Welkom en mededelingen VOORBEREIDING Drempelgebed Lied 107: 1, 2 1 Gods goedheid houdt ons staande zolang de wereld staat! Houd dan de lofzang gaande voor God die leven laat. Al wie door Hem bevrijd uit ongastvrije streken, naar huis wordt heengeleid, zal van zijn liefde spreken. 2 Al wie verbijsterd zwierven ver buiten heg en steg en haast van honger stierven, neervallend langs de weg, geen thuis, geen toevluchtsoord was hun nabijgekomen, had Hij hen niet gehoord en bij de hand genomen. Kyriegebed Glorialied 23c: 1, 2, 5 1 Mijn God, mijn herder, zorgt voor mij, wijst mij een groene streek; daar rust ik aan een stille stroom - en niets dat mij ontbreekt. 2 Hij geeft mijn ziel weer nieuwe kracht, doet mij zijn wegen gaan, de paden van gerechtigheid, ter ere van zijn naam. Orde van dienst 30-09-2018 Voorganger: dr. M. van Veen, Diepenveen Ouderling: Elly Verbruggen Lector: Maaike de Vries Diaken: Wijny Braamskamp Organist: Jan van Veldhuizen Koster: Erik Lagerweij 5 Uw trouw en goedheid volgen mij, uw liefde, dag aan dag; en wonen zal ik in Gods huis zo lang ik leven mag. 1
DIENST VAN HET WOORD Gebed bij de opening van de Schrift 1e Lezing: 2 Koningen 2: 1-18 1 De tijd was niet ver meer dat de HEER Elia in een stormwind in de hemel zou opnemen. Elia en Elisa stonden op het punt uit Gilgal te vertrekken, 2maar Elia zei tegen Elisa: Blijf jij hier, de HEER wil dat ik naar Betel ga. Elisa antwoordde: Zo waar de HEER leeft, en zo waar u leeft, er is geen denken aan dat ik u alleen laat gaan. Zo gingen ze samen op weg naar Betel. 3De profeten uit Betel kwamen Elisa vanuit de stad tegemoet en zeiden tegen hem: Weet u wel dat de HEER vandaag uw meester van u zal wegnemen? Ja, ik weet het, antwoordde hij. Zegt u maar niets. 4Elia zei tegen Elisa: Blijf jij hier, Elisa, de HEER wil dat ik naar Jericho ga. Maar Elisa antwoordde: Zo waar de HEER leeft, en zo waar u leeft, er is geen denken aan dat ik u alleen laat gaan. Zo gingen ze samen naar Jericho. 5De profeten uit Jericho kwamen naar Elisa toe en zeiden tegen hem: Weet u wel dat de HEER vandaag uw meester van u zal wegnemen? Ja, ik weet het, antwoordde Elisa. Zegt u maar niets. 6Elia zei tegen Elisa: Blijf jij hier, de HEER wil dat ik naar de Jordaan ga. Maar Elisa antwoordde: Zo waar de HEER leeft, en zo waar u leeft, er is geen denken aan dat ik u alleen laat gaan. Zo gingen ze samen verder. 7Bij de oever van de Jordaan hielden ze stil. Vijftig profeten die hen waren gevolgd bleven op een afstand staan kijken. 8Elia deed zijn mantel af en vouwde hem dubbel. Hij sloeg ermee op het water, waarop het naar links en naar rechts wegvloeide en zij tweeën droog konden oversteken. 9Terwijl ze overstaken vroeg Elia aan Elisa: Wat kan ik nog voor je doen voor ik van je word weggenomen? Vraag het maar. Elisa antwoordde: Laat mij dubbel in uw geest delen. 10 Je vraagt iets heel moeilijks, zei Elia. Als je ziet hoe ik van je word weggenomen, zal je wens vervuld worden, maar als je het niet ziet, gebeurt het niet. 11En terwijl ze liepen te praten, werden ze plotseling uit elkaar gedreven door een wagen van vuur, met paarden van vuur ervoor, en Elia werd in een stormwind meegevoerd naar de hemel. 12Elisa zag het gebeuren en riep uit: Vader, vader! Strijdwagen en ruiterij van Israël! Toen hij Elia niet meer kon zien, scheurde hij zijn kleren. 13Hij raapte Elia s mantel, die was afgegleden, op, en liep terug. Bij de oever van de rivier hield hij stil. 14Hij sloeg met Elia s mantel op het water en riep uit: Waar is de HEER, de God van Elia? Dus ook hij sloeg op het water en opnieuw vloeide het naar links en naar rechts weg, zodat Elisa kon oversteken. 15De profeten uit Jericho, die Elisa vanaf de overkant in het oog hielden, zeiden tegen elkaar: De geest van Elia is op Elisa neergedaald. Ze gingen hem tegemoet, knielden voor hem neer 16en zeiden: We hebben vijftig flinke mannen bij ons. Laat die uw meester gaan zoeken. Misschien heeft een geest van de HEER hem opgetild en ergens op een berg of in een dal neergeworpen. Doe dat niet, zei Elisa, 17maar ze drongen zo aan dat hij ten slotte hun aanbod aannam. Vijftig mannen werden eropuit gestuurd en zochten drie dagen lang, maar ze vonden Elia niet. 18Toen ze terugkwamen bij Elisa, die in Jericho zijn intrek had genomen, zei hij tegen hen: Ik had u toch gezegd dat u niet moest gaan zoeken? 2
Lied 90a: 1, 2, 5, 6 1 O God, die droeg ons voorgeslacht in nacht en stormgebruis, bewijs ook ons uw trouw en macht, wees eeuwig ons tehuis! 2 De schaduw van uw troon omsloot uw heiligen weleer, bij U beveiligd is ons lot en zeker ons verweer. 5 De tijd draagt alle mensen voort op zijn gestage stroom; ze zijn als gras, door zon verdord, vervluchtigd als een droom. 6 O God, die droeg ons voorgeslacht in tegenspoed en kruis, wees ons een gids in storm en nacht en eeuwig ons tehuis! 2 e Lezing: Lucas 12: 22-34 22 Hij zei tegen zijn leerlingen: Om deze reden zeg ik tegen jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. 23 Want het leven is meer dan voedsel en het lichaam meer dan kleding. 24 Kijk naar de raven: ze zaaien niet en oogsten niet, ze hebben geen voorraadkamer en geen schuur, het is God die ze voedt. Hoeveel meer zijn jullie niet waard dan de vogels! 25 Wie van jullie kan door zich zorgen te maken één el aan zijn levensduur toevoegen? 26 Als jullie dus zelfs het geringste al niet kunnen, waarom maken jullie je dan zorgen over de rest? 27 Kijk naar de lelies, kijk hoe ze groeien. Ze werken niet en weven niet. Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen. 28 Als God het groen dat vandaag nog op het veld staat en morgen in de oven gegooid wordt al met zo veel zorg kleedt, met hoeveel meer zorg zal hij jullie dan niet kleden, kleingelovigen? 29 Ook jullie moeten niet nadenken over wat je zult eten en wat je zult drinken, en jullie moeten je niet door zorgen laten kwellen. 30 De volken van deze wereld jagen die dingen na, maar jullie Vader weet dat je ze nodig hebt. 31 Zoek liever zijn koninkrijk, en die andere dingen zullen je erbij gegeven worden. 32 Vrees niet, kleine kudde, want jullie Vader heeft jullie het koninkrijk willen schenken. 33 Verkoop je bezittingen en geef aalmoezen. Maak voor jezelf een geldbuidel die niet verslijt, een schat in de hemel die niet opraakt, waar een dief niet bij kan en die door geen mot kan worden aangevreten. 34 Waar jullie schat is, daar zal ook jullie hart zijn. 3
Lied 823: 1, 2 1 Gij hebt, o Vader van het leven, de aarde aan de mens gegeven, het land, de zee is zijn domein. Gij hebt hem aan het woord doen komen om tussen werkelijkheid en dromen getuige van uw Geest te zijn. 2 Uw wijsheid en uw welbehagen bepalen s mensen levensdagen en wijzen hem zijn woonplaats aan. Hij is ten prooi aan duizend vrezen, toch mag hij vrij en veilig wezen en heersen over het bestaan. 3 e Lezing: Efeziërs 3: 14-21 14 Daarom buig ik mijn knieën voor de Vader, 15 die de vader is van elke gemeenschap in de hemelsferen en op aarde. 16 Moge hij vanuit zijn rijke luister uw innerlijke wezen kracht en sterkte schenken door zijn Geest, 17 zodat door uw geloof Christus kan gaan wonen in uw hart, en u geworteld en gegrondvest blijft in de liefde. 18 Dan zult u met alle heiligen de lengte en de breedte, de hoogte en de diepte kunnen begrijpen, 19 ja de liefde van Christus kennen die alle kennis te boven gaat, opdat u zult volstromen met Gods volkomenheid. 20 Aan hem die door de kracht die in ons werkt bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij vragen of denken, 21 aan hem komt de eer toe, in de kerk en in Christus Jezus, tot in alle generaties, tot in alle eeuwigheid. Amen. Lied 823: 4, 5 4 Door een geheimenis omsloten, door alle dingen uitgestoten, gaat hij op alle dingen in. Alleen uw woord geeft aan zijn falen, zijn rustloos zoeken en verdwalen een onuitsprekelijke zin. 5 O God, wij bouwen als ontheemden, wij wonen en wij blijven vreemden, bestemd voor hoger burgerrecht. Wil ons, o koning der getijden, een woning in de stad bereiden waar Gij het fundament van legt. Verkondiging 4
Lied 801: 1, 2, 7, 8 1 Door de nacht van strijd en zorgen schrijdt de stoet der pelgrims voort, vol verlangen naar de morgen, waar de hemel hen verhoort. 2 Liederen zingend vol vertrouwen tot zij in het eeuwig licht in elk ander mens aanschouwen t lichten van Gods aangezicht. 7 Zo gaan wij hier met elkander door de nacht op weg naar huis, pelgrims die uit alle landen samenkomen om het kruis. 8 Die aan kruis en graf ontheven zullen zingen lof en prijs aan de Heer van dood en leven in zijn zalig paradijs. Gebeden Collecte Lied 103c: 1, 2, 4, 5 1 Loof de koning, heel mijn wezen, gij bestaat in zijn geduld, want uw leven is genezen en vergeven is uw schuld. Loof de koning, loof de koning, tot gij Hem ontmoeten zult. 2 Loof Hem als uw vaderen deden, eigen u zijn liefde toe, want Hij bergt u in zijn vrede, zegenend wordt Hij niet moe. Loof uw Vader, loof uw Vader, tot uw laatste adem toe. 4 Snel vergaan de mensenkinderen als de bloemen op het veld. God alleen is onverminderd steeds dezelfde sterke held! Loof de Heer van dood en leven, Hem die onze dagen telt. 5
5 Engelen, zing ja en amen met de koning oog in oog! Zon en maan, buig u tezamen en gij sterren hemelhoog! Loof uw Schepper, loof uw Schepper, loof Hem, die het al bewoog! Wegzending en zegen 6