ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 *

Vergelijkbare documenten
ARREST VAN HET HOF. 29 juni 1999 (1)

ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 6 april 1995 *

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Zesde Kamer) 8 februari 1990*

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 7 juli 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 24 oktober 1996 *

ARREST VAN HET HOF 14 mei 2002 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 18 december 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 9 november 2000 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 15 maart 2001 *

ARREST VAN HET HOF 5 oktober 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 5 juli 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 2 mei 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

ARREST VAN HET HOF 24 november 1993 *

61986J0289. Trefwoorden. Samenvatting. Partijen

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 december 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 5 mei 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 september 2006 *

ARKEST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 oktober 1987*

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 20 februari 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 16 september 1997 *

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

ARREST VAN HET HOF 7 september 1999 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 30 april 2002 *

ARREST VAN ZAAK C-215/94. ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 februari 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 6 juli 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997*

(verzoek van het VAT and Duties Tribunal, Manchester, om een prejudiciële beslissing)

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 april 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 13 oktober 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 17 september 2002 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 22 februari 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 maart 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 oktober 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 12 juni 2003 *

ARREST VAN HET HOF 4 februari 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 juli 2000 *

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 8 juni 2000 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 27 oktober 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 23 mei 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 12 mei 1989 *

ARREST VAN HET HOF 26 februari 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 24 januari 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 juli 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 13 maart 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001»

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 4 juni 1987*

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 27 juni 1989* betreffende verzoeken aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag,

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1988*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 12 november 1992 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 19 juni 2003 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 *

Samenvatting van het arrest

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 26 september 1996 *

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 februari 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 17 juli 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 november 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 juni 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 1 juli 1999 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 7 september 2006 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 7 december 2000 (1)

ARREST VAN HET HOF 23 februari 1994 *

ARREST VAN HET HOF 4 oktober 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 mei 1985 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*)

De juridische nieuwslijn Lexalert informeert u gratis en per over de juridische actualiteit. Schrijf gratis in via

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 9 oktober 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 14 juli 1994 *

ARREST VAN HET HOF. 30 juni 1998 *


ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 9 december 1997 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 2 augustus 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 oktober 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 13 december 1989 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 12 februari 1998 *

ARREST VAN HET HOF 19 september 1995 *'

ARREST VAN HET HOF 30 juni 1998 (1)

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 7 maart 1996"

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 18 juli 2007 *

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Crown Court te Bristol)

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 14 november 2000 *

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer) 17 januari 2013 (*)

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 februari 1996 *

( Richtlijnen van de Raad 77/388, artikel 13, B, sub d, punt 1, en 78/583, artikel 1 )

Transcriptie:

ARREST VAN 28. 5.1998 ZAAK C-3/97 ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 * In zaak C-3/97, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Court of Appeal Criminal Division, London, in de aldaar dienende strafzaak tegen J. C. Goodwin, E. T. Unstead, om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, biz. 1), wijst HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer), samengesteld als volgt: M. Wathelet, kamerpresident, D. A. O. Edward en P. Jann (rapporteur), rechters, advocaat-generaal: P. Léger griffier: H. von Holstein, adj unet-griffier * Procestaal: Engels. I - 3266

GOODWIN EN UNSTEAD gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door: Goodwin en Unstead, vertegenwoordigd door A. Newman, QC, en P. Guest, Barrister, geïnstrueerd door A. Oxford, Solicitor, wat Unstead betreft, de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door J. E. Collins, Assistant Treasury Solicitor, als gemachtigde, bijgestaan door S. Richards en M. Hoskins, Barristers, de Griekse regering, vertegenwoordigd door F. Georgakopoulos, adjunctjuridisch adviseur bij de juridische dienst van de staat, en A. Rokofyllou, adviseur van de onderminister van Buitenlandse zaken, als gemachtigden, de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door H. Michard en B. Doherty, leden van haar juridische dienst, als gemachtigden, gezien het rapport ter terechtzitting, gehoord de mondelinge opmerkingen van Goodwin en Unstead, vertegenwoordigd door A. Newman en P. Guest; de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door J. E. Collins, bijgestaan door K. Parker, QC, en M. Hoskins; de Griekse regering, vertegenwoordigd door F. Georgakopoulos en A. Rokofyllou, en de Commissie, vertegenwoordigd door B. Doherty, ter terechtzitting van 15 januari 1998, gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 12 maart 1998, I - 3267

ARREST VAN 28.5.1998 ΖAAΚ C-3/97 het navolgende Arrest 1 Bij arrest van 24 december 1996, ingekomen bij het Hof op 9 januari 1997, heeft de Court of Appeal Criminal Division, London, krachtens artikel 177 EG-Verdrag een prejudiciële vraag gesteld over de uitlegging van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1; hierna: Zesde richtlijn"). 2 Deze vraag is gerezen in een strafzaak tegen Goodwin en Unstead, die beiden worden verdacht van ontduiking van de BTW over de verkoop van namaakparfums. 3 Blijkens de stukken wordt Goodwin ervan verdacht, namaakparfums te hebben gekocht en verkocht zonder in het BTW-register te zijn ingeschreven, terwijl Unstead wordt verdacht van deelneming aan de vervaardiging, productie, distributie en verkoop van namaakparfums in het kader van een tezamen met anderen geëxploiteerde onderneming die niet in het BTW-register was ingeschreven. 4 De Inner London Crown Court besliste in eerste aanleg, dat de Zesde richtlijn de heffing van BTW over de vervaardiging, productie, distributie en verkoop van namaakparfums niet verbiedt, en veroordeelde Goodwin en Unstead wegens overtreding van Section 72(1) en (8), van de Value Added Tax Act 1994. I - 3268

GOODWIN EN UNSTEAD 5 In hoger beroep bij de Court of Appeal hebben verdachten onder meer aangevoerd, dat in een geval als het hunne het gemeenschapsrecht in de weg staat aan de heffing van BTW. 6 De Court of Appeal is van oordeel, dat krachtens het gemeenschapsrecht BTW verschuldigd is ter zake van de levering van namaakparfums onder bezwarende titel. De Court heeft evenwel bepaalde twijfels op dit punt en heeft daarom de behandeling van de zaak geschorst om het Hof de volgende prejudiciële vraag te stellen: Valt de levering van namaakparfums binnen de werkingssfeer van richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (Zesde richtlijn)?" 7 Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen, of artikel 2 van de Zesde richtlijn aldus moet worden uitgelegd, dat de levering van namaakparfums aan BTW is onderworpen. 8 Deze bepaling luidt: Aan de belasting over de toegevoegde waarde zijn onderworpen: 1.de leveringen van goederen en de diensten, welke in het binnenland door een als zodanig handelende belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht; 2. de invoer van goederen." I - 3269

ARREST VAN 28.5.1998 ZAAK C-3/97 9 Volgens vaste rechtspraak is de Zesde richtlijn, die een vergaande harmonisatie op het gebied van de BTW beoogt, gebaseerd op het beginsel van fiscale neutraliteit. Dit beginsel verzet zich bij de heffing van BTW tegen een algemeen onderscheid tussen legale en illegale transacties, met uitzondering van de gevallen waarin wegens de bijzondere kenmerken van bepaalde goederen elke mededinging tussen een legale en een illegale economische sector is uitgesloten (zie onder meer arrest van 2 augustus 1993, Lange, C-111/92, Jurispr. blz. I-4677, punt 16). 10 Goodwin en Unstead zijn van mening, dat gelet op de arresten van 28 februari 1984, Einberger (294/82, Jurispr. blz. 1177), 5 juli 1988, Mol (269/86, Jurispr. blz. 3627), en Happy Family (289/86, Jurispr. blz. 3655), en 6 december 1990, Witzemann (C-343/89, Jurispr. blz. I-4477), de feiten van het hoofdgeding onder deze uitzondering vallen, omdat er geen legale markt voor namaakparfums bestaat. Een overeenkomst ter zake van de verkoop van namaakparfums is in het Verenigd Koninkrijk immers niet alleen nietig, want onwettig, maar betekent ook een inbreuk op een groot aantal intellectuele-eigendomsrechten. Bovendien wordt door het in het verkeer brengen van dergelijke parfums de werking van de gemeenschappelijke markt ernstig verstoord, aangezien de handel in namaakparfums, anders dan de handel in verdovende middel, nimmer is toegestaan. 11 In de arresten Einberger, Mol en Happy Family (reeds aangehaald) heeft het Hof beslist, dat bij de illegale invoer in de Gemeenschap van verdovende middelen of bij de illegale levering van soortgelijke goederen die in het binnenland onder bezwarende titel wordt verricht, geen omzetbelastingschuld ontstaat voor zover deze goederen geen deel uitmaken van het door de bevoegde autoriteiten streng bewaakte economisch circuit ten behoeve van gebruik voor medische en wetenschappelijke doeleinden. In punt 20 van het arrest Witzemann (reeds aangehaald) heeft het Hof geoordeeld, dat zijn overwegingen ten aanzien van de illegale invoer van verdovende middelen a fortiori voor de invoer van vals geld golden. 12 In deze vier arresten heeft het Hof verder overwogen, dat de illegale invoer of levering van goederen als die waarop deze zaken betrekking hadden, die per definitie volstrekt niet in het economische en commerciële circuit van de Gemeenschap mogen worden gebracht en die slechts tot strafmaatregelen aanleiding kunnen I - 3270

GOODWIN EN UNSTEAD geven, volledig buiten de bepalingen van de Zesde richtlijn vallen (reeds aangehaalde arresten Einberger, punten 19 en 20; Mol, punt 15; Happy Family, punt 17, en Witzemann, punt 19). Deze rechtspraak betreft dus goederen die wegens hun bijzondere kenmerken niet in de handel of in het economisch circuit kunnen worden gebracht. 13 Dat is evenwel niet het geval bij de goederen in het hoofdgeding. Zoals de Griekse regering en de regering van het Verenigd Koninkrijk alsook de Commissie hebben benadrukt, betreft het geen goederen waarvan de verhandeling wegens hun aard of bijzondere kenmerken verboden is. 14 Transacties met namaakartikelen maken weliswaar inbreuk op intellectueleeigendomsrechten, maar het verbod ter zake houdt geen verband met de aard of de wezenlijke kenmerken van deze producten, doch met de aantasting van de rechten van derden, zoals de advocaat-generaal in punt 22 van zijn conclusie heeft uiteengezet. Verder heeft, aldus de Commissie in haar opmerkingen, het verbod waartoe schending van intellectuele-eigendomsrechten leidt, een voorwaardelijk en geen absoluut karakter, zoals bij verdovende middelen of valsemunterij. Het op namaakartikelen rustende verbod wegens schending van intellectueleeigendomsrechten levert derhalve onvoldoende grond op om deze producten buiten de werkingssfeer van de Zesde richtlijn te brengen. 15 Bovendien kan, zoals de Commissie eveneens heeft onderstreept, in een situatie als in het hoofdgeding niet worden uitgesloten, dat de namaakartikelen gaan concurreren met de producten die in het legale circuit worden verhandeld, aangezien er een legale markt voor parfumerieartikelen bestaat, die juist door de namaakartikelen wordt verstoord. Deze goederen kunnen daarom niet worden geacht buiten het economisch circuit te staan, zoals verdovende middelen of vals geld. 16 Op de gestelde vraag moet derhalve worden geantwoord, dat artikel 2 van de Zesde richtlijn aldus moet worden uitgelegd, dat de levering van namaakparfums aan BTW is onderworpen. I - 3271

ARREST VAN 28.5.1998 ZAAK C-3/97 Kosten 17 De kosten door de Griekse regering, de regering van het Verenigd Koninkrijk en de Commissie wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer), uitspraak doende op de door de Court of Appeal Criminal Division, London, bij arrest van 24 december 1996 gestelde vraag, verklaart voor recht: Artikel 2 van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, moet aldus worden uitgelegd, dat de levering van namaakparfums aan BTW is onderworpen. Wathelet Edward Jann Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 28 mei 1998. De griffier R. Grass De president van de Eerste kamer M. Wathelet I - 3272