1 Welkom in Open Hof Orde voor de viering op zondag 18 september 2018 om 10.00 uur in Open Hof We vieren het Heilig Avondmaal Protestantse Wijkgemeente Open Hof te Kampen voorganger: zondagskind: lector: orgel: ds. Kasper Jager Cecilia van Heerde Henk Keijzer Marijn de Jong 1 e ouderling: Pieter Treep 1 e diaken: Arend Jan Overstegen koster: beamer: Jonnie Bosch Joop Vaandering OM TE BEGINNEN Vooraf aan de dienst luisteren we naar orgelspel. Binnenkomst kerkenraad Moment van stilte en inkeer Welkom en mededelingen ouderling van dienst We zingen staande als openingslied Lied 274 : 1 1. Wij komen hier ter ere van uw naam Openingsgebed Aansluitend gaan allen zitten. We zingen als kyrie en gloria Lied 274 : 2 + 3 2. Ontferm u God, kyrie eleïson 3. Wij zingen samen van uw gloria
2 DIENST van het WOORD De Bijbel gaat open kind van de zondag Cecilia van Heerde Kinderen in het midden Aansluitend gaan de kinderen naar hun eigen ruimte. Onderwijl luisteren we naar orgelspel. We lezen 1 Samuël 25 : 1 42 lector Henk Keijzer Omstreeks die tijd kwam Samuel te overlijden. Heel Israël kwam bijeen om over hem te rouwen. Hij werd begraven bij zijn huis in Rama. David trok verder, naar de woestijn van Paran. Nu woonde er in Maon iemand die zijn bedrijf in Karmel had. Hij was schatrijk: hij bezat drieduizend stuks schapen en duizend geiten. Hij was voor het scheren van de schapen naar Karmel gekomen. Zijn naam was Nabal en zijn vrouw heette Abigaïl. Zij had een helder verstand en was mooi om te zien; hij was hard en gewetenloos. Hij was een nakomeling van Kaleb. Toen David in de woestijn hoorde dat bij Nabal de schapen werden geschoren, stuurde hij tien van zijn knechten naar Karmel met de opdracht: Ga naar Nabal en breng hem mijn groeten over. Zeg hem uit mijn naam: Ik wens u en uw familie en uw bedrijf alle goeds, ook voor volgend jaar. Ik heb gehoord dat ze uw schapen aan het scheren zijn. Nu zit het zo: toen uw herders bij ons in de buurt waren, hebben we hen niet lastiggevallen; al die tijd dat ze hier in Karmel waren is hun niets ontvreemd. Vraag het uw knechten maar, zij zullen het u bevestigen. Ik hoop dat u op uw beurt mijn knechten goed zult behandelen, ze komen immers op een feestdag bij u. Daarom verzoek ik u beleefd om mijn knechten en mij, David, te geven wat u missen kunt. Toen Davids knechten bij Nabal kwamen, brachten ze uit Davids naam dit alles over en wachtten af wat hij zou zeggen. Nabal antwoordde Davids knechten als volgt: Wie is die David? Wie is die zoon van Isaï? Het wemelt vandaag de dag van de slaven die bij hun meester weggelopen zijn. Denken jullie heus dat ik mijn brood en mijn water en het vlees dat ik voor mijn scheerders heb laten klaarmaken aan de eerste de beste onbekende ga weggeven? Davids knechten gingen onverrichter zake terug en vertelden David wat Nabal had gezegd. Daarop beval David zijn mannen: Te wapen! Allen gordden hun zwaard om, ook David zelf, en met vierhonderd man trokken ze onder aanvoering van David naar Karmel op; tweehonderd man bleven achter om het kamp te bewaken. Intussen was Nabals vrouw Abigaïl door een van de knechten op de hoogte gesteld. David heeft uit de woestijn boden gestuurd om onze heer te groeten, zei hij, maar die is tegen hen uitgevaren. En dat terwijl David en zijn mannen ons juist zo goed behandeld hebben: ze hebben ons niet lastiggevallen en al die tijd dat we in hun buurt rondtrokken om de schapen te weiden is ons niets ontvreemd. Ze zijn juist dag en nacht als een muur om ons heen geweest, al die tijd dat we in hun buurt onze kudde hoedden. U moet er iets op verzinnen, want nu onze heer, die onheilstichter, zo n toon tegen hem heeft aangeslagen, heeft hij zichzelf in het ongeluk gestort en ons erbij. Haastig liet Abigaïl tweehonderd broden, twee zakken wijn, gedroogd vlees van vijf schapen, vijf schepel geroosterd graan, honderd plakken rozijnen en tweehonderd plakken
3 gedroogde vijgen op ezels laden en ging zonder met haar man te overleggen op weg. Rijden jullie voor me uit, beval ze haar knechten, ik kom achter jullie aan. Abigaïl reed op haar ezel door de kloof, terwijl David en zijn mannen van de andere kant optrokken. Omdat ze door de bergwand aan het zicht onttrokken was, werd David door haar komst verrast. Hij was nog steeds vreselijk kwaad: Wat denkt die vent wel? Heb ik daarom al die tijd zijn bezittingen beschermd? Ik had het net zo goed kunnen laten! Nog niet één schaap is hij kwijt, en wat krijg ik? Stank voor dank! God mag met me doen wat hij wil als ik morgenvroeg van zijn familie ook maar iemand van het mannelijk geslacht in leven heb gelaten! Zodra Abigaïl David zag, sprong ze van haar ezel af. Ze viel voor zijn voeten op haar knieën, boog diep voorover en zei: Mij treft alle schuld, mijn heer. Sta me toe het woord tot u te richten en wees zo goed te luisteren naar wat ik te zeggen heb. Schenk alstublieft geen aandacht aan die domme praatjesmaker van een Nabal. Hij is een onbenul, zoals zijn naam al zegt. Had ik uw boden maar zelf te woord kunnen staan. Zo waar de HEER leeft, mijn heer, en zo waar u zelf leeft, de HEER heeft u ervan weerhouden om het recht in eigen hand te nemen en bloedschuld op u te laden. Maar ik hoop dat het al uw vijanden en tegenstanders zal vergaan zoals Nabal. Aanvaard de geschenken die ik voor u heb meegebracht, mijn heer; ze zijn bestemd voor de mannen die u op uw tochten vergezellen. Vergeef me alstublieft dat ik heb gefaald. Ik weet zeker dat de HEER uw huis zal laten voortbestaan, u trekt immers voor de HEER ten strijde. Er mag bij u dus uw leven lang geen spoor van kwaad te vinden zijn. Mocht iemand het wagen om u te achtervolgen en u naar het leven te staan, dan zal het steentje van uw leven veilig geborgen zijn in de buidel waarin de HEER, uw God, de mensenlevens bewaart, maar het leven van uw vijanden zal worden weggeslingerd. Wanneer de HEER al zijn goede beloften aan u inlost en u aanstelt tot vorst van Israël, zult u niet gehinderd worden doordat u uw geweten hebt belast door het recht in eigen hand te nemen en onschuldig bloed te vergieten. Wanneer het eenmaal zover is, mijn heer, vergeet uw dienares dan niet. David antwoordde: Ik dank de HEER, de God van Israël, dat hij u vandaag op mijn weg heeft gestuurd. En u dank ik voor uw verstandig optreden van zojuist, waarmee u hebt voorkomen dat ik het recht in eigen hand nam en me schuldig zou maken aan moord. Maar zo waar de HEER leeft, de God van Israël, die me ervan heeft weerhouden om u kwaad te doen, als u niet zo snel naar me toe was gekomen, was er van Nabals familie morgenvroeg niemand van het mannelijk geslacht meer in leven geweest! En hij aanvaardde haar geschenken met de woorden: Ga gerust naar huis; ik heb uw woorden aangehoord en uw verontschuldigingen aanvaard. Bij haar thuiskomst zag Abigaïl dat Nabal een feestmaal had aangericht, het leek wel een koningsmaal. Hij had zeer veel gedronken en de wijn was hem naar het hoofd gestegen, daarom repte ze die avond met geen woord van het gebeurde. De volgende ochtend, toen Nabal zijn roes had uitgeslapen, vertelde ze hem wat ze had gedaan. Zijn hart bleef stilstaan in zijn borst, en hij zakte roerloos in elkaar. Tien dagen later trof de HEER Nabal zo zwaar dat hij bezweek. Toen David hoorde dat Nabal dood was, zei hij: Geprezen zij de HEER; hij heeft het voor mij opgenomen tegen Nabal, die me zo beledigd heeft. Op die
4 manier heeft hij mij ervan weerhouden iets verkeerds te doen en heeft hij toch Nabal zijn verdiende loon gegeven. Daarop stuurde hij boden naar Abigaïl om haar ten huwelijk te vragen. In Karmel aangekomen zeiden Davids dienaren tegen Abigaïl: David heeft ons gestuurd om u te vragen zijn vrouw te worden. Abigaïl knielde neer, boog diep voorover en zei: Ik ben uw dienares. Ik ben bereid de slavin te zijn die de voeten wast van de dienaren van mijn heer. Snel maakte ze zich klaar om te vertrekken. Toen reed ze op haar ezel, met vijf slavinnen in haar gevolg, achter de boden van David aan en werd zijn vrouw. We zingen Lied 152 : 1, 3 + 4 [ Lofzang van Hanna ] 1. Mijn hart verheugt zich zeer 3. Waartoe dat loos gepraat 4. De boog valt uit de hand We lezen Marcus 12 : 38 13 : 2 lector Henk Keijzer Tijdens zijn onderricht zei Jezus: Pas op voor de schriftgeleerden die zo graag in dure gewaden rondlopen en eerbiedig begroet willen worden op het marktplein, en een ereplaats willen in de synagogen en bij feestmaaltijden: ze verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden op. Over hen zal strenger worden geoordeeld dan over anderen! Hij ging tegenover de offerkist zitten en keek hoe de mensen er geld in wierpen. Veel rijken gooiden veel geld in de kist. Er kwam ook een arme weduwe, die er twee muntjes in gooide, ter waarde van niet meer dan een quadrans. Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei tegen hen: Ik verzeker jullie: deze arme weduwe heeft meer in de offerkist gedaan dan alle anderen die er geld in hebben gegooid; want die hebben gegeven van hun overvloed, maar zij heeft van haar armoede alles gegeven wat ze had, haar hele levensonderhoud. Toen hij de tempel verliet, zei een van zijn leerlingen tegen hem: Meester, kijk eens, wat een enorme stenen en wat een imposante gebouwen! Jezus zei tegen hem: Die grote gebouwen die je nu ziet wees er maar zeker van dat geen enkele steen op de andere zal blijven; alles zal worden afgebroken. We zingen Lied 152 : 5, 7 + 8 [ Lofzang van Hanna ] 5. Wie breed aan tafel zat 7. De Heer, zijn naam zij lof 8. Het is de Heer die doodt Uitleg en verkondiging We luisteren naar meditatief orgelspel Onderwijl komen de kinderen van de kindernevendienst terug in de kerkzaal.
5 DIENST van het ANTWOORD De diaconie vraagt voorbede voor diaken Arend Jan Overstegen Dankgebed en voorbeden We zingen met de kinderen Kom nu aan de tafel van de Heer 1. Kom nu aan de tafel van de Heer, kom en deel het brood met mij. Kom nu aan de tafel van de Heer, kom en deel het brood met mij. Halleluja, halleluja, kom en deel het brood met mij. 2. Kom nu aan de tafel van de Heer, kom en deel het brood met ons. Kom nu aan de tafel van de Heer, kom en deel het brood met ons. Halleluja, halleluja, kom en deel het brood met ons. Tegenstem: Als wij dan eten van dit brood en drinken van de beker, verkondigen wij de dood van de Heer, totdat Hij komt. 3. Kom nu aan de tafel van de Heer, kom en vier het feest met ons. Kom nu aan de tafel van de Heer, kom en vier het feest met ons. Halleluja, halleluja, kom en vier het feest met ons. Geloofsbelijdenis [tekst: Anneke van Wijngaarden] We zingen staande Lied 344 [Klein credo] 1. Wij geloven één voor één 2. Wij geloven in de naam 3. Wij geloven dat de Geest Vredegroet (we blijven hierbij staan) Nodiging Aansluitend gaan allen zitten. We zingen aansluitend Lied 388 : 1 t/m 5 1. Voor ieder van ons een plaats aan de tafel, voor ieder van ons 2. Voor ieder van ons een plaats aan de tafel, voor iedere vrouw 3. Voor jong en voor oud een plaats aan de tafel, want iedere stem 4. Voor ieder van ons een plaats aan de tafel, beschadigd of gaaf 5. Voor ieder van ons een plaats aan de tafel, van eerbied vervuld
6 Avondmaalscollecte: Stichting INLIA Gereedmaken van de tafels Tafelgebed Goede God, wij zijn blij en wij danken U dat wij tot U mogen komen. U hebt ons lief en schenkt ons deze aarde. U hebt ons lief en brengt ons hier samen. U hebt ons lief en schenkt ons uw Zoon Jezus. Wij danken U, goede God, om Jezus, uw lieve Zoon. Hij is een vriend van mensen. Wie Hem nodig heeft, die helpt Hij. Voor ons is Hij alles wat wij zullen zijn. Hij heeft ons zijn Geest gegeven om te leven als uw kinderen. GEZEGEND IS HIJ DIE KOMT IN DE NAAM VAN DE HEER. HOSANNA IN DE HOGE. We zingen Heilig, heilig, heilig (melodie: Lied 405) 1. Heilig, heilig, heilig, Heer, God almachtig, uw naam geprezen altijd en overal! Heilig, heilig, heilig. Wonderbaar en krachtig klinken uw goedheid en liefde door t heelal. 2. Uw naam zij gezegend, overal op aarde om wat uw liefde vermag de eeuwen door. U heeft ons geschapen, U zult ons bewaren. In alle tijden gaat U ons lichtend voor. Inzettingswoorden bij het brood We zingen Lied 387 : 1 1. Als wij weer het brood gaan breken We delen het brood Inzettingswoorden bij de beker We zingen Lied 387 : 2 2. Als wij van de feestwijn drinken We delen wijn en druivensap Afsluiting tafelgebed
We zingen Lied 387 : 4 + 5 4. Als wij weer de lofzang zingen 5. Als wij zo de toekomst vieren Gebed na de maaltijd We zingen staande als slotzang Lied 975 : 1, 3 + 4 1. Jezus roept hier mensen samen 3. Jezus roept ons tot de ander 4. Jezus roept ons tot zijn tafel Uitzending en zegen (gezongen) AMEN, AMEN, AMEN. Orgelspel 7 Bij de uitgang wordt gecollecteerd voor Kerk en Eredienst! In hal en Hofzaal kunnen we elkaar ontmoeten bij koffie, thee en limonade.