedurende 90 seconden. Na afloop van deze periode zijn alle bedieningspanelen weer beschikbaar en mag de gebruiker het weer proberen. Het systeem zal het feit dat iemand op deze wijze de bedieningspanelen geblokkeerd heeft in het logboek opslaan onder vermelding van 'Foutieve code'. 11

Introductie i-on40 Tags Een tag is een klein kunststof ID-voorwerp met een zwakstroom zendertje. Elke tag heeft een unieke identiteitscode. In het bedieningspaneel is een sensor. Als u de tag op ongeveer 1 cm van het front van het bedieningspaneel houdt registreert het syeem zijn identiteitscode. Als een gebruiker een tag gebruikt die door het systeem wordt herkend, dan heeft de gebruiker op dezelfde wijze toegang tot het systeem als wanneer hij zijn toegangscode zou hebben ingetoetst. Afstandsbedieningen Een afstandsbediening is een zendertje dat u aan uw sleutelring kunt hangen. De afstandsbediening heeft vier knoppen en een LED die brandt als een signaal wordt verzonden. De gebruiker moet een knop minimaal twee seconden ingedrukt houden om zeker te zijn van een goede transmissie van het signaal. Af fabriek zijn drie knoppen ingesteld voor het in- en uitschakelen van het systeem (zie afb. 3). 1. Voll. inschak. 2. Deelschak. 3. Niet in gebruik. 4. Uitschakelen. 5. LED. B A Afbeelding 3. Afstandsbediening. Elke afstandsbediening heeft een unieke elektronische identiteit. Als u een afstandsbediening aan een gebruiker toewijst, dan leert u het systeem de identiteit te herkennen. U kunt niet meer dan één afstandsbediening aan een gebruiker toewijzen. 12

2. Alarmmeldingen Het i-on40 centrale controlepaneel genereert een alarmmelding als het een alarmsignaal van een van de aangesloten detectoren ontvangt. Bovendien kunt u vanaf het bedieningspaneel een overvalalarm inschakelen. De onderstaande tabel toont de diverse mogelijke alarmmeldingen. Type alarm Signaal (zie opm.) Ontstaat als: Indringer Luid wisselende tonen van de sirene. Normaal alarm of zone van de inlooproute geactiveerd bij ingeschakeld systeem. 24-uurs zone op enig moment geactiveerd. Brand Overval Pulserende toon van de sirene. Luid wisselende tonen van de sirene. Brandzone geactiveerd tijdens in- of uitgeschakeld systeem. Overvalzone of overvalzender geactiveerd tijdens in- of uitgeschakeld systeem. Ingedrukt op het paneel. (De installateur moet deze mogelijkheid voor u programmeren.) Technisch Luid wisselende tonen van de sirene. Zone voor technisch alarm geactiveerd tijdens in- of uitgeschakeld systeem. Zo stopt u een alarmmelding Bij een alarmmelding activeert i-on40 de sirenes. De sirenes klinken gedurende een beperkte periode die door de installateur wordt geprogrammeerd (maximaal 15 minuten voor inbraak- en overvalmeldingen). 13

Alarmmeldingen i-on40 Als de sirenes klinken kunt u ze vanaf het bedieningspaneel als volgt uitzetten: 1. Toets uw toegangscode of houdt uw tag voor het bedieningspaneel. De sirene stopt en het display toont de eerste zone die het alarm heeft veroorzaakt, bijvoorbeeld: Toets of om de naam van de zone te zien. 2. Toets. Het display gaat standby. Als u de sirenes hebt uitgezet ziet u aan de rode LED's rond de navigatietoets dat er een alarmmelding is geweest. Toets voor informatie over de melding. Met of ziet u de naam van de zone. Met keert het display terug naar de standby-stand. Als u de overige zones wilt zien die tijdens de alarmmelding werden geactiveerd opent u het logboek (zie blz. 27). Zo herstelt u het systeem op afstand De installateur kan uw systeem zodanig geprogrammeerd hebben, dat u het na een alarmmelding niet kunt herstellen. Op het display ziet u waar de alarmmelding vandaan komt, bijvoorbeeld: U ziet tevens de vraag om contact op te nemen met de meldkamer, bijvoorbeeld: Het nummer op de onderste regel is een speciale code ('1234' is slechts een voorbeeld). Noteer deze code, u heeft hem nodig bij uw contact met de meldkamer. 14

Alarmmeldingen Met wist u de mededeling en keert het display terug naar de standby stand. Bel de meldkamer en vertel dat een alarmmelding heeft plaatsgevonden. Tijdens dat gesprek met de meldkamer zal men u vragen naar de omstandigheden en naar de code die op het display stond. Als de meldkamer tot de conclusie komt dat de installateur niet hoeft te komen krijgt u een vier-cijferige code (de 'anticode'). Toets de anticode waarna het systeem herstelt en u het weer normaal kunt gebruiken. Spraakberichten Opm.: Voor deze faciliteit dient uw beveiligingssysteem te beschikken over een spraakkiezer. Vraag uw installateur om meer informatie. Behalve een hoorbaar signaal kan uw installateur het systeem programmeren om vooraf opgenomen berichten via het telefoonnetwerk te versturen. Deze berichten kunnen verstuurd worden naar personen die aangewezen zijn om bepaalde alarmmeldingen op te volgen. Elk bericht heeft twee delen: een huisbericht met gegevens over het systeem, en een alarmmelding met de aard van het alarm. Het centrale controlepaneel kan een spraakbericht naar diverse telefoonnummers versturen. Zo bevestigt u een spraakbericht Als in het systeem 'Oproep bevestigen' is ingeschakeld (vraag uw installateur), dan kan degene die de spraakberichten ontvangt met de toetsen van zijn telefoontoestel op de verbinding reageren. De beschikbare commando's zijn: Functie Beëindig de oproep en neem contact op met eventuele overige bestemmingen. Speel het huisbericht en de alarmmelding nogmaals af. Verbreek de verbinding en neem verder GEEN contact op met eventuele overige bestemmingen. Toets 5 3 9 15

Alarmmeldingen i-on40 Opm.: Als een ontvanger zijn telefoon opneemt kan het zes seconden duren voordat het (huis)bericht wordt afgespeeld. 16

3. Waarschuwingen (waarom piept hij?) Het kan gebeuren dat het centrale controlepaneel een probleem binnen het systeem ontdekt. U wordt dan geïnformeerd door een waarschuwing. Tijdens die waarschuwing zal de rand van de navigatietoets rood branden en het bedieningspaneel geeft om de paar seconden een kort piepje. De oorzaak bekijken: 1. Controleer of het systeem is uitgeschakeld en of het display het standby-scherm toont. 2. Toets. Het display vraagt om uw code. 3. Toets uw code. Op de onderste regel van het display verschijnt de meest recente actieve waarschuwing. 4. Of: Toets waarmee u bevestigt dat u de waarschuwing gelezen hebt. Met de toetsen en kunt u eventuele andere waarschuwingen van het systeem zien die nog actief zijn. Als er geen andere waarschuwingen zijn zal de rand van de navigatietoets groen worden, het display toont het standbyscherm en het bedieningspaneel stopt met de piepjes. Of toets. De rand van de navigatietoets zal rood blijven en de volgende keer dat u uw toegangscode intoetst verschijnt de waarschuwing weer op het display. Opm.: 1. De bedieningspanelen reageren niet op korte stroomonderbrekingen. Als de oorzaak van de waarschuwing is opgeheven zal de mededeling verdwijnen. 2. Het systeem slaat alle waarschuwingen op in het logboek, met vermelding van het tijdstip waarop u de melding hebt bevestigd. 17

Systeembeheer i-on40 4. Systeembeheer Als u wijzigingen wilt aanbrengen in de werking van het systeem, dan moet u het gebruikersmenu openen. De graad van toegang tot dit programmeermenu is afhankelijk van welk type gebruiker u bent: hoofdgebruiker, beheerder of normale gebruiker. Een hoofdgebruiker heeft toegang tot alle mogelijkheden van het gebruikersmenu. Hij kan in elke partitie gebruikers toevoegen, wijzigen en verwijderen en hij heeft volledige toegang tot het programmeermenu met systeemfuncties. Een beheerder heeft deze mogelijkheden alleen binnen de partitie(s) waarvoor hij is aangewezen. Een normale gebruiker heeft zeer beperkte toegang tot het menu: hij kan zijn eigen toegangscode wijzigen, de deurbel in- en uitschakelen en eventuele randapparatuur in- en uitschakelen. Een surveillant of een 'Alleen inschakelen'-gebruiker heeft in het geheel geen toegang tot de menu's. Zo opent en sluit u het menu 1. Controleer of het display het standby scherm toont. 2. Toets. 3. Toets een toegangscode. Het display toont de eerste van een reeks opties. Zie blz. 38 voor een totaaloverzicht van alle opties. 4. Met en bladert u door alle beschikbare opties en met gaat u naar het submenu van de betreffende optie. 5. Met bevestigt u de gemaakte wijzigingen en sluit u het submenu af. 6. Toets (zonodig herhaaldelijk) om het menu af te sluiten. De rest van dit hoofdstuk beschrijft elk van de hoofdpunten van het programmeermenu. 18

Systeembeheer Zo wijzigt u tekst Voor vele programmeerbare onderdelen kunt u een naam of tekst invoeren van maximaal 12 tekens. Voor het invoeren daarvan drukt u een of meerdere malen op een alfanumerieke toets tot u het gewenste teken op het display ziet. De letters van het alfabet komen op dezelfde wijze overeen met de cijfertoetsen als u gewend bent met uw mobiele telefoon (zie afb. 4). Met # wisselt u tussen hoofdletters en kleine letters. De cursor is een onderlijn als u met kleine letters werkt; een blok als u hoofdletters intoetst. Met gaat de cursor naar links, met naar rechts. Met verwijdert u tekens links van de cursor en met voegt u een spatie in. 1 2 abc 3 def AB C DE F 4 ghi 5 jkl 6 mno GH I JK L MN O 7 pqrs 8 tuv 9 wxyz PQR S TU V WXY Z * 0 # Spatie 0 Hfd.letters Kl.letters Afbeelding 4. Overzicht van de alfanumerieke toetsen. Zo overbrugt u zones Het kan zijn dat u wilt voorkomen dat een zone een alarmmelding genereert. Bijvoorbeeld, de garagedeur wordt bewaakt door een detector, maar u wilt hem niet afsluiten omdat er een pakketje wordt bezorgd. U kunt in een dergelijk geval het systeem 19

Systeembeheer i-on40 inschakelen en de betreffende zone overbruggen. Dit doet u als volgt: 1. Open het gebruikersmenu en kies Overbrug zones. De onderste regel toont de eerste van de beschikbare zones. 2. Toets of totdat u de zone ziet die u wilt overbruggen. 3. Toets om deze zone te markeren voor overbrugging. De 'A' aan het eind van de regel verandert in de O van overbruggen. Als u zich vergist toetst u nogmaals waarop de 'O' verandert in de A van aan. 4. Herhaal de stappen 2 en 3 voor andere zones die u wilt overbruggen of wilt inschakelen. 5. Toets om de wijzigingen op te slaan. U kunt een zone overbruggen voor één in- en uitschakel cyclus. De volgende keer dat u het systeem inschakelt moet u opnieuw aangeven welke zones u wilt overbruggen. Gebruikers Het systeem herkent 50 verschillende gebruikers. Kies Gebruikers in het programmeermenu om nieuwe gebruikers toe te voegen, hun gegevens te wijzigen of om ze uit het systeem te verwijderen. Zo wijzigt u bestaande gebruikers 1. Kies Gebruikers - Wijz. gebruikers. De onderste regel van het display toont de eerste van de gebruikers die al in het systeem zijn opgenomen. 2. Met en bladert u naar de gewenste gebruiker en vervolgens toetst u. De onderste regel van het display toont nu de eerste optie van een reeks waarin u wijzigingen kunt aanbrengen. Naam: Met deze optie kunt u een gebruiker een naam geven van max. 12 tekens. Het display toont deze naam in menu's 20

Systeembeheer en in het logboek als de betreffende gebruiker het systeem in- of uitschakelt of herstelt. Type (niet beschikbaar voor gebruiker 01): Hoofdgebruiker, beheerder, normaal, surveillant of 'alleen inschakelen'. Partities (niet in een systeem met niveau's): Met deze optie kunt u gebruikers toegang verschaffen tot de gewenste partitie(s). Code: De toegangscode van de gebruiker. Tag: Met deze optie kunt u voor de betreffende gebruiker een tag programmeren. Afstandsbediening: Met deze optie kunt u voor de betreffende gebruiker een afstandsbediening programmeren. Overvalzender: Met deze optie kunt u voor de betreffende gebruiker een overvalzender programmeren. Met of bladert u door de lijst. De beschikbare opties zijn gelijk aan die welke voor het toevoegen van een gebruiker worden getoond. 3. Met selecteert u de betreffende optie. 4. Toets als u klaar bent. Naam Zo wijzigt u de naam van een gebruiker: 1. Open het menu en kies Gebruikers - Wijz. gebruikers - Gebruiker (nn) - Naam. Het display toont de huidige naam van de gebruiker en plaatst de cursor achter de naam. 2. Toets de naam met de toetsen van het bedieningspaneel. Zie 'Zo wijzigt u tekst' op blz. 19. 3. Toets als u klaar bent. Type gebruiker Zo wijzigt u het type gebruiker: 1. Open het menu en kies Gebruikers - Wijz. gebruikers - Gebruiker(nn) - Type. 21

Systeembeheer i-on40 2. Met en bladert u door de beschikbare mogelijkheden. 3. Toets bij het gewenste type voor de gebruiker. Zie 'Type gebruiker' op blz. 10 voor een korte verklaring van de verschillende type gebruikers. Opm.: U kunt gebruiker 01 niet wijzigen. Partities Zo geeft u een gebruiker toegang tot één of meer partities: 1. Open het menu en kies Gebruikers - Wijz. gebruikers - Gebruiker(nn) - Partities. 2. Met of bladert u door de lijst van partities. 'Ja' op de onderste regel van het display betekent dat de gebruiker toegang heeft tot de betreffende partitie. 'Nee' betekent dat de gebruiker niet tot die partitie behoort. 3. Met wisselt u van 'Ja' naar 'Nee' en vice versa. Zie 'Partities en niveaus' op blz. 6 voor een beschrijving van de partities. Opm.: U kunt de partities van gebruiker 01 niet wijzigen. Gebruiker 01 heeft altijd toegang tot alle partities. Toegangscode Zo wijzigt u de toegangscode van een gebruiker: 1. Open het menu en kies Gebruikers - Wijz. gebruikers - Gebruiker(nn) - Code. 2. Toets de toegangscode voor de gebruiker. Na het laatste cijfer vraagt het systeem u om de code nogmaals in te toetsen. 3. Toets nogmaals dezelfde toegangscode. Toegangscodes bestaan uit vier cijfers. Tags Zo programmeert u een tag voor een gebruiker: 1. Open het menu en kies Gebruikers - Wijz. gebruikers - Gebruiker(nn) - Tag. 22

Systeembeheer Opm.: Als de betreffende gebruiker al een tag heeft verschijnt op het display de vraag 'Tag wissen?'. Zie 'Zo wist u afstandsbedieningen, tags en overvalzenders' op blz. 25. Op het display verschijnt de vraag om de tag voor het bedieningspaneel te houden. 2. Houdt de tag voor het front van het bedieningspaneel. Het systeem leert nu de identiteit van de tag. U kunt niet meer dan een tag per gebruiker programmeren. Als u een tag van een andere gebruiker voor het bedieningspaneel houdt hoort u een lage toon. Op het display verschijnt de mededeling dat de tag al in gebruik is en vervolgens verschijnt weer de vraag om een tag voor het bedieningspaneel te houden. Als u geen tag wilt programmeren toetst u. Als u een tag hebt en u wilt weten van wie hij is, dan kiest u het submenu Test - Tag, zie blz. 27. Afstandsbedieningen Zo programmeert u een afstandsbediening voor een gebruiker: 1. Open het menu en kies Gebruikers - Wijz. gebruikers - Gebruiker(nn) - Afstandsbedieningen. Opm.: Als de betreffende gebruiker al een afstandsbediening heeft verschijnt op het display de vraag 'Afstandsbediening wissen?'. Zie 'Zo wist u afstandsbedieningen, tags en overvalzenders' op blz. 25. Op het display verschijnt de vraag om één van de toetsen van de afstandsbediening in te drukken. 2. Druk op een knop van de afstandsbediening. Houdt de knop ingedrukt totdat de LED van de afstandsbediening oplicht. Als de afstandsbediening uitzendt leert het systeem de afstandsbediening en wijst hem toe aan de betreffende gebruiker. Als u geen afstandsbediening wilt programmeren toetst u. 23

Systeembeheer i-on40 Als het systeem deze afstandsbediening al kent hoort u een lage toon en op het display verschijnt de mededeling dat deze afstandsbediening al in gebruik is. Als u een afstandsbediening hebt en u wilt weten van wie hij is, dan kiest u het submenu Test - Afst.bed., zie blz. 27. Overvalzenders Een overvalzender heeft twee knoppen waarmee u een overvalalarm kunt geven. Daarvoor dient u beide knoppen gelijktijdig in te drukken. Op sommige uitvoeringen is een derde knop aanwezig die als een slot fungeert om te voorkomen dat de zender per ongeluk een alarmmelding genereert. Opm.: Op het moment dat u een nieuwe overvalzender programmeert zal het systeem niet reageren op een eventuele overvalmelding die tegelijkertijd plaatsvindt. Zo programmeert u een overvalzender voor een gebruiker: 1. Open het menu en kies Gebruikers - Wijz. gebruikers - Gebruiker(nn) - Overvalzender. Opm.: Als de gebruiker al over een overvalzender beschikt verschijnt op het display de vraag 'Overvalzender wissen?'. Zie 'Zo wist u afstandsbedieningen, tags en overvalzenders' op blz. 25. Op het display verschijnt de vraag om beide knoppen van de overvalzender gelijktijdig in te drukken. 2. Druk beide knoppen gelijktijdig in. Op het moment dat u de knoppen indrukt leert het systeem de identiteit van de overvalzender en wijst hem toe aan de betreffende gebruiker. Als u geen overvalzender wilt programmeren toetst u. U kunt per gebruiker slechts één overvalzender programmeren. Als het systeem deze overvalzender al kent hoort u een lage toon en het display blijft ongewijzigd vragen om de beide knoppen in te drukken. Als u een overvalzender hebt en u wilt weten van wie hij is, dan kiest u het submenu Test - Overvalzender, zie blz. 27. 24

Systeembeheer Zo wist u afstandsbedieningen, tags en overvalzenders Als een gebruiker zijn afstandsbediening, tag of overvalmelder verloren heeft dient u dit apparaat onmiddellijk uit het systeem te verwijderen om te voorkomen dat een onbevoegd persoon hiervan gebruik gaat maken. Bovendien, als u zo'n apparaat aan een andere gebruiker wilt geven, dient u eerst de bestaande gegevens te wissen. 1. Open het menu en kies Gebruikers - Wijzig gebruikers. De onderste regel van het display toont de eerste van de gebruikers die in het systeem bekend zijn. 2. Met of gaat u naar de gewenste gebruiker. U selecteert de gebruiker vervolgens met. De onderste regel van het display toont 'Naam'. 3. Met of gaat u naar het apparaat dat u wilt wissen. U selecteert dat apparaat vervolgens met. Op het display verschijnt nu de vraag (bijvoorbeeld) 'Overvalzender wissen?'. 4. Toets. Op het display verschijnt nu de mededeling 'Overvalzender gewist.' Als u dit apparaat aan een andere gebruiker wilt toewijzen opent u het menu en kiest u Gebruikers - Wijz. gebruikers. Selecteer vervolgens de gebruiker en daarna het apparaat dat u hem wilt toekennen. Als een afstandsbediening of een overvalzender is gestolen en de betreffende gebruiker heeft geen toegangscode, zie voor dergelijke situaties 'Zo wist u afstandsbedieningen' op blz. 34. Zo voegt u gebruikers toe Als u een nieuwe gebruiker toevoegt kunt hem tevens een afstandsbediening, tag of overvalzender toewijzen. Als u dat niet wenst, kunt u dat later alsnog doen via het menu Wijz. gebruikers. 1. Open het gebruikersmenu en kies Gebruikers - Toev. gebruikers. 25

Systeembeheer i-on40 Het display toont een systeemnaam bijvoorbeeld: 'Gebruiker 04'. Wijzig de naam naar behoefte. Zie 'Zo wijzigt u tekst' op blz. 19. 2. Toets nadat u de naam hebt gewijzigd. Het display toont het basistype voor een nieuwe gebruiker: Normale gebruiker. Zie 'Type gebruiker' op blz. 10. 3. Wijzig het type naar behoefte en toets. Het display vraagt u om een code voor de nieuwe gebruiker. 4. Voer de toegangscode voor de nieuwe gebruiker in. Als u geen code wilt invoeren toetst u. Voer de code nogmaals in als het display daarom vraagt. Het display vraagt u een tag voor het bedieningspaneel te houden. 5. Houdt een ongebruikte tag voor het bedieningspaneel. Als u geen tag wilt toewijzen toetst u. Het display vraagt u een knop van de afstandsbediening voor de nieuwe gebruiker in te drukken. 6. Druk op een knop van een afstandsbediening die niet aan een andere gebruiker is toegewezen. Als u geen afstandsbediening wilt toewijzen toetst u. Tenslotte vraagt het display u beide knoppen van de overvalzender voor de nieuwe gebruiker in te drukken. 7. Druk gelijktijdig op beide knoppen van een overvalzender die niet aan een andere gebruiker is toegewezen. Als u geen overvalzender wilt toewijzen toetst u. Het display laat u nu weten dat de nieuwe gebruiker aan het systeem is toegevoegd. Zo verwijdert u gebruikers 1. Open het gebruikersmenu en kies Gebruikers - Verwijder gebruiker. Op de onderste regel van het display staat de eerste gebruiker die binnen het systeem bekend is. 2. Toets of tot de gebruiker die u wilt wissen. 26

Systeembeheer 3. Toets. Het display toont: 'Alles wissen'. Als u op dit punt van gedachten verandert toetst u. 4. Toets. Het systeem wist de naam van de gebruiker, zijn toegangscode en alle aan hem toegewezen zenders. Nadat u een gebruiker uit het systeem hebt gewist reageert het systeem niet meer op zijn toegangscode of tag. Bovendien 'vergeet' het centrale controlepaneel de identiteit van zijn afstandsbediening en overvalzender. Zo kunt u het logboek inzien Het systeem houdt een logboek bij met de laatste 1.000 gebeurtenissen (bijvoorbeeld: alarmmeldingen, in- en uitschakelingen). 1. Open het gebruikersmenu en kies Logboek. Het display toont de meest recente gebeurtenis. 2. Met en bladert u door het logboek, toont oudere gebeurtenissen, toont de meer recente gebeurtenissen. 3. Toets voor een meer gedetailleerde beschrijving van de geselecteerde gebeurtenis. 4. Toets om het logboek af te sluiten. Zo kunt u het systeem testen Als u vermoedt dat het systeem niet goed functioneert kunt u met het testmenu een aantal aangesloten apparaten testen. Als de test uw vermoeden bevestigt neem dan direct contact op met uw installateur. Met het testmenu kunt u ook de identiteit van afstandsbedieningen, tags en overvalzenders controleren. Voordat u met een test begint controleert u eerst of het systeem is uitgeschakeld. 27

Systeembeheer i-on40 1. Open het gebruikersmenu en kies Test. Het display toont het testmenu. 2. Met en gaat u naar het onderdeel van het systeem dat u wilt testen. 3. Toets om het testmenu af te sluiten. U kunt elk onderdeel van het testmenu als volgt testen: Sirene Bedieningspaneel Looptest Uitgangen Toets om de sirene afwisselend aan/uit te zetten. Het woord Aan of Uit in het display geeft aan of u de sirene zou moeten horen of niet. Druk elke toets achtereenvolgend in. Op het display ziet u het betreffende teken. Druk gelijktijdig op beide overvalknoppen voor het testen van de overvalmelding. Toets om de test te beëindigen. Het display toont alle aangesloten detectoren. De bovenste regel toont de resterende detectoren die getest moeten worden. Loop rond en activeer daarmee elke detector. Elke keer dat u een detector activeert hoort u een dubbelsignaal. Op het display verschijnt aan het eind van de betreffende regel een A. U kunt geen 24-uurzones of brandzones testen. Opm.: Voor een systeem met meerdere ruimten voert u deze test met minimaal twee personen uit die met elkaar in verbinding staan. De onderste regel van het display toont de eerste van de uitgangen die in het systeem zijn geïnstalleerd. Kies met of de uitgang die u wilt testen. Toets om de test te beëindigen. Opm.: Houdt in de gaten dat niemand een uitgang activeert met zijn afstandsbediening terwijl u een test uitvoert. 28

Systeembeheer Als u klaar bent met de test controleer dan of u de uitgang weer in dezelfde status achterlaat als voordat u de test begon. Afstandsbedieningen Druk op een knop van de afstandsbediening. Op het display ziet u de identiteit van de gebruiker van deze afstandsbediening en de knop die u volgens het systeem hebt ingedrukt. Druk achtereenvolgend op de overige knoppen van de afstandsbediening. Overvalzenders Tags Druk beide knoppen van de overvalzender gelijktijdig in. Op het display ziet u de identiteit van de gebruiker van deze zender. Houdt de tag voor het bedieningspaneel. Op het display ziet u de identiteit van de gebruiker van deze tag. Systeemconfiguratie Met de functie Systeemconfiguratie kunt u delen van het systeem aanpassen aan uw persoonlijke wensen. Als u uitgebreide veranderingen wilt in de werking van het systeem neemt u contact op met uw installateur. Controleer of het systeem is uitgeschakeld en of het display de tijd en datum weergeeft. 1. Open het gebruikersmenu en kies Systeemconfig. Op de onderste regel van het display ziet u het eerste item van dit menu. 2. Toets of tot de gewenste optie. Met opent u de betreffende optie. Zo zet u de deurbel aan en uit Uw installateur kan het systeem hebben ingesteld om een deurbelsignaal (ding-dong) te laten horen als iemand een of meer detectoren activeert terwijl het systeem is uitgeschakeld. 1. Open het menu en kies Systeemconfig. - Schakelfuncties. 29

Systeembeheer i-on40 De onderste regel van het display toont de huidige status bijvoorbeeld 'Deurbel Aan'. 2. Toets tot de onderste regel de gewenste status aangeeft. 3. Toets om de wijzigingen op te slaan en het submenu af te sluiten. Zo stelt u datum en tijd in Als het systeem lange tijd zonder netspanning is geweest en ook de accu leeg raakte dient u de datum en tijd in te stellen. 1. Open het menu en kies Systeemconfig. - Datum & Tijd. De bovenste regel van het display toont 'DATUM' en de onderste regel toont de huidige systeemdatum in numeriek format (dd/mm/jjjj). De dag is geselecteerd. 2. Toets de cijfers voor dag / maand / jaar en sluit af met. De bovenste regel van het display toont 'TIJD' en de onderste regel toont de huidige systeemtijd in 24-uurs format (hh:mm). De uren zijn geselecteerd. 3. Toets de uren en minuten (zonodig met '0' beginnen; bijv. 03) en sluit het submenu af met. Opm.: De systeemklok schakelt automatisch over van zomernaar wintertijd en vice versa. Zo programmeert u systeemuitgangen Tijdens het programmeren kan de installateur een aantal systeemuitgangen zodanig instellen, dat die uitgangen door de beheerder opnieuw geprogrammeerd kunnen worden. Dit hoofdstuk beschrijft hoe u deze uitgangen kunt gebruiken. Elke beschikbare systeemuitgang kunt u instellen om op vaste tijdstippen 'Aan' of 'Uit' te gaan. Bovendien kunnen de hoofdgebruiker, de beheerder en normale gebruikers de uitgang op elk gewenst moment in- en uitschakelen. 1. In het gebruikersmenu kiest u Systeemconfig - Wijzig uitgangen. Het display toont het submenu en op de onderste regel verschijnt de eerste van de reeks beschikbare uitgangen. 30

Systeembeheer Opm. Deze functie is alleen beschikbaar als uw installateur een of meer uitgangen daarvoor heeft geprogrammeerd. 2. Met of kiest u de gewenste uitgang. U selecteert die uitgang met. De onderste regel van het display toont 'Naam', de eerste optie van het menu waarmee u de naam van de uitgang kunt wijzigen en de tijdstippen voor 'Aan' en 'Uit' kunt vastleggen. 3. Selecteer 'Naam' met en geef de uitgang een naam die voor u begrijpelijk is. Tip: zie 'Zo wijzigt u tekst' op blz. 19. De naam die u aan de uitgang hebt gegeven verschijnt voortaan in elk menu waarmee uitgangen kunnen worden beheerd. 4. Met of gevolgd door kiest u 'Tijd aan' om het tijdstip in te stellen waarop de uitgang moet inschakelen. 5. Met of gevolgd door kiest u 'Tijd uit' om het tijdstip in te stellen waarop de uitgang moet uitschakelen. Als u geen tijdstippen wilt instellen negeert u deze twee opties en blijft de instelling '00:00'. Opm.: U kunt de uitgang in- en uitschakelen via het menu Uitgangen aan/uit zie blz. 36. Als u de uitgang via een afstandsbediening wilt in- en uitschakelen, zie blz. 31. Zo programmeert u afstandsbedieningen Met het menu Systeemconfig - Afstandsbedieningen kunt u de functie van de knoppen van een afstandsbediening herprogrammeren. 1. Open het menu en kies Systeemconfig - Afstandsbedieningen - Wijzigen. 2. OF u drukt op de knop die u wilt herprogrammeren. Het display toont de identiteit van de gebruiker en de knop die u heeft ingedrukt. Ga verder naar stap 5. OF toets als u de afstandsbediening niet bij de hand hebt. Op het display verschijnt een overzicht van de beschikbare afstandsbedieningen en hun gebruikers. 31

Systeembeheer i-on40 3. Met of kiest u de afstandsbediening die u wilt wijzigen. U selecteert die afstandsbediening met. Het display toont de eerste knop van deze afstandsbediening. 4. Met of kiest u de knop die u wilt herprogrammeren. U selecteert die knop met. Nu u de knop hebt geselecteerd die u wilt wijzigen toont het display de eerste van de drie mogelijke functies: A: In-/uitschakelen van een bepaald deel van het systeem. Zie 'A. In-/uitschakelen' hieronder. B: Bedienen van een van de systeemuitgangen. Zie 'B. Een systeemuitgang bedienen' op blz. 34. C: Geen functie (knop uitgeschakeld). 5. Met of kiest u de gewenste functie. U selecteert de gekozen functie met. A. In-/uitschakelen Als u in stap 5 'in-/uitschakelen' hebt gekozen: Op de onderste regel van het display staat 'Inschakelen' of 'Uitschakelen'. Een asterisk ('*') vooraan de regel geeft aan welke functie actief is. 'Ingeschakeld' betekent dat de knop wordt gebruikt voor het inschakelen van een of meer partities en/of voor volledige of gedeeltelijke inschakelingen. 'Uitschakelen' betekent dat de knop wordt gebruikt voor het uitschakelen van partities of het gehele systeem. a1. Met of kiest u de gewenste functie. U selecteert de gekozen functie met. Inschakelen a2. Toets. De onderste regel van het display toont de eerste van de beschikbare opties voor een systeem in partities: 32

Systeembeheer Volledig inschakelen: De knop schakelt alle partities waartoe de gebruiker gemachtigd is volledig in. Gedeeltelijk inschakelen: De knop schakelt alle partities waartoe de gebruiker gemachtigd is gedeeltelijk in. Partities: Het display toont een menu waarmee u per partitie kunt kiezen uit 'Volledig inschakelen', 'Gedeeltelijk inschakelen' of 'Geen functie'. Tip: Met of kunt u elke partitie zien; U selecteert die partitie met waarna u de functie voor elke partitie afzonderlijk kunt instellen. Voor een systeem met niveaus zijn de onderstaande opties beschikbaar: Volledig inschakelen: De knop schakelt het totale systeem in. Deelschakeling B: De knop schakelt het systeem gedeeltelijk in overeenkomstig de programmering van deelschakeling B. Deelschakeling C: De knop schakelt het systeem gedeeltelijk in overeenkomstig de programmering van deelschakeling C. Deelschakeling D: De knop schakelt het systeem gedeeltelijk in overeenkomstig de programmering van deelschakeling D. Uitschakelen a3. Toets. De onderste regel van het display toont de eerste van de twee beschikbare opties: Alles uitschakelen: Met de knop schakelt de gebruiker alle partities waartoe hij gemachtigd is volledig uit. Partities: Het display toont een submenu waarmee u kunt kiezen uit 'Uitschakelen' en 'Geen functie' voor de betreffende partities. Tip: Met of kunt u elke partitie zien; U selecteert die partitie met waarna u de functie voor elke partitie afzonderlijk kunt instellen. a4. Bevestig uw instellingen met. 33

Systeembeheer i-on40 B. Een systeemuitgang bedienen Als u in stap 5 'Bedienen van een van de systeemuitgangen' hebt gekozen: De onderste regel van het display toont de eerste van de beschikbare uitgangen. b1. Zie 'Zo programmeert u systeemuitgangen' op blz. 30 voor instructies hoe u de geselecteerde uitgang kunt programmeren. b2. Bevestig uw instellingen met. Zo wist u afstandsbedieningen Als een gebruiker zijn afstandsbediening verloren heeft dient u dit apparaat onmiddellijk uit het systeem te verwijderen om te voorkomen dat een onbevoegd persoon hiervan gebruik gaat maken. Bovendien, als u zo'n apparaat aan een andere gebruiker wilt geven, dient u eerst de bestaande gegevens te wissen. 1. Open het menu en kies Systeemconfig - Afstandsbedieningen - Wissen. Op het display verschijnt de vraag of u de afstandsbediening wilt identificeren door op een knop te drukken. 2. Druk op een knop van de afstandsbediening die u wilt wissen. Opm.: Als u de betreffende afstandsbediening niet bij de hand hebt toetst u. Op het display verschijnt nu de eerste van een reeks bekende afstandsbedieningen. Selecteer het gewenste apparaat met. Het display toont de gegevens van het apparaat dat u hebt geselecteerd. 3. Met bevestigt u dat u deze afstandsbediening wilt wissen. U kunt ook in een handeling alle afstandsbedieningen wissen. Overweeg deze beslissing grondig. 1. Open het menu en kies Systeemconfig - Afstandsbedieningen - Alles wissen. 34

Systeembeheer Op het display verschijnt de vraag om uw keuze te bevestigen. 2. Toets. Het centrale controlepaneel is nu alle afstandsbedieningen die eens aan het systeem zijn toegewezen 'vergeten'. Als u afstandsbedieningen aan andere gebruikers wilt toewijzen opent u het menu en kies Gebruikers - Wijz. gebruikers (zie blz. 23). Zo opent u de verbinding voor 'Downloader' Uw installateur kan met zijn computer via een telefoonverbinding contact maken met uw beveiligingssysteem zodat hij het kan (her)programmeren. Het programma dat uw installateur daarvoor gebruikt heet 'Downloader'. Het kan voorkomen dat uw installateur vraagt om het systeem contact op te laten nemen met 'Downloader'. Uw systeem is daarvoor geprogrammeerd met twee verschillende telefoonnummers. U hoeft deze nummers niet te kennen, uw installateur zal u zeggen welk nummer u moet kiezen. Zo maakt u verbinding met 'Downloader': 1. Open het menu en kies Systeemconfig - Bel Downloader. Het display toont het submenu 'Bel Downloader'. 2. Kies telefoonnummer 1 of 2, of IP adres 1 of 2 afhankelijk van de vraag van uw installateur. Het centrale controlepaneel neemt contact op met de computer van de installateur via de door u gekozen verbinding. Uw systeem kan gedurende enkele minuten met 'Downloader' verbonden zijn. Als 'Downloader' klaar is en de verbinding is verbroken toont het display het standby scherm met tijd en datum. 35

Systeembeheer i-on40 Zo wijzigt u de bestemming van een spraakbericht Opm.: Dit keuzemenu is alleen beschikbaar als een spraakkiezer in het centrale controlepaneel is geïnstalleerd. 1. Open het menu en kies Systeemconfig - Spraak telefoonboek. De onderste regel van het display toont 'Telnr. 1'. 2. Met of bladert u door de beschikbare telefoonnummers. Selecteer uw keuze met. De onderste regel van het display toont de cijfers van het gekozen telefoonnummer. 3. Toets het nieuwe telefoonnummer. Zonodig stuurt u de cursor naar links met of naar rechts met. Met verwijdert u de cijfers links van de cursor. 4. Bevestig het nieuwe telefoonnummer met. Zo schakelt u systeemuitgangen in en uit U kunt de systeemuitgangen zowel vanaf het bedieningspaneel bedienen als met uw afstandsbediening (vooropgesteld dat uw installateur een of meerdere systeemuitgangen voor uw gebruik heeft geprogrammeerd). 1. Open het menu en kies Uitgangen Aan/Uit. Op de onderste regel van het display staat de eerste van de reeks beschikbare uitgangen. 2. Met of bladert u door de uitgangen. De betreffende uitgang toont het woord 'AAN' of 'UIT' aan het einde van de regel. 3. Met of schakelt u de uitgang aan of uit. 4. Bevestig uw keuze met. 36

Systeembeheer Het display toont de lijst met beschikbare uitgangen en het centrale controlepaneel activeert de betreffende uitgang overeenkomstig uw keuze. Opm.: Uitgangen die verbonden zijn met draadloze uitgangmodules kunnen met een vertraging van enige seconden reageren. Welk systeem heb ik? Het kan voorkomen dat de installateur u telefonisch met een probleem helpt. Hij kan dan vragen stellen over uw systeem en de versie van de programmatuur. U kunt deze informatie vinden met het menu Gebruiker - Status - Centrale. 37