Overal in deze publicatie en op uw motorinstallatie vindt u de termen Waarschuwing, Voorzichtig en Kennisgeving,

Vergelijkbare documenten
Motorconfiguratie Motorvermogen Model hekaandrijving 200 Bravo Three 250 Bravo Three 300 Bravo Three 350 Bravo Three

Overal in deze publicatie en op uw motorinstallatie vindt u de termen Waarschuwing, Voorzichtig en Kennisgeving,

Motorconfiguratie Emissiecertificatie Motorvermogen Model hekaandrijving

Verspreid in deze publicatie ziet u de veiligheidswaarschuwingen GEVAAR en LET OP (vergezeld van het

Overal in deze publicatie vindt u de veiligheidswaarschuwingen GEVAAR en LET OP (vergezeld van het

! GEVAAR. Duidt een gevaarlijke situatie aan die tot ernstig of dodelijk letsel zal leiden als hij niet wordt vermeden. !

2016 Mercury Marine. Joystick Piloting for Inboards een of twee motoren. Bedieningshandleiding

Bedieningshandleiding

Verwarming en ventilatie

DUTCH Document number: Date:

Duurzaam rijden, samen met ECOdrive

MS Semen Storage Pro

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

GEBRUIKSAANWIJZING. Afstandsbediening BRC315D7

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33.

Automatische transmissie

HANDLEIDING BEWAAR DEZE HANDLEIDING VOOR TOEKOMSTIG GEBRUIK ONDERDEELNR

GIDS VOOR DE GEBRUIKER

Programma Eco stand 8-SYMBOOL DISPLAY

Afstandsbediening Telis 16 RTS

GE Security. FEP/FER700-serie brandmeldpanelen en herhaalpanelen Gebruikershandleiding

NL ESP-Systeem

TechGrow HS-1 PORTABLE CO 2 METER HANDLEIDING. software versie: 1.00

Elektrische muurbeugel

GEFELICITEERD! GEFELICITEERD MET UW NIEUWE VICTESSE E-BIKE! WIJ WENSEN U VEEL FIETSPLEZIER!

HP Mobile Remote Control (alleen bepaalde modellen) Gebruikershandleiding

Handleiding EMDR Lightbar

XTC (Mk3) PROPORTIONELE SWITCHBOX CONTROLS (7 Service)

HP luidsprekertelefoon. Gebruikershandleiding

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist

Plantronics Calisto -headset met Bluetooth USB-adapter Gebruikershandleiding

HP Mobile Remote Control (alleen bepaalde modellen) Gebruikershandleiding

Digitale momentsleutel 6-30 Nm 1/4"D

Gebruikershandleiding

Handleiding: zelfr. knik telescoophoogwerker 20 mtr. hybride

AUTO ON OFF BEDIENINGSHANDLEIDING RC 5

Bedrade afstandbediening Introductie van het spare part. Knoppen en display van de afstandbediening.

INITIALISATIEPROCEDURE ACCUTOESTAND (i-stop-instelling) [SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5]

GHP Compact Reactor Hydraulic configuratiehandleiding

Sulky Line Painter 1200

DP E08.UART INHOUD INHOUD. Inhoud 1. Gebied Normale Indicatie 6. Knop Definitie 7. Inleiding 2. Normale Bediening 7. Overzicht Tekening 3

F I A T B R A V O NL S N E L G I D S

LCD scherm va LCD scherm

HANDLEIDING SCOREBORDEN OPTIE 7 Versie 2.0 / augustus 2011

TREVLER AIR Model GL300

HENKELMAN BV. Adres Veemarktkade 8 / D AE s-hertogenbosch Nederland. Postadres Postbus AE s-hertogenbosch Nederland

FP400-serie. Klassieke microprocessorgestuurde brandmeld- en detectiepanelen. Gebruikershandleiding

TechGrow HS-1 PORTABLE CO 2 METER HANDLEIDING. software versie: Uitgifte datum:

Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote

Helphandleiding. (DI2-Adapter voor ander E-BIKE systeem)

Gebruikershandleiding. DEVIreg 550. Intelligente elektronische thermostaat.

KOEL-SCHUDINCUBATOR. VOS (zonder koelfunctie) VOS-12061

Gebruikershandleiding AT-300T/R UHF-PLL. 40 kanaals rondleidingsysteem & draadloze microfoon systemen.

i7 0 Verkorte gebruikershandleiding Dutch Document number: Date:

Smoke Alarm FERION 4000 O

GEBRUIKERSHANDLEIDING

Gebruikershandleiding

Handleiding: instellen en werking LCD display t.b.v. ombouwset 004 en prolithium Velvet. Gefeliciteerd met de aankoop van een R A T - Holland product!

Bedieningshandleiding

ALCT 6/24-2 GEBRUIKSAANWIJZING

Serienummer systeem (op TIM-steun vermeld) Serienummer stuwmotor boeg Serienummer stuwmotor spiegel Versie softwarekalibratie

Handleiding U8 Wireless Headset

HI93501 HI HI HI HI draagbare thermometers HANDLEIDING

Verkorte gebruiksaanwijzing

ANALOOG QUARTZ CHRONOGRAAF. Kaliber: 8T67. Gebruiksaanwijzing. Daniël Pichotstraat 17-31, 3115 JB Schiedam Postbus 330, 3100 AH Schiedam

BEKNOPTE HANDLEIDING: AFSTANDSBEDIENING

PRODUCTBESCHRIJVING...

1. Veiligheidsmaatregelen en waarschuwingen

Wij willen u graag bedanken voor het aanschaffen van onze digitale. MP3 speler. Lees deze handleiding vóór ingebruikname a.u.b.

Byzoo Sous Vide Hippo

GEBRUIKSAANWIJZING EN. PROJECTION ALARM CLOCK INSTRUCTION MANUAL DE. PROJEKTIONSWECKER

aanvullende gebruikers handleiding AQUA Plus Versie

R-99 COMPUTER INSTRUCTIONS

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

Module nr

Afzuigkap Gebruiksaanwijzing

G E B R U I K S A A N W I J Z I N G. Bestnr Roboraptor

Afstandsbedieningshandleiding IR NED: Cassette model airconditioner CTS-12-SET CTS-18-SET CTS-24-SET

Beknopte handleiding 1

Helpgids. Ondersteunde cameramodellen. Overzicht van de onderdelen. Voorbereidingen. Opnames maken

Gebruiksaanwijzing AED-trainer

Uw gebruiksaanwijzing. HP PAVILION DV6500 CTO

Nokia Extra Power DC-11/DC-11K /2

BELANGRIJKE WAARSCHUWINGEN Veiligheidswaarschuwingen

NEDERLANDS. Snelstartgids GPS 100 GLOBAL POSITIONING SYSTEM ONTVANGER. Instructies om u op weg te helpen! Niets overtreft een Cobra

voordat u zal de aansprakelijkheid zijn van de eigenaar. Reparaties mogen alleen worden uitgevoerd door service monteurs van Baumatic.

Handleiding: Rupsdumper zelfladende bak.

Vervoerschade aan motor en ontbrekende onderdelen

PS-2. Volautomatisch portable satellietsysteem met Twin Auto Skew. Gebruikshandleiding

Gebruikershandleiding voor Nokia Display-hoofdtelefoon HS Uitgave 1

Installation instructions, accessories. Stuurwiel, leer. Volvo Car Corporation Gothenburg, Sweden , ,

ES-S7B. Buitensirene.

Alleen voor Trip 2, 2L, 3 en 5W Gebruikershandleiding. NEDERLANDS

Productinformatieblad

Helphandleiding (E6000)

ANALOOG QUARTZ CHRONOGRAAF. Kaliber: 8T63. Gebruiksaanwijzing. Daniël Pichotstraat 17-31, 3115 JB Schiedam Postbus 330, 3100 AH Schiedam

Gebruikershandleiding

Beknopte handleiding PowerLINE WiFi 1000 Modellen PL1000 en PLW1000

Inleiding. Intelligent Targeting System (ITS) overzicht SYSTÈME INTELLIGENT DE DÉTECTION DE CIBLE

Transcriptie:

Welkom U hebt een van de beste scheepsmotorinstallaties ter wereld aangeschaft. Deze bevat diverse speciaal ontworpen functies die het gebruik vereenvoudigen en het product duurzaam maken. Bij goed gebruik en goed onderhoud zult u dit product vele vaarseizoenen lang met plezier kunnen gebruiken. Deze handleiding vormt een aanvulling op de gebruikershandleiding die met uw motor is meegeleverd en bevat aanvullende informatie over het Axius voortstuwingssysteem. Lees deze handleiding zorgvuldig door om u van maximale prestaties en probleemloos gebruik te verzekeren. Deze handleiding bevat specifieke instructies voor gebruik en onderhoud van uw product. De serienummers vormen voor de fabrikant de sleutel tot talloze technische details over uw motorinstallatie. Wanneer u met uw erkende Mercury MerCruiser-dealer contact opneemt over service, moet u altijd het model- en serienummer opgeven. Wij raden u aan om deze handleiding bij het product te houden zodat u deze kunt raadplegen wanneer u op het water bent. Dank u voor de aankoop van een van onze producten. We wensen u zeer veel vaarplezier toe! Informatie over garantie Voor het door u aangeschafte product geldt een beperkte garantie van Mercury Marine; de voorwaarden van de garantie staan vermeld in de hoofdstukken over garantie in de bij uw motorinstallatie geleverde handleiding voor gebruik, onderhoud en garantie. De garantieverklaring bevat een beschrijving van wat wel en niet gedekt wordt, de duur van de dekking, hoe u het best dekking onder garantie kunt verkrijgen, belangrijke afstandsverklaringen en beperkingen van schadeclaims en andere aanverwante informatie. U wordt verzocht deze belangrijke informatie door te lezen. Lees deze handleiding zorgvuldig door BELANGRIJK: Als u een gedeelte niet begrijpt, neem dan contact op met uw dealer voor een demonstratie van de daadwerkelijke start- en bedieningsprocedures. Kennisgeving Overal in deze publicatie en op uw motorinstallatie vindt u de termen Waarschuwing, Voorzichtig en Kennisgeving, vergezeld van het internationale Gevaar-symbool! om de aandacht van de monteur/gebruiker te vestigen op speciale instructies over een bepaalde reparatie of handeling die gevaarlijk kan zijn als hij verkeerd of slordig wordt uitgevoerd. Neem deze zorgvuldig in acht. De veiligheidswaarschuwingen op zich kunnen de gevaren waarop ze wijzen niet elimineren. Strikte inachtneming van deze speciale instructies bij het verrichten van reparatiewerkzaamheden plus het gebruik van uw gezond verstand zijn belangrijke stappen ter voorkoming van ongevallen.! WAARSCHUWING Duidt een gevaarlijke situatie aan die tot ernstig of dodelijk letsel zou kunnen leiden als hij niet wordt vermeden.! OPGELET Duidt een gevaarlijke situatie aan die tot licht of matig letsel zou kunnen leiden als hij niet wordt vermeden. KENNISGEVING Duidt een situatie aan die tot uitvallen van de motor of een belangrijk onderdeel zou kunnen leiden als hij niet wordt vermeden. BELANGRIJK: Duidt informatie aan die van groot belang is om de taak met succes te voltooien. NB: Duidt informatie aan die nuttig is voor een goed begrip van een bepaalde handeling of actie.! WAARSCHUWING De gebruiker (bestuurder) is verantwoordelijk voor de juiste en veilige bediening van de boot, de uitrusting aan boord en de veiligheid van alle opvarenden. Wij raden de gebruiker ten zeerste aan om deze "Handleiding voor gebruik, onderhoud en garantie" te lezen en te zorgen dat hij of zij de bedieningsinstructies voor de motorinstallatie en alle betreffende accessoires goed begrijpt voordat de boot wordt gebruikt.! WAARSCHUWING De uitlaatgassen van dit product bevatten chemische stoffen waarvan door de staat Californië is vastgesteld dat deze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade aan de voortplantingsfuncties veroorzaken. Auteursrecht en handelsmerken MERCURY MARINE. Alle rechten voorbehouden. Reproductie in zijn geheel dan wel gedeeltelijk zonder toestemming is verboden. 2014 Mercury Marine 4.5L Axius Joystick Piloting 90-8M0098414 714

Alpha, Axius, Bravo One, Bravo Two, Bravo Three, Circle M met Waves-logo, K-planes, Mariner, MerCathode, MerCruiser, Mercury, Mercury met Waves-logo, Mercury Marine, Mercury Precision Parts, Mercury Propellers, Mercury Racing, MotorGuide, OptiMax, Quicksilver, SeaCore, Skyhook, SmartCraft, Sport-Jet, Verado, VesselView, Zero Effort, Zeus, #1 On the Water en We're Driven to Win zijn gedeponeerde handelsmerken van Brunswick Corporation. Pro XS is een handelsmerk van Brunswick Corporation. Mercury Product Protection is een gedeponeerd servicemerk van Brunswick Corporation.

INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1 - Vertrouwd raken met het Axius systeem Functies en bedieningsorganen...2 joystickbesturing... 2 Instrumenten...2 VesselView... 2 SmartCraft digitale instrumenten... 2 System Link digitale instrumenten... 3 Sturen met elektronisch roer... 3 Basiswerking van joystick... 4 Strategie voor motorbewaking... 4 Axius Premier functies (indien aanwezig)...4 Vereisten kaartplotter... 4 VesselView Autopilot scherm... 5 Knoppen trackpad met het aan/uit pictogram...5 Lampjes op de Autopilot trackpad... 5 Autopilot modi...6 Hoofdstuk 2 - Op het water Om te beginnen... 8 De motor starten... 8 Traditioneel manoeuvreren met stuur en stuwkracht... 8 De boot vooruit of achteruit manoeuvreren... 8 De boot bij lage snelheden in scherpe bochten sturen... 8 De boot bij lage snelheden om zijn as laten draaien... 8 Functies digitaal gas en schakelen (Digital Throttle And Shift; DTS)... 9 Transfer (boten met twee roeren)... 10 Afmeermodus... 10 Alleen gasmodus... 11 Enkele hendelmodus... 11 Motoren synchroniseren... 12 Gebruik met één motor... 12 Manoeuvreren met de joystick...13 De aandrijvingen centreren na gebruik van de joystick... 14 De ERC hendels verstellen in de joystickmodus... 14 Automatische trimfunctie... 14 Axius Premier (indien aanwezig)... 15 VesselView Autopilot scherm... 15 Skyhook positiebehoudfunctie... 15 Belangrijke veiligheidsoverwegingen... 16 Skyhook inschakelen... 16 Skyhook uitschakelen... 17 Skyhook gebruiken... 17 Responsinstellingen... 18 Autopilot modi...18 Auto Heading (automatische koers)... 18 Auto Heading (automatische koers) inschakelen... 18 Koers aanpassen met de "Turn" knoppen of de joystick... 19 Een koers hervatten... 20 Auto Heading (automatische koers) uitschakelen... 20 Track Waypoint (bestemmingspunt volgen)... 21 De modus Track Waypoint (bestemmingspunt volgen) inschakelen... 22 De Track Waypoint modus uitschakelen... 23 "Turn" knoppen in de Track Waypoint modus... 23 Auto Heading knop in de Track Waypoint modus... 23 Draaien aangeven bij aankomst op bestemmingspunt... 23 Waypoint Sequence (reeks bestemmingspunten)... 24 Cruise control... 25 Besturingsoverdracht... 26 Besturingsoverdracht aanvragen...26 Besturingsoverdracht en Autopilot...27 Informatie over de accu... 27 Aanbevelingen voor onderhoud en langdurige opslag van accu's... 27 Opnieuw vaarklaar maken... 27 Transporteren van een Axius boot...28 Hoofdstuk 3 - Opsporen van storingen Gebruik met één motor... 30 Gebruik met alleen bakboordmotor... 30 Axius noodprocedure voor transmissieoverbrugging... 30 Kijk eerst op VesselView... 31 Diagnose van problemen met DTS...31 Motorbewakingssysteem... 31 Tabellen voor opsporen van storingen... 31 Joystick... 31 Elektronische afstandsbedieningen... 32 Stuursysteem...33 Functies Trackpad... 33 AutoPilot... 33 Skyhook... 33 Hoofdstuk 4 - Informatie over klantondersteuning Servicebijstand voor de eigenaar... 36 Plaatselijke reparatieservice... 36 Service onderweg... 36 Diefstal van de motorinstallatie... 36 Vereiste handelingen na zinken... 36 Vervangende onderdelen...36 Inlichtingen over onderdelen en accessoires... 36 Oplossen van een probleem... 36 Contactinformatie voor klantenservice van Mercury Marine... 37 90-8M0098414 nld JULI 2014 Bladzijde i

Documentatie voor de klant... 37 In het Engels...37 In andere talen...37 Documentatiemateriaal bestellen... 38 Verenigde Staten en Canada... 38 Buiten de Verenigde Staten en Canada... 38 Hoofdstuk 5 - Controlelijsten vóór aflevering (PDI) en voor aflevering aan klant (CDI) Inspectie vóór aflevering (predelivery inspection; PDI)... 40 Inspectie voor levering aan de klant (Customer Delivery Inspection; CDI)... 40 Bladzijde ii 90-8M0098414 nld JULI 2014

Hoofdstuk 1 - Vertrouwd raken met het Axius systeem Hoofdstuk 1 - Vertrouwd raken met het Axius systeem Inhoudsopgave 1 Functies en bedieningsorganen... 2 joystickbesturing... 2 Instrumenten... 2 VesselView... 2 SmartCraft digitale instrumenten... 2 System Link digitale instrumenten... 3 Sturen met elektronisch roer... 3 Basiswerking van joystick... 4 Strategie voor motorbewaking... 4 Axius Premier functies (indien aanwezig)... 4 Vereisten kaartplotter... 4 VesselView Autopilot scherm... 5 Knoppen trackpad met het aan/uit pictogram... 5 Lampjes op de Autopilot trackpad... 5 Autopilot modi... 6 90-8M0098414 nld JULI 2014 Bladzijde 1

Hoofdstuk 1 - Vertrouwd raken met het Axius systeem Functies en bedieningsorganen joystickbesturing Mercury Marine en de bouwer van uw boot hebben een speciale 'vessel personality' voor de voortstuwing van uw boot ontwikkeld om een optimale werking van de joystick, stuurfuncties en Autopilot onder ideale omstandigheden te verzekeren. Als omstandigheden zoals wind en stroming veranderen, zult u als gebruiker soms extra handelingen moeten verrichten. Veranderingen in de motorprestaties, tandwielverhouding of schroeven kunnen van invloed zijn op de werking van de joystick en op de topsnelheid van de boot. Door parameters van de originele fabrieksuitrusting en fabrieksinstellingen aan te passen kunnen de prestaties negatief worden beïnvloed. Voer daarom geen aanpassingen uit zonder eerst de bootbouwer en een productintegratiespecialist van Mercury te raadplegen. De 'vessel propulsion personality' is eigendom van de bootbouwer. Veranderingen of upgrades van de 'vessel personality' moeten door de bootbouwer goedgekeurd en verspreid worden. Mercury Marine biedt alleen ondersteuning met softwarematige eigenschapsveranderingen op verzoek van de bootbouwer. Instrumenten VesselView Er zijn diverse VesselView-producen verkrijgbaar. VesselView geeft alle motorgegevens, storingscodes, bootgegevens, elementaire navigatiegegevens en systeeminformatie weer. Bij een fout of storing in het besturingssysteem wordt op VesselView een alarmbericht weergegeven. VesselView kan ook worden aangesloten op andere scheepssystemen zoals een GPS, aggregaten en kaartplotters. Met deze scheepsintegratie kan de bestuurder een uitgebreid scala aan vaartuigsystemen controleren en regelen vanaf een enkele display. Zie de instructiehandleiding van VesselView voor nadere informatie. SmartCraft digitale instrumenten VesselView 7 De SmartCraft instrumentenset vormt een aanvulling op de VesselView-display. De instrumentenset kan het volgende weergeven: toerenteller snelheidsmeter Temperatuur motorkoelvloeistof Motoroliedruk Accuspanning Brandstofverbruik 56038 Bladzijde 2 90-8M0098414 nld JULI 2014

Hoofdstuk 1 - Vertrouwd raken met het Axius systeem Bedrijfsuren motor a b SmartCraft-toerenteller en -snelheidsmeter a - toerenteller b - snelheidsmeter c - LCD-display c 50400 De SmartCraft-instrumentenset helpt ook bij de identificatie van storingscodes die worden gemeld via het akoestisch waarschuwingssysteem van de motor. De SmartCraft-instrumentenset geeft kritieke motoralarmgegevens en andere mogelijke problemen weer op het LCD-scherm. Raadpleeg voor elementaire bedieningsinformatie over de SmartCraft-instrumentenset en voor meer informatie over de door het systeem bewaakte waarschuwingsfuncties de handleiding die is meegeleverd met uw meterpakket. System Link digitale instrumenten Sommige instrumentensets bevatten System Link-meters die de informatie van VesselView of de toerenteller en snelheidsmeter van het SmartCraft-systeem aanvullen. De eigenaar en bestuurder moeten goed vertrouwd zijn met alle instrumenten op de boot en met hun functie. Vraag uw bootdealer om u de werking van meters en hun normale standen uit te leggen. De volgende digitale meetinstrumenten zijn wellicht meegeleverd met uw motorinstallatie. a b c d System Link digitale meters 37925 Item Meter Weergave a Oliedrukmeter Motoroliedruk b Spanningsmeter Accuspanning c Watertemperatuurmeter Bedrijfstemperatuur motor d Brandstofmeter Hoeveelheid brandstof in de tank Sturen met elektronisch roer De besturing met het elektronisch roer werkt via elektronische signalen. We raden aan om voorzichtig te varen totdat u de gelegenheid hebt gehad om de besturingskenmerken van het Axius-systeem in een open gebied zonder hindernissen en ander vaarverkeer te verkennen, en totdat u vertrouwd bent met de reacties van de boot. De elektronische besturing kan zorgen voor een snellere stuurreactie dan verwacht. Om het besturingsbereik van aanslag tot aanslag te controleren moet de contactsleutel van de stuurboordmotor op AAN staan. Voor deze test hoeven de motoren niet te draaien. Draai het stuurwiel helemaal naar stuurboord. Dit eindpunt wordt elektronisch ingesteld door de elektromotor die bevestigd is aan het stuurwiel. Draai het stuurwiel naar bakboord en tel het aantal omwentelingen totdat het stuurwiel bij de bakboordaanslag stopt. Dit is het aantal omwentelingen om de aandrijvingen van helemaal stuurboord (26 ) naar helemaal bakboord ( 26 ) te zetten, met de middelste stand recht vooruit op nul (0) graden. In sommige gevallen zult u de elektronische areteerposities van het stuurwiel niet kunnen voelen. Dit gebeurt als de contactsleutel aan stuurboord op Uit staat, als de spanning van de accu van de stuurboordmotor laag is, als de 20 A stroomverbreker (meestal "Helm Main Power" of zoiets genoemd) is doorgeslagen of als er een storing in de stuurwielmotor is. Dit wegvallen van de feedback betekent echter niet dat de stuurfunctie is uitgevallen. De motoren stoppen wanneer het stuurwiel de volledige draaipositie bij elke vergrendeling heeft bereikt. De eigenschappen van uw boot die is ontwikkeld door de fabrikant in samenwerking met Mercury, is bepalend voor het aantal omwentelingen van vergrendeling tot vergrendeling. Dit zijn meestal ongeveer 2-1/2 omwentelingen van vergrendeling tot vergrendeling; dit is de stuurhoek van volledig stuurboord naar volledig bakboord. 90-8M0098414 nld JULI 2014 Bladzijde 3

Hoofdstuk 1 - Vertrouwd raken met het Axius systeem Basiswerking van joystick De joystick biedt bij langzaam varen en het aanmeren een intuïtieve controle over uw boot. In deze modus wordt het motortoerental begrensd tot ca. 1700-2500 omw/min, afhankelijk van de boot en het voortstuwingssysteem, om te veel golfslag of onaanvaardbare dynamiek van de boot tijdens het manoeuvreren te voorkomen. De DOCK-modus vermindert dit begrensde motortoerental tot ca. 30% en zal verder worden besproken in het hoofdstuk DOCK-modus. Deze begrenzing van het toerental varieert afhankelijk van het model en vermogen van de motor. Omgevingsomstandigheden zoals wind en stroming kunnen meer stuwvermogen vereisen dan wat eerder werd vermeld. Als voor het manoeuvreren meer vermogen is vereist, gebruikt u de elektronische afstandsbediening. Gebruikelijke plaats voor de joystick Hoewel de joystick gemakkelijk en intuïtief te bedienen is, kunt u deze beter niet eerder gebruiken dan zodra u de gelegenheid hebt om met de besturingskenmerken van de boot vertrouwd te raken en deze op open water met de joystick te besturen. Daarna zou u, voor het geval de joystick onbruikbaar wordt, af en toe ook moeten oefenen zonder de joystick. Beide motoren moeten draaien en beide ERC-hendels moeten in neutraalpositie staan om de joystick te kunnen gebruiken.. Strategie voor motorbewaking BELANGRIJK: De vaarsnelheid van de boot kan tot met stationair toerental dalen en de boot zal eventueel niet op de gashendelopdracht reageren. De motorbewakingsstrategie helpt de kans op motorschade beperken door het motorvermogen te verminderen wanneer er een mogelijk probleem door de PCM of het SmartCraft-systeem wordt gedetecteerd. Wanneer het bewakingssysteem een defect in het schakelsysteem of een andere abnormale situatie constateert, laat het de schakelhendel in de laatste bekende positie staan. Dus als de aandrijving is ingeschakeld en er een storing optreedt, blijft de aandrijving ingeschakeld. Als er aan het dodemanskoord wordt getrokken, de noodstopschakelaar wordt ingedrukt of de contactsleutel naar Uit wordt gedraaid en de motor weer wordt gestart, komt de versnelling in neutraal te staan. Zo kunt u nog steeds in vooruit blijven varen en een haven bereiken. De motorbewaking controleert: Motoroliedruk Koelvloeistoftemperatuur Zeewaterdruk Overtoeren Schakelsysteem Als de motorbewaking op uw boot wordt ingeschakeld, wordt dit door uw SmartCraft-instrumenten aangegeven en wordt u zo nodig geadviseerd om gas terug te nemen. Als de situatie dit vereist zal de motorbewaking soms gas terugnemen voor u. Neem contact op met een erkende dealer om een mogelijke herhaling van het probleem te voorkomen. De PCM slaat de storingen op: met deze informatie kan de monteur sneller een diagnose stellen van de problemen. Axius Premier-functies (indien aanwezig) Vereisten kaartplotter Vele functies van Axius Premier werken op basis van informatie van de kaartplotter. Maar niet elke kaartplotter beschikt over de informatiekwaliteit die nodig is om deze functies behoorlijk te laten werken. De kaartplotter in uw boot is geselecteerd uit een goedgekeurde lijst die is opgesteld en wordt bijgehouden door Mercury MerCruiser. Deze kaartplotters maken gebruik van specifieke software die voor werking met het Axius Premier systeem voldoet aan strenge eisen. Alle kaartplotters aan boord moeten hetzelfde gekalibreerd zijn. Op alle kaartplotters aan boord moet het alarm voor de aankomststraal zijn ingesteld op ten minste 0,05 zeemijl (0,06 mijl). Alle kaartplotters aan boord moeten routepuntgegevens kunnen uitwisselen. 55918 Bladzijde 4 90-8M0098414 nld JULI 2014

Hoofdstuk 1 - Vertrouwd raken met het Axius systeem Op sommige modellen kaartplotters moet de afstand voor de bochtovergang hoger dan de straal voor het aankomstalarm worden ingesteld. Raadpleeg voor informatie over de bochtovergang-afstand de gebruiksaanwijzing van de kaartplotter in kwestie. Slechte kwaliteit of onzorgvuldig door niet goedgekeurde kaartplotters of software gegenereerde informatie kan ertoe leiden dat functies verkeerd, onverwacht of helemaal niet werken. Het updaten van software naar een niet goedgekeurde versie kan er eveneens toe leiden dat het systeem niet goed functioneert. Wanneer uw kaartplotter service vereist, raadpleeg dan uw dealer of bel met de Mercury Customer Service voor goedgekeurde plotters, plotterinstellingen en compatibele software. VesselView Autopilot-scherm Op het Autopilot-scherm van VesselView wordt het volgende weergegeven: Stuurhoek van de aandrijvingen in de stand-bymodus Een digitale kompaswaarde van de huidige koers Drie pictogrammen voor het op dat moment geselecteerde responsniveau motortoerental a b a - koers b - stuurhoek-referentie c - motortoerental d - responsniveau d c Knoppen trackpad met het aan/uit-pictogram 56091 Het aan/uit-pictogram geeft aan dat u met de knoppen voor Skyhook, Auto Heading en Track Waypoint de Autopilotfunctie die op de knop staat kunt in- of uitschakelen. Als u op een knop met een aan/uit-pictogram drukt terwijl het lampje van die knop brandt, gaat het lampje in de knop uit en gaat het stand-bylampje branden. Als u op een knop met een aan/uit-pictogram drukt terwijl het lampje van die knop uit is, gaat het lampje voor de knop branden, klinkt er een enkele pieptoon en gaat het actief-lampje branden, tenzij er op dat moment een andere modus actief is. Als er op dat moment een andere modus actief is, kunt u deze uitschakelen door op de knop van de actieve modus te drukken. Druk vervolgens op de knop van de nieuwe modus. Als u op een knop met een aan/uit-pictogram drukt terwijl het lampje van die knop uit is, gaat het lampje voor de knop branden, klinkt er een enkele pieptoon en gaat het actief-lampje branden. Lampjes op de Autopilot-trackpad De lampjes op de Autopilot-trackpad geven aan wanneer een Autopilot-modus actief (ingeschakeld) of stand-by (uitgeschakeld) is. Als het stand-bylampje brandt, is de Autopilot uitgeschakeld. Als het actieflampje brandt, is de Autopilot ingeschakeld. Als u op de knop voor Auto Heading, Track Waypoint of Skyhook drukt, wordt die modus ingeschakeld en gaan zowel het bijbehorende lampje als het actieflampje branden. 90-8M0098414 nld JULI 2014 Bladzijde 5

Hoofdstuk 1 - Vertrouwd raken met het Axius systeem NB: Het stand-bylampje knippert wanneer het systeem de benodigde GPS-signalen probeert te verkrijgen. a b a - stand-bylampje b - actieflampje Autopilot-modi 51879! WAARSCHUWING Vermijd ernstig of dodelijk letsel. Onnadenkend gebruik van de boot kan resulteren in aanvaringen met andere schepen, zwemmers of de bodem. De Autopilot houdt een vooringestelde koers aan maar reageert niet automatisch op gevaren in de nabijheid van de boot. De bestuurder moet aan het roer blijven staan om gevaren te ontwijken en opvarenden te waarschuwen bij koerswijzigingen. De Autopilot omvat verschillende modi waarmee u uw boot naar een specifieke koers kunt sturen, of naar bestemmingen die zijn gegenereerd door een kaartplotter en GPS-unit. Als u gebruik maakt van een apparaat voor het genereren van koersinformatie, hoort u vertrouwd te zijn met de werking van die kaartplotter en de GPS-unit voordat u de Autopilot gaat gebruiken bij het besturen van uw boot. De Autopilot regelt geen snelheid, alleen richting, en kan geen gevaren bij de navigatie waarnemen. Deze automatische modi ontslaan de bestuurder niet van de verantwoordelijkheid om aan het roer te blijven staan en te blijven letten op andere boten, personen in het water of gevaren bij het navigeren. Bij gebruik van de Autopilot met een kaartplotter en een GPS-unit voor het navigeren langs een reeks routepunten (een route) zal de boot niet naar de exacte locatie van het routepunt varen voordat hij koers zet naar het volgende bestemmingpunt. De kaartplotter creëert een zone (de aankomstcirkel) rondom het punt, en de Autopilot meldt aankomst op de bestemming zodra de boot die zone binnenvaart. Bladzijde 6 90-8M0098414 nld JULI 2014

Inhoudsopgave Om te beginnen... 8 De motor starten... 8 Traditioneel manoeuvreren met stuur en stuwkracht...8 De boot vooruit of achteruit manoeuvreren... 8 De boot bij lage snelheden in scherpe bochten sturen... 8 De boot bij lage snelheden om zijn as laten draaien... 8 Functies digitaal gas en schakelen (Digital Throttle And Shift; DTS)... 9 Transfer (boten met twee roeren)... 10 Afmeermodus... 10 Alleen gasmodus... 11 Enkele hendelmodus... 11 Motoren synchroniseren... 12 Gebruik met één motor... 12 Manoeuvreren met de joystick... 13 De aandrijvingen centreren na gebruik van de joystick... 14 De ERC hendels verstellen in de joystickmodus... 14 Automatische trimfunctie... 14 Axius Premier (indien aanwezig)... 15 VesselView Autopilot scherm... 15 Skyhook positiebehoudfunctie... 15 Belangrijke veiligheidsoverwegingen... 16 Skyhook inschakelen... 16 Skyhook uitschakelen... 17 Skyhook gebruiken... 17 Hoofdstuk 2 - Op het water Hoofdstuk 2 - Op het water Responsinstellingen... 18 Autopilot modi... 18 Auto Heading (automatische koers)... 18 Auto Heading (automatische koers) inschakelen... 18 Koers aanpassen met de "Turn" knoppen of de joystick... 19 Een koers hervatten... 20 Auto Heading (automatische koers) uitschakelen... 20 Track Waypoint (bestemmingspunt volgen)... 21 De modus Track Waypoint (bestemmingspunt volgen) inschakelen... 22 De Track Waypoint modus uitschakelen... 23 "Turn" knoppen in de Track Waypoint modus... 23 Auto Heading knop in de Track Waypoint modus... 23 Draaien aangeven bij aankomst op bestemmingspunt... 23 Waypoint Sequence (reeks bestemmingspunten)... 24 Cruise control... 25 Besturingsoverdracht... 26 Besturingsoverdracht aanvragen... 26 Besturingsoverdracht en Autopilot... 27 Informatie over de accu... 27 Aanbevelingen voor onderhoud en langdurige opslag van accu's... 27 Opnieuw vaarklaar maken... 27 Transporteren van een Axius boot... 28 2 90-8M0098414 nld JULI 2014 Bladzijde 7

Hoofdstuk 2 - Op het water Om te beginnen De motor starten 1. Zet de afstandsbedieningshendel op neutraal.! WAARSCHUWING Explosieve dampen in de motorruimte kunnen brand of ontploffing veroorzaken en ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben. Laat daarom voordat u de motor start de motorruimventilator eerst ten minste vijf minuten draaien of lucht de motorruimte gedurende vijf minuten. 2. Draai de contactsleutel naar RUN. NB: Deze motorinstallatie is voorzien van SmartStart en kan een drukknop voor het starten hebben. SmartStart regelt het volledige startproces, zodat u de startknop niet ingedrukt hoeft te houden of de contactschakelaar vast hoeft te houden om de motor te starten en dan los te laten zodra de motor aanslaat. Als u de startknop indrukt, stuurt de PCM een startsignaal naar de motor. Het startproces wordt beëindigd als de motor niet aanslaat, en zodra de motor op een toerental van 400 omw/min komt. Als u probeert de motor te starten terwijl deze al draait, wordt de motor uitgeschakeld. 3. Zet de contactsleutel in de stand START en laat hem weer los of druk de start/stop-knop in en laat deze weer los. Laat de motor als hij koud is 6 10 minuten stationair draaien, of totdat de motortemperatuur is gestegen tot 71 C (160 F) voor een gesloten koelsysteem en 60 C (140 F) voor een standaard koelsysteem. 4. Als de motor na drie pogingen nog niet aanslaat: a. Druk de knop Alleen-gas in en plaats de afstandsbedieningshendel/gashendel in de stand 1/4 gas. b. Zet de contactsleutel in de stand START en laat hem weer los of druk de start/stop-knop in en laat deze weer los. Zorg dat u de bedieningshendel snel op stationair kunt zetten. Wacht totdat het motortoerental stabiel is voordat u schakelt. KENNISGEVING Als u in versnelling schakelt terwijl het motortoerental hoger is dan stationair, raakt het aandrijfsysteem beschadigd. Schakel de aandrijving alleen in versnelling als de motor stationair draait. 5. Inspecteer de motorinstallatie op lekkage van brandstof, olie, water en uitlaatgassen. 6. Zet de bedieningshendel met een snelle, kordate beweging naar voren om naar vooruit te schakelen, of naar achteren om naar achteruit te schakelen. Nadat u hebt geschakeld, geeft u meer gas totdat u de gewenste instelling hebt bereikt. Traditioneel manoeuvreren met stuur en stuwkracht Manoeuvreren met uw Axius-boot gaat voor een groot deel net als bij een traditionele boot met hekaandrijving. Het verschil is dat het Axius-aandrijfsysteem de manoeuvreermogelijkheden van uw boot bij zowel lage als planeersnelheden vergroot. Bij lage snelheden kan het aandrijfsysteem de stuwkracht sturen via onafhankelijk werkende aandrijvingen, waardoor de boot directer reageert op draaien. Het Axius-aandrijfsysteem is uitgerust met schroeven die in tegenovergestelde richting draaien en bij versnellen of vertragen geen golfslag veroorzaken. De boot vooruit of achteruit manoeuvreren Zet een of beide motoren in de vooruit- of achteruitversnelling en stuur met het stuurwiel zoals u dat in elke andere vergelijkbare boot zou doen. De boot bij lage snelheden in scherpe bochten sturen Draai het stuurwiel in de richting van de bocht om de boot bij lage snelheid in een scherpe bocht te sturen. Wanneer het stuurwiel volledig gedraaid is, kunt u de bocht nog scherper maken door meer gas te geven aan de binnenaandrijving. De boot bij lage snelheden om zijn as laten draaien Zet de aandrijvingen recht vooruit. Laat de boot rechtsom draaien door de stuurboordmotor in achteruit te zetten en de bakboordmotor in vooruit. Laat de boot linksom draaien door de bakboordmotor in achteruit te zetten en de stuurboordmotor in vooruit. U kunt de draaisnelheid verhogen door tegelijkertijd beide ERC-hendels te verstellen op meer gas. Er moet meer gas in de achteruit worden gegeven om de aandrijving vooruit te compenseren. Bladzijde 8 90-8M0098414 nld JULI 2014

Functies digitaal gas en schakelen (Digital Throttle And Shift; DTS) Hoofdstuk 2 - Op het water Het DTS-systeem heeft verschillende gebruiksmodi voor de hendels van de elektronische afstandsbediening (ERC). Elk van de vermelde functies kan tegelijk met de andere worden gebruikt. a j i h b c d e f ERC voor twee motoren a - trimbediening (hendel) b - trimbediening (trackpad) c - neutraallampjes d - transferfunctie e - Afmeermodus f - + (helderheid vergroten) g - Alleen-gasmodus h - (helderheid verminderen) i - besturing met enkele hendel j - synchronisatie-functie g 51853 DTS-trackpad op dashboard 52793 Bedieningsorgaan Bedieningselement voor trimmen NEUTRAAL (lampjes) LANGZAAM VAREN TRANSFER DOCK THROTTLE ONLY 1 HENDEL SYNC + (verhogen) en (verlagen) Functie Zet de aandrijvingen hoger of lager voor optimale efficiëntie of in geval van varen in ondiep water of vervoer op een aanhanger. Gaan branden als de aandrijving in neutraal staat. De lampjes knipperen als de motor in de modus Alleen-gas staat. Beperkt het toerental bij stationair vooruit tot een toerental dat in de PCM of de vessel personality is ingesteld. Gebruik de knoppen "+" en " " om de gewenste snelheid of het gewenste toerental in te stellen. NB: De functie voor langzaam varen is niet beschikbaar voor sommige trackpads die op de ERC zijn gemonteerd; hij is alleen beschikbaar voor trackpads op het dashboard. Voor boten met trackpads op de ERC maar geen knop voor Langzaam varen is de functie voor langzaam varen via VesselView beschikbaar. Maakt het mogelijk om de besturing over te dragen naar een ander dashboard. Zie Besturingsoverdracht. Beschikbaar bij gebruik van een joystick en ERC. Bij gebruik van de joystick wordt de gasklepcapaciteit verlaagd tot circa 70% van de normale gasvraag bij joystickgebruik. Voor bedieningshendels wordt de gasklepcapaciteit verlaagd tot circa 50% van de normale gasvraag bij hendelgebruik. Hiermee kan de bestuurder het motortoerental verhogen zonder de motor in versnelling te zetten. Zie Alleen-gasmodus. Maakt het mogelijk om de gas- en schakelfuncties voor alle motoren te regelen met de bakboordhendel. Zie Modus enkele hendel. Schakelt de automatische synchronisatiefunctie in of uit. Zie Motoren synchroniseren. Verhoogt en verlaagt de helderheidsinstellingen voor de trackpad, de VesselView-display en de SmartCraft-meters. NB: Op DTS-trackpads op het dashboard wordt de snelheid voor langzaam varen met de volgende knoppen verhoogd of verlaagd. 90-8M0098414 nld JULI 2014 Bladzijde 9

Hoofdstuk 2 - Op het water Transfer (boten met twee roeren) Met de transferfunctie kan de bestuurder de besturing van de boot van het actieve roer overzetten op het inactieve roer op boten met twee roeren. Zie Besturingsoverdracht. 51858 Afmeermodus Transferknop en -lampje In de afmeermodus wordt het toerental binnen het gehele bereik met 50% verlaagd zodat het motorvermogen in situaties met weinig ruimte zorgvuldig kan worden geregeld. Als voor het manoeuvreren meer vermogen is vereist omdat de omstandigheden meer stuwkracht vereisen, gebruikt u de afmeermodus niet. NB: Als de joystick is ingeschakeld in de afmeermodus, wordt het vermogen in de afmeermodus verlaagd tot 70% van het reeds voor de joystick verlaagde vermogen. Inschakelen afmeermodus: 1. Zet beide ERC-hendels in neutraal. 2. Druk op de afmeerknop op de DTS-trackpad. 3. Het afmeerlampje gaat branden. 4. Zet een van beide ERC-hendels in de versnelling. NB: Het motortoerental en beschikbare vermogen worden evenredig met het verstellen van de gashendel verlaagd. 51854 Afmeerknop en -lampje Uitschakelen afmeermodus: 1. Zet beide ERC-hendels in een willekeurige arreteerstand of neutraal. NB: De afmeermodus wordt alleen uitgeschakeld als de hendels op een arreteerstand zijn gezet. 2. Druk op DOCK. Het afmeerlampje gaat uit. Bladzijde 10 90-8M0098414 nld JULI 2014

Alleen-gasmodus Hoofdstuk 2 - Op het water Als u de joystick verstelt terwijl de motoren draaien en de bedieningshendels op neutraal staan, krijgt de boot de opdracht om te gaan varen. De Alleen-gasmodus moet worden gebruikt om de joystick uit te schakelen als de schipper niet aan het roer staat. Door de ERC in de Alleen-gasmodus te zetten, wordt onbedoeld schakelen voorkomen. De aandrijvingen lopen via het stuurwiel of de joystick en het toerental van de motoren kan worden verhoogd in de Alleen-gasmodus, terwijl de versnelling in de neutraalstand blijft staan. 51855 Alleen-gasmodus inschakelen: 1. Zet beide ERC-hendels in neutraal. Alleen-gasknop en -lampje 2. Druk op THROTTLE ONLY op de DTS-trackpad. Het Alleen-gaslampje gaat branden en de neutraallampjes gaan knipperen. 3. Zet een van beide ERC-hendels op de arreteerstand voor voor- of achteruit. De waarschuwingshoorn geeft telkens een signaal wanneer de hendels in of uit de versnelling worden geschakeld in de Alleen-gasmodus, maar de aandrijving blijft in neutraal staan. NB: De Alleen-gasmodus is ook van invloed op de werking van de joystick. De aandrijvingen bewegen en het toerental kan worden verhoogd, maar de versnelling blijft in neutraal staan. 4. Het toerental van de motoren kan worden verhoogd. De alleen gas-modus uitschakelen: 1. Zet beide ERC-hendels in neutraal. De Alleen-gasmodus kan alleen worden uitgeschakeld als de ERC-hendels in neutraal staan. NB: Als u op THROTTLE ONLY drukt terwijl de ERC-hendels zijn ingeschakeld, gaat alleen het Alleen-gaslampje uit. De motoren blijven in de Alleen-gasmodus staan totdat u de hendels op neutraal zet. 2. Druk op THROTTLE ONLY. Het Alleen-gaslampje gaat uit. 3. De neutraallampjes stoppen met knipperen en branden constant. U kunt nu de ERC-hendels of de joystick gebruiken om de boot te besturen. Enkele-hendelmodus De joystickbesturing biedt de mogelijkheid om alle motoren met één hendel te bedienen. Dat vereenvoudigt het motorgebruik. De enkele-hendelmodus is niet van invloed op de werking van de joystick. Hij is niet gelijk aan de systeemfunctie die Sync heet. 51856 Enkele-hendelmodus inschakelen: 1. Zet beide ERC-hendels in neutraal. Enkele-hendelknop en -lampje 2. Druk op 1 LEVER op de DTS-trackpad. Het lampje voor de enkele-hendelmodus gaat branden. 3. Zet de stuurboord-erc-hendel in de versnelling. 4. Het motortoerental op de motoren wordt synchroon verhoogd en verlaagd, terwijl beide aandrijvingen ingeschakeld blijven. Enkele-hendelmodus uitschakelen: 1. Zet beide ERC-hendels in neutraal. 90-8M0098414 nld JULI 2014 Bladzijde 11

Hoofdstuk 2 - Op het water 2. Druk op 1 LEVER. Het lampje voor de enkele-hendelmodus gaat uit. Motoren synchroniseren De synchronisatiemodus is een automatische functie voor motorsynchronisatie die bij het opstarten automatisch wordt ingeschakeld. De synchronisatiemodus bewaakt de positie van beide ERC-hendels. Als beide hendels zich binnen 10% van elkaar bevinden, wordt het toerental van alle motoren gesynchroniseerd met het toerental van de stuurboordmotor. Het SmartCraft-systeem schakelt de synchronisatie automatisch uit bij de laatste 10% van het hendelbereik, om de motor de gelegenheid te geven het maximaal haalbare toerental te bereiken. De synchronisatiemodus kan pas worden ingeschakeld wanneer het vereiste minimumtoerental is bereikt. Het controlelampje in de SYNC-knop gaat branden als beide motoren zijn ingeschakeld. Het lampje brandt geel in de stationairstand en bij 95% van volgas, en wanneer de motoren niet gesynchroniseerd zijn. Het lampje brandt rood als de motoren gesynchroniseerd zijn. 51857 Synchronisatieknop en -lampje In VesselView wordt een oranje pictogram weergegeven als het verschil tussen de motortoerentallen meer dan 10% bedraagt. Het pictogram wordt rood als de motoren gesynchroniseerd zijn. Als de synchronisatiemodus is uitgeschakeld, is het pictogram uit. Sync-modus uitschakelen: 1. Zet de ERC-hendels in een willekeurige arreteerstand. 2. Druk op SYNC. Het synchronisatielampje gaat uit. Druk op een willekeurig tijdstip op de SYNC-knop om de synchronisatiemodus in te schakelen. Gebruik met één motor Als een motor of stuursysteem tijdens gebruik uitvalt, wordt de beweging van de resterende aandrijving bij het binnenboords draaien begrensd. Dit voorkomt dat de aandrijvingen elkaar raken, aangezien de actieve aandrijving niet in staat is de positie van de uitgeschakelde aandrijving te bepalen. De boot is nog steeds operationeel, maar de manoeuvreerbaarheid wordt verlaagd wanneer er bewogen wordt naar de kant met de niet werkende aandrijving. Zie de grenswaarden voor de binnenboordse aandrijvingshoek in de tabel hieronder. De aandrijving kan nog steeds draaien binnen het volledige bewegingsbereik wanneer er van de uitgeschakelde aandrijving wordt bewogen. Wees extra voorzichtig wanneer een van de aandrijvingen is uitgeschakeld. NB: Als er slechts één motor draait, is de joystick niet beschikbaar. Aandrijvingslimieten voor de motor bij moduledefecten Motoren met en zonder emissieregeling Grenswaarde maximale binnenboordse aandrijvingshoek 4.5L Axius Joystick Piloting modellen 3,0 De grenswaarde kan groter zijn dan in voorgaande tabel, afhankelijk van de eigenschappen van de voortstuwingseenheid en de afstand tussen de aandrijvingen. Oefen in het varen met slechts één motor om vertrouwd te raken met de beperkingen die dit voor de beweging van de boot oplevert. BELANGRIJK: Dit oefenen in het varen met één motor moet worden gedaan in open water, zonder obstakels of ander vaarverkeer. Doe het volgende om het varen met één motor te oefenen: 1. Zorg dat de boot in open water licht met een rustige golfslag. 2. Zet de motoren af. 3. Start alleen de stuurboordmotor. 4. Schakel de stuurboordmotor in vooruit. 5. Probeer bij stationair te sturen met de boot, en let op hoe de boot reageert. 6. Zet de gashendel langzaam naar voren terwijl u probeert te sturen. Let op hoe de boot reageert. 7. Nadat u bij verschillende toerentallen met alleen de stuurboordmotor hebt gevaren, schakelt u de stuurboordmotor in neutraal. 8. Start nu de bakboordmotor om weer normaal te gaan varen. Bladzijde 12 90-8M0098414 nld JULI 2014

Hoofdstuk 2 - Op het water BELANGRIJK: Bij het varen met een enkele motor terwijl de bakboordmotor draait kunnen twee situaties optreden. 1) Als de bakboordmotor draait en de contactsleutel van de stuurboordmotor op UIT staat, zult u geen feedback over de eindarreteerstand van het stuurwiel kunnen voelen. 2) Als u de contactsleutel van de stuurboordmotor naar AAN zet, voelt u de feedback over de eindarreteerstand van het stuurwiel weer. Manoeuvreren met de joystick! WAARSCHUWING Een draaiende schroef, een bewegende boot of een massief apparaat dat aan de boot is bevestigd kunnen ernstige of dodelijke verwondingen toebrengen aan zwemmers. Stop de motor onmiddellijk wanneer iemand in het water zich nabij de boot bevindt. NB De 'vessel personality' die bepalend is voor de wijze waarop de boot op joystickopdrachten reageert, is ontwikkeld voor een normale belasting en normaal gebruik van de boot onder ideale vaaromstandigheden. Verschillen in wind, stroming en lading kunnen de werking van de joystickbesturing aanzienlijk beïnvloeden. Een boot die bij de boeg zwaar is geladen, zal bijvoorbeeld anders reageren dan een boot die bij de spiegel zwaarder is geladen. De 'vessel personality' kan deze variabelen niet voorzien en kan er niet voor compenseren. Het is de taak van de bestuurder om de vereiste correcties aan te brengen door de verdeling van de lading over de boot te wijzigen of door de extra manoeuvres uit te voeren die nodig zijn om het gewenste vaargedrag te verkrijgen. De joystick is een besturingsinterface met enkele hendel voor het manoeuvreren met de boot. Het besturen van de boot via de joystick is handig voor manoeuvres in nauwe ruimten en onder de meeste omstandigheden tijdens het afmeren. U kunt de joystick tegelijkertijd bewegen en draaien om in nauwe ruimtes ingewikkelde manoeuvres uit te voeren. Het computerbesturingssysteem berekent automatisch de stuurhoek voor elke motor, het gasniveau en de versnelling die vereist zijn om de boot in de richting te duwen of draaien die overeenkomt met de beweging of draaiing van de joystick. Bijvoorbeeld: als u de joystick opzij verstelt, geeft het besturingssysteem van de computer de motoren de opdracht om zijwaartse stuwkracht op de boot uit te oefenen. Als u de joystick draait, wekt de computer krachten op die de boot rond zijn middelpunt laten draaien. De joystick werkt recht evenredig, wat betekent dat hoe verder u de joystick uit het midden beweegt, hoe meer stuwkracht er in die richting wordt geleverd. Bij gebruik van de joystick wordt de beschikbare motorvraag beperkt. Voor joystickbesturing van de boot geldt het volgende: 1. Beide motoren moeten draaien om de joystick te kunnen gebruiken. 2. Voor een optimale stuurfunctie moeten alle motoren helemaal omlaag getrimd worden, waarna u de automatische trimfunctie gebruikt om de motoren onder de optimale trimhoek te zetten. Als de motoren al omlaag getrimd zijn, hoeft de bestuurder de trimstand niet te wijzigen. Het besturingssysteem op de computer trimt de motoren automatisch omhoog tot de in de 'vessel personality' voor voortstuwing vastgestelde hoek wanneer de joystick wordt ingeschakeld. Als de motoren omhoog zijn getrimd, moet de bestuurder ze met de hand helemaal omlaag trimmen, op voorwaarde dat dit geen gevaarlijke situatie oplevert. Het systeem trimt de motoren niet automatisch omlaag als de joystick wordt ingeschakeld. Zie voor meer informatie Automatische trimfunctie. BELANGRIJK: Na gebruik van de joystick en voordat u gaat planeren moet de trimstand worden ingesteld op een hoek voor normaal varen. Het besturingssysteem op de computer zet de aandrijvingen niet terug in de stand waarop ze stonden voordat de joystick werd ingeschakeld. 3. Zet alle elektronische afstandsbedieningshendels op neutraal. Voor Zero Effort-bediening schakelt u naar neutraal en zet u de gashendels op stationair. 4. Beweeg de joystick in de richting waarin u de boot wilt bewegen, of draai de joystick in de richting waarin u de boot wilt draaien. De joystick kan tegelijkertijd worden bewogen en gedraaid. De volgende afbeelding geeft een beperkt aantal voorbeelden van de belangrijkste reacties van de boot op bewegingen van de joystick. De afbeeldingen tonen bij benadering de interactie tussen joystickhandelingen en de respons van de boot. Voor exact manoeuvreren zijn meerdere joystickhandelingen en extra gebruikerscorrecties nodig om de manoeuvre precies uit te voeren. 90-8M0098414 nld JULI 2014 Bladzijde 13

Hoofdstuk 2 - Op het water NB: De joystick heeft geen arreteerstanden. Hij kan op een van de hier weergegeven pijlen worden gezet of op een willekeurige stand daar tussenin. g h f j a e i b d c a - Vooruit b - schuin naar voren, stuurboord c - lateraal naar stuurboord d - schuin naar achteren, stuurboord e - Achteruit f - schuin naar achteren, bakboord g - lateraal naar bakboord h - schuin naar voren, bakboord i - Gieren aan bakboord j - Gieren aan stuurboord 52544 De aandrijvingen centreren na gebruik van de joystick Als u de joystick loslaat, blijven de aandrijvingen in de laatste opgedragen stand staan, tenzij de laatste opdracht gieren was (ronddraaien van de joystick). Draai het stuurwiel of draai de joystick rond om de aandrijvingen te centreren. De ERC-hendels verstellen in de joystickmodus Als de ERC-hendels worden versteld terwijl de joystick wordt gebruikt, wordt er een niet-kritieke storing in het systeem gezet. Er klinkt een reeks pieptonen met tussenperioden van zes seconden, de storing 'ERC override' wordt op de VesselView gemeld en de ERC neemt de besturing van de boot over van de joystick. Nadat de ERC-hendels zijn teruggezet op neutraal kan de boot weer met de joystick worden bestuurd. Automatische trimfunctie Het Joystick Piloting-systeem heeft een automatische trimfunctie die kan worden gebruikt in combinatie met het Skyhook positiesysteem en de joystick. De functie trimt de aandrijvingen automatisch omhoog of omlaag tot een stand die door de bootbouwer is ingesteld. Automatische trimfunctie inschakelen De automatische trimfunctie wordt ingeschakeld als de ERC-hendels in versnelling worden gezet en dan naar neutraal wordt teruggezet, of als de motoren worden gestart. Automatisch omhoog trimmen Als de bestuurder de besturing van de boot met de joystick wil overnemen, zet de automatische trimfunctie alle lager getrimde aandrijvingen omhoog in de vooringestelde stand, als de automatische trimfunctie is ingeschakeld zoals hierboven beschreven. De automatische trimfunctie trimt de aandrijvingen ook omhoog als Skyhook wordt ingeschakeld. Nadat de aandrijvingen tot de vooringestelde stand omhoog zijn getrimd, wordt de automatische trimfunctie uitgeschakeld: hij kan alleen weer worden ingeschakeld zoals hierboven beschreven. Automatisch omlaag trimmen Als de bestuurder de besturing van de boot met de joystick wil overnemen en een of meer aandrijvingen hoger dan de vooringestelde stand zijn getrimd, wordt op de VesselView-display een popup weergegeven. En ook als Skyhook wordt ingeschakeld terwijl een of meer aandrijvingen hoger dan de vooringestelde stand zijn getrimd, wordt de popup weergegeven. De popup verdwijnt na 10 seconden, maar de bestuurder heeft 15 seconden de tijd om de functie voor automatisch omlaag trimmen in te schakelen. Om het omlaag trimmen in te schakelen, drukt u kort op de knop voor alles omlaag trimmen op de ERC of de trimpad. Alle aandrijvingen die hoger dan de vooringestelde stand zijn getrimd, worden automatisch tot de vooringestelde stand omlaag getrimd. Om het automatisch omlaag trimmen van een bepaalde aandrijving te stoppen, drukt u op een van de trimknoppen (omhoog of omlaag) voor die aandrijving. Om het omlaagtrimmen van alle aandrijvingen te stoppen, drukt u op een willekeurige knop voor alles trimmen. BELANGRIJK: De vooringestelde positie voor de automatische trimstand is tot op ±3 nauwkeurig, wat betekent dat de automatische trimfunctie de trimstand in beide richtingen tot maximaal 3 te hoog of laag kan instellen. Als een aandrijving automatisch omhoog is getrimd en de andere aandrijving automatisch omlaag is getrimd, kan het verschil in de trimstand van de aandrijvingen wel 6 bedragen. Dit is geen defect. Alle aandrijvingen in dezelfde automatische trimstand zetten: 1. Zorg dat de motoren zijn afgezet maar de contactsleutels op Aan staan, en trim alle aandrijvingen helemaal omlaag. Houd de trimknop nog drie seconden ingedrukt. 2. Start de motoren. 3. Automatische trimfunctie inschakelen. 4. Schakel de joystick of Skyhook in. De aandrijvingen worden automatisch tot dezelfde stand omhoog getrimd. Bladzijde 14 90-8M0098414 nld JULI 2014

Axius Premier (indien aanwezig) VesselView Autopilot-scherm Op het Autopilot-scherm van VesselView wordt het volgende weergegeven: De hoek van de aandrijvingen in de standby-modus Een digitale kompaswaarde van de huidige koers Drie pictogrammen voor het op dat moment geselecteerde responsniveau motortoerental Hoofdstuk 2 - Op het water a b a - koers b - stuurhoek-referentie c - motortoerental d - responsniveau d c 56091 Skyhook positiebehoudfunctie Uw boot is uitgerust met de Skyhook positiebehoudfunctie. Dit systeem maakt gebruik van GPS-technologie en een elektronisch kompas voor automatische schakelbediening, gas en besturing om koers en positie te behouden. Deze functie kan praktisch zijn wanneer u stil ligt om te tanken, wacht totdat een brug wordt geopend of wanneer het water te diep is voor een anker. Skyhook houdt geen exact bepaalde positie aan, maar houdt de boot binnen een vaste koers binnen een gebied. De afmetingen van dit gebied zijn afhankelijk van de nauwkeurigheid van het GPS-satellietsysteem, de signaalkwaliteit van de satelliet, de fysieke positie van de satellieten in verhouding tot de ontvanger, zonnevlammen en de afstand tussen de ontvanger op de boot en grote bouwwerken (bijv. bruggen en gebouwen) en bomen. Onder bepaalde omstandigheden zal Skyhook hierdoor zo sterk worden beïnvloed dat het systeem wordt uitgeschakeld. De bestuurder moet aan het roer blijven staan wanneer Skyhook is ingeschakeld, en blijven letten op veranderende omstandigheden zoals de aanwezigheid van andere boten of zwemmers, of het uitschakelen van Skyhook. Onder normale gebruiksomstandigheden houdt Skyhook de boot binnen een straal van 10 m (30 ft). Deze afstand kan onder bepaalde omstandigheden echter toenemen tot een straal van 30 m (100 ft). Omdat Skyhook de boot ONGEVEER op de juiste positie houdt, kan dat beteken dat uw boot in aanvaring komt met andere objecten vlakbij de boot, wat schade kan veroorzaken. Gebruik Skyhook niet als uw boot vlakbij een dok, paal, brug, een andere boot of een zwemmer ligt.! WAARSCHUWING Skyhook is een automatisch systeem. Gebruik van dit systeem ontslaat de bestuurder niet van de verplichting om aan het roer te blijven staan en op eventueel veranderende omstandigheden te letten. Bij aanwezigheid van zwemmers of andere boten en als Skyhook wordt uitgeschakeld moet de bestuurder de handmatige besturing van de boot kunnen hervatten. 90-8M0098414 nld JULI 2014 Bladzijde 15

Hoofdstuk 2 - Op het water Belangrijke veiligheidsoverwegingen Activiteiten in het water nabij het vaartuig kunnen leiden tot letsel of de dood als Skyhook is ingeschakeld. De bestuurder moet de waarschuwingsstickers op de boot lezen en in acht nemen, en aan de opvarenden de werking van Skyhook uitleggen alvorens de functie te gebruiken. Stickers bij de Autopilot-trackpad 52820 Sticker bij het instapgedeelte bij de spiegel BELANGRIJK: Als deze stickers onvindbaar zijn of niet meer leesbaar zijn, moeten ze worden vervangen voordat Skyhook wordt ingeschakeld. Neem voor nieuwe stickers contact op met de bootbouwer of een erkende Mercury Marine reparatiewerkplaats. Alvorens Skyhook in te schakelen, moet de bestuurder: 1. De opvarenden laten weten hoe Skyhook werkt, aangeven dat ze uit het water en van het zwemplatform en de ladder vandaan moeten blijven en moeten beseffen dat de positie van de boot plotseling kan veranderen. 2. Stel opvarenden op de hoogte van akoestische en visuele waarschuwingssystemen op de boot, en wanneer deze actief kunnen zijn. 3. Zorg dat niemand zich bij de achterkant van de boot of in het water vlak rondom de boot bevindt. Nadat Skyhook is ingeschakeld, moet de bestuurder: 1. Aan het stuur blijven en goed blijven uitkijken. 2. Skyhook uitschakelen als iemand het water ingaat of de boot vanuit het water benadert.! WAARSCHUWING Een draaiende schroef, een bewegende boot of een apparaat dat is bevestigd aan een bewegende boot kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken bij mensen in het water. Wanneer Skyhook is ingeschakeld, draaien de schroeven en beweegt de boot om op dezelfde plaats te blijven. Zet de motoren onmiddellijk af als iemand zich in het water in de buurt van de boot bevindt. Skyhook inschakelen Skyhook kan pas worden ingeschakeld als de joystick en de bedieningshendels op neutraal staan. 1. Breng de boot naar de gewenste positie. 2. Controleer of de ERC-hendels in neutraal staan. 3. Overtuig u ervan dat er geen zwemmers of obstakels in de buurt van de boot zijn. 4. Druk op de Skyhook-knop. NB: Er klinkt een dubbele pieptoon als Skyhook niet wordt ingeschakeld. 52821 Bladzijde 16 90-8M0098414 nld JULI 2014

Hoofdstuk 2 - Op het water Als u op de Skyhook-knop op de Autopilot-trackpad hebt gedrukt, wordt de popup met de Skyhook-waarschuwing op VesselView weergegeven. Nadat u de popup hebt bevestigd, wordt op VesselView een Skyhook-waarschuwing weergegeven in het contextveld, met de schakelstanden in het oranje. 51861 a a - Skyhook-waarschuwing b - schakelstand b Skyhook uitschakelen Skyhook kan op verschillende manieren worden uitgeschakeld: Draai aan het stuur. Druk op de Skyhook-knop op de Autopilot-trackpad. Beweeg de joystick en zet hem terug naar de oorspronkelijke neutraalstand. Verstel de ERC-hendels. Schakel een of meer motoren uit. Skyhook wordt niet automatisch hervat nadat het stuurwiel, de hendels of de joystick weer in de oorspronkelijke stand zijn teruggezet. Druk nogmaals op de Skyhook-knop om de functie opnieuw in te schakelen. Skyhook gebruiken 55809 Het reactieniveau van het Skyhook-systeem is afhankelijk van de wind en stroming. Onderzoek in welke positie uw boot het best reageert op snelheid en richting van wind en stroming. Oefen met Skyhook om te bepalen wat het meest geschikt is voor uw boot onder verschillende omstandigheden. Bij extreem weer of een ruwe zee zal Skyhook de koers en positie van de boot soms niet kunnen behouden. Dit geldt met name als de koers van de boot haaks op de wind- of stroomrichting ligt. Als de wind of stroomrichting de boot uit de met Skyhook ingestelde positie duwen, draait Skyhook de boeg van de boot terug naar het oorspronkelijk ingestelde punt. Naarmate de boot verder wordt weggeduwd draait Skyhook de boeg verder naar het ingestelde punt totdat de boeg precies naar het ingestelde punt wijst. Als Skyhook tijdens deze procedure de omstandigheden kan overwinnen en de positie kan behouden, wordt het draaien van de boeg gestopt. Als de omstandigheden verbeteren en Skyhook de boot naar het oorspronkelijke ingestelde punt kan terugbrengen, draait Skyhook de boeg terug naar de oorspronkelijke koers terwijl het de boot terugbrengt naar het ingestelde punt. Als de boot te ver van het ingestelde punt afdrijft, meldt Skyhook aan de bestuurder dat het de positie niet kan behouden. Skyhook zal blijven proberen om naar het ingestelde punt terug te keren tenzij de bestuurder de besturing van de boot overneemt. 90-8M0098414 nld JULI 2014 Bladzijde 17

Hoofdstuk 2 - Op het water Om het effect van extreme omstandigheden op de werking van Skyhook zo veel mogelijk te beperken, raadt Mercury Marine aan om de koers van de boot zo te kiezen passen dat de boeg (of bij sommige boten de spiegel) tegen de wind- of stroomrichting in wijst. Skyhook kan onverwacht uitgeschakeld worden als het motorvermogen of het GPS-signaal wegvalt. In dat geval geeft Skyhook een alarm, worden de motoren op neutraal gezet en zal de boot met de wind en stroming mee drijven. U moet altijd in staat zijn om de besturing weer in eigen hand te nemen. Responsinstellingen In VesselView kan de bestuurder instellen hoe snel de boot reageert op geprogrammeerde veranderingen in de Autopilotmodussen. De responssnelheid is standaard ingesteld op 3. Druk een keer op de responsknop om de huidige instelling weer te geven. Het responslampje knippert om de huidige instelling weer te geven. Als u binnen vijf seconden op de knop drukt, wordt de responsinstelling op het volgende niveau ingesteld. Autopilot-modi Aantal knipperingen Aangegeven responsinstelling Kracht van de correctie 1 1 Mild (voor milde of kalme omstandigheden) 2 2 Gemiddeld (voor gemiddelde omstandigheden) 3 3 Krachtig (voor zware omstandigheden)! WAARSCHUWING Vermijd ernstig of dodelijk letsel. Onnadenkend gebruik van de boot kan resulteren in aanvaringen met andere schepen, zwemmers of de bodem. De Autopilot houdt een vooringestelde koers aan maar reageert niet automatisch op gevaren in de nabijheid van de boot. De bestuurder moet aan het roer blijven staan om gevaren te ontwijken en opvarenden te waarschuwen bij koerswijzigingen. De Autopilot omvat verschillende modi waarmee u uw boot naar een specifieke koers kunt sturen, of naar bestemmingen die zijn gegenereerd door een kaartplotter en GPS-unit. Als u gebruik maakt van een apparaat voor het genereren van koersinformatie, hoort u vertrouwd te zijn met de werking van die kaartplotter en de GPS-unit voordat u de Autopilot gaat gebruiken bij het besturen van uw boot. De Autopilot regelt geen snelheid, alleen richting, en kan geen gevaren bij de navigatie waarnemen. Deze automatische modi ontslaan de bestuurder niet van de verantwoordelijkheid om aan het roer te blijven staan en te blijven letten op andere boten, personen in het water of gevaren bij het navigeren. NB: Gebruik van het stuurwiel prevaleert altijd boven de Autopilot: in dat geval neemt de bestuurder de besturing van de boot weer over. Wanneer de bestuurder de besturing overneemt van de Autopilot is dit voelbaar aan een lichte weerstand van het stuurwiel. Ook het gebruik van een andere versnelling met de hendel van de elektronische afstandsbediening (ERC) schakelt de Autopilot-modus uit. Bij gebruik van de Autopilot met een kaartplotter en een GPS-unit voor het navigeren langs een reeks routepunten (een route) zal de boot niet naar de exacte locatie van het routepunt varen voordat hij koers zet naar het volgende routepunt. De kaartplotter creëert een zone (de aankomstcirkel) rondom het routepunt, en de Autopilot meldt aankomst op de bestemming zodra de boot die zone binnenvaart. Auto Heading (automatische koers) Met Auto Heading (automatische koers) houdt de boot tijdens het varen automatisch een bepaalde koers aan. Auto Heading (automatische koers) inschakelen 1. Zorg dat beide motoren draaien en ingeschakeld zijn. NB: Auto Heading werkt niet als de ERC-hendels op neutraal of achteruit staan. 2. Breng de boot in de gewenste koers. Bladzijde 18 90-8M0098414 nld JULI 2014

Hoofdstuk 2 - Op het water 3. Druk op de Auto Heading-knop. De knop licht op en er klinkt een enkele pieptoon om aan te geven dat de modus is ingeschakeld. Er klinkt een dubbele pieptoon als Auto Heading niet wordt ingeschakeld. a b a - knop voor bocht naar bakboord (koersaanpassing) b - knop voor bocht naar stuurboord (koersaanpassing) c - Auto Heading-knop en -lampje d - hervattingsknop en -lampje d c 51881 Het VesselView-scherm verandert in Autopilot. Het stuurwiel centreert automatisch en wordt elektronisch vergrendeld. NB: Als u het stuurwiel om de een of andere reden moet draaien, moet u voldoende kracht gebruiken om de elektronische vergrendeling op te heffen. De Autopilot probeert de kompaskoers aan te houden die de boot volgde toen er op AUTO HEADING werd gedrukt. NB: VesselView toont de huidige koers van de boot. 4. Zie voor het aanpassen van de koers in de modus Auto Heading de paragraaf Koers aanpassen met de bochtknoppen of de joystick. 5. Zie voor uitschakelen van de modus Auto Heading de paragraaf Auto Heading (automatische koers) uitschakelen. 6. Druk op AUTO HEADING voor de tweede keer om de Autopilot stand-by te zetten en alle lampjes behalve het standbylampje uit te schakelen. Koers aanpassen met de "Turn"-knoppen of de joystick In de modus Auto Heading veranderen de bochtknoppen (koersaanpassingsknoppen) de ingestelde koers telkens wanneer u ze indrukt. Ook als u de joystick een seconde naar links of rechts zet, wordt de koers aangepast. 56099 90-8M0098414 nld JULI 2014 Bladzijde 19

Hoofdstuk 2 - Op het water Druk op de bochtknop in de richting van de gewenste koerswijziging. Met elke druk op de knop verandert de koers met 10. a b a - knop voor bocht naar bakboord (koersaanpassing) b - knop voor bocht naar stuurboord (koersaanpassing) c - Auto Heading-knop en -lampje d - hervattingsknop en -lampje d c 51881 Beweeg de joystick een seconde lang in de gewenste richting om kleine aanpassingen te maken in de gekozen koers en houd de joystick in deze stand vast. Elke beweging die wordt herkend past de gekozen koers aan met 1. NB: De joystick moet over 100% van zijn bereik bewegen, anders wordt de beweging niet herkend als invoersignaal. Er klinkt een pieptoon. Een koers hervatten 24707 De koers aanpassen naar stuurboord De hervattingsknop licht op als er een vorige koers voor hervatting beschikbaar is. BELANGRIJK: De vorige koers kan alleen worden hervat binnen vier minuten nadat Auto Heading is uitgeschakeld door het stuurwiel voorbij de arreteerstand te draaien, of als de boot niet meer dan 90 is gedraaid. Druk op de hervattingsknop om de vorige koers te hervatten als u Auto Heading hebt uitgeschakeld door het stuurwiel te draaien. Auto Heading (automatische koers) uitschakelen 1. U kunt de modus Auto Heading op een van de volgende manieren uitschakelen: Zet de ERC-hendels voor alle motoren in neutraal. Het lampje van de Auto Heading-knop gaat uit en het standbylampje gaat branden. Draai het stuurwiel voorbij de elektronische arreteerstand. Het lampje van de Auto Heading-knop gaat uit en het hervattingslampje gaat branden. Druk op de Auto Heading-knop op de Autopilot-trackpad. Het lampje van de Auto Heading-knop gaat uit en het stand-bylampje gaat branden. 2. Er klinkt een pieptoon en de VesselView-display wordt grijs om aan te geven dat de modus in stand-by staat. Bladzijde 20 90-8M0098414 nld JULI 2014

Hoofdstuk 2 - Op het water 3. Als het hervattingslampje brandt, kunt u op RESUME drukken om de koers in Auto Heading te hervatten. Zie Een koers hervatten. Als u de koers niet wilt hervatten, drukt u een keer op de Auto Heading-knop om de modus stand-by te zetten. 4. Als het stand-bylampje wel maar het hervattingslampje niet brandt, kunt u de koers niet hervatten door op de hervattingsknop te drukken. Zie Een koers hervatten. Druk op de Auto Heading-knop om de modus Auto Heading helemaal af te sluiten. Track Waypoint (bestemmingspunt volgen)! WAARSCHUWING Vermijd ernstig of dodelijk letsel. Onnadenkend gebruik van de boot kan resulteren in aanvaringen met andere schepen, zwemmers of de bodem. De Autopilot houdt een vooringestelde koers aan maar reageert niet automatisch op gevaren in de nabijheid van de boot. De bestuurder moet aan het roer blijven staan om gevaren te ontwijken en opvarenden te waarschuwen bij koerswijzigingen. Met Track Waypoint navigeert de boot automatisch naar een bepaalde bestemming of een reeks van bestemmingen (de bestemmingsroute). Deze functie is bedoeld voor gebruik op open water dat vrij is van obstakels boven en onder de waterlijn. Beide motoren moeten draaien en de overbrenging moet geschakeld zijn om de Autopilot-modussen te kunnen gebruiken De onderstaande afbeelding is een voorbeeld van een route met routepunten. Bestemmingspunten worden getoond in genummerde vierkanten binnen de aankomstcirkel (een cirkel met streepjeslijn rondom het genummerde vierkant). Er is een gevaar tussen routepunt 1 en 2. Als deze routepunten voor de route worden gebruikt, zal de Autopilot proberen om door de gevarenzone heen te varen. De bestuurder moet routepunten selecteren waarmee alle gevaren worden vermeden. Bestemmingspunt 4 bevindt zich te dicht bij 3 om voor dezelfde route te worden gebruikt. Bestemmingspunten moeten zich op voldoende afstand van elkaar bevinden, zodat de aankomstcirkels elkaar niet snijden. 56101 90-8M0098414 nld JULI 2014 Bladzijde 21

Hoofdstuk 2 - Op het water Een route wordt samen met de routepunten 1, 2 en 3 weergegeven door de rechte streepjeslijn. Het Autopilot-systeem zal proberen via deze route te navigeren. De bestuurder moet ervoor zorgen dat de route geen gevaren bevat en dient hierop tijdens het varen te blijven letten. Voorbeeldroute Wanneer de functie Track Waypoint geactiveerd is en de boot in bedrijf wordt gesteld, geldt het volgende: De bestuurder moet altijd aan het roer blijven staan. Deze functie is niet bedoeld om de boot zonder toezicht te gebruiken. Gebruik Track Waypoint niet als enige navigatiebron. BELANGRIJK: Track Waypoint kan alleen worden gebruikt met door Mercury Marine goedgekeurde kaartplotters. De routepuntgegevens moeten aan Mercury worden geleverd door een kaartplotter van een andere fabrikant. De aankomststraal moet ten minste 0,05 zeemijl (0,06 mijl)zijn. Zie de handleiding van de kaartplotter voor meer informatie. De nauwkeurigheid van de functie kan worden beïnvloed door omgevingsfactoren en een onjuist gebruik. Raadpleeg de volgende informatie tijdens gebruik van de functies Track Waypoint en Waypoint Sequencing. Waypoint-gegevens afstandsinstellingen 45127 Tussen bestemmingspunten Aankomststraalalarmen Meer dan 1.0 zeemijl (1,85 km) Niet minder dan 0,05 zeemijl (0,06 mijl) De modus Track Waypoint (bestemmingspunt volgen) inschakelen De modus Track Waypoint (routepunt volgen) inschakelen: 1. Schakel de kaartplotter in en kies een routepunt of een te volgen bestemmingsroute. 2. Zet ten minste één ERC-hendel op vooruit. Track Waypoint werkt niet als beide hendels in neutraal of achteruit staan. 3. Stuur de boot handmatig in de richting van het eerste bestemmingspunt en houd de boot in die koers met een veilige vaarsnelheid. BELANGRIJK: De vaarsnelheid moet ten minste 4,8 km/h (3 mph) zijn om de functie Track Waypoint te kunnen gebruiken.! OPGELET Voorkom letsel als gevolg van onverwacht keren op hoge snelheid. Wanneer de functie Track Waypoint of Waypoint Sequence wordt ingeschakeld in planee, kan de boot hierdoor een scherpe bocht maken. Bevestig de richting van het volgende bestemmingspunt voordat u deze autopilot functies inschakelt. Zorg dat u tijdens het varen in de Waypoint Sequence modus altijd actie kunt ondernemen bij het bereiken van een bestemmingspunt. 4. Druk op TRACK WAYPOINT op de Autopilot-trackpad. Het Track Waypoint-lampje gaat branden en er klinkt een enkele pieptoon om aan te geven dat de modus Track Waypoint is ingeschakeld. NB: Er klinken twee pieptonen als de modus Track Waypoint niet wordt ingeschakeld. Bladzijde 22 90-8M0098414 nld JULI 2014

Hoofdstuk 2 - Op het water De Autopilot gaat naar het eerste routepunt op de koers van de kaartplotter. Track Waypoint-knop en lampje 5. VesselView geeft het routepunt voor de Autopilot aan. Op de display wordt de digitale koers weergegeven die de boot volgt, en dat de Autopilot met koers naar het routepunt (bearing to waypoint; BTW) is vergrendeld. 51884 NB: De bochtknoppen op de Autopilot-trackpad kunnen geen bocht starten als de modus Track Waypoint is ingeschakeld. Bochtfuncties zijn alleen beschikbaar in de modus Auto Heading. De Track Waypoint-modus uitschakelen Schakel de modus Track Waypoint uit via een van de volgende handelingen: Druk op TRACK WAYPOINT op de Autopilot-trackpad. Het Track Waypoint-lampje gaat uit en het stand-bylampje gaat branden. Draai het stuurwiel voorbij de arreteerstand. De Autopilot komt stand-by te staan. Zet beide ERC-hendels in neutraal. De Autopilot komt stand-by te staan. Druk op AUTO HEADING. De Autopilot komt in de modus Auto Heading te staan. Schakel de kaartplotter uit. De Autopilot komt stand-by te staan. "Turn"-knoppen in de Track Waypoint-modus Wanneer u vanuit de modus Track Waypoint de linker of rechter bochtknop op de Autopilot-keypad indrukt, verandert de modus in Auto Heading. Auto Heading-knop in de Track Waypoint-modus Wanneer u vanuit de modus Track Waypoint op AUTO HEADING drukt, schakelt de Autopilot over op de modus Auto Heading. Draaien aangeven bij aankomst op bestemmingspunt BELANGRIJK: In tegenstelling tot de modus Waypoint Sequence zal de modus Track Waypoint de boot niet automatisch draaien na aankomst op een uitgezet routepunt. 1. Wanneer de boot de aankomstzone van een routepunt binnenkomt zoals aangegeven door de kaartplotter, gebeurt het volgende: Er klinken een lange en twee korte pieptonen. 56105 90-8M0098414 nld JULI 2014 Bladzijde 23

Hoofdstuk 2 - Op het water Het Waypoint Sequencing-lampje begint te knipperen om de bestuurder te laten weten dat men is aangekomen. De in VesselView weergegeven informatie verandert. 2. Als de koers nu veilig op het volgende routepunt kan worden ingesteld, drukt de bestuurder op WAYPOINT SEQUENCE om het routepunt te bevestigen. De Autopilot keert de boot automatisch en kiest een nieuwe koers. 3. Als de koers niet veilig op het volgende routepunt kan worden ingesteld, moet de bestuurder de besturing van de boot overnemen. BELANGRIJK: Als het routepunt niet wordt bevestigd of de bestuurder de besturing niet overneemt, hervat de Autopilot de modus Auto Heading en wordt de huidige koers aangehouden. De Autopilot volgt deze koers totdat de bestuurder de besturing overneemt. Als de bestuurder niet goed oplet, kan de boot tegen een ander vaartuig of een object in het water botsen of kan hij aan de grond lopen. 4. Als het routepunt niet wordt bevestigd, schakelt de Autopilot de modus Track Waypoint uit en wordt de huidige koers in de modus Autopilot aangehouden. 5. Voer aan het einde van de route een nieuw routepunt of een nieuwe route in, of neem de besturing van de boot over. Anders hervat de Autopilot de modus Auto Heading en blijft hij varen volgens de laatste koers. 56108 56109 Waypoint Sequence (reeks bestemmingspunten) BELANGRIJK: In tegenstelling tot de modus Track Waypoint zal de modus Waypoint Sequence de boot altijd automatisch draaien na aankomst op een uitgezet routepunt. 1. Schakel de kaartplotter in en kies een te volgen bestemmingsroute. 2. Zet beide ERC-hendels in vooruit. De modus Waypoint Sequence wordt niet ingeschakeld als een of beide hendels in neutraal of achteruit staan. 3. Als het Track Waypoint-lampje niet brandt, drukt u op TRACK WAYPOINT. 4. Druk op WAYPOINT SEQUENCE om de modus Waypoint Sequence in te schakelen. Bladzijde 24 90-8M0098414 nld JULI 2014

Hoofdstuk 2 - Op het water 5. VesselView laat een pieptoon horen om aan te geven dat het systeem in de modus Waypoint Sequence van Autopilot staat, geeft de kompaskoers weer en geeft aan dat de Autopilot met koers naar routepunt (bearing to waypoint; BTW) is vergrendeld. 6. Als u zich in het aankomstgebied van een routepunt bevindt dat is ingesteld door de kaartplotter, meldt de modus Waypoint Sequence alleen aan de Autopilot dat de boot verder kan gaan naar het volgende routepunt. De modus Waypoint Sequence fungeert als bevestiging van het routepunt en de Autopilot laat een pieptoon horen zodra de boot zich in de zone bevindt. 7. Als u zich niet in een eerder ingestelde aankomstzone van een routepunt bevindt, start de modus Waypoint Sequence de functie voor automatisch varen naar de routepunten in de route. Bevestig dat u de informatie op het VesselView pop-upscherm hebt begrepen en druk op de Waypoint Sequence-knop. 56112 8. Blijf alert. In deze modus maakt de boot automatisch bochten. U hoort zeker te weten dat de boot veilig een bocht kan maken zodra de boot de aankomstzone van een routepunt bereikt. Laat de opvarenden weten dat de boot automatisch een bocht maakt, zodat ze hierop voorbereid zijn. 9. Om de modus Auto Sequence uit te schakelen, drukt u op de Waypoint Sequence-knop wanneer de boot zich niet in de aankomstzone van een routepunt bevindt. 10. Druk nogmaals op de Track Waypoint-knop om het systeem stand-by te zetten. Alle lampjes gaan uit, behalve het stand-bylampje. Cruise control Het VesselView-systeem bevat een geïntegreerde vaarsnelheidsregeling (cruise control), waarmee de bestuurder het piektoerental naar keuze lager instelt dan volgas. Voor deze functie is VesselView nodig. Raadpleeg de eigenaarshandleiding van uw VesselView voor bedieningsinstructies. Deze extra opmerkingen zijn speciaal bedoeld voor uw installatie: U kunt cruise op elk moment via het scherm veranderen of uitschakelen. Wanneer u de contactsleutel naar uit draait, wordt cruise gereset. Als de cruise-limiet wordt gewijzigd terwijl de hendels op volgas staan, past cruise zich geleidelijk aan de nieuwe snelheid aan. 56115 90-8M0098414 nld JULI 2014 Bladzijde 25

Hoofdstuk 2 - Op het water Cruise wordt niet uitgeschakeld als de ERC-hendels op een hoger motortoerental staan dan het daadwerkelijke toerental. Zet de hendels terug in de vooruit-arreteerstand om uit te schakelen. Besturingsoverdracht Op sommige boten kan de besturing van de boot op meerdere plaatsen worden verricht. Deze plaatsen worden doorgaans dashboards of stations genoemd. "Besturingsoverdracht" is de term voor de methode voor het overdragen van de besturing van het ene dashboard (of station) op een ander dashboard.! WAARSCHUWING Voorkom ernstig of dodelijk letsel door verlies van de controle over de boot. De bootbestuurder mag nooit het actieve station verlaten als de motor in versnelling is geschakeld. Overdracht van de besturing mag alleen plaatsvinden als beide stations bemand zijn. Overdracht van de besturing door één persoon mag alleen worden uitgevoerd met de motor in neutraal. Met de functie besturingsoverdracht kan de bootbestuurder bepalen welk dashboard de boot bestuurt. Voordat besturingsoverdracht kan plaatsvinden, moeten de ERC-hendels van het actieve dashboard en die op het dashboard waaraan de besturing wordt overgedragen, op neutraal staan. NB: Als u probeert om de besturing over te dragen terwijl de ERC-hendels niet op neutraal staan, klinkt er een pieptoon en zal de besturingsoverdracht niet plaatsvinden, tenzij de hendels van de dashboard op neutraal worden gezet en er opnieuw een verzoek tot besturingsoverdracht wordt gedaan. Er kunnen storingscodes op VesselView verschijnen als er een poging tot gebruik van andere besturings- of navigatiefuncties wordt gedaan nadat de procedure voor besturingsoverdracht is gestart. Om deze storingscodes te verwijderen, zult u mogelijk de contactsleutel naar Uit en weer naar Aan moeten draaien, waarna u de procedure voor besturingsoverdracht opnieuw start. Wacht met het geven van andere besturings- en navigatieopdrachten tot de besturingsoverdracht is voltooid om het oproepen van storingscodes te voorkomen. KENNISGEVING De ERC-hendels moeten op de stand neutraal staan om besturingsoverdracht te kunnen verrichten. Terwijl ze in neutraal staan kan uw boot afdrijven en met nabije objecten in aanvaring komen, wat schade zal veroorzaken. Houd uw omgeving goed in de gaten terwijl u de besturingsoverdracht verricht. Voorkom schade: wees extra voorzichtig wanneer u een besturingsoverdracht verricht met de boot vlakbij aanlegsteigers, pieren of andere vaste objecten of nabij andere boten. Besturingsoverdracht aanvragen NB: Elke beweging van de joystick of ERC-hendels na het indrukken van de transferknop beëindigt het verzoek om besturingsoverdracht. Er klinkt een enkele pieptoon en het lampje in de transferknop gaat uit om aan te geven dat het overdrachtverzoek is beëindigd. Om overdracht van de besturing over de boot tussen dashboards aan te vragen: 1. Alle contactsleutels moeten op AAN staan. 2. Alle ERC-hendels aan boord moeten op neutraal staan. 3. Druk één keer op de transferknop op het roer waaraan u de besturing wilt overdragen. Nadat u op de transferknop hebt gedrukt, gaat het overdrachtslampje branden en klinkt er een pieptoon om aan te geven dat de overdracht op het punt staat te beginnen. 51858 Transferknop en -lampje NB: Als de ERC-hendels bij de roeren niet op neutraal staan, knipperen de neutraallampjes. Zet alle ERC-hendels op neutraal: het neutraallampje hoort nu constant te branden. 4. Als het lampje van de transferknop en het neutraallampje branden, drukt u nogmaals op de transferknop om de besturingsoverdracht te voltooien. 5. Nadat de besturingsoverdracht is voltooid, klinkt er nogmaals een pieptoon en blijft het lampje in de transferknop bij het actieve roer branden. Bladzijde 26 90-8M0098414 nld JULI 2014

Hoofdstuk 2 - Op het water NB: Als de besturingsoverdracht niet binnen 10 seconden wordt voltooid, wordt het verzoek automatisch geannuleerd en klinkt er een dubbele pieptoon. De besturing vindt nog steeds plaats via het op dat moment actieve roer. Druk nogmaals op de transferknop om de besturingsoverdracht opnieuw te starten. 6. Het dashboard waarop het verzoek om besturingsoverdracht werd gegeven, is nu actief en bestuurt de boot. Besturingsoverdracht en Autopilot Het overdragen van de besturing van een actief roer op een niet-actief roer (tussen stations) is van invloed op de werking van de Autopilot-modi. Hieronder staan enige van deze effecten vermeld. De modus Auto Heading wordt uitgeschakeld als de ERC-hendels op neutraal worden gezet. U moet de modus Auto Heading opnieuw inschakelen op het roer dat nu actief is geworden. Als de opdracht tot besturingsoverdracht wordt gegeven, komt de functie Autopilot stand-by te staan. Alle vereiste opdrachten moeten bij het geactiveerde roer worden ingevoerd. Skyhook wordt uitgeschakeld zodra de transferknop voor de tweede keer wordt ingedrukt. Skyhook moet bij het geactiveerde roer opnieuw worden ingeschakeld. Als de functie Auto Heading wordt ingeschakeld, wordt de besturingsoverdracht uitgeschakeld. Schakel de functie uit om de besturingsoverdracht te hervatten. Schakel Auto Heading in bij het geselecteerde actieve roer. Als de functie Track Waypoint wordt ingeschakeld, wordt de besturingsoverdracht uitgeschakeld. Schakel de functie uit om de besturingsoverdracht te hervatten. Schakel Track Waypoint in bij het geselecteerde actieve roer. De Track Waypoint-besturing van de route en de weergave van de routegegevens op de kaartplotter wordt niet automatisch overgedragen naar de kaartplotter bij het actieve roer. U moet de kaartplotter bij het actief geworden roer inschakelen, het routepunt of de te volgen bestemmingsroute opnieuw invoeren en de functie Track Waypoint opnieuw inschakelen. BELANGRIJK: Als er storingen worden ondervonden bij besturingsoverdracht, moeten alle besturingsmodules voor de motor en Axius worden uitgeschakeld. U schakelt de besturingsmodules uit door beide motoren uit te schakelen en de ERC-hendels van beide motoren drie seconden lang op vol gas achteruit te zetten. Informatie over de accu Aanbevelingen voor onderhoud en langdurige opslag van accu's Wanneer een boot langdurig (langer dan 3 weken) niet wordt gebruikt, moet ervoor worden gezorgd dat de accu's goed worden onderhouden om toekomstige problemen met lage spanning te voorkomen. Wanneer de boot niet vaarklaar is, moet er altijd een drietraps acculader (zgn. "smart charger") worden gebruikt. Dit wordt meestal via de walvoeding gedaan, maar een speciale drietraps acculader kan ook direct op de accu worden aangesloten waar dat nodig is (als er geen walvoeding beschikbaar is enz.). Zorg dat de acculader geschikt is voor het gebruikte type accu (gesloten loodzuuraccu, AGM enz.) en alleen voor het juiste aantal accu's wordt gebruikt. Tijdens het laden van accu's is goede ventilatie altijd vereist omdat er O2 en H2 (zuurstof en waterstof) vrijkomt, zelfs bij gesloten accu's. Zorg dat er voldoende ventilatie is op plaatsen waar een accu wordt geladen, ongeacht de locatie van de accu's. Als de boot op een aanhanger staat of uit het water wordt gehaald en wordt gestald (bijv. op een bok of blokken), moet worden overwogen om de accu's van de boot los te koppelen en op een acculader aan te sluiten. U kunt de accu's in losgekoppelde staat in de boot blijven bewaren als de accu's goed toegankelijk zijn voor onderhoud, als er voldoende ventilatie is en de temperatuur niet onder het vriespunt (0 C) kan dalen. Als de boot op een bok wordt gezet waar hij niet toegankelijk is of als de temperatuur in de accuruimte waarschijnlijk tot ver onder het vriespunt (bijv. tot onder -20 C) zal dalen, moeten de accu's uit de boot worden verwijderd en op een daartoe geschikte, droge plaats worden bewaard, aangesloten op een acculader en met voldoende ventilatie. Hoewel geheel geladen accu's tegen lage temperaturen bestand zijn, zullen ze langer meegaan als onnodige belasting van deze aard wordt vermeden. De accuspanning, het soortelijk gewicht en het accupeil moeten hoe dan ook regelmatig gecontroleerd worden tijdens stalling. Opnieuw vaarklaar maken Soms zal men vergeten om een accu weer op een acculader aan te sluiten. Het is van groot belang dat de accu's helemaal worden geladen voordat u van wal steekt. Afhankelijk van de chemische eigenschappen, de technologie, de mate van ontlading, het vermogen van de acculader en de algemene toestand van de accu zal het geheel laden van een accu ongeveer 48 96 uur duren. Test of de accu's goed werken voordat u accu's weer in gebruik neemt op de boot. Hierbij moet naar twee dingen worden gekeken: de State of Charge (SoC; ladingstoestand) en de State of Health (SoH; algemene toestand). Een goed testinstrument zal kunnen bepalen of "oppervlaktelading'' de onjuiste indruk van een goede lading wekt. Problemen met de algemene toestand (SoH) van een accu doen zich niet zo vaak voor, maar het testen hiervan kan bij benadering aangeven hoe lang de accu nog zal meegaan. Een testinstrument voor de algemene toestand (SoH) meet de inwendige weerstand binnen een bepaald frequentiebereik. Het is een goed idee om een accu met een SoH van <50% te vervangen, en accu's met een SoH van minder dan 30% mogen niet meer worden gebruikt. Een instrument voor het meten van de accubelasting kan aangeven of de accu nog kan starten maar is niet zo nauwkeurig als meting van de SoC of SoH. 90-8M0098414 nld JULI 2014 Bladzijde 27

Hoofdstuk 2 - Op het water Ook moet worden gekeken naar de aansluitingen op de accu's. Inspecteer deze op tekenen van corrosie of slechte aansluiting op de polen (afknelling, corrosie, gebroken geleiders enz.) voordat u de accu's weer in gebruik neemt. Controleer of het elektrolytpeil in de accucellen voldoende is (gebruik uitsluitend gedestilleerd water en geen metalen trechters!) en breng siliconenvet aan op de accupolen. Transporteren van een Axius boot De aandrijvingen op een Axius-boot kunnen onafhankelijk van elkaar bewegen vanwege de zwaartekracht en trillingen tijdens het varen. Hierdoor kunnen de aandrijvingen elkaar raken. Voorkom dat aandrijvingen tegen elkaar stoten tijdens vervoer over de weg: 1. Verwijder de schroeven (optioneel bij korte bewegingen). 2. Zet de aandrijvingen helemaal omhoog in de trailerstand. 3. Duw beide aandrijvingen naar de buitenzijde van de boot toe. 4. Zet de aandrijvingen met kabelbinders vast om te voorkomen dat ze bewegen. BELANGRIJK: Verwijder de kabelbinders van de aandrijvingen voordat u de boot te water laat. 45965 Boot op trailer, aandrijvingen omhoog afgesteld en naar buiten gedrukt Bladzijde 28 90-8M0098414 nld JULI 2014

Inhoudsopgave Hoofdstuk 3 - Opsporen van storingen Hoofdstuk 3 - Opsporen van storingen Gebruik met één motor... 30 Gebruik met alleen bakboordmotor... 30 Axius noodprocedure voor transmissieoverbrugging... 30 Kijk eerst op VesselView... 31 Diagnose van problemen met DTS... 31 Motorbewakingssysteem... 31 Tabellen voor opsporen van storingen... 31 Joystick... 31 Elektronische afstandsbedieningen... 32 Stuursysteem... 33 Functies Trackpad... 33 AutoPilot... 33 Skyhook... 33 3 90-8M0098414 nld JULI 2014 Bladzijde 29

Hoofdstuk 3 - Opsporen van storingen Gebruik met één motor Als een motor of stuursysteem tijdens gebruik uitvalt, wordt de beweging van de resterende aandrijving bij het binnenboords draaien begrensd. Dit voorkomt dat de aandrijvingen elkaar raken, aangezien de actieve aandrijving niet in staat is de positie van de uitgeschakelde aandrijving te bepalen. De boot is nog steeds operationeel, maar de manoeuvreerbaarheid wordt verlaagd wanneer er bewogen wordt naar de kant met de niet werkende aandrijving. Zie de grenswaarden voor de binnenboordse aandrijvingshoek in de tabel hieronder. De aandrijving kan nog steeds draaien binnen het volledige bewegingsbereik wanneer er van de uitgeschakelde aandrijving wordt bewogen. Wees extra voorzichtig wanneer een van de aandrijvingen is uitgeschakeld. NB: Als er slechts één motor draait, is de joystick niet beschikbaar. Aandrijvingslimieten voor de motor bij moduledefecten Motoren met en zonder emissieregeling Grenswaarde maximale binnenboordse aandrijvingshoek 4.5L Axius Joystick Piloting modellen 3,0 De grenswaarde kan groter zijn dan in voorgaande tabel, afhankelijk van de eigenschappen van de voortstuwingseenheid en de afstand tussen de aandrijvingen. Oefen in het varen met slechts één motor om vertrouwd te raken met de beperkingen die dit voor de beweging van de boot oplevert. BELANGRIJK: Dit oefenen in het varen met één motor moet worden gedaan in open water, zonder obstakels of ander vaarverkeer. Doe het volgende om het varen met één motor te oefenen: 1. Zorg dat de boot in open water licht met een rustige golfslag. 2. Zet de motoren af. 3. Start alleen de stuurboordmotor. 4. Schakel de stuurboordmotor in vooruit. 5. Probeer bij stationair te sturen met de boot, en let op hoe de boot reageert. 6. Zet de gashendel langzaam naar voren terwijl u probeert te sturen. Let op hoe de boot reageert. 7. Nadat u bij verschillende toerentallen met alleen de stuurboordmotor hebt gevaren, schakelt u de stuurboordmotor in neutraal. 8. Start nu de bakboordmotor om weer normaal te gaan varen. BELANGRIJK: Bij het varen met een enkele motor terwijl de bakboordmotor draait kunnen twee situaties optreden. 1) Als de bakboordmotor draait en de contactsleutel van de stuurboordmotor op UIT staat, zult u geen feedback over de eindarreteerstand van het stuurwiel kunnen voelen. 2) Als u de contactsleutel van de stuurboordmotor naar AAN zet, voelt u de feedback over de eindarreteerstand van het stuurwiel weer. Gebruik met alleen bakboordmotor De tegenkrachtfunctie van het stuurwiel werkt alleen als de contactsleutel aan stuurboord in de aan-stand staat. Als de contactsleutel aan stuurboord op UIT staat of als het elektrische systeem aan stuurboord is beschadigd, wordt het stuurwiel bewaakt door het bakboordstuursysteem. Als daarentegen alleen de bakboordkant werkt of als alleen de contactsleutel aan bakboord op AAN staat, verstrekt het tegenkrachtsysteem geen eindpunten voor de draaiing van het stuurwiel. In dat geval draait de aandrijving altijd in de richting waarin het stuurwiel wordt gedraaid, totdat de mechanische grenzen van de aandrijving zijn bereikt. Merk op dat er geen joystickfunctie beschikbaar is voor bedrijf met enkele motor. Axius heeft echter redundante trackpadsystemen, zodat de modus Auto Heading (automatische koers) tijdens gebruik met één motor nog steeds beschikbaar is. Axius-noodprocedure voor transmissieoverbrugging Als het VesselView-display het foutbericht "GEAR POS DIFF" weergeeft en een motor niet start of niet in versnelling geschakeld kan worden, is er een probleem met de elektronische schakelregeling (ESC). Als één aandrijving werkt, kunt u de boot op één motor en één aandrijving laten varen.! OPGELET Door gebruik van de noodprocedure voor handmatig schakelen van de aandrijving, wordt de schakelregeling bij het dashboard uitgeschakeld. Ga voorzichtig te werk bij handmatige inschakeling, om schade of letsel te voorkomen. Om de aandrijving en de bijbehorende schroef te stoppen, moet u het contactslot naar de uit-stand draaien. De schakelactuator kan worden uitgeschakeld om de aandrijving handmatig in neutraal te schakelen om op te starten en in vooruit om te bedienen. Het motortoerental wordt beperkt tot 1000-1200 omw/min tijdens de noodprocedure voor transmissieoverbrugging. Om de schakelactuator uit te schakelen: 1. Draai het contactslot naar de stand "OFF" (uit) en activeer de noodstopschakelaar, indien aanwezig. Bladzijde 30 90-8M0098414 nld JULI 2014

! WAARSCHUWING Hoofdstuk 3 - Opsporen van storingen Motoronderdelen en vloeistoffen zijn heet en kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Laat de motor afkoelen voordat u onderdelen verwijdert en voordat u vloeistofslangen opent. 2. Koppel de draadboomconnector van de schakelactuator los. 3. Zet de schakelhendel in neutraal. De schakelactuator staat in neutraal als de schakelhendel recht omhoog staat en de schakelonderbrekingschakelaar helemaal aangrijpt. a f b R N F e c Y d a - draadboom b - schakelhendel c - schakelhendel in neutraalstand d - schakelhendel in vooruitstand e - schakelhendel in achteruitstand f - indicatieschakelaar schakelpositie 4. Zet de ERC in neutraal terwijl de aandrijving in neutraal (stationair) staat. 5. Noodstopschakelaar resetten. 32243! WAARSCHUWING Een draaiende schroef, een bewegende boot of een massief apparaat dat aan de boot is bevestigd kan ernstige of dodelijke verwondingen toebrengen aan zwemmers. Stop de motor onmiddellijk wanneer iemand in het water zich nabij de boot bevindt. 6. Voordat u de motor start, moet u eerst zeker weten dat er zich niemand in de buurt van de boot in het water bevindt. 7. Terwijl de motor stationair draait, kan de aandrijving in versnelling en uit versnelling worden geschakeld door de schakelhendel met de hand te verplaatsen. NB: Het motortoerental wordt beperkt tot 1000-1200 omw/min tijdens de noodprocedure voor transmissieoverbrugging. De Auto Heading-functie die gebruik maakt van de Axius-trackpad blijft functioneren, maar is begrensd tot dit verlaagde toerental. BELANGRIJK: De stopafstand van de boot wordt langer als er gebruik wordt gemaakt van handmatige schakeling. Kijk eerst op VesselView Uw VesselView-display is de belangrijkste informatiebron voor de verschillende functies van uw boot. Kijk op het VesselView-display als u vermoedt dat er een probleem is. VesselView geeft storingen en andere informatie weer die behulpzaam kan zijn bij het bepalen wat op dat moment de status is van verschillende systemen die de oorzaak zouden kunnen zijn van het probleem, en wat de oplossing zou kunnen zijn. Diagnose van problemen met DTS Uw erkende Mercury MerCruiser-dealer beschikt over de juiste service-instrumenten voor de diagnose van problemen met DTS-systemen (digitale gas- en schakelbediening). De ECM (Electronic Control Module, elektronische regelmodule) of PCM (Propulsion Control Module, voortstuwingsregelmodule) op deze motoren kan sommige problemen met het systeem detecteren terwijl ze zich voordoen en een storingscode in het geheugen van de ECM/PCM opslaan. Deze code kan dan later door een monteur worden gelezen met behulp van een speciaal diagnoseapparaat. Motorbewakingssysteem Het Engine Guardian motorbewakingssysteem bewaakt de uiterst belangrijke sensoren op de motor voor vroege aanwijzingen van problemen. Het systeem reageert op een probleem door een continu signaal te laten horen en/of het vermogen van de motor te verminderen ter bescherming van de motor. Neem gas terug als het motorbewakingssysteem wordt geactiveerd. De hoorn gaat uit als het toerental weer onder de toegestane limiet valt. Raadpleeg een erkende Mercury MerCruiser-dealer voor ondersteuning. Tabellen voor opsporen van storingen Joystick Symptoom De joystick bestuurt de boot niet. Oplossing Een of beide afstandsbedieningen staat/staan niet in neutraal. Zet beide afstandsbedieningen in neutraal. Een of beide motoren lopen niet. Start de motor of motoren. 90-8M0098414 nld JULI 2014 Bladzijde 31