Protocol Hygiëne & Voeding
Inhoudsopgave: Persoonlijke hygiëne Blz 3 Handen wassen Blz 4 Voeding Blz 5 Contact met dieren Blz 6 Bijlage: Checklist Hygiëne en Voeding 2
Persoonlijke hygiëne Hieronder staan enkele gedragsrichtlijnen over de persoonlijke hygiëne: Algemeen: Wondjes afdekken Korte en verzorgde nagels Handen wassen voor het eten en na het buitenspelen Hoest- en niesdiscipline: Kinderen leren hoofd te draaien bij het hoesten / niezen Hand voor de mond Handen wassen na hoesten / niezen Neuzen regelmatig snuiten Mond hygiëne / tandenpoetsen: Tandenborstels worden voorzien van naam De borstels mogen elkaar niet raken Tandenborstels worden vervangen wanneer de haartjes gekromd zijn Bloed: Wegwerphandschoenen dragen bij contact met bloed Wondjes afdekken Gemorst bloed direct verwijderen en desinfecteren met 70% alcohol Met bebloed vervuilde kleding wordt gescheiden van andere kleding en op hoge temperatuur gewassen Toilethygiëne en verschonen: Handen wassen na elk toiletbezoek Potjes worden leeggegooid in het toilet, omgespoeld met warm water en schoongemaakt met een sopje Kinderen worden verschoond op de verschoontafel. De pedagogisch medewerkers wassen hun handen na het verschonen van kinderen Het verschoonkleed wordt elke dag vervangen Luiers worden weggegooid in een gesloten emmer. Deze wordt dagelijks leeggegooid en wekelijks schoongemaakt 3
Handen wassen Ziektekiemen worden onder meer via de handen overgedragen. Een goede handhygiëne door de pedagogisch medewerker, maar ook door de kinderen, is één van de meest effectieve manieren om besmetting te voorkomen. De handhygiëne verbetert door geen sieraden te dragen aan handen of polsen. Wanneer moeten de handen worden gewassen? Voor: Het aanraken en bereiden van voedsel Het eten of het helpen bij eten Wondverzorging. Na: Hoesten, niezen en snuiten Toiletgebruik/billen afvegen Het verschonen van een kind Contact met lichaamsvochten zoals speeksel, snot, braaksel, ontlasting, wondvocht of bloed Buiten spelen Contact met vuil textiel of de afvalbak Schoonmaakwerkzaamheden. Handen wassen gaat als volgt: Gebruik stromend water. Maak de handen nat en doe er vloeibare zeep op. Wrijf de handen (gedurende 10 seconden) over elkaar en zorg ervoor dat water en zeep over de gehele handen worden verdeeld. Let op de kritische punten: was ook de vingertoppen goed, tussen de vingers en vergeet de duimen niet. Spoel de handen al wrijvend af onder stromend water. Droog de handen af met een schone droge handdoek. Gebruik, indien mogelijk papieren handdoeken. 4
Voeding Flesvoeding: De pedagogisch medewerkers maken regelmatig afspraken met de ouders over de hoeveelheid en de frequentie van de flesvoeding. Flesvoeding is aanwezig bij K!ddiez maar ouders kunnen er ook voor kiezen om eigen flesvoeding mee te geven. Dit kan borstvoeding zijn maar ook flesvoeding. Het geven van de fles is een moment van contact tussen pedagogisch medewerker en het kind en daarom blijft de pedagogisch medewerker bij het kind wanneer hij of zij de fles drinkt. Dit is belangrijk voor het gevoel van veiligheid van het kind. Fruithapjes: Vanaf het moment dat het kind hieraan toe is oefenen de pedagogisch medewerkers met het kind om fruithapjes te eten. Zij overleggen met de ouders wanneer, hoe en met welke fruitsoorten het kind begint. Fruithapjes worden bij K!ddiez zelf gemaakt en zijn geen kant-en-klare potjes uit de winkel. In het begin wordt het eten zeer fijn geprakt om verslikking te voorkomen. Broodmaaltijd in de ochtend: Wanneer kinderen al vroeg gebracht worden krijgen ze de mogelijkheid om een boterham te eten bij K!ddiez. Er wordt gezond beleg, vers brood en melk geserveerd. De pedagogisch medewerker ziet er op toe dat de producten altijd vers zijn. Broodmaaltijd tussen de middag: Tussen de middag wordt er een broodmaaltijd gegeten. Tijdens deze maaltijd is er gelegenheid om met elkaar te praten, te zingen en naar elkaar te luisteren. Dit gebeurt in een leuke en ontspannen sfeer. De kinderen worden op een speelse manier gestimuleerd te eten. Indien een kind niet wil eten, wordt hem dit niet opgedrongen. De pedagogisch medewerker neemt hierover contact op met de ouders. Tijdens het eten zorgt de pedagogisch medewerker ervoor dat er netjes wordt gegeten. De pedagogisch medewerker heeft hierin zelf een voorbeeldfunctie. Naarmate het kind ouder wordt, stimuleert de pedagogisch medewerker dat het zelf zijn boterhammen smeert en belegt. Tussendoortjes: Buiten de maaltijd krijgen de kinderen gezonde tussendoortjes zoals fruit, soepstengels of soms een koekje. Tussendoor mogen de kinderen altijd wat drinken als ze dorst hebben. Warme maaltijd: Er is bij K!ddiez de mogelijkheid om s avonds een warme maaltijd te eten. Dit is altijd een gezonde maaltijd. Wij proberen om zoveel mogelijk te variëren met afwisselende weekmenu s. Elke maaltijd zullen wij bereiden met verse producten. Traktaties: Bij een verjaardag is het de gewoonte dat een kind trakteert op het kinderdagverblijf. We verwachten van de ouders dat zij bij traktaties gezonde keuzes maken. De pedagogisch medewerkers geven bij hun eigen verjaardag het goede voorbeeld wat betreft trakteren in de groep. Bijzondere voedingswensen: Als een kind een dieet volgt of allergieën heeft, dienen de ouders de pedagogisch medewerker hierover in te lichten. Zij bekijken dan gezamenlijk of binnen het reguliere aanbod rekening kan worden gehouden met de speciale behoeften van het kind. De pedagogisch medewerker zorgt ervoor dat een kind met dieetvoeding zoveel mogelijk mee kan doen met de gezamenlijke maaltijd. 5
Contact met dieren Kinderopvang waarbij kinderen contact hebben met dieren biedt veel voordelen. Uit onderzoek blijkt dat het hebben van een huisdier kinderen weerbaarder maakt en psychische klachten kan voorkomen. Dit komt voornamelijk door het gevoel van sociale ondersteuning. Een levend wezen waaraan je verhalen kunt vertellen, een onvoorwaardelijke vriend! Dieren beïnvloeden ook de sociale ontwikkeling van kinderen. Zij bieden gespreksstof en kinderen zoeken sneller toenadering als er een dier bij betrokken is, omdat een dier niet oordeelt. Ondanks de angst voor allergieën heeft fysiek contact met dieren een positieve invloed. Infectieziekten en kinderopvang: Ondanks deze voordelen kleeft er ook een nadeel aan, kinderen kunnen ziek worden van dieren. Verwekkers van infectieziekten komen overal voor, bij mens en dier, maar ook in de grond, voedsel en water. Infectieziekten die van dier op mens worden overgedragen worden zoönosen genoemd. Zoönosen zijn niet nieuw, en volop in het nieuws. De laatste jaren werden we geconfronteerd met grote uitbraken, zoals Q-koorts en de grieppandemie. Kinderen op een groene kinderopvang hebben meer contact met dieren dan kinderen in de reguliere kinderopvang. Het is daarom belangrijk om te weten hoe we de kans op besmetting met verwekkers van zoönosen zo klein mogelijk houden. Wat doen wij om het risico op zoönosen voor de kinderen te verkleinen? Persoonlijke hygiëne: Handen met water en zeep na contact met dieren, na het buiten spelen en voor het eten. Handen drogen met wegwerphanddoekjes. Deze gooien we na gebruik direct weg. Kinderen maken gebruik van overalls en laarzen. Deze worden elke week uitgewassen. Voedselhygiëne: Wij eten niet tussen de dieren. Voedsel dat op de grond is gevallen gooien we weg. Er komen geen dieren komen in ruimtes of op plaatsen waar eten bereid of waar gegeten wordt. Wij gebruiken geen rauwe melk of producten van rauwe melk of rauwe eieren. Groente en fruit uit eigen tuin wordt grondig gewassen. Behalve het risico op een infectie zijn er ook andere risico s als kinderen rechtstreeks bij de dieren kunnen komen. Zij kunnen bijvoorbeeld gewond raken bij het voeren of het verzorgen van dieren. De volgende richtlijnen gelden als er een kans is op het oplopen van een verwonding door een dier: Spoel de wond dan goed uit onder de kraan met lauw water. Je mag ook gewone zeep gebruiken om de wond uit te wassen. Een grote wond kunt u na het uitwassen afdekken, bijvoorbeeld met een schoon verband of een schone doek. Verklein bij een bijtwond de kans op een infectie met tetanus: een infectieziekte die zeer ernstig kan zijn. Neem daarom altijd na een bijt-, pik- of krab-wond contact op met de huisarts. Als een kind of medewerker nog nooit is ingeënt tegen tetanus en deze een bijt-, pik- of krabwond oploopt, moet deze zo snel mogelijk een prik krijgen met antistoffen tegen tetanus. Soms wordt ook wel antibiotica voorgeschreven. Neem contact op met de ouders. 6