Het faillissement van de Voorlopige Hechtenis Landsadvocaat: We weten allemaal dat rechters te weinig tijd hebben om een gedegen beslissing te nemen.



Vergelijkbare documenten
arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:RBSGR:2010:BM5070

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

U wordt verdacht. Inhoud

Aanhouding en inverzekeringstelling

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Deze brochure 3. Aanhouding en verhoor 3. Inverzekeringstelling 4. De reclassering 5. Verlenging van de inverzekeringstelling of niet 5

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

U wordt verdacht. * Waar in deze brochure hij staat, kan ook zij worden gelezen.

ECLI:NL:GHSHE:2017:978

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Beslissingen rechtbank op verzoeken raadslieden in strafzaken Hofstadgroep donderdag, 8 december 2005

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

`Voorheen kon ook zonder machtiging de raadsman de verdediging voeren voor zijn afwezige cliënt, sedert het Bouterse-arrest niet meer.

Inhoudsopgave. N.B. Waar in deze brochure hij staat, kan ook zij worden gelezen.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

Een onderzoek naar het geen gevolg geven aan een rechterlijke uitspraak door het Openbaar Ministerie te Den Haag

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV0705

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

Rapport. Rapport over een klacht over het openbaar ministerie. Bestuursorgaan: de minister van Veiligheid en Justitie uit Den Haag.

De enkelvoudige kamer: de politierechter

ECLI:NL:RBAMS:2017:2714

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk?

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 31 december Rapportnummer: 2013/221

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:RBGEL:2013:5798

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:GHSHE:2005:AV1120

ECLI:NL:HR:2014:381. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2556, Gevolgd

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

Europees Arrestatiebevel

ECLI:NL:RBMNE:2016:7750

ECLI:NL:GHAMS:2014:61 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer K13/0320

ECLI:NL:RBDHA:2017:9296

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

zaaknummer: CUR vonnisdatum: 30 augustus 2018

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

Terbeschikkinggestelden tussen wal en schip

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING

ECLI:NL:RBOVE:2014:2411

ECLI:NL:HR:2017:479. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/01158

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:RBDOR:2010:BO7430

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris)

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Dienst voor het kadaster en de openbare registers uit Apeldoorn. Datum: 23 mei 2011

ECLI:NL:GHARL:2013:10366 GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

ECLI:NL:RBHAA:2005:AT3074

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur.

Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie.

Hof van Cassatie van België

ontnemingsbeslissing

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:RBDHA:2017:2679

Datum 25 augustus 2016 Onderwerp Uitvoering motie voorlopige hechtenis terrorismeverdachten (29 754, nr. 379)

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:RBAMS:2010:BM8140

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

CLI:NL:RBMNE:2014:6501

ECLI:NL:RBNNE:2016:2911

BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 475 Jo 460 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING

Hof van Cassatie van België

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene.

Leidraad voor het nakijken van de toets

ECLI:NL:HR:2012:BT8778

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

Mr Henk van Asselt. Werkzaam op het advocatenkantoor te Roosendaal. Strafrechtadvocaat. Lid van de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten

ECLI:NL:RVS:2009:BH8446

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB7227

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Europees Arrestatiebevel

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba STRAFVONNIS

ECLI:NL:RBROT:2016:1754

Transcriptie:

Het faillissement van de Voorlopige Hechtenis Landsadvocaat: We weten allemaal dat rechters te weinig tijd hebben om een gedegen beslissing te nemen. Mr. N. van der Laan 1 Zorgvuldige toepassing van de voorlopige hechtenis in Nederland komt als gevolg van geld- en tijdgebrek meer en meer in het gedrang. Er is sprake van slechte (onderlinge) communicatie, onvolledige dossiers maar bovenal worden zo veel zaken op één raadkamerzitting behandeld dat slechts ongemotiveerde voorgedrukte afstempelbare beschikkingen uitkomst bieden. In de zaak X. kwam dit op onrustbarende wijze aan het licht. Vooropgesteld, met het trekken van algemene conclusies uit de gang van zaken in één specifieke strafzaak moet voorzichtig worden omgesprongen. Echter, de wijze waarop door het OM, de rechtbank, het hof en de Staat der Nederlanden in de zaak X. is omgesprongen met de toepassing van de voorlopige hechtenis, legt dusdanig de vinger op de zere plek dat het gerechtvaardigd lijkt uit deze zaak brede(re) conclusies te trekken. 1. Geen communicatie parketten onderling 1.1 Chronologie 1.1.1 Rechtbank Zwolle-Lelystad X. wordt eind november 2010 aangehouden op verdenking van zware mishandeling en vernieling gepleegd te Almere. Hij wordt hiervoor door de rechter-commissaris te Lelystad in bewaring gesteld en de rechtbank beveelt de gevangenhouding voor de duur van 90 dagen. 1.1.2 Rechtbank Amsterdam Twee weken later ontvangt de raadsman van X. (voor de goede orde: de auteur van dit artikel) een piketmelding waaruit blijkt dat X. (in zijn cel in de P.I. Almere) is aangehouden op verdenking van zware mishandeling gepleegd te Amsterdam. 1 Mr. N. van der Laan is advocaat te Amsterdam. Tevens is hij raadsman van X.

Tijdens de voorgeleiding bij de rechter-commissaris in de hoofdstad blijkt dat het dossier niets bevat aangaande de detentie van X. op grond van de Lelystadse zaak. De verdediging betoogt dat er gezien de detentie van X. geen gronden zijn voor toepassing van de voorlopige hechtenis. 2 De rechter-commissaris kiest in reactie hierop voor een compromis door X. te schorsen, dit met name nu hij een psychologisch onderzoek wenst en dit ex artikel 36e Sv enkel ambtshalve kan worden bevolen bij een verdachte in voorlopige hechtenis. 3 Op de opmerking van de verdediging dat dit tot complicaties kan leiden nu alsdan de algemene voorwaarde geldt dat X. moet meewerken aan dit onderzoek terwijl hij dat mogelijk niet wil, respondeert de rechter-commissaris met: dat zien we dan wel weer. 1.2 Conclusie uit de gang van zaken De gang van zaken aan het begin van de zaak X. brengt reeds één belangrijk probleem aan het licht, te weten het gebrek aan communicatie tussen verscheidene parketten van het OM. Het is in ieder geval opmerkelijk dat zich in het Amsterdamse strafdossier geen enkel stuk bevond waaruit kon worden opgemaakt op grond waarvan X. op dat moment gedetineerd was, hetgeen toch een relevant gegeven lijkt bij een hernieuwde voorgeleiding. In ieder geval blijkt nergens uit dat het OM zich er rekenschap van heeft gegeven dat het juridisch gezien onmogelijk is dat er twee titels voor voorlopige hechtenis (daaronder niet begrepen de inverzekeringstelling) naast elkaar bestaan; op grond van artikel 68 lid 1 Sv schorst toewijzing van de vordering door de rechtercommissaris in Amsterdam van rechtswege de gevangenhouding voor de Lelystadse zaak. 4 Ook het feit dat de Amsterdamse zaak niet is overgedragen aan Lelystad laat zich vrijwel alleen verklaren door de aanname dat beide officieren geen enkel contact met elkaar hebben gehad. 2. Gebrekkige communicatie OM binnen het parket en/of onvoldoende dossierkennis bij het OM in het voortraject 2 Daarbij ondermeer verwijzend naar HR 4 november 2008, LJN BF 0282. 3 Dit verandert mogelijk als gevolg van het wetsvoorstel versterking van de positie van de rechtercommissaris. 4 Zie ook: Hof Amsterdam 10 september 2010, LJN BN9143.

2.1 Chronologie 2.1.1 Rechtbank Amsterdam De woorden van de Amsterdamse rechter-commissaris blijken profetisch als X. inderdaad niet meewerkt aan het psychologisch onderzoek. De deskundige adviseert hierop plaatsing in het Pieter Baan Centrum. Het OM laat de rechter-commissaris in januari 2011 echter weten dat het de zaak zonder rapportage zal gaan aanbrengen en geen vordering opheffing schorsing zal indienen. Ook de rechter-commissaris ziet geen aanleiding om ambtshalve te bevelen dat de verdachte wordt overgebracht naar het PBC. 2.1.2 Rechtbank Zwolle-Lelystad Ruim een maand later, op 1 maart 2011, vindt in Lelystad de pro-forma zitting plaats voor de zaak waarvoor X. op dat moment in voorlopige hechtenis zit. Het advies voor plaatsing in het PBC maakt inmiddels deel uit van het Lelystadse strafdossier, maar ook de Lelystadse officier merkt ter zitting op dat zij gezien de te verwachten straf en de weigerachtige houding van X. geen opname in het PBC vordert. Twee weken later staat de inhoudelijke behandeling van de Lelystadse zaak gepland. Tot verbazing van de verdediging vraagt het OM op de zitting (de zaak wordt inmiddels behandeld door een andere officier) alsnog om aanhouding voor psychologisch onderzoek. De rechtbank wijst dit verzoek af, maar houdt de zaak op andere gronden aan. 2.1.3 Rechtbank Amsterdam Op 1 april 2011 staat de inhoudelijke behandeling gepland van de Amsterdamse strafzaak. Ook hier maakt het OM een 180 graden draai door alsnog opheffing van de schorsing (nu X. niet had meegewerkt aan een psychologische rapportage) en plaatsing in het PBC te vragen. De Amsterdamse rechtbank beslist (anders dan de rechtbank in Lelystad) wel in het voordeel van het OM, heft de schorsing op en gelast plaatsing in het PBC. De verdediging vraagt hierop formeel om opheffing van de voorlopige hechtenis welk verzoek wordt afgewezen. 5 Daarbij wordt nog overwogen dat de rechtbank er 5 Dat spreekt voor zich nu de rechtbank immers even daarvoor de opheffing van de schorsing had bevolen. De opheffing van de schorsing is echter geen beslissing waartegen hoger beroep openstaat. Door na de opheffing van de schorsing direct om opheffing van de voorlopige hechtenis te vragen, wordt in ieder geval ex artikel 406 Sv een appelabele beslissing uitgelokt.

in haar beoordeling van uit gaat dat deze voorlopige hechtenis zal worden geëxecuteerd vanaf het moment dat de voorlopige hechtenis in de andere zaak wordt beëindigd. 6 Tegen de afwijzing van het opheffingsverzoek wordt door de verdediging hoger beroep ingesteld. 2.2 Conclusie gang van zaken Het is opmerkelijk dat X. tot twee keer toe geconfronteerd wordt met een OM dat terugkomt op een eerder ingenomen standpunt. Hoewel ook bij het OM sprake kan (en mag) zijn van voortschrijdend inzicht, is de gang van zaken bijzonder. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat verschillende officieren in dezelfde zaak binnen hetzelfde parket kennelijk onvoldoende communiceren over de grondslag van ingenomen standpunten. Een andere oorzaak kan zijn dat er binnen het parket in het voortraject onvoldoende dossierkennis (dan wel tijd) voorhanden is om gedegen processuele beslissing te nemen, met als gevolg dat de officier van justitie op de inhoudelijke behandeling geconfronteerd wordt met een (in zijn ogen onjuiste) beslissing die hij moet trachten te herstellen. Het is ook niet uitgesloten dat sprake is van een combinatie van genoemde factoren. In de zaak X. heeft de gang van zaken tot gevolg dat X. tot tweemaal toe geconfronteerd wordt met een draaiend OM, hetgeen op gespannen voet staat met het rechtszekerheid- en het vertrouwensbeginsel. 3. Te weinig tijd voor OM, rechtbank en hof, met als gevolg: standaardbeschikkingen, onjuiste beslissingen en verstreken appeltermijnen 3.1 Chronologie 3.1.1 Rechtbank Amsterdam Op 2 mei 2011 vindt plotseling een raadkamer gevangenhouding plaats bij de rechtbank Amsterdam. X. zit dan nog steeds in voorlopige hechtenis voor de Lelystadse zaak. Althans, daar gaat de verdediging van uit. De officier van justitie verklaart echter in raadkamer dat zij op 22 april 2011 eigenhandig heeft besloten om de bewaring te executeren, dit nu toepassing van de voorlopige hechtenis op grond 6 Dit, nu zoals betoogd op grond van artikel 68 Sv geen twee titels naast elkaar kunnen bestaan.

van de Amsterdamse zaak noodzakelijk is voor plaatsing in het PBC. Het standpunt van de rechtbank over de executievolgorde had ze niet gelezen, zo verklaarde zij telefonisch. De rechtbank wijst de vordering gevangenhouding echter af nu twee titels naast elkaar niet kunnen bestaan 7 en de rechtbank er derhalve van uit gaat dat de executie van het bevel tot bewaring thans nog niet is ingegaan. 8 In het dictum van de beschikking staat bovendien dat de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis opheft. Tegen deze beschikking wordt door het OM geen hoger beroep ingesteld. Twee dagen later dient het door X. ingestelde beroep tegen het afgewezen opheffingsverzoek zoals gedaan ter zitting van 1 april 2011 bij de rechtbank Amsterdam. Het hof verklaart X., ook op voordracht van de Advocaat-Generaal, nietontvankelijk in zijn beroep wegens het ontbreken van belang nu uit de beschikking van de rechtbank d.d. 2 mei 2011 blijkt dat de Amsterdamse voorlopige hechtenis reeds is opgeheven. 9 3.1.2 Rechtbank Zwolle-Lelystad Op 30 mei 2011 wordt X. vervolgens door de rechtbank Zwolle-Lelystad veroordeeld conform voorarrest, als gevolg waarvan zijn voorlopige hechtenis voor de Lelystadse zaak per direct eindigt. 3.1.3 Rechtbank Amsterdam X. wordt echter niet in vrijheid gesteld. De Amsterdamse officier van justitie besluit namelijk om opnieuw (of alsnog) het initiële bevel tot bewaring afgegeven door de Amsterdamse rechter-commissaris te executeren, dit terwijl de raadkamer die titel tot voorlopige hechtenis ondubbelzinnig en onherroepelijk had opgeheven, en deze beslissing door het gerechtshof (impliciet) was bevestigd. De officier stelt zich echter 7 Zie ook noot 4 8 Dat is op zichzelf genomen een opmerkelijke beslissing. Immers, het Openbaar Ministerie, de executerende instantie, verklaarde ter zitting dat de bewaring op dat moment weldegelijk werd geëxecuteerd. Daags na de raadkamer verklaarde de officier overigens telefonisch dat door een administratieve fout de executie toch niet was aangevangen en de rechtbank het derhalve juist had gezien. 9 Op grond van de recente uitspraak van het EHRM, S.T.S. tegen Nederland, van 7 juni 2011 (appl. no. 277/05), is het niet toegestaan verdachten niet ontvankelijk te verklaren wegens het ontbreken van belang. Een hoger beroep dient ook nadien inhoudelijk te worden beoordeeld.

op het standpunt dat gezien de voorgenomen plaatsing in het PBC, in combinatie met de inhoud van de motivering van de beschikking van 2 mei 2011, de beslissing van de rechtbank tot opheffing een kennelijke verschrijving is. Executie van het bevel tot bewaring was volgens haar dan ook in de geest van de beslissing van de rechtbank. X. vordert hierop in kort geding onmiddellijke invrijheidstelling nu het OM een opgeheven bevel tot voorlopige hechtenis executeert. 3.2 Verweer landsadvocaat in kort geding In kort geding ziet de landsadvocaat zich gesteld voor de taak de beslissing van de officier van justitie tot executie van een onherroepelijk opgeheven bevel tot voorlopige hechtenis te verdedigen. Een niet te benijden positie, zoveel kan de landsadvocaat worden toegegeven. Echter, de wijze waarop de Staat de handelswijze van de officier rechtvaardigt en verdedigt legt op schrijnende wijze de stand waarin de toepassing van de voorlopige hechtenis zich bevindt bloot. Stellingen van de landsadvocaat: Over de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 2 mei 2011: Gelet op de inhoudelijke overwegingen had de raadkamer moeten volstaan met een afwijzing van de vordering tot gevangenhouding. Kennelijk per abuis heeft de raadkamer in het dictum echter ook de opheffing van de voorlopige hechtenis per 3 mei 2011 opgenomen.( ) De Staat gaat er dan ook van uit dat sprake is van een kennelijke misslag in de beschikking van de raadkamer, voor zover zij een opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis bevat. ( ) Vermoedelijk heeft de rechtbank verzuimd om in de beschikking een standaardtekst te verwijderen die doorgaans van toepassing is bij de afwijzing van een vordering tot gevangenhouding. Over de beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 4 mei 2011 : De beslissing van het Amsterdamse hof van 4 mei 2011 maakt dit niet anders, aangezien het hof die beslissing kennelijk slechts heeft gebaseerd op het dictum van de beschikking van de raadkamer van de rechtbank van 2 mei 2011. Aldus bouwt het hof per abuis- voort op de kennelijke misslag van de rechtbank.

Over de Advocaat-Generaal bij het hof Amsterdam: Uit navraag bij de advocaat-generaal, die de zitting van 4 mei 2011 heeft bijgewoond, is gebleken dat de inhoudelijke overwegingen van de rechtbank niet aan de orde zijn geweest. De advocaat-generaal kan zich niet herinneren dat hij de beschikking heeft gelezen en was niet bekend met de innerlijke tegenstrijdigheid daarvan. De Staat is dan ook van opvatting dat het hof geen dan wel onvoldoende oog heeft gehad voor deze innerlijke tegenstrijdigheid. Om daar ter zitting aan toe te voegen: We weten allemaal dat hoven 22 zaken per dag behandelen en dus te weinig tijd hebben om gedegen naar zaken te kijken. Over de officier van justitie laat de landsadvocaat zich niet uit. Die verklaart echter zelf aan de verdediging: U wijst mij er op dat in het dictum staat dat de voorlopige hechtenis is opgeheven. Dat heb ik niet gezien, ik zie het nu voor het eerst. Als ik dat had opgemerkt had ik wel hoger beroep ingesteld. 3.3 Conclusie gang van zaken Het behoeft geen betoog dat de landsadvocaat een onthutsend beeld schetst van de wijze waarop het OM, de rechtbank en het gerechtshof toepassing geven aan de voorlopige hechtenis. In de ogen van de landsadvocaat is het kennelijk zo dat in de rechtbank drie rechters en een griffier per abuis een standaarddictum in een beslissing hebben laten staan die er uit had moeten worden gehaald. Drie raadsheren van het hof (plus een griffier) hebben vervolgens, alvorens zij X. niet-ontvankelijk verklaarden, de beslissing van de rechtbank niet goed gelezen, niet goed beoordeeld, of er in ieder geval onvoldoende oog voor gehad. Hetgeen volgens de landsadvocaat is veroorzaakt door het feit dat hoven heel veel zaken per dag behandelen en niet genoeg tijd hebben om zorgvuldig naar de zaken te kijken. De Advocaat-Generaal op zijn beurt heeft volgens de landsadvocaat de beschikking van de rechtbank zelfs überhaupt niet gelezen voordat hij oordeelde dat X. niet-ontvankelijk was. De officier van justitie tot slot, die heeft kennelijk de beschikking ook niet goed bekeken alvorens zij de appeltermijn liet verstrijken.

Een onrustbarende constatering. Zeker ook nu de opmerkingen van de landsadvocaat veel verder reiken dan alleen de zaak X.. Er wordt immers een algemeen beeld geschetst van magistraten van verschillend allooi, die allen als gevolg van tijdgebrek structurele en onomkeerbare fouten maken. Het formuleren van onjuiste dicta veroorzaakt door standaardteksten, het structureel niet (zorgvuldig) lezen van stukken en het laten verstrijken van appeltermijnen. 4. X. in vrijheid De voorzieningenrechter verklaart op 9 juni 2011 X. niet-ontvankelijk, nu X. zijn bezwaren tegen de onrechtmatige executie van het opgeheven bevel bewaring eerst aan de strafrechter had moeten voorleggen middels een opheffingsverzoek ex artikel 69 Sv. De raadkamer van de rechtbank Amsterdam verklaart vervolgens op 15 juni 2011 de officier niet ontvankelijk in de vordering gevangenhouding, nu na aanvang van de zitting slechts de zittingsrechter bevoegd is om over een vordering gevangenhouding te oordelen. 10 Ook overigens concludeert de raadkamer dat de voorlopige hechtenis reeds op 2 mei 2011 was opgeheven. Hiermee is in rechte vast komen te staan dat de voorlopige hechtenis is opgeheven. Daaruit volgt volgens de rechtbank dat er geen titel bestaat op grond waarvan verdachte in voorlopige hechtenis kan worden gehouden. Tegen deze beschikking stelt het OM geen appel in en X. wordt alsnog in vrijheid gesteld. De zittingsrechter oordeelt op 10 augustus 2011 dat het openbaar ministerie ondanks de opheffing van het bevel bewaring door de raadkamer van 2 mei 2011 de bewaring heeft geëxecuteerd, waardoor verdachte 14 dagen onrechtmatig gedetineerd is geweest. Op grond van artikel 359a Sv compenseert de rechtbank dit nadeel met twee maanden strafkorting. 5. Algemene conclusie De zaak X. toont aan dat het zorgelijk is gesteld met de procedure van de voorlopige hechtenis. Kennelijk wordt er tussen de verschillende parketten en/of binnen de parketten niet, althans gebrekkig gecommuniceerd. Daarnaast ontbreekt veelal de tijd om, in het voortraject, zorgvuldige beslissingen te nemen. 10 Hof Amsterdam 17 september 2008, LJN BG3822, Rechtbank Haarlem 24 maart 2010 LJN BM0770 en Rechtbank Utrecht 12 november 2007, Nieuwsbrief strafrecht 2008/167.

De wijze waarop uiteindelijk (rechterlijke) beslissingen tot stand komen tart (aangenomen dat het beeld dat de landsadvocaat schetst juist is) iedere beschrijving. Zorgelijk is ook het feit dat de Staat dit presenteert als de normaalste zaak van de wereld: Dat weten we toch allemaal Bij deze stand van zaken moet de noodklok worden geluid. Het kan en mag niet zo zijn dat verdachten over wiens vrijheid(sbeneming) wordt beslist, worden blootgesteld aan leden van de zittende en staande magistratuur die kennelijk (in ieder geval in de ogen van de Staat) simpelweg te weinig tijd hebben om gedegen beslissingen te nemen.