Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Vergelijkbare documenten
Eerste Kamer der Staten-Generaal

Fiche 9: Verordening Brussel IIbis (herschikking)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Centrale autoriteit internationale kinderaangelegenheden. van het Ministerie van Veiligheid en Justitie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en)

13585/17 WST/sht/bb DGD 2

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 29 november 2017 (OR. en)

9317/17 pro/gra/sl 1 D 2A

Tweede Kamer der Staten-Generaal

13581/17 WST/sht/bb DGD 2

Raad van de Europese Unie Brussel, 6 oktober 2015 (OR. en)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Inleiding. Fields marked with * are mandatory.

INTERNATIONALE KINDERONTVOERING STAND VAN ZAKEN, VERZET VAN HET KIND?

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2008 (21.01) (OR. en) 5213/08 COPEN 4

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Inleiding. Fields marked with * are mandatory.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De Verordening EG nr. 2201/2003 en de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake huwelijkszaken en ouderlijke verantwoordelijkheid

InhOud Voorwoord 5 Inhoud 7 Lijst van afkortingen Verkort geciteerde literatuur

Bijgewerkte versie van 1 juni 2005

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

A. De context van bemiddeling in familiezaken

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL JUSTITIE EN CONSUMENTENZAKEN

Centrale autoriteit internationale kinderaangelegenheden van het Ministerie van Veiligheid en Justitie

Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden. van het Ministerie van Veiligheid en Justitie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden

Bevoegdheid Nederlandse rechter vordering afgifte minderjarige na overbrenging buitenland

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 7 juli 2000 (17.07) (OR. fr) 9735/00 ADD 1 LIMITE JUSTCIV 75

GSC.TFUK. Raad van de Europese Unie Brussel, 7 januari 2019 (OR. en) XT 21106/18. Interinstitutioneel dossier: 2018/0426 (NLE) BXT 125

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 30 maart 2007 (13.04) (OR.en) ST 8028/07 Interinstitutioneel dossier: 2006/0135(CNS) LIMITE JUSTCIV 75

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

Vademecum voor de toepassing van de nieuwe verordening Brussel II.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Hoofdstuk 1 Inleiding 1

Hierbij gaat voor de delegaties document COM(2017) 357 final. Bijlage: COM(2017) 357 final /17 fb DG D 2A. Raad van de Europese Unie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1

Tweede Kamer der Staten-Generaal

PUBLIC 14733/02 Interinstitutioneel dossier: 2002/0110 (CNS)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Raad van de Europese Unie Brussel, 24 november 2015 (OR. en)

Nota naar aanleiding van het verslag. 1. Inleiding

Internationale kinderontvoeringen

Voorstel voor een verordening (COM(2016)0411 C8-0322/ /0190(CNS)) Door de Commissie voorgestelde tekst

Nederland kan instemmen met de bepalingen betreffende kwetsbare personen, inclusief de in artikel 11 aangebrachte wijziging.

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Eerste Kamer der Staten-Generaal

14784/18 gys/tin/oms/van/rts/ev 1 JAI.2

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de

Ons kenmerk /11/6 Datum 20 oktober 2011 Onderwerp Tweede nadere memorie van antwoord wetsvoorstel IKO (32 358)

Het Mediation Bureau. van het Centrum Internationale Kinderontvoering (Centrum IKO)

A 2011 N 57 PUBLICATIEBLAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 maart 2018 (OR. en)

9116/19 JVB/jvc/srl JAI.2

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de

In deze brief informeer ik u over de Raadspositie over de EU begroting 2018 en de 4 e aanvullende begroting op de Europese begroting van 2017.

ECLI:NL:RBDHA:2015:14419

de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de

(consultatie) Consultatieversie 1

Datum 16 juni 2017 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de toename van het aantal afgewezen asielzoekers dat van de radar verdwijnt

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA DEN HAAG

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

8214/2/19 REV 2 JVS/srl JAI.2. Raad van de Europese Unie Brussel, 18 juni 2019 (OR. en) 8214/2/19 REV 2. Interinstitutioneel dossier: 2016/0190 (CNS)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

[Haags Kinderontvoeringsverdrag - 3; 13; Brussel II-bis - 2 lid 11; 10; 11 lid 7]

1. COM (2016) 106: huwelijksvermogensrecht; 2. COM (2016) 107: vermogensrechtelijke gevolgen geregistreerd partnerschap.

Verslag advocatenbijeenkomst 6 september 2011

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

Nota naar aanleiding van het verslag

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 61, onder c), en artikel 67, lid 1,

Internationaal Privaatrecht 2017/2019

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

Datum 14 november 2017 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de opvang van vluchtelingen in Turkije op basis van de Turkijedeal

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 december Betreft: Adviesaanvraag ter uitvoering van de motie-dijkstra (34 102, nr. 5) Excellentie,

Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad 1

de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/jenv Onderwerp Verloop van de onderhandelingen herziening Verordening Brussel II-bis Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen. Geachte Voorzitter, 1. Inleiding Met deze brief informeer ik u nader over de inhoud en het verloop van de onderhandelingen over de herziening van de Verordening Brussel II-bis, 1 mede in het licht van de verwachte aanstaande besluitvorming over deze herziening. Verordening Brussel II-bis betreft de onderwerpen echtscheiding en ouderlijke verantwoordelijkheid (verder ook: gezagsbeslissingen) en kinderontvoering. Overeenstemming over de herziening is mede belang omdat het concrete stappen inhoudt om kinderontvoering effectiever tegen te gaan. Het voorstel sluit in die zin aan op onze gedeelde ambitie om het aantal internationale kinderontvoeringen terug te dringen en om als er sprake is van een kinderontvoering de schade bij kinderen als gevolg van deze ontvoering te beperken. 2 De verordening betreft een unanimiteitsdossier; alle lidstaten moeten instemmen om tot besluitvorming te komen. Het merendeel van de lidstaten lijkt op dit moment actief te streven naar afronding van dit dossier. Beide Kamers hebben op grond van de Goedkeuringswet Verdrag van Lissabon 3 een instemmingsrecht op het uiteindelijke onderhandelingsresultaat. Vooruitlopend op de vaststelling van de verordening zal naar het zich laat aanzien in december aanstaande het herzieningsvoorstel voor een politiek akkoord voorliggen in de JBZ-raad. Op basis van die tekst zal naar verwachting te zijner tijd ook de uiteindelijke besluitvorming plaatsvinden. Met deze brief informeer ik u nader over het te verwachten eindresultaat. 1 Verordening (EG) Nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000, PbEU 2003, L 338. 2 Zie over deze inzet verder mijn brief van 29 juni 2018, Kamerstukken II 2017/18, 30072, 37. 3 Artikel 3, vierde lid, Goedkeuringswet verdrag van Lissabon/ Pagina 1 van 5

2. Verloop onderhandelingen De Commissie publiceerde haar herzieningsvoorstel op 20 juni 2016. U bent in het verleden geïnformeerd over de Nederlandse inzet 4 en het verloop van de onderhandelingen. Verschillende onderdelen zijn besproken binnen de JBZ-raad. Het betrof kortgezegd de volgende onderwerpen: het recht van het kind tot de gelegenheid om te worden gehoord (JBZraad juni 2017); 5 de (modaliteiten voor de) verdere afschaffing van het exequatur, het verlof tot tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissingen (JBZ-raad december 2017); 6 het wederzijds vertrouwen tussen lidstaten (Informele JBZ-raad januari 2018); 7 de bekostiging van Centrale Autoriteiten (JBZ-raad maart 2018); 8 de afschaffing van de exequatur (JBZ-raad juni 2018); 9 de plaatsing van kinderen in pleegzorg in andere lidstaten (JBZ-raad juni 2018), 10 en het treffen van voorlopige maatregelen door de Kinderontvoeringsrechter voor de terugkeer van een kind na kinderontvoering (JBZ-raad juni 2018). 11 3. Contouren herziene verordening De huidige stand van zaken van het voorstel is voor de beide Kamers toegankelijk via het delegates portal. 12 Hieronder volgt een kort overzicht van de contouren van het voorstel. 3.1 Internationale kinderontvoering Het belangrijkste internationale instrument tegen kinderontvoering is het Haags Kinderontvoeringsverdrag 1980. 13 Het huidige Brussel II-bis vult het verdrag aan, met het doel om de terugkeer van kinderen in zo veel mogelijk gevallen mogelijk te maken en internationale kinderontvoering verder te ontmoedigen. In de herziening zijn de volgende uitbreidingen en preciseringen opgenomen: als de rechter oordeelt dat het kind terug moet naar het land van herkomst na kinderontvoering, geldt die beslissing in alle lidstaten. Hiermee wordt het opnieuw ontvoeren van een kind waarvan de terugkeer is bevolen naar een volgende lidstaat ontmoedigd. de rechter die oordeelt over de terugkeer van een kind, kan voorlopige, beschermende maatregelen nemen voor het kind, die ook gelden in het land van terugkeer. Het gaat dan bijvoorbeeld om het vastleggen van een voorlopige omgangsregeling of het vaststellen van de voorlopige hoofdverblijfplaats van het kind; het gebruik van mediation wordt bevorderd; omgang tussen het kind en de achtergebleven ouder gedurende de 4 Voor het fiche, zie: Kamerstukken II 2015/16, 22112, 2202. 5 Kamerstukken II 32317, 474, p. 13-14, verslag: Kamerstukken II 32317, HS. 6 Kamerstukken II 32317, 497, p. 16-17, verslag: Kamerstukken II 32317, 499. 7 Kamerstukken II 32317, 502, p. 4-5, verslag: Kamerstukken II 32317, 504. 8 Kamerstukken II 32317, 507, p. 6-7, verslag: Kamerstukken II 32317, 509. 9 Kamerstukken II 32317, 513, p. 13-15, verslag: Kamerstukken II 32317, 516. 10 Ibidem. 11 Ibidem. 12 Zie document ST 14416/18 van 26 november 2018. 13 Trb. 1987, 139. Pagina 2 van 5

terugkeerprocedure wordt bevorderd, en de beperkte duur van de procedure wordt duidelijker vastgelegd; voor ieder stadium in de terugkeerprocedure is 6 weken beschikbaar. 3.2 De bevoegde rechter De rechter van het land van de gewone verblijfplaats van het kind is en blijft bij gezagsbeslissingen de primair bevoegde rechter op grond van de verordening. Deze rechter is immers in de meeste gevallen het beste in staat te oordelen over het belang van het kind in zaken van ouderlijke verantwoordelijkheid. Wel wordt de regeling aangepast. De belangrijkste wijzigingen betreffen: de mogelijkheid voor een keuze voor een andere rechter dan de rechter van de gewone verblijfplaats wordt verduidelijkt; hiermee staat vast dat de rechter in kinderontvoeringszaken de uitkomsten van een mediationtraject kan opnemen in haar beslissing, ook als dat afspraken zijn over bijvoorbeeld de hoofdverblijfplaats van het kind, de omgang en de nadere invulling van het gezag, en verduidelijkt wordt in welk geval de rechter het initiatief kan nemen om de rechter van een andere lidstaat te laten oordelen over een zaak van ouderlijke verantwoordelijkheid. 3.3 Horen van het kind Gedurende de onderhandelingen is veel aandacht geweest voor het recht van het kind om te kunnen worden gehoord. In het Nederlands familieprocesrecht worden kinderen vanaf 12 jaar actief uitgenodigd om te worden gehoord. Jongere kinderen kunnen aan de rechter laten weten dat zij gehoord willen worden, waarna de rechter beslist of dit wenselijk is in het belang van het kind en van de procedure. 14 In andere lidstaten, zoals Duitsland, worden kinderen al vanaf veel jongere leeftijd gehoord. Onder de huidige verordening leidden die verschillen ertoe dat beslissingen soms in een andere lidstaat niet erkend worden en ook niet ten uitvoer gelegd worden omdat het kind niet is gehoord in de procedure. De herziening probeert dit op de volgende manier tegen te gaan: De mogelijkheid van het kind om te worden gehoord is als verplichting opgenomen, in lijn met artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag 15 en artikel 24 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. 16 Het aan een kind in een procedure onvoldoende gelegenheid geven om te worden gehoord, is vervolgens een facultatieve weigeringsgrond. De rechter mag de erkenning en tenuitvoerlegging weigeren als het kind onvoldoende gelegenheid is geboden om te worden gehoord, maar de rechter hoeft dit niet te doen. Een kind kan immers, ondanks dat het niet is gehoord, wel degelijk belang hebben bij de erkenning of tenuitvoerlegging van de beslissing. De verordening noemt ook specifieke omstandigheden waaronder een kind niet hoeft te worden gehoord. In die gevallen is weigering uitgesloten. Het gaat dan om zaken betreffende het vermogen van kinderen en gevallen waarin zwaarwegende gronden bestaan voor het niet horen van het kind, zoals het spoedeisend karakter van de procedure. 14 Deze leeftijdsgrens en de modaliteiten voor het horen van kinderen is onderwerp van een lopend onderzoek naar de positie van minderjarigen in Nederlandse procesrecht, waarover ik u naar verwachting vóór de zomer van 2019 over zal informeren, zie: Kamerstukken II 2017/18, 33 836, nr. 24, p.3. 15 Trb. 1990, 46. 16 PbEU 2012/C 326/02. Pagina 3 van 5

3.4 Erkenning en tenuitvoerlegging Verordening Brussel II-bis was in 2003 de eerste verordening waarbinnen voor bepaalde beslissingen het verlof tot tenuitvoerlegging, het exequatur, werd afgeschaft; het betrof hier omgangsbeslissingen en sommige beslissingen over de hoofdverblijfplaats van een kind na kinderontvoering. Hierdoor was voor dit soort beslissingen niet langer eerst een rechterlijke verlofprocedure nodig voordat deze beslissingen ten uitvoer konden worden gelegd in een andere lidstaat. Een dergelijke procedure leidt in de praktijk tot een stempelvonnis, maar kost de burger wel geld en tijd (enkele dagen tot enkele maanden). In het voorstel wordt het exequatur afgeschaft voor alle overige beslissingen. Er worden daarbij verschillende waarborgen geïntroduceerd: voor de beslissingen waarvoor het exequatur nu wordt afgeschaft blijft het mogelijk om de tenuitvoerlegging van een beslissing tegen te gaan met een beroep op de volgende weigeringsgronden: openbare orde, het onvoldoende bieden van een gelegenheid tot het gehoord worden voor het kind, het niet voldoende betrekken van de wederpartij in de procedure en het bestaan van een latere beslissing die onverenigbaar is met de beslissing die erkend of ten uitvoer gelegd zou moeten worden; specifiek voor pleegzorgplaatsingen van de ene lidstaat in de andere lidstaat blijft ook het niet volgen van de voorgeschreven toestemmingsprocedure als weigeringsgrond bestaan; voor de tenuitvoerlegging van beslissingen waarvoor het exequatur in de huidige verordening al is afgeschaft, wordt nu reeds gebruik gemaakt van een certificaat waaruit blijkt dat de rechtbank van herkomst heeft gecontroleerd dat geen van de weigeringsgronden aan de orde zijn. Nieuw is dat de verordening een geharmoniseerde mogelijkheid biedt voor een verzoek om dat certificaat te verbeteren of in te trekken als deze ten onrechte is afgegeven; ook wordt er een nieuw certificaat geïntroduceerd waarmee kan worden aangetoond dat een geprivilegieerde beslissing met certificaat niet langer ten uitvoer gelegd kan worden, bijvoorbeeld als er een nieuwe beslissing is genomen, of de uitvoerbaarheid van de beslissing in het land van herkomst is geschorst, en de voorwaarden voor het aanhouden en niet tenuitvoerleggen van beslissingen worden deels geharmoniseerd. Het aanhouden van de tenuitvoerlegging kan bijvoorbeeld als er nog een hoger beroep loopt tegen de beslissing of als de tenuitvoerlegging van de beslissing het fysieke of geestelijke welzijn van het kind in ernstige mate in gevaar zou brengen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een kind dat ernstig ziek is geworden, en daarom pas veilig kan reizen naar de lidstaat waar het zijn hoofdverblijfplaats zou moeten hebben als de medische zorg ook in dat land is gewaarborgd. Pagina 4 van 5

3.5 Samenwerking Centrale Autoriteiten De herziene verordening stroomlijnt de samenwerkingsregeling voor nationale contactpunten, de centrale autoriteiten, en verduidelijkt de regeling op de volgende punten: explicieter wordt gemaakt welke termijnen gelden, welke informatie kan worden gevraagd door gerechten, instanties en ouders en, ook belangrijk, welke informatie juist niet kan worden gevraagd; de regeling voor de plaatsing van kinderen in pleeggezinnen en instituten in het buitenland wordt in die zin aangepast dat zowel voor het begrip plaatsing als voor het begrip pleeggezin een duidelijkere afbakening is geformuleerd, en er is een mogelijkheid voorzien waarbij lidstaten met een nauwe band met een kind informatie kunnen aanleveren over pleegzorgmogelijkheden in die lidstaat. 3.6 Overeenkomsten en authentieke akten Naast de herziening van de verordening op het punt van de ouderlijke verantwoordelijkheid en kinderontvoering wordt één belangrijk ander onderdeel toegevoegd. De erkenning van buiten de rechter om tot stand gekomen echtscheidingen wordt vereenvoudigd door een uitbreiding van de regeling voor de erkenning en tenuitvoerlegging van authentieke instrumenten en overeenkomsten. Dit is van belang omdat zo n echtscheiding in een aantal landen, zoals Frankrijk en Slovenië, mogelijk is. Met een uitbreiding van de regeling op dit punt wordt voorkomen dat hinkende rechtsverhoudingen ontstaan, waarbij een echtscheiding in de ene lidstaat tot stand komt, maar in andere lidstaten niet wordt erkend. 4. Vervolgtraject Afhankelijk van het verdere verloop van de onderhandelingen zal de uiteindelijke tekst van het herzieningsvoorstel eind 2018 voor politieke besluitvorming worden geagendeerd in de JBZ-raad. Conform de werkafspraken zoals die gemaakt zijn met zowel de Eerste als de Tweede Kamer 17 zal ik, zodra de finale tekst van het voorstel openbaar is gemaakt, het voorstel zo spoedig mogelijk ter goedkeuring aan u voorleggen en verzoeken om schriftelijke instemming. De onderhavige brief is er niet op gericht deze instemming nu reeds te verkrijgen. Deze brief dient er enkel toe u te attenderen op het naderende moment van besluitvorming over de herziene verordening en u alvast in hoofdlijnen te informeren over de inhoud daarvan. De Minister voor Rechtsbescherming, Sander Dekker 17 Kamerstukken II 2016/17, 32317, 465. Pagina 5 van 5