EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Vergelijkbare documenten
EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.

4. Van twee stoffen is hieronder de structuurformule weergegeven.

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

IM4--14 ONDERWIJS IN 1 MAV04. Maandag 17 mei, uur. NATUUR- EN SCHEIKUNDE H (Scheikunde) OPEN VRAGEN

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit twintig vragen

3 De massa van de kern van een atoom is gelijk aan de totale massa van de: D protonen, neutronen en elektronen.

3. Welke van onderstaande formules geeft een zout aan? A. Al 2O 3 B. P 2O 3 C. C 2H 6 D. NH 3

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit twintig vragen

Rekenen aan reacties (de mol)

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1

OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN

5 Formules en reactievergelijkingen

Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil.

Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil.

Stoffen, structuur en bindingen

Het is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4.

Rekenen aan reacties 2. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

29ste VLAAMSE CHEMIE OLYMPIADE EERSTE RONDE

Chemisch rekenen versie

Toets HAVO 4 Chemie Hfdst. 2 Schatkamer aarde

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Vlaamse Chemie Olympiade 34ste editie Eerste ronde

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Eindexamen scheikunde havo 2006-I

07 MOLECUULFORMULES & CHEMISCHE BINDINGEN PROCESTECHNIEK

Niet-metalen + metalen. Uit welk soort atomen is een ionbinding opgebouwd? Geef de chemische formule van gedemineraliseerd water.

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Wat zijn anorganische of minerale stoffen? In hoeveel stofklassen zijn de anorganische stoffen in te delen?

Chemie 4: Atoommodellen

Samenvatting Scheikunde H7 en H8

Aluminium reageert met zuurstof tot aluminiumoxide. Geeft het reactieschema van deze reactie.

Oefenopgaven BEREKENINGEN

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3

Oefen opgaven rekenen 4 HAVO bladzijde 1

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 2: De aarde, onze hofleverancier

Eindexamen scheikunde havo 2001-II

S S. Errata Nova scheikunde uitwerkingen leerjaar 4 havo 140,71. Met dank aan Mariëlle Marsman, Mill-Hill College, Goirle. Hoofdstuk 1 Atoombouw

Hoofdstuk 17 Redoxreacties

Scheikunde Samenvatting H4+H5

SCHEIKUNDE VWO 4 MOLBEREKENINGEN ANTW.

toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing met een concentratie van 0,1 M?

Paragraaf 1: Fossiele brandstoffen

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, 2.4, 4, 5.1 t/m 5.3

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 opgaven

H4sk-h3. Willem de Zwijgerteam. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Zie ommezijde Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het Besluit eindexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.

Samenvatting Scheikunde Hfst. 6 Chemie en schoonmaken

EXAMEN VWO SCHEIKUNDE 1980, TWEEDE TIJDVAK, opgaven

Examen VWO. Scheikunde (oude stijl)

6 VWO EXTRA OPGAVEN + OEFENTENTAMENOPGAVEN SCHEIKUNDE 1 H4, H5, H7, H13 en H14

CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN SCHEIKUNDE TENTAMEN SCHEIKUNDE. datum : donderdag 29 juli 2010

Samenvatting Scheikunde Scheikunde Chemie overal H1 3 vwo

Rekenen aan reacties 3. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

Voorkennis chemie voor 1 Ba Geografie

Rekenen aan reacties. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,.

Extra oefenopgaven. Inleiding Scheikunde voor anesthesiemedewerkers en operatie-assistenten assistenten i.o. voorjaar 2008

Eindexamen scheikunde havo 2007-II

ßCalciumChloride oplossing

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

1. Geef bij de volgende reactievergelijkingen steeds aan:

Oplossingen oefeningenreeks 1

4 e Internationale Chemieolympiade, Moskou, 1972, Sovjet Unie

INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 5: ORGANISCHE CHEMIE

Verbetering Chemie 1997 juli

1) Stoffen, moleculen en atomen

Hoofdstuk 8. Opgave 2. Opgave 1. Oefenvragen scheikunde, hoofdstuk 8 en 10, 5 VWO,

Oefenvragen Hoofdstuk 3 Bouwstenen van stoffen antwoorden

EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1983 EERSTE TIJDVAK opgaven

1 ~ uur, EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Vrijdag 10 mei, uur. SCHEIKUNDE - meerkeuzevragen

Oefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties

Eindexamen scheikunde havo 2000-II

Hulpmiddelen: Binas T99, T40A. Hulpmiddelen: Binas T99, T40A

OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2004-I

SEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE

Eén mol vrachtauto s wegen ook meer dan één mol zandkorrels en nemen ook veel meer ruimte in. Maar het aantal vrachtauto s in een mol is exact evengro

universele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 Avogadroconstante: N A = 6,022 x mol -1 normomstandigheden:

Vraag Antwoord Scores

Atoombinding structuurformules nader beschouwd (aanvulling 2.4)

3.7 Rekenen in de chemie extra oefening 4HAVO

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3

Scheikunde Chemie overal Week 1. Kelly van Helden

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2

EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1978, TWEEDE TIJDVAK, opgaven

Transcriptie:

MAVO-4 II EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 MAVO-4 Dinsdag 11 juni, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN In een bijlage bij dit examen wordt een aantal gegevens verstrekt. Bij de opgaven kunnen, waar nodig, deze gegevens worden gebruikt. Bij het examen natuur- en scheikunde II wordt de volgende verdeling van de tijd over de twee onderdelen aanbevolen: Open vragen: 1 ¼ uur, Meerkeuzetoet: ¾ uur. Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het Eindexamen - besluit dagscholen v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.

2 1. In onderstaande tabel zijn van een drietal elementen enkele gegevens vermeld. De gegevens hebben betrekking op elektrisch neutrale atomen van deze elementen. Voor de valentie wordt alleen rekening gehouden met ionbindingen (elektrovalente bindingen). aantal protonen in de kern aantal elektronen in het atoom aantal neutronen in de kern relatieve atoommassa aantal elektroenschillen I 20... 20......... II... 17... 35...... II...... 14... 3 3+ meest voorkomen de valentie, met vermelding + of - a. Neem deze tabel over en vul de ontbrekende gegevens in. Naast de ionbinding (elektrovalente binding) kent men ook de atoombinding (covalente binding). b. De elementen I en II uit deze tabel kunnen met elkaar reageren. Tot welke soort behoort de binding in de moleculen, die dan gevormd worden? c. Geef zelf een voorbeeld van de andere soort binding. d. Wat is het verschil tussen beide soorten bindingen? 2. Zeewater bevat naast natriumchloride onder andere magnesiumchloride. a. Welke ionen komen door aanwezigheid van deze zouten in zeewater voor? Met water, dat uitsluitend deze zouten bevat worden enkele proeven uitgevoerd. Er wordt een oplossing van Ca(OH)2 in water aan toegevoegd. Daardoor ontstaat een neerslag. b. Geef de ionenvergelijking van de optredende reactie. Er wordt zoveel Ca(OH)2-oplossing toegevoegd, dat geen nieuw neerslag meer ontstaat. Daarna wordt het neerslag af gefilterd. Voegt men nu aan het filtraat (de opgevangen vloeistof) een oplossing van Na2CO3 in water toe, dan ontstaat opnieuw een neerslag. c. Geef de formule en de naam van de stof die nu neerslaat.

3 3. Bij koolwaterstoffen komt veelvuldig het verschijnsel van isomerie voor. Hieronder staan drie isomeren van hexaan. a. Geef de namen van deze isomeren. Ook bij C4H10 komt isomerie voor. b. Hoeveel stoffen met de formule C4H10 zijn er? Geef hiervan de structuurformules. c. Bereken hoeveel massaprocent koolstof zich in C4H10 bevinden. d. Bereken van het gas C4H10 de relatieve dichtheid (dampdichtheid) ten opzichte van waterstofgas. e. Bereken de massa van 1 dm 3 van het gas C4H10 bij een druk en temperatuur waarbij 1 mol waterstofgas een volume heeft van 25 dm 3.

4 4. Carbonzuren kunnen reageren met alkanolen. a. Geef de structuurformule van ethanol en de structuurformule van propaanzuur (ethaancarbonzuur). 5. b. Geef de vergelijking van de reactie tussen ethanol en propaanzuur (ethaancarbonzuur). c. Hoe heet de gevormde ester? Dit is een omkeerbare reactie. d. Wat verstaat men onder een omkeerbare reactie? In toestel A (Kipptoestel) wordt waterstof bereid. In vat p bevindt zich verdund zwavelzuur. a. Welke vaste stof kan zich in vat q bevinden? b. Geef de ionenvergelijking voor deze bereidingswijze van waterstof. Het uitstromende gas wordt door B geleid, waarin zich een hygroscopische vaste stof bevindt. c. Welke stof kan dit zijn? d Waarom zou het gas door deze stof geleid worden? Daarna wordt het gas gevoerd door bolbuis C, waarin zich een laagje ijzer(iii)oxide bevindt. De bolbuis C wordt verhit. e. Welke reactie treedt hier op? Geef hiervan de reactievergelijking. f. Is dit een redoxreactie? Licht het antwoord toe. EINDE OPEN VRAGEN

5 MAVO-4 II EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1973 MAVO-4 Dinsdag 11 juni, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) MEERKEUZETOETS Dit examen bestaat uit 20 vragen Bij het examen natuur- en scheikunde II wordt de volgende verdeling van de tijd over de twee onderdelen aanbevolen: Open vragen: 1 ¼ uur, Meerkeuzetoets: ¾ uur.

6 1. De formules van ijzer(iii)sulfaat en tin(iv)sulfide zijn respectievelijk A Fe2(SO4)3 en SnS4 B Fe2(SO4)3 en SnS2 C Fe3(SO4)2 en SnS2 D Fe3(SO4)2 en SnS4 2. Lees de volgende uitspraken kritisch. Uitspraak I : Gelijke volumina van verschillende gassen bij dezelfde temperatuur en druk bevatten altijd evenveel moleculen. Uitspraak II: Gelijke volumina van verschillende gassen bij dezelfde temperatuur en druk hebben altijd dezelfde massa. Welke van de bovenstaande uitspraken is juist? A zowel I als II B uitsluitend I C uitsluitend II D geen van beide 3. Gegeven: Het atoomnummer van Ca is 20 en het atoomnummer van S is 16. Welk van onderstaande deeltjes heeft hetzelfde aantal electronen als Ca2+? A S 2- B S 4+ C S 6+ D S 4. Men kan zuurstof bereiden door A elektrolyse van zoutzuur. B verhitten van kaliumchloraat. C waterstof te leiden over verhit koperoxide. D stoom te leiden over verhit magnesium. 5. Een gasvormige verbinding wordt door water geleid. In de gevormde oplossing blijft rood lakmoes rood en blijft blauw lakmoes blauw. Het gas kan geweest zijn: A CO2 B CO C HCl D SO2

7 6. Men maakt koper(ii)nitraat uit koper(ii)hydroxide en salpeterzuur. In welke molverhouding reageren deze stoffen met elkaar? Koper(II)hydroxide : salpeterzuur A 1 : 1 B 2 : 1 C 1 : 2 D 2 : 3 7. Aan een neerslag van calciumcarbonaat in water wordt overmaat zoutzuur toegevoegd. Wat neemt men waar? A Het neerslag verdwijnt en er ontwijkt een gas. B Het neerslag verdwijnt en er ontwijkt geen gas. C Er blijft een neerslag en er ontwijkt een gas. D Er blijft een neerslag en er ontwijkt geen gas. 8. Hoe kan men onderzoeken of een vloeistof zuiver water of een zeer verdunde keukenoplossing is? Door toevoegen van een oplossing van A blauw lakmoes. B rood lakmoes. C zwavelzuur. D zilvernitraat. 9. Men zet ozon volledig om in zuurstof (bij constante temperatuur en druk). In welk van de volgende diagrammen zijn de volumeveranderingen tijdens de omzetting op de juiste wijze weergegeven?

8 A B C D

9 10. Welk van de onderstaande reacties is een redoxreactie? A Fe + 2 H + Fe 2+ + H2 B Pb 2+ + 2 Cl - PbCl2 C Na2CO3 + 10 H2O Na2CO3.10 H2O D OH - + H + H2O 11. Men voegt chloorwater bij een natriumsulfietoplossing. De ionenvergelijking van die reactie die dan plaats vindt, is H2O + Cl2 + SO3 2- SO4 2- + 2H + + 2 Cl - Bij deze reactie wordt A S 4+ uit sulfietion tot S 6+ geoxideerd. B S 4+ uit sulfietion tot S 6+ gereduceerd. C S 6+ uit sulfietion tot S 4+ geoxideerd. D S 6+ uit sulfietion tot S 4+ gereduceerd. 12. Men wil een reactie laten verlopen, die met de volgende ionenvergelijking wordt weergegeven: Al + Fe 3+ Al 3+ + Fe Wat kan hiertoe worden samengevoegd? A Een oplossing van aluminiumsulfaat en een oplossing van ijzer(iii)chloride. B Een oplossing van aluminiumchloride en een oplossing van ijzer(iii)sulfaat. C IJzer en een oplossing van aluminiumsulfaat. D Aluminium en een oplossing van ijzer(iii)sulfaat. 13. We vergelijken de elementen broom, jood en chloor met elkaar. Welke van de onderstaande uitspraken is juist? A De atomen van deze elementen hebben een verschillend aantal elektronen in de buitenste schil. B Deze elementen reageren met metalen. C Chloor is in staat broom en jood uit hun verbindingen te verdringen. D Jood is in staat broom en chloor uit hun verbindingen te dringen. 14. Welke van de volgende stoffen kan met broom reageren? A ethaan B koolstofdioxide C waterstofchloride D natriumsulfaat

10 15. Welke van de onderstaande verbindingen is GEEN alkaan? A C5H12 B C7H16 C C15H32 D C26H52 16. De vergelijking voor de gisting van glucose (druivensuiker) is A C6H12O6 6 CO + 6 H2 B C6H12O6 2 C2H5OH + 2 CO2 C 6 CO2 + 6 H2O C6H12O6 + 6 H2O D C6H12O6 + 6 O2 6 CO2 + 6 H2O 17. Welke van de onderstaande verbindingen is isomeer met? A B D C 18. Als men 1 mol calciumcarbide overgiet met water, ontstaat er 1 mol ethyn en 1 mol calciumhydroxide. Hieruit kan men afleiden dat de molecuulformule van calciumcarbide is: A CaC B CaC2 C Ca2C

11 D Ca2C2 19. Men verbrandt bij een bepaalde druk en temperatuur 5 dm 3 propaangas volledig volgens de vergelijking C3H8 + 5 O2 3 CO2 + 4 H2O Hoeveel dm 3 CO2 van dezelfde druk en temperatuur ontstaat hierbij? A 3 dm 3 B 5 dm 3 C 15 dm 3 D 67,2 dm 3 EINDE MEERKEUZE VRAGEN