Postbus EK Den Haag. Handtekening: Datum: februari 2003

Vergelijkbare documenten
Producentenorganisatie Kokkelvisserij p/a Ir. J. D. Holstein Coxstraat DC Kapelle. Project nummer:

Praktijktest antifouling op touwen

Vestiging IJmuiden Vestiging Yerseke Vestiging Texel Postbus 68 Postbus 77 Postbus 167

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. Rapport Nummer: C052/05

Het kokkelbestand in de Nederlandse kustwateren in 2002

Het kokkelbestand in de Nederlandse kustwateren in 2005

Het kokkelbestand in de Nederlandse kustwateren in 2008

Stichting Wageningen Research Centrum voor Visserijonderzoek (CVO)

Het kokkelbestand in de Nederlandse kustwateren in 2003

Het kokkelbestand in de Nederlandse kustwateren in 2004

Kokkels in Waddenzee en Zeeuwse Delta,

De halfgeknotte strandschelp, Spisula subtruncata, in de Nederlandse kustwateren in 2003

Vestiging IJmuiden Vestiging Yerseke Vestiging Den Helder Vestiging Texel Postbus 68 Postbus 77 Postbus 57

Het kokkelbestand in de Nederlandse kustwateren in 2013 IMARES

Wageningen IMARES Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies

Pauline Kamermans, Divera Baars, Johan Jol, Joke Kesteloo en Henk van der Mheen. Postbus AD Den Burg. Project nummer:

IMARES Wageningen UR. Het kokkelbestand in de Nederlandse kustwateren in 2014

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. RIVO Rapport Nummer: C067/04

Wageningen IMARES Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies. Rapport C012/07

C. van Zweeden, K. Troost, M. van Asch & J.J. Kesteloo-Hendrikse. Rapport C094/12

Het kokkelbestand in de Nederlandse kustwateren in 2004

Stichting Wageningen Research Centrum voor Visserijonderzoek (CVO)

RIVO Rapport Nummer : C070/03. Het mosselareaal en -bestand op de droogvallende platen in de Waddenzee in het voorjaar van 2003.

Het kokkelbestand in de Nederlandse kustwateren in 2016

IMARES Wageningen UR. Het kokkelbestand in de Nederlandse kustwateren in 2015

De halfgeknotte strandschelp, Spisula subtruncata, in de Nederlandse kustwateren in 2002

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. Rapport Nummer: C076/03

Onderzoeksproject duurzame schelpdiervisserij (PRODUS). Deelproject 1A: Bepaling bestand mosselpercelen in de Waddenzee najaar 2005

RIVO / marinx Rapport Nummer: C021/03

Wageningen IMARES Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies

Rapportnummer C069/08 1 van 27. P. C. Goudswaard, J.J. Kesteloo, K.J. Perdon & J. M. Jansen. Rapport C069/08. Vestiging Yerseke

RIVO / marinx Rapport

Bestandsopname van mosselen op mosselkweekpercelen in de Waddenzee in juni 2018

Stichting Wageningen Research Centrum voor Visserijonderzoek (CVO)

De verspreiding van 5 platvissoorten en 1 roggensoort in de Noordzee.

Inventarisatie van het sublitorale wilde mosselbestand in de westelijke Waddenzee in het voorjaar van 2008

IMARES Wageningen UR. Banc de Flandres. Marcel Machiels Rapportnummer C (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies)

IMARES Wageningen UR. Waardekaarten Borssele. Karin van der Reijden Rapport C002/15. (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies)

Dr. G.W.N.M. van Moorsel Postbus AC Doorn. Project nummer: Handtekening:

Effecten van handkokkelvisserij op het kokkelbestand in de Waddenzee

Fax: Fax: Fax: Fax: P. C. Goudswaard, M. R. van Stralen, J. J. Kesteloo, J. Jol, C.

Mr. H.J. van Geesbergen Postbus AC YERSEKE. Project nummer: Ir. H. van der Mheen Clusterleider Zeecultuur en Visteelt

IMARES Wageningen UR. Waardekaarten Ridens & Récifs. Marcel Machiels. Rapport C073/15. (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies)

Mesheften (Ensis directus), halfgeknotte strandschelpen (Spisula subtruncata) en kokkels (Cerastoderma edule) in de Nederlandse kustwateren in 2007

RIJKSINSTITUUT VOOR VISSERIJONDERZOEK. Haringkade 1 - Postbus AB IJmuiden - Tel.: Aquacultuur AQ 90-03

Korte Termijn Advies Voedselreservering Oosterschelde

im a re s Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Het kokkelbestand in de Nederlandse kustw ateren in 2011

Stichting Wageningen Research Centrum voor Visserijonderzoek (CVO)

Inventarisatie van het wilde mosselbestand in de Oosterschelde en Voordelta in het najaar van 2005

Stichting Wageningen Research Centrum voor Visserijonderzoek (CVO)

IMARES Wageningen UR. Schelpdieren in de Nederlandse kustwateren, een kwantitatieve en kwalitatieve bestandsopname in 2010

EFFECTIVIEITSBEPALING VAN HET WEGVANGEN VAN DE OESTERBOORDER (UROSALPINX CINEREA & OCINEBRELLUS

De voedselsituatie voor kokkels in de Oosterschelde.

De ontwikkeling van de Japanse oester in de Nederlandse Waddenzee: Situatie 2006

Deelproject A1: Visserij-inspanning

Het Mosselbestand en het areaal aan mosselbanken op de droogvallende platen in de Waddenzee in het voorjaar van 2008

Biomassaschatting van de pelagische visstand in een haven van de Antwerpse Linkerscheldeoever

IMARES Wageningen UR. Het mosselbestand en het areaal aan mosselbanken op de droogvallende platen in de Waddenzee in het voorjaar van 2011

Het mosselbestand en het areaal aan mosselbanken op de droogvallende platen in de Waddenzee in het voorjaar van 2009

IMARES Wageningen UR. Schelpdieren in de Nederlandse kustwateren Bestandsopname 2011

Inventarisatie van het sublitorale wilde mosselbestand in de westelijke Waddenzee in het najaar van 2018.

Inhoudsopgave. Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding Materiaal en methode... 5

IMARES Wageningen UR. Het mosselbestand en het areaal aan mosselbanken op de droogvallende platen in de Waddenzee in het voorjaar van 2010

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 woensdag 22 juni uur

Voorbeeld partijkeuring III

Sensorische analyse van kalfsvlees

Het mosselbestand en het areaal aan mosselbanken op de droogvallende platen in de Waddenzee in het voorjaar van 2007

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. Rapport Nummer: C086/05

IMARES Wageningen UR. Inventarisatie van Japanse oesterbanken in de Oosterschelde en Waddenzee in 2011

IMARES Wageningen UR. Kokkelsterfte in de Oosterschelde, juni Rapportnummer C101/10 1 van 42

Onderzoek naar het voorkomen van de waterspitsmuis in een herinrichtingsgebied in Polder de Peizer- en Eeldermaden in 2009

Inventarisatie van het sublitorale wilde mosselbestand in de westelijke Waddenzee in het voorjaar van 2017.

Voortgangsonderzoek naar de verspreiding van noordse woelmuis, waterspitsmuis en veldspitsmuis in 2006 met behulp van braakbalanalyse

Fecale coliformen in schelpdierwater in het vierde kwartaal van 2002 op 11 locaties in het Nederlandse kustwater

Inventarisatie van het wilde mosselbestand in de Waddenzee in het najaar van 2005

Eindexamen wiskunde B pilot havo II

Schelpdierwaterkwaliteit in Nederlandse kustwatergebieden in maart 2003 (fecale coliformen).

Inventarisatie beschermde vissoorten Vreeland

Vogeltellingen in de Westerschelde. Meetverslag

Inventarisatie van het sublitorale wilde mosselbestand in de westelijke Waddenzee in het voorjaar van 2018.

Inventarisatie van het wilde mosselbestand in de Waddenzee in het najaar van 2009

IMARES Wageningen UR. Het areaal aan mosselbanken op de droogvallende platen in de Waddenzee in het voorjaar van 2011

Kwantitatieve bemonstering in het zandsuppletiegebied Ameland in 2009 op de aanwezigheid van schelpdierbanken.

Scholeksters en kokkels in de Westerschelde

IMARES Wageningen UR. PFOS in waterbodems Schiphol II. M. Hoek-van Nieuwenhuizen Rapportnummer C007/12

IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Effecten MZI locatie Neeltje Jans op nabijgelegen mosselpercelen

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee Postbus EX Den Haag. Project nummer:

Onderzoek naar Duurzame Schelpdiervisserij (PRODUS) Eindrapport deelproject 1c

CONCLUSIES. f. Er zijn geen aanwijzingen dat kokkelvisserij

Passieve vismonitoring zoete Rijkswateren: Voortgangsrapportage april november Rapportnummer C094/08 1 van 8

Baseline studie vis MVII: veldwerkrapportage najaar 2007

IMARES Wageningen UR (IMARES - Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies) Bepaling bestand op de mosselpercelen in de Waddenzee najaar 2011

Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar

De Nederlandse kokkelvisserij in 1987, achtergronden en suggesties voor toekomstig beheer. R. Dijkema

Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek (RIVO) BV. Intern RIVO rapport Nummer:

Kwantitatieve Risicoanalyse Gastransportleiding &

RIVO Rapport Nummer: C055/02. De Oosterschelde werken en de relatie tussen abiotische factoren en biomassa van kokkels.

Berekeningsmethodiek voedselreservering Waddenzee

RIVO BV Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek. Schelpdierwaterkwaliteit in Nederlandse kustwatergebieden in September 2004 (fecale coliformen).

Transcriptie:

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 672300 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl RIVO Rapport Nummer: C006/03 Leeftijdsbepaling van kokkels uit de Oosterschelde 1998 en 2000 Joke Kesteloo Marieke van Riet Opdrachtgever: Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Postbus 20401 2500 EK Den Haag Project nummer: 75000-13 Contract nummer: Akkoord: Dr. A.C. Smaal Hoofd Centrum voor Schelpdieronderzoek Handtekening: Datum: februari 2003 In verband met de verzelfstandiging van de Stichting DLO, waartoe tevens RIVO behoort, maken wij sinds 1 juni 1999 geen deel meer uit van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Wij zijn geregistreerd in het Handelsregister Amsterdam nr. 34135929 BTW nr. NL 808932184B09. Aantal exemplaren: Aantal pagina's: 11 Aantal tabellen: 1 Aantal figuren: 5 Aantal bijlagen: 0 De Directie van het RIVO Is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van het RIVO; opdrachtgever vrijwaart het RIVO van aanspraken van derden in verband met deze toepassing. Dit rapport is vervaardigd op verzoek van de opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets van dit rapport mag weergegeven en/of gepubliceerd worden, gefotokopieerd of op enige andere manier zonder schriftelijke toestemming van de opdrachtgever.

pagina 2 van 12 RIVO rapport C006/03 Inhoudsopgave: Samenvatting... 3 1 Inleiding...4 2 Materiaal en methoden... 5 2.1 Monstername onderzoek naar groei en sterfte... 5 2.2 Monstername kokkelsurvey... 8 2.3 Leeftijdsbepaling monsters survey s 1998 en 2000... 9 3 Resultaten... 10 4 Conclusie... 11

RIVO rapport C006/03 pagina 3 van 12 Samenvatting Ter onderbouwing van het beleid voor de kokkelvisserij in schelpdier-arme jaren wordt sinds 1990 in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) door het RIVO-CSO jaarlijks het kokkelbestand (Cerastoderma edule) in de Oosterschelde, de Westerschelde en de Waddenzee geïnventariseerd. De kokkelbestandsopnames worden in het voorjaar uitgevoerd. In een aantal jaren is ook een bestandsopname in het najaar uitgevoerd. Daarnaast is in 1991 door het RIVO-CSO, onafhankelijk van de surveys, een onderzoek opgezet naar de groei en sterfte van kokkelbestanden in de Oosterschelde en in de Westerschelde. Dit onderzoek is opgezet om meer inzicht te krijgen in de factoren die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van kokkelbestanden. Schattingen van de bestandsgroottes op 1 september worden verkregen door extrapolatie van de voorjaarsgegevens uit de survey. Hierbij worden de gegevens uit het onderzoek naar groei en sterfte gebruikt. In het kader van het onderzoek Evaluatie Schelpdiervisserij tweede fase (EVA2), worden de tot nu toe gebruikte extrapolatie-methoden geëvalueerd. Een vergelijking van de groei gemeten tijdens de surveys en de groei gemeten in het onderzoek naar groei en sterfte geven bij de Westerschelde hetzelfde beeld. Bij een vergelijking van de resultaten van de Oosterschelde bleek dat niet zo te zijn. Het versgewicht van met name de tweejarige kokkels uit de kokkelsurveys is lager dan op grond van het onderzoek naar groei en sterfte verwacht werd. Dit gaf aanleiding te veronderstellen dat de leeftijdsindeling van de één- en tweejarige kokkels bij de twee onderzoeken niet altijd éénduidig is uitgevoerd. Leeftijdsbepaling van kokkels is lastig omdat niet alle kokkels van één jaar even groot zijn en ook de groeiringen niet altijd even duidelijk te zien zijn. Bovendien werden de surveys in de Oosterschelde uitgevoerd door de bemanning van schepen van Directie Visserij van het Ministerie van LNV en het onderzoek naar groei en sterfte door het RIVO-CSO. In dit rapport worden de groeigegevens per leeftijd verzameld in de surveys van het voorjaar van 1998 en 2000 in de Oosterschelde opnieuw geanalyseerd aan de hand van bewaarde diepvriesmonsters. Een vergelijking van de opnieuw bepaalde groeigegevens maken het waarschijnlijk dat destijds in de surveys grote éénjarige kokkels als tweejarig zijn geregistreerd.

pagina 4 van 12 RIVO rapport C006/03 1 Inleiding Voor de bepaling van de grootte van de kokkelbestanden (Cerastoderma edule) worden vanaf 1990 ieder voorjaar bestandsopnames in de Oosterschelde en Westerschelde uitgevoerd. In de Oosterschelde wordt de survey uitgevoerd door de bemanning van schepen van Directie Visserij van het Ministerie van LNV. In de Westerschelde wordt de kokkelsurvey uitgevoerd door RIVO-CSO. In een aantal jaren is ook een bestandsopname in het najaar uitgevoerd. Daarnaast is sinds 1991 op een aantal vaste locaties (vakken) in de Oosterschelde en in de Westerschelde door het RIVO-CSO een onderzoek opgezet naar de groei en sterfte van kokkelbestanden. Dit onderzoek is opgezet om meer inzicht te krijgen in de factoren die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van kokkelbestanden. De gegevens uit dit onderzoek worden gebruikt voor de berekening van groei- en sterftefactoren voor verschillende jaarklassen kokkels. Deze factoren worden gebruikt voor de extrapolatie van kokkelgewichten van de bestandsopnames in het voorjaar naar schattingen van de bestandsgroottes op 1 september. Vergelijking van de groei tussen deze twee onderzoeken geven bij de Westerschelde hetzelfde beeld. Bij vergelijking van de resultaten van de Oosterschelde bleek dat niet zo te zijn. In figuur 1 is te zien dat vooral het gewicht van de tweejarige kokkels aangetroffen tijdens de voorjaarssurvey's lager is dan verwacht uit de gegevens van het onderzoek naar groei en sterfte. Dit gaf aanleiding te denken dat de leeftijdsindeling van de één- en tweejarige kokkels bij de twee onderzoeken in dit gebied niet altijd éénduidig was uitgevoerd. Gebleken is dat de leeftijdsbepaling van kokkels erg lastig is. Kokkels van één jaarklasse zijn niet altijd even groot en groeiringen zijn niet altijd even duidelijk waar te nemen. Het is mogelijk dat grote éénjarige kokkels in de survey worden aangezien als tweejarig. Dat zou betekenen dat het gemiddelde individueel gewicht van beide jaarklassen kokkels te laag wordt berekend. Sinds de voorjaarssurvey van 1998 zijn de aan boord uitgezochte, getelde en gewogen monsters afkomstig uit de Oosterschelde in de diepvries van het RIVO bewaard. Van de voorjaarssurvey van 1999 zijn de monsters al eerder opnieuw op leeftijd gebracht en gemeten, de monsters van de voorjaarssurvey's van 1998 en 2000 zijn ten behoeve van het huidige onderzoek opnieuw op leeftijd gebracht en van de kokkels is de lengte bepaald en het versgewicht bepaald. De resultaten en een vergelijking met de oorspronkelijke bepalingen worden in dit rapport gepresenteerd.

RIVO rapport C006/03 pagina 5 van 12 12 10 vers gram 8 6 4 groeicurve O'schelde 1992-2001 uit het onderzoek naar groei en sterfte gemiddeld RIVO-survey 1998-2002 2 0 j f m a m j j a s o n d j f m a m j j a s o n d j f maand Fig 1: Het verloop van het Individueel versgewicht In grammen van kokkels uit de vakken In de Oosterschelde jaarklasse 1990-2000 (jaren 1992-2001) vergeleken met de oorspronkelijke gemiddelde gewichten uit de voor- en najaarssurvey's van 1998 t/m2002 2 Materiaal en methoden 2.1 Monstername onderzoek naar groei en sterfte Door het meerdere jaren volgen van de groei en veranderingen in aantallen van kokkels op vaste onderzoekslocaties kan een inzicht worden verkregen in de factoren die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van kokkelbestanden. Verspreid over de Ooster- en Westerschelde zijn voor dit onderzoek vakken uitgezet. In figuur 3 zijn de locaties van deze vakken in de Oosterschelde weergegeven. De vakken zijn zo gekozen dat er zoveel mogelijk verschillende condities bekeken kunnen worden. In december 1991 is een begin gemaakt met het uitzoeken van geschikte locaties. Op 19 plaatsen in de Oosterschelde met een goede kokkeldichtheid is een vak uitgezet van ca.40 bij 40 meter, op de hoekpunten een paaltje. Van deze hoekpunten is de positie met een navigator ingemeten. Het inmeten is belangrijk voor het terugvinden van de monsterlocatie, als bij storm of visserij de paaltjes verdwenen zijn. In de loop van het onderzoek is de positie van enkele van deze locaties wel eens iets veranderd, bijvoorbeeld doordat het vak te veel op de rand van de plaat kwam te liggen, of omdat er in de buurt van het bestaande vak meer kokkelbroed aangetroffen was. Zoveel mogelijk zijn dezelfde condities aangehouden.

pagina 6 van 12 RIVO rapport C006/03 Van 1992 t/m 1994 zijn de locaties 5 keer per jaar bemonsterd, vanaf 1995 is de frequentie van bemonsteren terug gebracht naar 3 keer per jaar. Er is zoveel mogelijk aan het begin en aan het eind van het groeiseizoen en na de kokkelvisserij gemonsterd. Na de strenge winter van 1996/1997 is in februari een extra bemonstering uitgevoerd. De bemonsteringen vinden plaats tijdens laag water. Per bemonstering zijn binnen dit gebied random met een steekbuis (oppervlak 85 cm 2 ) 50 monsters uitgestoken. De hierin aanwezige kokkels zijn verzameld, gespoeld en verder als één monster behandeld. Aan boord is van de in het monster aangetroffen kokkels de leeftijd bepaald aan de hand van de groeiringen op de schelp. Per jaarklasse is het aantal, het versgewicht en de schelplengte bepaald. Met lengte wordt hier bedoeld de grootste afstand tussen de voor- en achterrand van de schelp (fig 2). Vanaf 1998 worden de kokkels per jaarklasse gekookt en het vlees ingevroren. Op het lab wordt van het kokkelvlees het asvrijdrooggewicht bepaald. Fig 2: De lengte van een kokkel

RIVO rapport C006/03 pagina 7 van 12 OOSTERSCHELDE Roggeplaat Neeltje Jans Vondelingen Stavenisse Hoge Kraaier Brouwerplaat Fig 3: Ligging van de vakken in het onderzoek naar groei en sterfte van kokkels in de Oosterschelde De kokkels die worden bemonsterd in de vakken in de Oosterschelde zijn individueel gemeten en per vak per jaarklasse vers gewogen. De gemiddelde schelplengtes per leeftijdklasse in de periode 1992 tot en met 1999 zijn gerelateerd aan de gemiddelde versgewichten (fig 4). Dit levert de volgende formule: gewicht in mg= 0.7280 * (lengte in mm) 2.8108

pagina 8 van 12 RIVO rapport C006/03 11 10 y = 2.8108x - 0.3174 R 2 = 0.97 terug getransformeerd: ind gew mg=0.7280*l^2.8108 9 ln(iw) 8 7 6 5 2 2.2 2.4 2.6 2.8 3 3.2 3.4 3.6 3.8 4 ln(l) Fig 4: Relatie versgewicht en lengte van kokkels in de vakken in de Oosterschelde 1992-1999 2.2 Monstername kokkelsurvey De ligging van de monsterpunten in de kokkelsurvey wordt bepaald volgens een gridmethode.hierbij is een raster gekozen dat samenvalt met de coördinaten op zeekaarten. Voor deze methode is gekozen in verband met het gebruik van elektronische plaatsbepalings-apparatuur. De monsterpunten liggen op raaien die lopen van noord naar zuid (fig.5). De raaien in de Oosterschelde hebben een onderlinge afstand van 0.5 geografische minuut (ca. 576 meter). De afstand tussen de monsterpunten op een raai bedraagt 0.25 geografische minuut (ca. 463 meter). De bemonstering werd uitgevoerd bij hoog water vanaf een vlet met buitenboordmotor. Met een daartoe speciaal ontwikkeld monstertuig (kokkelschepje) zijn per monsterpunt drie monsters genomen met een totaal bodemoppervlak van 0.1 m 2. Een deel van de monsterpunten, die hoog in de getijzone liggen, is te voet bemonsterd. Hierbij is gebruik gemaakt van een steekbuis met een oppervlak van 85 cm 2. Per monsterpunt worden twaalf monsters uitgestoken. In beide methoden is de bemonsteringsdiepte 7 cm. De

RIVO rapport C006/03 pagina 9 van 12 monsters op één punt zijn verder als één monster behandeld. De vangst werd gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 2x2 mm. Uit de verzamelde monsters worden de verschillende jaarklassen kokkels geteld en het versgewicht (schelp+vlees+water) bepaald. Kokkels met 1 duidelijke groeiring zijn éénjarig, met 2 groeiringen tweejarig en alle kokkels met meer ringen worden meerjarig genoemd. De moeilijkheid hierbij is dat groeiringen niet altijd even duidelijk te zien zijn en dat kokkels van dezelfde leeftijd soms erg in grootte verschillen. OOSTERSCHELDE, monsterpunten kokkelsurvey Fig 5: Ligging van de monsterpunten van de bestandsopname in het voorjaar in de Oosterschelde 2.3 Leeftijdsbepaling monsters survey s 1998 en 2000 De in de diepvries bewaarde monsters zijn opnieuw op leeftijd gebracht en de schelplengte gemeten. De lengte wordt gemeten om de vergelijking tussen beide onderzoeken mogelijk te maken, de groeicurve uit het onderzoek naar groei en sterfte is afgeleid uit versgewichten. Om uit de kokkellengtes het versgewicht te bepalen wordt gebruik gemaakt van de formule zoals beschreven in hoofdstuk 2.1.

pagina 10 van 12 RIVO rapport C006/03 3 Resultaten De gemiddelde gewichten per jaarklas van zowel de bepaling door de bemanning aan boord tijdens de surveys als de nu uitgevoerde leeftijdsbepaling zijn vermeld in onderstaande tabel. Hieruit blijkt dat zowel het gewicht van de éénjarige als de tweejarige kokkels hoger is dan oorspronkelijk bepaald. Tabel 1: De gemiddelde versgewichten van de verschillende jaarklassen kokkels in de voorjaarssurveys in grammen, de oorspronkelijke en de gecorrigeerde data bemonsteringsjaar 1-jarig 2-jarig meerjarig 1998 oorspronkelijk 1.00 6.97 11.53 1998 gecorrigeerd 1.34 8.98 9.80 2000 oorspronkelijk 2.40 7.35 11.82 2000 gecorrigeerd 2.77 8.35 11.85 In figuur 6 zijn de bij dit onderzoek gevonden gemiddelde gewichten van één- en tweejarige kokkels ingevuld. Er is een gemiddelde uitgezet voor de jaren 1998 t/m 2002, in die jaren is het gewicht bepaald door het RIVO-CSO.

RIVO rapport C006/03 pagina 11 van 12 12 10 vers gram 8 6 4 groeicurve O'schelde 1992-2001 uit het onderzoek naar groei en sterfte gemiddeld RIVO-survey 1998-2002 2 0 j f m a m j j a s o n d j f m a m j j a s o n d j f maand Fig 6: Het verloop van het individueel versgewicht in grammen van kokkels uit de vakken in de Oosterschelde jaarklasse 1990-2000 (jaren 1992-2001) aangevuld met de gecorrigeerde gemiddelde gewichten uit voor-en najaarssurvey's van 1998 t/m 2002. 4 Conclusie Uit vergelijking van figuur 1 en figuur 6 blijkt dat de gecorrigeerde gemiddelde gewichten van met name de tweejarige kokkels in de recente voorjaarssurveys beter passen in de groeigegevens vastgesteld gedurende het langjarig onderzoek naar groei en sterfte. Voor éénjarige kokkels is slechts een kleine verbetering opgetreden. De gewichten van de éénjarige kokkels kunnen aanzienlijk verschillen tussen verschillende jaren. In 2000 waren éénjarige kokkels twee maal zo zwaar als in 1998 en dit heeft grote invloed op het kortjarige gemiddelde van de survey periode 1998-2002. Het gemiddeld gewicht van éénjarige kokkels in deze jaren is lager dan die in het langjarig onderzoek naar groei en sterfte. Door de beschikbaarheid van een aantal bevroren monsters afkomstig van kokkelsurveys uitgevoerd in 1998 en 2000 in de Oosterschelde konden de gewichten per leeftijdsklasse onafhankelijk worden vastgesteld van de gewichten die destijds tijdens het uitvoeren van de survey werden vastgesteld. De verschillen gevonden tussen beide bepalingen kunnen

pagina 12 van 12 RIVO rapport C006/03 worden verklaard door de veronderstelling dat de leeftijdsbepaling tijdens de survey niet geheel correct is uitgevoerd. Wanneer dit het geval is kan worden aangenomen worden dat ook in de jaren vóór 1998 de leeftijdsbepaling niet altijd juist is uitgevoerd. Tot en met de voorjaarsbemonstering van 2000 werden de leeftijden vastgesteld door de bemanning van schepen van Directie Visserij van het Ministerie van LNV. Sindsdien worden de leeftijdsbepaling door RIVO-CSO gedaan. De resultaten uit dit rapport zullen worden meegenomen in het onderzoek naar de groeifactoren in het kader van het evaluatieonderzoek schelpdiervisserij (EVA2). Van toekomstige surveys zal de leeftijdsbepaling uitgevoerd worden op het RIVO-CSO en bij de verwerking van gegevens uit surveys van vóór 1998 zal rekening worden gehouden met de conclusie uit dit rapport. 5 Referenties _ Stralen, M. R. van, 1990. Het kokkelbestand in de Oosterschelde en de Waddenzee in 1990. RIVO-rapport AQ 90-03 _ LNV, 1993. Stuctuurnota Zee- en Kustvisserij.