EEN BIJNA VERGETEN DOMINEE DOOR DR. E. WIERSUM JOHANNES Georgius Pruschenccius kwam i September 1653 als predikant van de Gereformeerde gemeente te Rotterdam. Als verdreven Duitsch predikant genoot hij reeds in 1630 onderstand van de Zuid-HolJandsche synode *). Zijn eerste jaartraktement te Rotterdam a f 58, vervallen primo September 1634, werd hem uitbetaald 14 October 1634, zijn tweede kreeg hij 15 September 1635 en zijn derde nam zijn weduwe Rebecca 4 October 1636 in ontvangst 2). Hij moet dus inmiddels overleden zijn. In de kerkerekening komt in de week van 30 Aug.-5 Sept. 1636 inderdaad de volgende post voor: Domine Johannes Pruschenckius 0.0.0; d.w.z., dat voor hem, als predikant, geen begrafenisrecht verschuldigd was. In de Acta van de Zuid- Hollandsche synode, Juli 1637 te Dordrecht gehouden, is in art. 61, bevattende het lijstje van de sinds de vorige synode (Aug.-Sept. 1636) overleden predikanten, zijn naam later tusschengevoegd. E venzoo op de predikantenlij st in de Trouwkamer van de Groote kerk te Rotterdam. In 1643 in de voorrede van den vierden druk van Pruschenccius' Geestelycke Medicyne" zegt de uitgever, dat het Godt ghelieft heeft onsen seer lieven broeder Johannes Georgius Pruschenccius uyt dese bedroefde weerelt over weynighe jaren ghehaelt te hebben." Niet met zekerheid is bekend, waar hij vandaan kwam. In Delft schijnt hij geen predikant geweest te zijn, doch wel de eerste uitgaaf van zijn Geestelycke Medicyne" te hebben laten verschijnen. De voorrede althans werd gegeven in Delf, den 12 September, in 't jaar Onses Heeren Anno 1632." Pruschenccius' weduwe woonde in 1638 nog te Rotterdam in de Broedersteeg, waar te haren huize 18 Nov. de 1) Acta van de Zuid-Hollandsche synode Sept.-Oct. 1630 art. 64. 2) 10 October 1637 werd het traktement haar nog eens uitbetaald. Zijn naam wordt in de kerkerekeningen zeer verhaspeld. Inv. kerkmeesters nr. 209 fol. 45, nr. 210 fol. 43, nr. 226 fol. 47 en nr. 227 fol. 50. 34
io. TITELBLAD VAN GEESTELIJCKE MEDICIJNE TEGEN DE MELANCOLIJE." 1630.
huwelijksvoorwaarden van haar dochter Elijsabeth met den lakenkooper Willem Samuels Navigaer geteekend werden. In de trouwakte van 9 December 1638 wordt de bruid jongedochter tot den Opperpfalz" genoemd. Haar vader zal dus vermoedelijk van daar naar Holland getrokken zijn. 6 Februari 1642 wordt op 20-jarigen leeftijd te Leiden als Collegii Ordinum alumnus ingeschreven Joannes Pruyschenkius, zonder twijfel een zoon van onzen dominee. Met de bijvoeging achter den naam van den student Roterodamensis" zal wel meer bedoeld zijn, dat hij te Rotterdam woonde, dan wel dat hij er geboren was. Zijn doop is hier, zooals te verwachten was, dan ook niet gevonden. Van de lijfelijke tegenwoordigheid van den dominee te Rotterdam getuigt zijn handteekening onder een akte, verleden voor notaris Van der Swan 4 September 1634 (Inv. nr. 185 blz. 710). In geen enkele naamlijst van predikanten, noch in een van de vele werken over Rotterdamsche kerken en predikanten wordt zijn naam genoemd. Alleen vermeldt Van der Aa hem als schrijver van Geestelycke Medicyne zelfs tweemaal, eerst in navolging van Abcoude als Prieschenck en later als Pruschenneccius. Nu nog een enkel woord over het bovengenoemde boekje van Pruschenccius, waarvan de volledige titel luidt: Geestelycke medicyne teghen de melancolye ofte swaermoedicheydt, voorgeschreven den bedroefden, benauden ende aengevochtenen herten, door Johannem Georgium Pruschenccium, Bedienaer des H. Evangely in de Ghemeynte Jesu Christi tot Rotterdam." De eerste druk verscheen, waarschijnlijk te Delft in 1633, bij welken uitgever is mij niet bekend. De tweede druk*), vermeerderd met een Medidatie over Joh. VIII vers 51, werd in 1635 bezorgd door Isaack van Waesberghe, boekverkooper te Rotterdam. De voorrede van dien druk onderteekent de schrijver op 2 September 1635 en hij vermeldt, dat de eerste druk over twee jaren" in het licht gegeven is. De voorrede van dien eersten druk, in de 1) Aanwezig in de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam. 35
tweede uitgaaf overgenomen, is, zooals gezegd, reeds gedateerd 12 September 1632 *). Doch ook deze druk was spoedig geheel uitverkocht en werd gevolgd door een derden in 1639 ^^ deze in 1643, steeds bij denzelfden uitgever Isaack van Waesberghe, door een vierden, terwijl in de voorrede op een vijfden en zelfs op een nog lateren herdruk gezinspeeld wordt. Het boekje, dat vrij zeldzaam is, berust in vierden en in vijfden druk (1646) in de Gemeentebibliotheek te Rotterdam. Het laatste exemplaar heeft behoord aan Mariechie Jans t Hooft. Vóór in het genoemde exemplaar van den vierden druk is het titelblad van den derden druk geplakt met zeven bijbelsche voorstellingen en het drukkersmerk *). Boven over het geheele blad is een voorstelling van Job op de mestvaalt. Daaronder het drukkersmerk de Faam. Ter weerszijden van den titel bevinden zich drie voorstellingen uit het oude testament (Jozef in de put, David met de harp en Daniel in den leeuwenkuil) en drie uit het nieuwe testament (De barmhartige Samaritaan, de vrouw, die den zoom van Jezus' kleed aanraakt en Jezus in Gethsemané). Dit titelblad wordt hierbij gereproduceerd. 1) In den vierden druk is dit jaartal abusievelijk 1634 geworden. 2) Ditzelfde titelblad is afgedrukt in de uitgaaf van 1646 d.w.z. den vijfden druk in het geheel doch als uitgaaf van Van Waesberghe den vierden, zooals ook in den titel staat van het exemplaar van de Koninklijke Bibliotheek.