TOEPASSING VAN DE GEZONDHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR NIET VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BESTEMDE DIERLIJKE BIJPRODUCTEN

Vergelijkbare documenten
(Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad van de Europese Unie L 326/3

Kanalisatie van dierlijke bijproducten bij slagerijen en poeliers

VERORDENING (EG) VAN DE COMMISSIE van 30 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordening

(Voor de EER relevante tekst)

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

(3) Het verslag bevat feedback over de ervaringen met de overgangsmaatregelen van Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie (4). In het verslag

Wijziging Regeling dierlijke bijproducten

gebruikers (verzamelaars) vervoerders

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 1995.

2002R1774 NL

Titel Feedban Nummer DV-01 Datum januari 2017

L 329/26 Publicatieblad van de Europese Unie COMMISSIE

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Titel Feedban Nummer DV-01 Datum juli 2016

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Publicatieblad van de Europese Unie

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Geconsolideerde TEKST

Toelatingsvoorwaarden voor opslagbedrijven voor producten afkomstig van categorie 2- en 3 materiaal

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL GEZONDHEID EN VOEDSELVEILIGHEID

TRA 3132 petfoodfabrikant - DIERLIJKE BIJPRODUCTEN NHC [3132] v1

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren

NCAE. Toelichting handelsnormen voor eieren - verzamelaars november 2013

Provinciale dienst van : Datum : Veranwoordelijke controleur : Nr : Operator : N uniek : Adres :

FAQ. 2. Op wie heeft de Europese Verordening 183/2005 betrekking?

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Publicatieblad van de Europese Unie L 77/25

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL GEZONDHEID EN VOEDSELVEILIGHEID

Informatieblad Transport van levensmiddelen, diervoeders en dierlijke bijproducten.

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING. INTERPRETATIENOTA Nr

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET ECONOMISCH EN FINANCIEEL COMITÉ

Gearchiveerd op 01/01/2017

Omzendbrief met betrekking tot meststoffen/bodemverbeterende middelen die dierlijke bijproducten bevatten

Publicatieblad van de Europese Unie L 331/13

Handleiding intracommunautair handelsverkeer van dierlijke bijproducten

Publicatieblad van de Europese Unie L 165 I. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 61e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal. 2 juli 2018.

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

TRA 3190 oleochemie - DIERLIJKE BIJPRODUCTEN NHC [3190] v1

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Infoblad dierlijke bijproducten in de eiersector

Volume: 0-49 zendingen per jaar Europa 0 2 kg 2-10 kg kg kg

"Culturele Hoofdstad van Europa" voor het tijdvak 2005 tot 2019 ***I

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 december 2002 (17.12) (OR. fr) 15363/02 Interinstitutioneel dossier: 2000/0221 (COD) LIMITE

Raad van de Europese Unie Brussel, 14 februari 2017 (OR. en)

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Omzendbrief met betrekking tot slagerijscholen

Voor dierlijke producten verwijst dat begrip naar het land waarin het product geheel is verkregen, hetgeen, toegepast op vlees, betekent: het land waa

November Infoblad dierlijke bijproducten in de zuivelsector. Wettelijk kader

code IB02-SPEC35 versie 02 Inwerkingtreding: 1 oktober 2017 pag. 1 van 5

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

ONTWERPADVIES. NL In verscheidenheid verenigd NL 2013/0433(COD) van de Commissie internationale handel

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De onderdelen d tot en met h worden geletterd e tot en met i.

Omzendbrief met betrekking tot de traceerbaarheid bij het verzenden van levensmiddelen van dierlijke oorsprong.

(Voor de EER relevante tekst)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité

TRA 3047 Uitsnijden, uitbenen en (opnieuw) onmiddellijk verpakken van vers vlees - TRACEERBAARHEID [3047] v1

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van (datum), nr., Directie Wetgeving en Juridische Zaken;

(VO 183/2005 Bijlage III) De productie-eenheid is zo ontworpen dat zij adequaat kan worden gereinigd.

Omzendbrief met betrekking tot particuliere slachtingen

Publicatieblad van de Europese Unie

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

PGI 2. Europese Raad Brussel, 19 juni 2018 (OR. en) EUCO 7/1/18 REV 1

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 november 2003 (27.11) (OR. fr) 15314/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0274 (COD) CULT 66 CODEC 1678

Q 1101: EAEC Raad: De Statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom (PB 27 van , blz. 534), gewijzigd bij:

Tarieven Europa: staffel 1

Hierbij gaat voor de delegaties document D048570/03.

(2001/C 96 E/02) COM(2000) 574 def. 2000/0259(COD) (Door de Commissie ingediend op 19 oktober 2000)

Openbare raadpleging over de mogelijke herziening van Verordening (EG) nr. 764/2008 (de verordening wederzijdse erkenning)

Regeling dierlijke bijproducten 2008

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Jaarverslag. Commissie dierlijke bijproducten (CoABP) Deel BIM

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 180

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 oktober 2009 (15.10) (OR. en) 14299/09 ADD 1 AGRILEG 182 DENLEG 93

Gearchiveerd op 01/01/2017

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Februari ,

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 oktober 2010 (03.11) (OR. en) 7512/10 ADD 1 PV/CONS 15 ENV 169

vooraf een aantal oormerken aan te schaffen dat beantwoordt aan hun behoefte voor een periode van ten hoogste een jaar.

62e jaargang 28 februari 2019

Vragen en antwoorden over het burgerinitiatief

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

(Voor de EER relevante tekst)

ANNEX BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

(Voor de EER relevante tekst) (2014/798/EU)

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

Fiche voor de toepassing van de bepalingen van artikel 17 van verordening. Voor onderzoek en diagnose bestemde monsters

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

VERZAMELCENTRUM EN LEERLOOIERIJ

Transcriptie:

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL GEZONDHEID & CONSUMENTENBESCHERMING Directoraat F Voedsel- en Veterinair Bureau DG(SANCO)/8503/2006 GR Definitief TOEPASSING VAN DE GEZONDHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR NIET VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BESTEMDE DIERLIJKE BIJPRODUCTEN DEFINITIEF ALGEMEEN VERSLAG VAN 25 INSPECTIEBEZOEKEN IN DE LIDSTATEN IN 2004/2005 13/09/06-38411

SAMENVATTING Dit algemeen verslag geeft een overzicht van de resultaten van een reeks inspectiebezoeken van het Voedsel- en Veterinair Bureau aan alle 25 lidstaten (LS) in 2004 en 2005. Doel was de maatregelen ter uitvoering van de communautaire voorschriften voor niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (DBP), zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1774/2002 en de daarvan afgeleide EU-wetgeving, te evalueren en met name de naleving na te gaan van de bepalingen betreffende bepaalde dierlijke producten die overeenkomstig de EU-wetgeving niet in aanmerking komen ( ongeschikt zijn ) voor menselijke consumptie. De inspectiebezoeken moesten gedegen informatie opleveren over de stand van zaken bij de toepassing van een nieuw aantal voorschriften in de LS en de problemen die zich daarbij voordeden. De conclusies van het verslag luiden als volgt: In het algemeen zijn de belangrijkste maatregelen en voorzieningen voor de meeste DBP overeenkomstig de DBP-verordening voorhanden. Gezien een aantal tekortkomingen zijn evenwel nog een aantal verbeteringen nodig om de bestaande systemen geheel in overeenstemming te brengen met de DBP-verordening. Het grootste deel van het categorie 1- en categorie 2-materiaal wordt officieel voldoende gecontroleerd. Om ervoor te zorgen dat alle categorieën DBP alleen in toegestane ketens terechtkomen tot ze voor een toegestaan doel worden gebruikt of veilig worden verwijderd, moeten a) de verantwoordelijkheden van de betrokken bevoegde autoriteiten (BA) en hun onderlinge samenwerking duidelijker worden beschreven, en moet verbetering worden gebracht in b) de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en in c) de officiële controles op de indeling in categorieën en traceerbaarheid van DBP. Doel van de hier gepresenteerde algemene conclusies en aanbevelingen is de bestaande systemen in de LS te optimaliseren en verder uit te bouwen. ii

IN HET VERSLAG GEBRUIKTE AFKORTINGEN EN TERMEN DBP DBPverordening Categorie 1-, 2- en 3-materiaal BA CBA HACCP VBM LS SRM Dierlijke bijproducten zoals gedefinieerd in de DBP-verordening Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad De verschillende categorieën DBP zoals gedefinieerd in respectievelijk artikel 4, 5 en 6 van de DBP-verordening Bevoegde autoriteiten Centrale bevoegde autoriteit Hazard analysis and critical control points Vleesbeendermeel Lidstaten Gespecificeerd risicomateriaal iii

INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING... 1 2. BESCHRIJVING VAN DE REEKS INSPECTIEBEZOEKEN... 1 3. DOELSTELLING EN INHOUD... 1 4. RECHTSGRONDSLAG... 2 5. CONCLUSIES VAN DE REEKS INSPECTIEBEZOEKEN... 2 5.1. BESTAANDE SYSTEMEN VOOR DBP (EN ANDERE NIET VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE GESCHIKTE DIERLIJKE PRODUCTEN)... 2 5.2. BEVOEGDE AUTORITEITEN... 3 5.3. WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN... 3 5.4. TOEPASSING VAN DE DBP-EISEN IN DE PRAKTIJK... 4 5.5. SLOTCONCLUSIE... 5 6. AANBEVELINGEN... 5 6.1. BESTAANDE SYSTEMEN VOOR DBP (EN ANDERE NIET VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE GESCHIKTE DIERLIJKE PRODUCTEN)... 6 6.2. BEVOEGDE AUTORITEITEN... 6 6.3. WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN... 6 6.4. TOEPASSING VAN DBP-EISEN IN DE PRAKTIJK... 6 7. VERVOLGMAATREGELEN... 6 BIJLAGE I: BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN... 8 I.1. BESTAANDE SYSTEMEN VOOR DBP (EN ANDERE NIET VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE GESCHIKTE DIERLIJKE PRODUCTEN)... 8 I.2. BEVOEGDE AUTORITEITEN... 9 I.3. WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN... 10 I.4. TOEPASSING VAN DE DBP-EISEN IN DE PRAKTIJK... 12 BIJLAGE II: DE AFZONDERLIJKE INSPECTIEBEZOEKEN... 15 iv

1. INLEIDING De wetgeving van de Gemeenschap voor dierlijke bijproducten (DBP) dateert uit 1990 (men sprak toen nog van dierlijke afvallen). Overkoepelend doel van de wetgeving is ervoor te zorgen dat verwerkte dierlijke producten die als diervoeder worden gebruikt vrij zijn van ziekteverwekkers. Naar aanleiding van de verspreiding van boviene spongiforme encefalopathie via diervoeder zijn de verwerkingseisen in de loop der tijd aangescherpt. Uiteindelijk is het gebruik van verwerkte dierlijke producten in diervoeder verboden of beperkt. Hierdoor heeft zich financieel gezien geleidelijk een verschuiving bij DBP voorgedaan. Terwijl men vroeger iets met DBP kon verdienen, zijn er nu meestal kosten aan de verwerking of verwijdering van DBP verbonden. Tegen deze achtergrond ontstond behoefte aan een nieuwe wettelijke regeling voor de DBP-sector. Deze nieuwe regeling kreeg gestalte in Verordening (EG) nr. 1774/2002 (1, 2) (hierna te noemen: de DBP-verordening). DBP zijn producten van dierlijke oorsprong die niet voor menselijke productie bestemd zijn, waaronder kadavers of kadaverdelen, gestorven dieren, slachtafval en afgekeurde levensmiddelen die materiaal van dierlijke oorsprong bevatten (3). De verordening voerde drie categorieën DBP in, waarbij categorie 1 voor het materiaal met het hoogste risico en categorie 3 voor materiaal met het laagste risico staat (4). Bovendien schrijft de verordening voor dat DBP onmiddellijk in gespecificeerde en erkende bedrijven verwerkt, gebruikt of verwijderd moeten worden en dat DBPzendingen vergezeld moeten gaan van handelsdocumenten. 2. BESCHRIJVING VAN DE REEKS INSPECTIEBEZOEKEN Dit algemeen verslag geeft een overzicht van de resultaten van een reeks DBPinspectiebezoeken die in overeenstemming met de programmaplanning van het Voedsel- en Veterinair Bureau in 2004/2005 in alle lidstaten hebben plaatsgevonden. Na elk inspectiebezoek is een verslag opgesteld waarin de belangrijkste bevindingen beschreven zijn. In het geval van tekortkomingen werd de LS om maatregelen verzocht. 3. DOELSTELLING EN INHOUD Doel van de inspectiebezoeken was: 1. een evaluatie te maken van de uitvoeringsmaatregelen voor de communautaire voorschriften inzake DBP, zoals vastgesteld in de DBP-verordening en daarvan afgeleide EU-wetgeving, en met name van de systemen voor DBP en de officiële controles, en 2. de naleving te controleren van de bepalingen voor bepaalde dierlijke producten die overeenkomstig EU-wetgeving niet in aanmerking komen ( ongeschikt zijn ) voor menselijke consumptie. (1) Wanneer in dit document naar wetteksten wordt verwezen, wordt in voorkomend geval de recentste versie bedoeld. (2) Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. (3) Zie voor een nauwkeurige definitie artikel 2 van de DBP-verordening. (4) De verschillende categorieën DBP worden omschreven in artikel 4 tot en met 6 van de DBP- Verordening. 1

Inhoudelijk: a) waren de inspectiebezoeken gericht op de algemene onderdelen van de systemen voor DBP en de officiële controles op DBP (en andere niet voor menselijke consumptie geschikte producten), en b) werd het functioneren daarvan onderzocht en gecontroleerd, met name het vermogen van de bevoegde autoriteiten (BA) om toe te zien op het verkeer en de bestemming van DBP (en andere niet voor menselijke consumptie geschikte producten binnen de EU). Daarnaast lag de focus op de traceerbaarheid van DBP vanaf het moment waarop ze worden geproduceerd, ongeschikt worden bevonden of worden ingevoerd tot het moment waarop ze veilig worden verwijderd of zoals toegestaan worden gebruikt. 4. RECHTSGRONDSLAG De inspectiebezoeken vonden plaats uit hoofde van de algemene bepalingen van de wetgeving van de Gemeenschap, met name: artikel 27 van de DBP-verordening; Beschikking 98/139/EG van de Commissie van 4 februari 1998 houdende enige bepalingen inzake de door deskundigen van de Commissie in de lidstaten op veterinair gebied verrichte controles ter plaatse (5). 5. CONCLUSIES VAN DE REEKS INSPECTIEBEZOEKEN De belangrijkste bevindingen van de reeks inspectiebezoeken en detailgegevens van de LS zijn opgenomen in bijlage I, resp. bijlage II bij dit verslag. 5.1. BESTAANDE SYSTEMEN VOOR DBP (EN ANDERE NIET VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE GESCHIKTE DIERLIJKE PRODUCTEN) Doel van de DBP-verordening is ervoor te zorgen dat de verschillende categorieën DBP, tot ze veilig worden verwijderd of gebruikt, alleen in bepaalde, toegestane ketens terechtkomen en dat met name de (menselijke) voedingsketen vrij van DBP blijft en alleen DBP die geen risico voor de gezondheid van mens en dier vormen in de (dier-)voederketen terechtkomen. De LS dragen er in dit verband hetzij afzonderlijk, hetzij in samenwerking zorg voor (art. 3) dat er afdoende maatregelen worden genomen en dat er voldoende infrastructuur aanwezig is om de naleving te waarborgen van de eisen met betrekking tot het verzamelen, het vervoer, de opslag, het hanteren, de verwerking, de verwijdering, het in de handel brengen, het uitvoeren, het doorvoeren, en het gebruik van dierlijke bijproducten en daarvan afgeleide producten. Geconcludeerd is dat de noodzakelijke maatregelen en vereiste voorzieningen in bijna alle lidstaten voorhanden zijn. In een aantal lidstaten zijn evenwel tekortkomingen geconstateerd bij de destructie- en verbrandingscapaciteiten, de maatregelen voor de levensmiddelenbranche (klein- en groothandel) en de zuivelsector, en de maatregelen voor het verzamelen en verwijderen van gestorven dieren. Om volledig aan de eisen van de DBP-verordening te voldoen zijn dan ook verbeteringen in de bestaande systemen nodig. (5) PB L 38 van 12.2.1998, blz. 10. 2

5.2. BEVOEGDE AUTORITEITEN Door de brede reikwijdte van de DBP-verordening, het grote aantal uiteenlopende voorschriften en het complexe karakter van de betrokken ketens hebben de BA meer taken en meer werk gekregen. Het ligt dan ook voor de hand dat de verantwoordelijkheid voor de toepassing van de verordening niet uitsluitend bij een enkele BA ligt. Naast de BA die primair verantwoordelijk zijn voor DBP spelen bijvoorbeeld ook de BA voor vlees- en levensmiddelenhygiëne, plaatselijke autoriteiten, milieu-instanties, enz. een rol. Hiervoor zijn vele redenen aan te geven: i) DBP ontstaan op verschillende plaatsen, zoals boerderijen, inspectieposten, slachthuizen en uitsnijderijen, levensmiddelenproducerende bedrijven, kleinhandelaren, enz. (artikel 4 tot en met 6); ii) DBP worden op allerlei verschillende plaatsen verwerkt of verwijderd, zoals intermediaire bedrijven, biogasinstallaties, oleochemische bedrijven, technische bedrijven, verwerkingsbedrijven en verbrandingsinstallaties, stortplaatsen, enz. (artikel 4 tot en met 6) en er zijn verscheidene rechtsgrondslagen voor de erkenning van bedrijven en installaties, zoals Richtlijn 2000/76/EG (6) voor verbrandings- en medeverbrandingsinstallaties; en iii) er zijn gevallen waarin de DBP-verordening een bepaald gebruik van een product van dierlijke oorsprong verbiedt en andere vormen van gebruik zonder verdere regeling toelaat, zoals keukenafval en etensresten waarmee geen vee mag worden gevoederd (artikel 22, lid 1, onder b) terwijl andere vormen van gebruik niet in de DBP-verordening geregeld zijn (artikel 1, lid 2, onder e). De LS staan hier dan ook voor een grote uitdaging. Zij moeten voor goed afgebakende en heldere verantwoordelijkheden van elke BA, passende scholing voor al het personeel en een goed functionerende informatiestroom tussen de BA zorgen. Geconcludeerd is dat in alle lidstaten verschillende BA verantwoordelijk zijn voor de DBP-keten, maar hun verantwoordelijkheden niet altijd goed beschreven zijn. Doeltreffende officiële controles van de DBP-keten zijn in tal van gevallen niet mogelijk als gevolg van: i) hiaten of overlappingen in de verantwoordelijkheden; ii) onvoldoende coördinatie en samenwerking tussen de betrokken BA; iii) onvoldoende scholing en kennis van zaken bij de BA; en iv) onvoldoende personeel. Om de officiële controles doeltreffender te maken moeten de verschillende regelingen tussen de verschillende BA dan ook worden verbeterd. 5.3. WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN De DBP-verordening is rechtstreeks van toepassing in de lidstaten. De handhaving ervan hangt echter vaak af van nationale bepalingen die de BA bijvoorbeeld toestaan om op een bepaalde manier te controleren. De LS moeten regelmatig inspecties in DBP-bedrijven uitvoeren. De frequentie van die inspecties hangt overeenkomstig artikel 26, lid 2 af van de bedrijfsomvang, het type vervaardigde producten, de risicobeoordeling en de volgens de HACCP-beginselen geboden garanties. Gezien het complexe karakter van de DBP-verordening en het feit dat die met ingang van 1 mei 2003 van toepassing werd (d.w.z. zes maanden na de inwerkingtreding op 1 november 2002) is een aantal afwijkingen en overgangsmaatregelen goedgekeurd om de invoering ervan soepel te laten verlopen. (6) Richtlijn 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval; PB L 332 van 28.12.2000, blz. 91. 3

Geconcludeerd is dat in de meeste LS de noodzakelijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voorhanden zijn. De nationale bepalingen zijn evenwel niet altijd op tijd tot stand gekomen. Ook liepen ze niet altijd in de pas met de eisen van de DBP-verordening. In sommige gevallen kan dit invloed hebben op de correcte toepassing daarvan. Aan de andere kant heeft een aantal lidstaten ook nationale bepalingen ingevoerd die strikter zijn dan de eisen in de DBPverordening. Alle LS hebben voorschriften voor de officiële controles op papier gezet. Desalniettemin zouden zij bij de eigen planning nog beter kunnen inhaken op de beginselen van artikel 26, lid 2 van de DBP-verordening (zie hierboven). De lidstaten hebben ruimschoots gebruik gemaakt van de mogelijkheid om met afwijkingen en overgangsmaatregelen te werken. De toepassing daarvan verliep echter niet altijd correct en in sommige gevallen werd geen gevolg gegeven aan de eisen. De inspanningen om de stroom DBP in goede banen te leiden komen hierdoor in gevaar. Dit geldt vooral voor het vervoederen van DBP aan bepaalde dieren, het verwijderen van voormalige voedingsmiddelen, en het begraven of verbranden van DBP in verafgelegen gebieden. 5.4. TOEPASSING VAN DE DBP-EISEN IN DE PRAKTIJK Toepassing van de DBP-eisen in de keten De belangrijkste DBP-eisen voor ondernemers houden verband met de in artikel 4 tot en met 6 beschreven indeling van DBP in categorieën en met de in bijlage II bij de DBP-verordening beschreven etikettering, documentatie en administratie, die vooral voor de traceerbaarheid in de hele DBP-keten van belang zijn. Deze taken moeten zowel worden uitgevoerd in sectoren die vertrouwd zijn met de toepassing van de aan de DBP-verordening voorafgaande eisen voor de omgang met dierlijke afvallen (7) als in sectoren die daar geen ervaring mee hebben. Geconcludeerd is dat men zich in het merendeel van de LS in het algemeen bij het werk met de meeste DBP aan de verordening houdt. De eisen worden evenwel niet altijd consequent toegepast. Dit is vaak te wijten aan een gebrek aan kennis bij de ondernemers en vooral bij ondernemers in de levensmiddelen- (klein- en groothandel) en zuivelsector. De hieruit voortvloeiende tekortkomingen moeten worden aangepakt. Om DBP traceerbaarder te maken zijn vooral bij de indeling in categorieën, etikettering en handelsdocumenten inspanningen nodig. Toepassing van het erkenningssysteem van DBP-bedrijven en -installaties Zoals beschreven in artikel 10 tot en met 15 en 17 tot en met 18 moeten de verschillende categorieën bedrijven en installaties worden erkend. Vooral intermediaire bedrijven en verwerkingsbedrijven dienen met de HACCPbeginselen als uitgangspunt eigen controlesystemen op te zetten (art. 25). Verwerkingsbedrijven moeten overeenkomstig hoofdstuk V in bijlage V bij de DBP-verordening worden gevalideerd. (7) Richtlijn 90/667/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de verwijdering en verwerking van dierlijke afvallen, voor het in de handel brengen van dierlijke afvallen en ter voorkoming van de aanwezigheid van ziekteverwekkers in diervoeders van dierlijke oorsprong (vissen daaronder begrepen) en tot wijziging van Richtlijn 90/425/EEG; PB L 363 van 27.12.1990, blz. 51. 4

Geconcludeerd is dat de meeste LS overeenkomstig de DBP-verordening systemen voor de erkenning van DBP-bedrijven en installaties hebben opgezet. In een groot aantal gevallen zijn de erkenningsprocedures evenwel nog niet rond. Soms was bij erkenning ook nog niet aan alle eisen in verband met de eigen controlesystemen en validering van verwerkingbedrijven voldaan. Er moet dan ook aan worden gewerkt dat alle DBP-bedrijven en installaties, zoals voorgeschreven, worden erkend en aan alle belangrijke eisen van de DBP-verordening voldoen. Toepassing van de officiële controles en het toezicht op de DBP-keten Om ervoor te zorgen dat aan de eisen wordt voldaan moeten de BA overeenkomstig de DBP-verordening officiële inspecties in DBP-bedrijven in de LS uitvoeren (art. 26). Ook moeten inspecties plaatsvinden in andere bedrijven die voorheen niet onder de wetgeving voor dierlijke afvallen (zie voetnoot 7) vielen en nu aan bepaalde eisen uit de DBP-verordening moeten voldoen. Bovendien moeten de LS een lijst van erkende bedrijven op hun grondgebied opstellen, daarin de aard van hun activiteiten vermelden en de bijgewerkte lijst naar de Commissie en andere LS sturen (art. 26, lid 4). Geconcludeerd is dat het merendeel van de LS over officiële controlesystemen voor de DBP-keten beschikt en dat categorie 1-materiaal en het meeste categorie 2- materiaal naar behoren worden gecontroleerd. Ondanks de officiële controles zijn niet alle DBP correct ingedeeld. Ook konden DBP in tal van gevallen niet goed worden getraceerd. Deze problemen deden zich vooral voor in de levensmiddelenbranche (groot- en kleinhandel) en de zuivelsector, bij organische meststoffen en bodemverbeteraars, en de handel tussen de LS. Bovendien konden de lijsten van DBP-bedrijven niet altijd worden gebruikt om de stroom DBP in goede banen te leiden, aangezien zij in sommige gevallen onnauwkeurig waren of niet op de juiste manier waren doorgegeven. 5.5. SLOTCONCLUSIE Algemeen kan worden gesteld dat de noodzakelijke maatregelen en vereiste voorzieningen voor de meeste DBP overeenkomstig de DBP-verordening voorhanden zijn. Wel is een aantal tekortkomingen geconstateerd. Om volledig aan de eisen van de DBP-verordening te voldoen zijn dan ook verbeteringen in de bestaande systemen nodig. De officiële controles op de meeste materialen in categorie 1 en categorie 2 voldoen in het algemeen. Desalniettemin zijn nog verbeteringen nodig die ervoor zorgen dat alle categorieën DBP alleen in goedgekeurde ketens terechtkomen tot ze overeenkomstig de eisen worden gebruikt of op veilige wijze worden verwijderd. Er moet a) een duidelijkere beschrijving komen van de verantwoordelijkheden van de betrokken BA en hun onderlinge samenwerking. Verder moet er verbetering worden gebracht in b) de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en in c) de officiële controles op de indeling van DBP in categorieën en hun traceerbaarheid. 6. AANBEVELINGEN De BA van de LS hebben het verzoek gekregen om informatie te verstrekken over de maatregelen die zij in verband met de aanbevelingen naar aanleiding van het inspectiebezoek hebben genomen en/of gepland, en daarbij ook de termijnen te vermelden waarop het een en ander zijn beslag moet krijgen. De aanbevelingen hadden in het algemeen de volgende strekking: 5

6.1. BESTAANDE SYSTEMEN VOOR DBP (EN ANDERE NIET VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE GESCHIKTE DIERLIJKE PRODUCTEN) Neem passende maatregelen zodat volledig kan worden voldaan aan de algemene eisen uit artikel 3 van de DBP-verordening. Zorg vooral voor goed werkende regelingen en afdoende voorzieningen voor DBP uit de levensmiddelenbranche (groot- en kleinhandel) en de zuivelsector, voor de verzameling en veilige verwijdering van gestorven dieren, en voor destructie/verbrandingscapaciteit. 6.2. BEVOEGDE AUTORITEITEN Beschrijf duidelijk welke verantwoordelijkheden alle betrokken BA bij de officiële controles in de DBP-keten hebben en zorg voor een doeltreffende coördinatie en samenwerking tussen hen. Neem stappen om ervoor te zorgen dat er voldoende middelen beschikbaar zijn en de ambtenaren niet alleen goed geschoold zijn maar ook alle belangrijke eisen uit de DBP-verordening kennen. 6.3. WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN Voer, indien nodig, passende uitvoeringsvoorschriften in die in overeenstemming zijn met de DBP-verordening. Zorg ervoor dat, uit hoofde van de DBP-verordening toegestane afwijkingen en overgangsmaatregelen correct worden toegepast. Zorg ervoor dat in de voorschriften voor de officiële controles rekening wordt gehouden met de beginselen van artikel 26, lid 2, van de DBP-verordening. 6.4. TOEPASSING VAN DBP-EISEN IN DE PRAKTIJK Zorg ervoor dat bedrijven en installaties tijdig worden erkend en aan de eisen in hoofdstuk III en IV van de DBP-verordening voldoen. Zorg ervoor dat de lijsten van DBP-bedrijven en -installaties overeenkomstig artikel 26, lid 4, van de DBP-verordening worden geproduceerd en doorgezonden. Zorg ervoor dat in alle bij de DBP-keten betrokken sectoren officiële controles plaatsvinden, m.i.v. de levensmiddelenbranche (groot- en kleinhandel) en de zuivelsector, organische meststoffen en bodemverbeteraars, en handel tussen de LS. Zorg ervoor dat wordt voldaan aan de eisen voor de indeling in categorieën, etikettering en handelsdocumenten, zoals beschreven in artikel 4 tot en met 7 van bijlage II bij de DBP-verordening. 7. VERVOLGMAATREGELEN Na de reeks inspectiebezoeken nam de Commissie verscheidene maatregelen om de LS bij de implementatie van de DBP-verordening te helpen (zie het verslag over DBP (COM(2005) 521 def.) van 21 oktober 2005 aan het Europees Parlement en de Raad (8) ). Om de situatie in de LS te verbeteren voerde de Commissie met name in het kader van de comitéprocedure, de medebeslissingsprocedure of beide (8) Zie voor dit verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad de site van directoraatgeneraal Gezondheid en consumentenbescherming: http://ec.europa.eu/food/food/biosafety/animalbyproducts/index_en.htm 6

procedures tezamen wijzigingen in de wetgeving in. Het merendeel van de in de comitéprocedure goed te keuren maatregelen is inmiddels geïntroduceerd. Aan de resterende maatregelen wordt de laatste hand gelegd. Over de technische aspecten van een in de medebeslissingsprocedure goed te keuren voorstel wordt momenteel gediscussieerd. Goedkeuring en indiening bij het Parlement en de Raad is voor 2007 gepland. De conclusies onder punt 5 moeten dan ook worden bezien in het licht van de wijzigingen die onlangs in het kader van de comitéproducre in de wetgeving zijn aangebracht of nog in het kader van de medebeslissingsprocedure zullen volgen. Door deze wijzigingen kan de situatie in de LS inmiddels al verbeterd zijn of in de naaste toekomst verbeteren. Daarnaast verdient ook nog het volgende vermelding: Er worden cursussen gegeven voor ambtenaren en anderen die in de DBPsector werkzaam zijn. De eerste voor 2006 geplande cursussen zijn al gerealiseerd. Vanuit de LS was er veel waardering voor. In LS die bijzondere aandacht verdienen hebben reeds vervolginspecties plaatsgevonden. Voor de periode 2006-2007 is nog een aantal inspecties gepland. Hierdoor kunnen de ontwikkelingen goed worden gevolgd en kan een nauwkeurig beeld worden verkregen van de stand van zaken bij de maatregelen ter uitvoering van de DBP-verordening. 7

BIJLAGE I: BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN I.1. BESTAANDE SYSTEMEN VOOR DBP (EN ANDERE NIET VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE GESCHIKTE DIERLIJKE PRODUCTEN) I.1.1. Scheiding, verzameling, vervoer en opslag van DBP Categorie 1-materiaal en het meeste categorie 2-materiaal wordt gezamenlijk of gescheiden verzameld. Verwerkt wordt het als categorie 1-materiaal evenwel gezamenlijk. Met uitzondering van zeven LS wordt dit overal gedaan. Mest en de inhoud van het maagdarmkanaal (categorie 2) worden normaal gesproken gescheiden verzameld en vervoerd. In 6 LS is het onthuiden van gestorven dieren niet of alleen in het geval van jonge dieren toegestaan. Het begraven van gestorven dieren is in alle LS verboden (9). In 15 LS kan in verafgelegen gebieden en in het geval van door besmettelijke dierziektes veroorzaakte crisissituaties of om andere redenen een uitzondering op dit verbod worden gemaakt. Categorie 3-materiaal wordt meestal gescheiden van ander materiaal verzameld en met het oog op verscheidene toepassingen of verwijderingstrajecten doorgestuurd. De kleinhandel stuurt de meeste voormalige voedingsmiddelen gewoonlijk terug. Ze gaan ofwel naar distributiecentra, de groothandel of de producent, ofwel rechtstreeks naar de plaats van verwijdering. In 20 LS gaan bepaalde DBP naar intermediaire bedrijven of verzamelcentra. Handel met andere LS voor de verdere verwerking van DBP is op grond van regelingen in 14 LS toegestaan. De LS zijn niet op de hoogte van binnen de Gemeenschap voor menselijke consumptie ongeschikt geachte voedingsmiddelen die worden ingevoerd om opnieuw te worden verwerkt en uitgevoerd. Een goed opgezet systeem voor scheiding, verzameling en behandeling van DBP ontbreekt in 1 LS. In de andere LS ziet de situatie er als volgt uit: i) voor scheiding, verzameling en behandeling van categorie 1-materiaal en categorie 2-materiaal zijn in alle LS op één na aan de hand van de bestaande eisen voor gespecificeerd risicomateriaal (SRM) en eerdere wetgeving m.b.t. zogenaamd hoogrisicomateriaal goed functionerende systemen in slachthuizen en uitsnijderijen opgezet; ii) in de levensmiddelenbranche (groot- en kleinhandel) en/of de zuivelsector vertonen de systemen voor categorie 3-materiaal aanzienlijke verschillen tussen LS, regio s en bedrijven. De systemen zijn in 14 LS hetzij nog niet uitgebouwd, hetzij niet in overeenstemming met de DBP-verordening. Hoewel het onthuiden van gestorven runderen in erkende categorie 1- verwerkingsbedrijven en/of categorie 2-intermediaire bedrijven toegestaan is, stond in de handelsdocumenten van 3 LS niet altijd dat de huiden van gestorven dieren afkomstig waren en dan ook niet in voedermateriaal mochten worden verwerkt. Volgens bijlage II bij de DBP-verordening hoeft dit ook niet te worden vermeld, maar hierdoor zijn de huiden in sommige gevallen buiten de toegestane ketens terechtgekomen. (9) Uitgezonderd is 1 LS die gebruik maakt van de specifieke afwijking met betrekking tot het ter plekke begraven of verbranden van DBP. 8

I.1.2. Verwerking, verwijdering en gebruik van DBP en daarvan afgeleide producten Alle LS hebben maatregelen getroffen voor de verwerking van categorie 1- materiaal en het grootste deel van categorie 2-materiaal met behulp van de in de DBP-verordening beschreven methode 1. Het resulterende vleesbeendermeel (VBM) wordt in het algemeen (mee-)verbrand en het gesmolten vet wordt voor brandstof of biodiesel gebruikt. 7 LS beschikken over regelingen waardoor vleesbeendermeel en gesmolten vet voor (mee-)verbranding naar andere LS gaan. In alle MS worden keukenafval en etensresten van internationaal opererende middelen van vervoer rechtstreeks verwijderd door verbranding en/of begraving als afval op een stortplaats. Mest en de inhoud van het maagdarmkanaal van geslachte dieren wordt in 12 LS over het land uitgereden (in 1 LS over weilanden). In 9 LS wordt dit materiaal in specifieke bedrijven of installaties verwerkt, naar biogas- of composteerinstallaties gezonden of naar andere LS voor verdere verwerking vervoerd. In 9 LS wordt VBM van categorie 2 en categorie 3 direct of na verwerking als meststof voor niet-weidegronden gebruikt. In 10 LS wordt onverwerkt of verwerkt categorie 2- en categorie 3-materiaal ook gebruikt voor het voeder van pelsdieren of niet in de veehouderij gehouden dieren. Verwerking van categorie 3-materiaal vindt plaats al naar gelang herkomst en beoogde toepassing of verwijderingstraject. In de meeste gevallen wordt categorie 3-materiaal van vleesbedrijven gebruikt voor de productie van onverwerkt of verwerkt voeder voor huisdieren, organische meststoffen of technische producten. Voormalige voedingsstoffen worden ofwel samen met huishoudelijk afval verbrand, ofwel - voor zover dit toegestaan is - op stortplaatsen gestort en/of in biogas- of composteerinstallaties verwerkt. In 1 LS wordt zo n 70% van de DBP van levensmiddelenverwerkende bedrijven en kleinhandelaren zonder enige voorverwerking op stortplaatsen gestort. In 1 LS wordt het merendeel van de gestorven dieren op de boerderij zelf begraven of op de stortplaats gestort. In 4 LS is het nog steeds de gewoonte om gestorven dieren op de boerderij zelf te begraven. 5 LS beschikken nog steeds niet over een inzamelingssysteem voor gestorven niet herkauwende dieren. In 3 LS is het ter plekke begraven van gestorven dieren toegestaan in gebieden die niet als verafgelegen te boek staan of niet onder de definitie van verafgelegen gebieden uit de DBP-verordening vallen. In 10 LS mogen DBP van zuivelbedrijven rechtstreeks aan landbouwhuisdieren worden vervoederd. In andere LS ontbreekt het evenwel aan heldere trajecten voor de verwijdering of het toegestaan gebruik ervan. 6 LS hebben in afwachting van een definitief besluit over hun verwijdering een aanzienlijke voorraad verwerkte DBP (vooral VBM van categorie 1-materiaal) en afgewerkte bak- en braadolie. 7 LS beschikken niet over genoeg destructie- en/of verbrandingscapaciteit. In sommige gevallen wordt hier nog aan gewerkt. I.2. BEVOEGDE AUTORITEITEN In alle LS is een aantal ministeries en/of instanties verantwoordelijk voor de DBPsector. 9

Slechts 7 LS hebben de verantwoordelijkheden van de verschillende BA in de DBP-keten op papier gezet. In andere LS is niet goed duidelijk wie verantwoordelijk en aansprakelijk is voor de diverse onderdelen van de DBP-keten. Dit geldt vooral voor de controles in de levensmiddelenbranche (groot- en kleinhandel) en de zuivelsector, en voor de controles op keukenafval en etensresten ook van internationaal opererende middelen van vervoer. In 17 LS vertonen de coördinatie en uitwisseling van gegevens tussen de betrokken BA hiaten en/of overlappingen. Het is dan ook moeilijk om over bestuurlijke grenzen heen, tussen districten en regio's en tussen de verschillende instanties toezicht te houden op DBP. In 13 LS zijn met name niet afdoende of geen regelingen getroffen voor de uitwisseling van informatie tussen milieu-instanties en andere BA. In alle lidstaten met uitzondering van vier zijn maar weinig extra middelen vrijgemaakt om officiële controles op de DBP-keten uit te voeren. De meeste vertegenwoordigers van de BA waarmee tijdens de bezoeken ter plaatse gesproken is, gaven aan dat zij te weinig tijd hadden om voldoende aandacht te besteden aan de officiële controles of dat dit werk ten koste van andere taken ging. De BA onderscheiden zich qua scholing en kennis van zaken van elkaar. Met uitzondering van 2 LS worden overal cursussen over de DBP-eisen en daarmee verband houdende kwesties aangeboden. In een aantal gevallen vindt scholing slechts op beperkte schaal plaats en/of kunnen de plaatselijke BA daarvan geen gebruik maken (5 LS). Gebrek aan kennis van zaken is vooral vastgesteld bij de officiële controles van DBP in de levensmiddelenbranche (groot- en kleinhandel) (4 LS) en de zuivelsector (6 LS). Een deel van het gecontacteerde personeel was niet voldoende vertrouwd met de DBP-voorschriften en hun eigen rol daarbij (11 LS). I.3. WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN I.3.1. Algemene bepalingen Hoewel de DBP-verordening rechtstreeks van toepassing is in alle LS, wordt in 2 LS nog steeds met nationale of regionale wetgeving gewerkt die op eerdere EGwetgeving en met name op Richtlijn 90/667/EEG (zie voetnoot 7) stoelt. In alle LS hebben de BA de betrokken ondernemers en/of hun brancheorganisaties enige informatie verstrekt over de eisen van de DBP-verordening en de toegestane afwijkingen en overgangsmaatregelen. In de meeste gevallen zijn aanvullende nationale en/of regionale voorschriften op papier gezet voor de implementatie van de DBP-verordening. In 12 LS is het op dit punt echter tot vertragingen gekomen. In de meeste gevallen was dit te wijten aan langdurige procedures bij de overheid of het feit dat op een aantal punten bij de Commissie of de centrale bevoegde autoriteit (CBA) om opheldering moest worden gevraagd. In 9 LS zijn de nationale voorschriften niet geheel in overeenstemming met de DBP-verordening en in 2 LS ontbreekt het aan afdoende handhavingsmaatregelen. In een aantal LS gaan bepaalde voorschriften verder dan de eisen van de DBPverordening. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de vergunningen voor vervoer en verzameling van DBP (6 LS), het voorschrift dat verwerkte dierlijke eiwitten en vetten niet in voeder voor huisdieren en meststoffen terecht mogen komen (1 LS), en het verbod, resp. de beperkingen op het gebruik van huiden van gestorven 10

runderen voor technische toepassingen (5 LS). In 1 LS gaan de voorschriften in andere opzichten verder. I.3.2. Afwijkingen en overgangsmaatregelen De meeste LS maken gebruik van de toegestane afwijkingen en overgangsmaatregelen. Van de toegepaste afwijkingen in 2 LS konden de CBA evenwel geen volledig beeld geven. 9 LS hebben niet, zoals vereist in de DBP-verordening, in afzonderlijke gevallen maar in het algemeen toestemming gegeven voor afwijkingen en overgangsmaatregelen voor met name de verwijdering van voormalige voedingsmiddelen. 8 LS die met de afwijkingen overeenkomstig artikel 23 en/of 24 van de DBPverordening werken hebben de Commissie nog niet zoals vereist in kennis gesteld van de ingevoerde controlemaatregelen die waarborgen dat de betrokken DBP alleen worden gebruikt voor het toegestane doel, noch van de geregistreerde gebruikers en verzamelcentra op hun grondgebied, noch van de redenen waarom gebieden als verafgelegen zijn ingedeeld. I.3.3. Bepalingen i.v.m. de erkenning van DBP-bedrijven en -installaties Met uitzondering van 2 LS zijn overal procedures uitgewerkt voor de erkenning van bedrijven en installaties ingevolge de DBP-verordening. In 4 LS hebben de BA een proactieve rol gespeeld en de sector op de hoogte gesteld van de eisen die aan bepaalde bedrijven en installaties worden gesteld. In 6 LS hebben de BA de bij de erkenningsprocedures betrokken ambtenaren uitgebreide instructies meegegeven. Ook zijn controlelijsten en handleidingen voor de interpretatie van de DBP-verordening verstrekt die echter niet altijd uitgebreid genoeg waren. 6 LS hebben niet voor alle belangrijke onderdelen van de DBPketen (bijv. voor technische bedrijven of biogas- en composteerinstallaties, of voor spoeling of voeder voor pelsdieren) handleidingen afgegeven. In 2 LS kwamen de erkenningsnummers van sommige DBP-bedrijven/installaties overeen met de aan hen toegekende erkenningsnummers voor werkzaamheden in het kader van de Europese wetgeving voor de volksgezondheid (veterinaire erkenningsnummers). 3 LS beschikken over een groot aantal biogas- en/of composteerinstallaties. Desalniettemin is geen volledig overzicht verkregen van al dergelijke installaties die met DBP werken. I.3.4. Bepalingen i.v.m. de officiële controles Voor de in het kader van de DBP-verordening uit te voeren officiële controles van bepaalde bedrijven en werkzaamheden zijn in alle LS procedures op papier gezet. Alle LS beschikken over goed werkende procedures voor officiële controles op SRM en verwerkingsbedrijven die daarvan gebruik maken. In 6 LS hebben de BA uitgebreide instructies, controlelijsten en handleidingen voor officiële controles van de DBP-keten tot hun beschikking. In 17 LS zijn geen handleidingen of niet voor alle belangrijke onderdelen van de DBP-keten handleidingen voor officiële controles beschikbaar. In 4 LS wordt in bepaalde regio s veel begeleiding aan de plaatselijke BA gegeven en in andere regio s weinig. 11

Alle LS zijn van mening dat hun controles op risico's gebaseerd zijn. Desalniettemin konden zij niet de grondslag of criteria van de risico-evaluaties aangeven die overeenkomstig de beginselen in artikel 26 van de DBP-verordening met het oog op de planning en de vast te stellen frequentie van de controles hadden plaatsgevonden. I.4. TOEPASSING VAN DE DBP-EISEN IN DE PRAKTIJK I.4.1. Toepassing van de DBP-eisen in de keten Volgens de CBA worden de DBP-eisen met uitzondering van 1 LS overal op grote schaal toegepast. De systemen voor de behandeling van categorie 1-materiaal en het meeste categorie 2-materiaal in de vleesindustrie functioneren goed. Ondanks de informatie die de BA en/of de brancheorganisaties uit de sector verstrekken zijn ondernemers vaak maar weinig vertrouwd met de DBP-eisen. Dit geldt voor alle LS met uitzondering van twee en met name voor ondernemers van niet op DBP gerichte bedrijven en installaties. Men is bijvoorbeeld niet op de hoogte van de regelingen voor de indeling in categorieën, handelsdocumenten, erkenningseisen, of het voorschrift dat DBP alleen naar geregistreerde of erkende afnemers en uitsluitend binnen bepaalde trajecten mogen worden verzonden. Volgens sommige BA is gezien de complexiteit van de DBP-wetgeving meer tijd nodig om de kennis van zaken op dit gebied te verbeteren. In alle LS met uitzondering van twee worden de in bijlage II bij de DBPverordening vervatte bepalingen m.b.t. de indeling in categorieën, etikettering, administratie en handelsdocumenten bij DBP en daarvan afgeleide producten niet voldoende nageleefd. Dit geldt met name voor categorie 3-materiaal. In 9 LS wordt dierlijk materiaal bij de behandeling van afvalwater niet zo verzameld als voorgeschreven in bijlage II bij de DBP-verordening. In 11 LS hebben sommige levensmiddelenbedrijven hun procedures niet aangepast aan de eisen van de DBP-verordening. De recipiënten voor vlees en DBP zijn niet altijd goed te onderscheiden (6 LS). De procedures voor categorie 3-materiaal worden minder strikt gehandhaafd dan bij categorie 1- en categorie 2-materiaal. Het gevolg hiervan is dat categorie 3-materiaal niet altijd terechtkomt op plaatsen waar het gebruikt mag worden. In 4 LS valt niet geheel uit te sluiten dat sommige DBP (voornamelijk categorie 3- beenderen en longen) toch weer langs een omweg in de voedselketen terechtkomen. In 8 LS kon niet worden aangetoond dat bij verzameling, opslag en verzending een duidelijke scheiding plaatsvindt tussen huiden voor de productie van voor menselijke consumptie bestemde gelatine en andere huiden die tot de DBP behoren en/of tussen huiden die gebruikt worden bij de productie van voedermateriaal en huiden voor technische toepassingen. In 10 LS beschikken bedrijven in de zuivelsector niet altijd over procedures voor DBP, hoewel sommige producten eigenlijk ingedeeld moeten worden als categorie 2- of categorie 3-materiaal. In 6 LS ging melk waarin antibiotica zaten ter vervoedering naar de boerderij terug of was niet duidelijk wat daarmee gebeurde. 10 LS schieten tekort bij de indeling in categorieën en scheiding van DBP. Tussen categorie 1-materiaal en materiaal van andere categorieën kan kruisbesmetting niet geheel worden uitgesloten (5 LS) en/of wordt categorie 2-materiaal ingedeeld en afgehandeld als categorie 3-materiaal (6 LS). 12

Bij de toepassing van Beschikking 2003/328/EG (10) met betrekking tot het vervoederen van keukenafval en etensresten van categorie 3 aan varkens is in de 2 betrokken LS het volgende vastgesteld: Bij de verwerkingsmethoden worden andere tijd- en temperatuurparameters gebruikt dan in de bovengenoemde beschikking voorgeschreven is. Er is geen garantie dat varkens van boerderijen die spoeling mogen vervoederen uitsluitend rechtstreeks naar de slacht worden gezonden. De herkomst van het keukenafval en de etensresten is niet altijd bekend. Ook worden niet altijd handelsdocumenten afgegeven. In sommige gevallen wordt geen administratie bijgehouden en ontbreekt documentatie over de zelf uitgevoerde controles. Bovendien wordt niet in alle gevallen aan de parameters voor de verwerking voldaan. Verder valt niet uit te sluiten dat keukenafval en etensresten ingezameld worden in gebieden waarvoor beperkingen gelden in verband met klassieke varkenspest. In een andere LS, waar Beschikking 2003/328/EG niet van toepassing is, heeft men in een geval keukenafval en etensresten waarin zich dierlijke producten bevonden in onverwerkte toestand aan varkens vervoederd. I.4.2. Toepassing van het erkenningssysteem van DBP-bedrijven en -installaties Het erkenningssysteem wordt volgens de CBA met uitzondering van 1 LS in het algemeen toegepast. Alle LS hebben een lijst van overeenkomstig de DBP-verordening erkende bedrijven opgesteld en zoals voorgeschreven in artikel 26 uitgesplitst naar categorie bedrijf. In 9 LS waren die lijsten echter niet volledig en/of niet in alle gevallen bijgewerkt en/of nog niet naar de Commissie en andere LS gestuurd. In 12 LS is het erkenningsproces van bestaande bedrijven nog niet geheel afgerond. In sommige gevallen hebben bedrijven voorlopige nummers gekregen. In 10 LS bleven sommige bedrijven draaien, hoewel ze nog niet geheel aan de DBP-verordening voldeden. In 2 LS zijn bedrijven erkend op basis van eerdere wetgeving en documentatie, terwijl niet duidelijk was of wel aan de eisen van de DBP-verordening wordt voldaan. In 12 LS voeren de bedrijven zelf met name nog geen controles uit of voldoen die controles nog niet aan de eisen. De LS geven niet allemaal dezelfde interpretatie aan de erkenningseisen. Erkenning wordt bijvoorbeeld niet in alle gevallen nodig geacht voor technische bedrijven (voornamelijk looierijen) (5 LS), biogasinstallaties (1 LS), verbrandingsinstallaties waarop Richtlijn 2000/76/EG niet van toepassing is (5 LS), composteerinstallaties (1 LS) en intermediaire bedrijven (3 LS). In 2 LS wordt erkenning niet nodig geacht voor bedrijven die diervoeder voor huisdieren produceren en alleen met verwerkte DBP werken. In 2 andere LS is de situatie onduidelijk. In 5 LS bleek een aantal erkende bedrijven nog ander werk te doen, dat volgens de DBP-verordening afzonderlijk moeten worden erkend. De voor de officiële (10) Beschikking 2003/328/EG van de Commissie van 12 mei 2003 inzake overgangsmaatregelen krachtens Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van keukenafval en etensresten van categorie 3 in varkensvoeder en het verbod op hergebruik binnen dezelfde soort betreffende het vervoederen van spoeling aan varkens, PB L 117 van 13.5.2003, blz. 46. 13

controles verantwoordelijke ambtenaren hebben alleen melding gemaakt van werk waarvoor de bedrijven erkend zijn. In 13 LS zijn niet alle verwerkingsbedrijven gevalideerd of was de validatie niet correct. In 4 LS hadden pelsdierfokkerijen niet in alle gevallen toestemming om DBP voor voederdoeleinden te gebruiken. I.4.3. Toepassing van de officiële controles en het toezicht op de DBP-keten Officiële controles op DBP vinden in alle LS plaats, hoewel in 2 LS op dit punt een aantal belangrijke zwakke punten geconstateerd zijn. De overige LS werken nog aan de aanpassing van de in de verschillende fasen uit te voeren controles aan de eisen van de DBP-verordening. Slechts in 1 LS is dit werk afgerond. Voor alle LS met uitzondering van 2 geldt dat de meeste bestaande tekortkomingen niet bij de officiële controles aan het licht zijn gekomen, noch aangepakt zijn. Ook heeft men niet om corrigerende maatregelen gevraagd of daar toezicht op gehouden. Dit is vooral geconstateerd bij de indeling in categorieën en scheiding van DBP, de etikettering van recipiënten tijdens het vervoer, en de handelsdocumenten van zendingen. Met uitzondering van 2 LS wordt het grootste deel van het categorie 1- en categorie 2-materiaal overal frequent gecontroleerd. In 18 LS zijn de controles op categorie 3-materiaal vooral in de levensmiddelenbranche (groot- en kleinhandel) en de zuivelsector minder strikt en wordt niet alle fasen gecontroleerd. In een aantal gevallen was dit toe te schrijven aan het feit dat de BA die met deze bedrijven te maken hadden van mening zijn dat zij niet verantwoordelijk zijn voor DBPcontroles. Officiële controles op de stroom categorie 3-materiaal en daarvan afgeleide producten zijn niet in alle lidstaten met uitzondering van 2 gangbaar. Dit wordt vaak verklaard met de verschillende methoden waarmee de hoeveelheden categorie 3-materiaal op de plaats van herkomst en de plaats van bestemming worden gemeten. Op de plaats van herkomst wordt het aantal vaten/recipiënten vaak geschat of geteld, terwijl op de plaats van bestemming de hele vrachtautolading wordt gewogen. De gegevens over geproduceerde, verzonden en ontvangen DBP kunnen dan ook niet goed met elkaar worden vergeleken. De BA op de plaatsen van verzending weten voorts niet altijd of de plaatsen van bestemming wel erkend zijn voor de te verzenden categorie. Officiële controles op organische meststoffen en bodemverbeteraars ontbreken in 3 LS en/of voldoen niet. Voor de handel met DBP hebben de LS niet altijd zoals vereist overeenkomsten gesloten (2 LS). In 8 LS zijn zendingen niet altijd bij de BA van de plaats van bestemming aangemeld en/of door de BA op de plaats van bestemming aanvaard. In 11 LS kon slechts weinig documentatie worden verstrekt over het op de officiële DBP-controles uitgeoefende toezicht en/of ontbrak het in sommige gevallen aan toezicht daarop. 14

BIJLAGE II: DE AFZONDERLIJKE INSPECTIEBEZOEKEN LS Referentienummers Data Oostenrijk DG (SANCO)/7275/2004 6-17 september 2004 België DG (SANCO)/7280/2004 13-24 september 2004 Cyprus DG (SANCO)/7567/2005 21-25 februari 2005 Tsjechië DG (SANCO)/7535/2005 21 februari - 4 maart 2005 Denemarken DG (SANCO)/7269/2004 7-18 juni 2004 Estland DG (SANCO)/7540/2004 12-22 april 2005 Finland DG (SANCO)/7270/2004 7-18 juni 2004 Frankrijk DG (SANCO)/7279/2004 13-24 september 2004 Duitsland DG (SANCO)/7117/2004 11-22 oktober 2004 Griekenland DG (SANCO)/7516/2005 13-23 september 2005 Hongarije DG (SANCO)/7517/2005 14-25 februari 2005 Ierland DG (SANCO)/7119/2004 11-22 oktober 2004 Italië DG (SANCO)/7120/2004 18-29 oktober 2004 Letland DG (SANCO)/7538/2005 5-14 april 2005 Litouwen DG (SANCO)/7572/2005 31 mei - 9 juni 2005 Luxemburg DG (SANCO)/7272/2004 5-9 juli 2004 Malta DG (SANCO)/7214/2005 17-20 januari 2004 Nederland DG (SANCO)/7276/2004 6-17 september 2004 Polen DG (SANCO)/7518/2005 21 februari - 4 maart 2005 Portugal DG (SANCO)/7515/2005 17-28 januari 2005 Slowakije DG (SANCO)/7537/2005 19-28 april 2005 Slovenië DG (SANCO)/7539/2005 18-26 april 2005 Spanje DG (SANCO)/7248/2004 22 november - 3 december 2004 Zweden DG (SANCO)/7271/2004 7-18 juni 2004 Verenigd Koninkrijk DG (SANCO)/7126/2004 18-29 oktober 2004 15