HANDEL EN NERING TE BAZEL IN 1703 Baron Antoon Van Leemput, onder-gedelegeerd intendant (2) van het Land van Waas, had op 12 oktober 1704 een order gestuurd naar de verschillende "prochiën" om de lijst te bekomen van de personen die "neiringhe ende negotie' deden (3). Voor Bazel werd deze lijst verstuurd op 19 oktober 1704 door de greffier Eugenius Petrus Seghers, die zich steunde op de gegevens die de "pointers en setter" (4) in het jaar 1703 opgetekend hadden. Het loont wel de moeite om die lijst eens door te nemen, enerzijds omdat er zoveel vertrouwde familienamen in voorkomen en anderzijds omdat er ons een beeld opgehangen wordt van de bedrijvigheid, die er toen te Bazel heerste. Men moet hier nochtans in acht nemen, dat niet elke burger aan bod komt, want o.a. landbouwers, die geen herberg hielden, alsook de pastoor Jacob Janssens, de onderpastoor, de koster Hendrik Massart of de greffier E. Seghers worden niet vernoemd. Vermits het minder interessant is alleen maar een opsomming te geven van de personen met hun beroep, meen ik, dat een alfabetische rangschikking van de verschillende beroepen met de vermelding van de beoefenaars ervan, een duidelijker overzicht zal geven. Bij vele personen worden bijkomende gegevens vermeld, afkomstig uit andere bronnen. In de lijst worden vier personen opgetekend zonder beroep, namelijk Emmanuel Verdoorent, Cornelis Perpet, Meester Pieter Van Gaveren en Pieter de Grave de jonge. Gelukkig heb ik kunnen achterhalen dat Emmanuel Verdoorent schoolmeester was (5). Cornelis Perpet was bakker en winkelier. Na zijn overlijden op 27 november 1719, moesten er 600 zielmissen plaatsvinden (6). Meester Pieter Van Gaveren oefende waarschijnlijk de geneeskunde uit en Pieter de Grave de jonge was steenbakker zoals zijn vader (7). BAKKER Er zijn drie bakkers, nl. Cornelis Perpet, Frans Noeninck en Jacobus Vermeulen. Zij zijn tevens winkelier. Bij het overlijden van Cornelis Perpet in 1719 wordt in de boedelbeschrijving zijn bakkerij met het alaam vermeld, alsook enkele winkelwaren zoals azijn, koren-, tarwe- en boekweitmeel. Hij was gehuwd met Josine Fruytier en er waren geen kinderen. Voor tafeldienst bij de uitvaart werd een gulden betaald aan Judocus Cruypelandt, officier van Wissekercke (6). BARBIER Slechts één barbier wordt vernoemd. Het is Philip Perpet. Maar tevens is hij een polleviemaker (pollevie : hak van een schoen). BLOKSCHOENMAKER Onder blokschoen verstaan wij een klomp of houten schoen. Twee blokschoenmakers staan vermeld, nl. Cornelis Cooremans en Pieter Janssens. HK 1984 2 Handel en nering te Bazel in 1703 (1) 1
Bij de liquidatie tussen Cornelis Cooreman en de voogden van zijn kinderen uit een eerste huwelijk was er sprake dat Cornelis de hofstede en herberg St.-Sebastiaan in het dorp te Bazel gekocht had van doctor De Munck en dat hij vele reparaties aan het huis had moeten verrichten (8) In de boedelbeschrijving van Pieter Janssens bij het overlijden van zijn eerste vrouw Joanna Van Royen in 1706 werd het gereedschap voor de blokschoenmakerij maar geschat op 6 gulden. De drie weefgetouwen met de verschillende kammen en het weversgereedschap kreeg een waarde van 48 gulden. Enige bomen, die op straat lagen waren geprijsd voor 19 gulden. Hij bezat ook een koe, een kalf, een varken, een rund en 13 hennen (9). Hij woonde op een hofstede in de Vaerentwijk en hertrouwde met Catharina De Lamper. BROUWER Als brouwer worden achtereenvolgens opgetekend : 1. De baljuw Joannes De Smet, die tevens mouterweyer is. 2. De weduwe van Philip Vermeulen, die ook als biertapper (sic) stond aangeduid. Het was Elisabeth De Jonghe, die haar man reeds ontvallen was in 1688. Volgens de prochierekening van 1704-1705 betaalt men haar 33 gulden voor de tering van enige militairen, alsook 15 gulden 14 stuivers voor verschillende teringen van diegenen die geluid hadden tijdens het onweder, tijdens de kruisdagen en op Allerzielendag (10). 3. Michiel Van Hoyweghen, die tevens herbergier is. Hij bewoonde de hofstede en brouwerij "De Sonne" en was gehuwd met Joanna Van Exsteen (11). 4. Joos Verhaeghen was eveneens herbergier. Hij bewoonde de hofstede "De Craecke" en was gehuwd met Marie Meersman. In de boedelbeschrijving bij zijn overlijden in 1720 is er sprake van 23 tonnen, 9 bierpotten en 6 pinten, 23 stoelen, de bierkar, 2 koeien en een kalf. Er was een batig saldo van 1568 gulden (12). CHIRURGIJN Slechts één chirurgijn stond vermeld, namelijk meester Gillis Franssens. De chirurgijn was wel een bijzondere figuur in de samenleving van onze voorouders. Wij horen wel eens de mening verkondigen, dat zo'n chirurgijn eigenlijk maar een barbier was. Al was het dan wel zo dat een chirurgijn er vaak, ja meestal ook een scheerwinkel op nahield en er dus wel van enig verband kan gesproken worden, toch kan niet iedere barbier zich chirurgijn noemen. De chirurgijns hadden zich aan strenge, door de magistratuur opgestelde regels te houden. Niemand mocht de chirurgijnspraktijk uitoefenen zonder geëxamineerd te zijn (13). De Bazelse chirurgijn Gillis Franssens woont in een huis, genaamd de meesterswinkel "De Roose", huwt een eerste maal met Elisabeth D'Alton en een tweede maal met Elisabeth Beeldens (14). FACTEUR IN GRANEN OF GRAANHANDELAAR HK 1984 2 Handel en nering te Bazel in 1703 (1) 2
Hiervoor stond Matthijs Vermeulen voor 20 schelling getaxeerd. HERBERGIER Enkel Jan Jaspaert stond hier speciaal voor aangeduid. Hij bewoonde de herberg "Het Land van Luik" (15). Maar ook de brouwers Michel Van Hoyweghen, Joos Verhaeghen en de weduwe Philip Vermeulen hielden herberg. Eveneens Matthijs De Nocker, schoenmaker en Gillis Smet, schipper, waren herbergiers. HOVENIER Als hovenier van de graaf van Rupelmonde stond Jacobus Walschaert bekend. Hij was gehuwd met Helena Van Liere. Hij moest 30 schellingen betalen. KLEERMAKER Drie kleermakers waren er te Bazel in 1703, namelijk Jan Lijssens, Lenaert Truyman en Jacobus Verdoorent. De twee eerstgenoemden hadden eveneens een winkel in laken en stoffen. Jan Lijssens, gehuwd met Elisabeth Verhagen, ontving voor het maken en leveren van een niew tafellakenkleed voor het vierschaarhuis de som van 18 gulden 10 stuivers (16). Erg gerust moet men niet geweest zijn i.v.m. de erfenis, vermits met het sterfhuis "renunchiert" (17). Lenaert Truyman, gehuwd met Catharina Van Leugenhagen woonde eerst in de Hoogstraat en daarna in een huis aan het kerkhof. Bij het overlijden van zijn vrouw in 1706 werden de krappen stof en het gereedschap geprijsd voor 108 gulden (18). Jacobus Verdoorent, gehuwd met Elisabeth Follet, stierf in 1717 en was 81 jaar. KUIPER Slechts één kuiper stond vermeld, namelijk Rutsaert Beeldens. Hij was gehuwd met Elisabeth De Grave. Hun derde zoon Peter wilde soldaat worden onder de troepen van de staat van Holland (19). METSER Twee metsers stonden genoteerd : Joos Buytaert en Joos De Roeck. Naast hun namen had men de opmerking "arm" bijgeschreven. Ze moesten respectievelijk 20 en 10 schellingen belasting betalen. MULDER De twee mulders waren Philip Van Hoyweghen en Andries Vermeulen. Bij het overlijden van Philip Van Hoyweghen in 1715 laat zijn vrouw Joanna Van Royen in de boedelbeschrijving vier ezels opnemen, terwijl ze ook nog geld te ontvangen heeft betreffende een herstelling aan de rosmolen ten laste van de graaf van Rupelmonde. Nochtans verzaken de voogden de erfenis, daar er meer HK 1984 2 Handel en nering te Bazel in 1703 (1) 3
schulden dan baten zijn (20). PELDER Als enige pelder, die tevens winkelier was stond Guilliaem Stoop aangegeven. Pelder is in 't algemeen iemand, die pelt, in de verschillende toepassingen van het woord. Pellen is van de pel of omgevende huid, bast ontdoen a) van boom- en aardvruchten ; b) van peulvruchten ; c) van granen (21). De pelder oefende zijn ambacht uit in een stal achter het huis, "pelderij" genoemd. Hier trof men de ast of droogoven aan (inrichting tot het drogen van graan en andere stoffen, bestaande uit een van onderen verwarmde vloer) alsook bakken en zeven en een kweern (handmolen) (22). POELIER Hiervoor stond Jan Suye vermeld. Hij was gehuwd met Elisabeth De Rijck. Hij stierf te Bazel in 1735 op 80-jarige leeftijd. Zijn vrouw was hem voorgegaan in 1733 met dezelfde ouderdom. SCHIPPER Gillis en Rijckaert Smet zijn schippers. Zij zijn eveneens herbergier. In de prochierekening van 1704 wordt Rijckaert Smet vernoemd als schipper op Callebeke en ontvangt voor 33 dagen kamerhuur voor het logeren van de binnenwachten 7 gulden en 12,5 stuivers (23). SCHOENMAKER Drie schoenmakers worden genoteerd, nl. Gillis Bauwens, Andries Claus en Matthijs De Nocker. Deze laatste was tevens tapper. Bij het overlijden in 1709 van Anna Mees, vrouw van Matthijs De Nocker, geeft de boedellijst o.a. een schoenmakersnijptang, een blok, twee hamers, messen, elzen, leesten en al het leder. Ook moeten nog een twaalftal personen een paar schoenen betalen (24). SMID Als smid staan vermeld Antoon Colson en Jan Hertsens. Bij het overlijden van Clara Hertsens in 1714, vrouw van Antoon Colson en zuster van de andere smid Jan Hertsens, wordt in de staat van goed al het gereedschap van de smidse vernoemd en voornamelijk het gereedschap om de paarden te beslaan, alsmede een partij oud en nieuw verwerkt ijzer ; er was een batig saldo van 1440 gulden (25). De ontvanger van de prochie betaalde hem 15 gulden 10 stuivers voor verschillend ijzerwerk ten dienste van de prochiesteenput, de klokken, enz. (26). HK 1984 2 Handel en nering te Bazel in 1703 (1) 4
STEENBAKKER Verschillende steenbakkers staan weergegeven op de lijst. In alfabetische orde zijn het Jan Buytaert, Jan Claus fs. Abraham, Jan Collaes, Pieter De Graeve d'oude, Matthijs en Pieter De Roeck en Pieter Van de Velde. Jan Claus was gehuwd met Marie Van Royen en had zijn steengelaag op de Roomkouter (27). Voor Jan Collaes kunnen wij verwijzen naar het artikel "Colaes te Bazel en te Steendorp" in Vlaamse Stam jaargang 1977 nr. 2 blz. 65 van Roger Colaes, afstammeling van deze steenbakker. Van zijn hand verschenen reeds enkele artikels in dit tijdschrift. Pieter De Graeve was gehuwd met Catharina Verheyen uit Puurs (zuster van één der voorouders van de schrijver van dit artikel). Bij zijn overlijden in 1712 is van zijn omvangrijke inboedel vooral het volgende te onthouden : 83.000 middelbare gebakken kareelsteen, 28.000 kleine gebakken steen ; 32.000 gebakken steen, 300.000 rauwe steen en 32.000 bleke steen. Wat een enorme hoeveelheid in 1712! Zijn hofstede stond op de Oeverkouter boven de steengelagen. Hij beschikte over twee schuiten, en bezat nog 3 koeien, een kalf en een varken. Het batig saldo bedroeg 120 gulden (28). Matthijs De Roeck, gehuwd met Joanna Brouwers, liet eveneens een omvangrijke inboedel na van landen, huizen en steengelagen, bij zijn overlijden in 1720 in de ouderdom van 83 jaar (29). Pieter De Roeck verloor zijn vrouw Margriet De Wael in 1709. Hier werd de voorraad gebakken steen op 600.000 stuks geraamd. Het batig saldo bedroeg 1200 gulden (30). STOELDRAAIER Als stoeldraaier komt Jan Fruytier voor ; hij is ook timmerman. Bij het afsterven van zijn vrouw Maria De Grave in 1706 komt in zijn boedelbeschrijving een draaibank, een schaafbank en alle houtbewerkingsgereedschappen voor. Ook liggen er enige bomen voor het huis (31). Van de ontvanger van de prochie ontving hij 12 schellingen groot voor het maken van enige stoelen voor het vierschaarhuis en 2 pond 12 schellingen voor 9 dagen dienst als timmerman in het beleg van Dendermonde (32). TIMMERMAN De drie timmerlieden, weergegeven op de lijst zijn Jan Fruytier, tevens stoeldraaier en reeds vermeld, Hendrik Gheerens en Philip Van Severen. Hendrik Gheerens, man van Amelberga Vergauwen, ontving in 1704 van de ontvanger van de prochie 8 gulden 2 stuivers voor het stellen en leveren van wegwijzers op de grote wegen (33). Philip Van Severen koopt in februari 1703 van Pieter Van Royen fs. Mercus, ontvanger van deze prochie een behuisde hofstede in de Kerkstraat voor 228 gulden (34). In 1704 ontving hij 2 pond 12 schellingen voor 9 dagen dienst als timmerman in het beleg van Dendermonde (35). HK 1984 2 Handel en nering te Bazel in 1703 (1) 5
WEVER Drie wevers stonden als dusdanig bekend, nl. Merten Felicx, Alexander Gijs en Adriaan Schrey. Judoca Van Schaverbeke, weduwe van Merten Felicx overleed in de gezegende ouderdom van 92 jaar in 1755. Hij was reeds ter ziele gegaan in 1728. Alexander Gijs woonde rechtover de kerk, bezat twee weefgetouwen en verkocht lijnwaad. Na 4 jaar huwelijk verloor hij zijn vrouw Catharina Van Strijdonck reeds in 1707 (36). Adriaan Schrey bezat ook twee weefgetouwen met de bijhorende molenkammen. Zijn eerste vrouw Catharina Smet overleed in 1698 en zijn tweede vrouw Joanna De Wael in 1711. Hijzelf werd 78 jaar en overleed te Bazel in 1740. De drie wevers stonden laag getakseerd, slechts 10 en 15 s. wat wijst op hun eerder armoedig bestaan. WINKELIER Vijf personen stonden bekend als louter winkeliers, nl. weduwe Adriaan Carreer, Gillis Stuer fs. Paul, Jan Van Der Lenen, Pieter Van Royen fs. Mercx en weduwe Michiel Verhaeghen. Zes andere zijn reeds vermeld bij andere beroepen, 1. Frans Noeninck, Cornelis Perpet, en Jaak Vermeulen bij de bakkers. Jan Lijssens en Lenaert Truyman bij de kleermakers en Guillaume Stoop als pelder. Barbara De Mey, weduwe van Adriaan Carreer (+ 1699) had drie weefgetouwen, maar verkocht ook winkelwaren (37). Naast haar naam in de lijst staat "arm" aangeduid. De weduwe werd 89 jaar oud en stierf in 1730. Jan Van der Lenen was koster en samen met zijn vrouw Maria De Croone hield hij er een winkel op na. In 1704 ontving hij van de ontvanger van de prochie 12 gulden voor diensten en het luiden der klokken en 5 gulden 11 stuivers voor het leveren van smout voor het smeren van de klokken (38). Pieter Van Royen fs. Mercx was van de vijf voornoemde winkeliers de meest begoede : hij moest 3 gulden belasting betalen. Na het overlijden van zijn eerste vrouw Joanna Govaert, daarna van zijn tweede vrouw Elisabeth Vermeulen in 1705 vermeldt de staat van goed o.a. 38 ellen servetten, 100 ellen lijnwaad, 16 paar slaaplakens, 10 paar fluwijnen, 13 ammelakens, 18 kleine handdoeken en 13 pond garen. Het zilverwerk wordt geschat op 61 gulden en het tinwerk op 230 gulden ; voor de levering van wijnen moest hij nog 405 gulden betalen (40). Voor het leveren van kaarsen, olie, nagels, bezems, enz. ontving hij van de ontvanger van de prochie in 1704 28 gulden 18,5 stuivers. Hijzelf was ontvanger in 1705 (41). Op het einde van de lijst staan twee oliestamp- of windmolens vermeld, gebruikt door Joos de Jonghe van Temse en Antoon Gouwe van Rupelmonde. Wanneer men uitgaat van het feit dat wie de hoogste belasting betaalt, de meest begoede is, dan kan iedereen zelf oordelen over de volgende rangschikking. Naast de HK 1984 2 Handel en nering te Bazel in 1703 (1) 6
betaalde belasting staan de beroepen aangeduid. 5 gulden : twee steenbakkers 4 gulden : een brouwer, een bakker-winkelier, een kleermaker-winkelier en een mulder. 3 gulden : twee steenbakkers, een brouwer, een chirurgijn, een winkelier en een smid. 2 gulden of iets meer : drie steenbakkers, twee brouwers, twee schoenmakers, een kleermaker-winkelier, een smid, een mulder en een schipper. l gulden of iets meer : 6 winkeliers, 4 timmerlieden (wagenmaker), 2 schippers (herbergiers), een hovenier, een kuiper, een graanhan-delaar, een metser en een poelier. Minder dan l gulden : 3 wevers, een stoeldraaier, een schoolmeester, een kleermaker, een winkelier, een barbier en een metser. NOTEN Afkortingstekens : RAG : Rij-ksarchief te Gent, RAB : Rijksarchief Beveren OAB : Oud archief van de gemeente Bazel OABW : oud archief van de gemeente Beveren-Waas ( 1) RAG Land van Waas nr. 603 ( 2) Intendant : ambtenaar, belast met het beheer van huishoudelijke aangelegenheden ( 3) Neiringhe : nering ; negotie : handel ( 4) Pointers en setters : personen, die de wethouders helpen om de belas-tingsrollen op te stellen, waarin het aandeel van elke belastingsplichti-ge bepaald wordt. ( 5) Bazel in Waas, Land, volk en kerk, door A. Maris, blz. 127. ( 6) R.A.B. OAB nr. 217 blz. 115 ( 7) R.A.B. OAB nr. 215 blz. 289v. ( 8) R.A.B. OAB nr. 213 blz. 227 ( 9) R.A.B. OAB nr. 214 blz. 304v. (10)R.A.B. OAB nr. 487 (11)R.A.B. OAB nr. 214 blz. 238v. (12)R.A.B. OAB nr. 217 blz. 253 (13)OABW nr. 1209 blz. 135v. vermeldt dat op 3 februari 1702 te Beveren het examen afgenomen werd van chirurgijn Hendricus De Decker door Walterus Van Reusel, licentiaat in de medicijnen en de meester-chirurgijns Pieter Mommerency en Rumoldus Van Reusel. Hij werd bekwaam bevonden het ambt "in de conste van chirurgie" uit te oefenen. Volgens Dr. A. De Mets in zijn "Iconographie médicale Gantoise" bestond de corporatie van de chirurgijn-barbier reeds in 1302. De corporatie had een blazoen waarop twee openstaande scharen en een scheermes afgebeeld stonden. (14)R.A.B. OAB nr. 214 blz. 26 en 276 (15)R.A.B. OAB nr. 218 blz. 83 en 121 (16)R.A.B. OAB nr. 487 (17)R.A.B. OAB nr. 217 blz. 241v. renunchieren = afstand doen van. (18)R.A.B. OAB nr. 214 blz. 265 HK 1984 2 Handel en nering te Bazel in 1703 (1) 7
(19)R.A.B. OAB nr. 217 blz. 72 (20)R.A.B. OAB nr. 216 blz. 156 (21)Woordenboek der Nederlandse Taal, G.J. Boekenoogen en J.H.V. Lessen, 1931. (22)R.A.B. OABW nr. 36 blz. 189v. (23)R.A.B. OAB nr. 487 (24)R.A.B. OAB nr. 215 blz. 130 (25)R.A.B. OAB nr. 215 blz. 395 (26)R.A.B. OAB nr. 487 (27)R.A.B. OAB nr. 219 blz. 193v. (28)R.A.B. OAB nr. 215 blz. 289v. (29)R.A.B. OAB nr. 218 blz. 36v. (30)R.A.B. OAB nr. 215 blz. 167v. (31)R.A.B. OAB nr. 214 blz. 287 (32)R.A.B. OAB nr. 487 (33)R.A.B. OAB nr. 487 (34)R.A.B. OAB nr. 214 blz. 60 (35)R.A.B. OAB nr. 487 (36)R.A.B. OAB nr. 214 blz. 343 (37)R.A.B. OAB nr. 213 blz. 185v. (38)R.A.B. OAB nr. 487 (39)R.A.B. OAB nr. 215 blz. 34 (40)R.A.B. OAB nr. 216 blz. 310 (41)R.A.B. OAB nr. 487. R. Verheven. HK 1984 2 Handel en nering te Bazel in 1703 (1) 8