Verdrag betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen

Vergelijkbare documenten
Verdrag inzake de wetsconflicten betreffende de vorm van testamentaire beschikkingen

Verdrag inzake de voltrekking en de erkenning van de geldigheid van huwelijken

Verdrag tot afschaffing van het vereiste van legalisatie van buitenlandse openbare akten

VERDRAG NOPENS DE ERKENNING EN DE TENUITVOERLEGGING VAN BESLISSINGEN OVER ONDERHOUDSVERPLICHTINGEN JEGENS KINDEREN

Verdrag inzake de wet welke van toepassing is op verkeersongevallen op de weg. De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend,

Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed

Geleid door de wens gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen betreffende het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime,

Hebben besloten hiertoe een Verdrag te sluiten en zijn overeengekomen als volgt:

Verdrag betreffende het toepasselijke recht op vertegenwoordiging

Dit Verdrag is van toepassing, welke ook de rechter of de autoriteit is die kennis dient te nemen van het geschil.

Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken

Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts

Verdrag inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke en in handelszaken

VERDRAG BETREFFENDE DE BURGERLIJKE RECHTSVORDERING

Verdrag inzake de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen over onderhoudsverplichtingen

Verdrag inzake de toegang tot de rechter in internationale gevallen

Publicatieblad van de Europese Unie L 151/39

TRACTATENBLAB VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1983 Nr. 11

Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in burgerlijke en handelszaken

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1994 Nr. 168

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1961 Nr. 74

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1981 Nr. 10

Ten stelligste ervan overtuigd dat het belang van het kind in alle aangelegenheden betreffende het gezag over kinderen van fundamentele betekenis is,

Verdrag inzake het verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud, New York,

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Luxemburg 20 mei 1980

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2008 Nr. 139

Unidroit-Overeenkomst inzake de internationale factoring

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2002 Nr Europees Verdrag inzake de erkenning van de rechtspersoonlijkheid

's-gravenhage, 25 oktober 1980 HOOFDSTUK I TOEPASSINGSGEBIED VAN HET VERDRAG

Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1956 No. 104

Artikel 1. Artikel 2. Artikel 3

VERTALING EUROPEES VERDRAG TOT BESCHERMING VAN HET ARCHEOLOGISCH PATRIMONIUM. De lidstaten van de Raad van Europa, de ondertekenaars van dit Verdrag.

Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie

TRACTATENBLAD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1975 Nr. 132

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1964 Nr. 165

Verdrag van 13 januari 2000 inzake de internationale bescherming van volwassenen

Europees Verdrag ter voorkoming van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing

Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie

TRACTATENBLAD VAN HET

Europees Handvest inzake lokale autonomie

Verdrag tussen de Tsjechische Republiek en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de export van sociale-verzekeringsuitkeringen

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1995 Nr. 176

Benelux-verdrag inzake tekeningen of modellen

Verdrag van Den Haag

MEMORANDUM VAN OVEREENSTEMMING VOOR DE UITVOERING VAN HET VERDRAG INZAKE SOCIALE ZEKERHEID TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

TRACTATENBLAD VAN HET

Benelux-verdrag inzake de warenmerken

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 24 november 2015 (OR. en)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco,

De Lid-Staten van de Raad van Europa die deze Overeenkomst hebben ondertekend,

VERDRAG INZAKE DE TOETREDING VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK, DE REPUBLIEK ESTLAND, DE REPUBLIEK CYPRUS, DE REPUBLIEK LETLAND, DE REPUBLIEK LITOUWEN, DE

VERDRAG TOT BESCHERMING VAN PERSONEN TEN OPZICHTE VAN DE GEAUTOMATISEERDE VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2016 Nr. 101

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1995 Nr. 100

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN HET KONINKRIJK BELGIE, DE REPUBLIEK OEZBEKISTAN TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 maart 2005 (OR. en) 6240/05 JUSTCIV 23

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2005 Nr. 272

VERDRAG INZAKE SOCIALE ZEKERHEID TUSSEN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

TRACTATENBLAD KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1976 Nr. 144

Matrix Gemeenschappelijke Regeling ReinUnie 2010 (eerste wijziging)

PROTOCOL TUSSEN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN MET AANVULLEND PROTOCOL

PROTOCOL. Zijn het volgende overeen gekomen:

1162 der Beilagen XXII. GP - Staatsvertrag - niederländischer Übereinkommenstext (Normativer Teil) 1 von 10

HET KONINKRIJK BELGIË, DE REPUBLIEK BULGARIJE, DE TSJECHISCHE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE REPUBLIEK ESTLAND,

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2001 Nr. 134

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2005 Nr. 46

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 november 2007 (04.12) (OR. en) 14449/07 JUSTCIV 281

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 285

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDER LAN DEN. JAARGANG 1959 Nr. 179

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1996 Nr. 9

COMMISSIE - (97/C 347/06) - COM(97) 237 def. - 97/0147(CNS) (Door de Commissie ingediend op 11 juni 1997)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Raad van de Europese Unie Brussel, 23 september 2014 (OR. en)

OVEREENKOMST TOT WIJZIGING VAN DE HERZIENE RIJNVAARTAKTE,

TRACTATENBLAD VAN HET

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en)

KROATIË BENODIGDE TRANSPORTVERGUNNINGEN. 1. Benodigde transportvergunningen voor Nederlandse vervoerders

(vertaling: nl) Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN)

13585/17 WST/sht/bb DGD 2

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 oktober 2016 (OR. en)

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1971 Nr. 163

Landsverordening politieke partijen

e-cmr Protocol Vervoeradres

Internationaal Verdrag tegen het nemen van gijzelaars, New York,

Verdrag inzake het Europees Bosseninstituut

Protocol inzake de samenwerking op het gebied van voogdijvoorzieningen tussen Nederland en de Nederlandse Antillen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verdrag betreffende thuiswerk

13581/17 WST/sht/bb DGD 2

Transcriptie:

Verdrag betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen De Staten die dit Verdrag hebben ondertekend, Verlangend gemeenschappelijke bepalingen vast te stellen betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen, Hebben besloten te dien einde een Verdrag te sluiten en zijn overeengekomen als volgt: Artikel 1 Onverminderd het bepaalde bij de artikelen 3, 4 en 5, derde lid, van dit Verdrag zijn de rechterlijke en administratieve autoriteiten van de Staat, waar een minderjarige zijn gewone verblijf heeft, bevoegd maatregelen te nemen die strekken tot de bescherming van zijn persoon of goed. Artikel 2 De in artikel 1 als bevoegd aangewezen autoriteiten nemen de in hun interne wet voorkomende maatregelen. Deze wet bepaalt de voorwaarden waaronder die maatregelen worden genomen, gewijzigd en beëindigd. Zij beheerst tevens de gevolgen van die maatregelen, zowel wat betreft de betrekkingen tussen de minderjarige en de personen of instellingen aan wier zorg hij is toevertrouwd als ten opzichte van derden. Artikel 3 Een gezagsverhouding die van rechtswege voortvloeit uit de interne wet van de Staat waarvan de minderjarige onderdaan is, wordt in alle Verdragsstaten erkend. Artikel 4 De autoriteiten van de Staat waarvan de minderjarige onderdaan is, kunnen indien zij dit in het belang van de minderjarige oordelen, met toepassing van hun interne wet maatregelen tot bescherming van zijn persoon of goed nemen, nadat zij het voornemen daartoe aan de autoriteiten van de Staat van het gewone verblijf van de minderjarige kenbaar hebben gemaakt.

De genoemde wet bepaalt de voorwaarden waaronder die maatregelen worden genomen, gewijzigd of beëindigd. Zij beheerst tevens de gevolgen van die maatregelen, zowel wat betreft de betrekkingen tussen de minderjarige en de personen, of instellingen aan wier zorg hij is toevertrouwd als ten opzichte van derden. De autoriteiten van de Staat waarvan de minderjarige onderdaan is zien erop toe, dat aan de genomen maatregelen de hand wordt gehouden. De krachtens de voorafgaande leden van dit artikel genomen maatregelen treden in de plaats van die, welke mochten zijn genomen door de autoriteiten van de Staat waar de minderjarige zijn gewoon verblijf heeft. Artikel 5 Bij verplaatsing van het gewone verblijf van een minderjarige van een Verdragsluitende Staat naar een andere blijven de door de autoriteiten van de Staat van het vorige gewone verblijf genomen maatregelen van kracht zolang de autoriteiten van het nieuwe gewone verblijf deze niet hebben opgeheven of vervangen: De maatregelen, genomen door de autoriteiten van de Staat van het vorige gewone verblijf van de minderjarige worden niet opgeheven of vervangen dan nadat het voornemen daartoe aan die autoriteiten kenbaar is gemaakt. Bij verhuizing van een minderjarige die onder de bescherming stond van de autoriteiten van de Staat waarvan hij onderdaan is, blijven de door die autoriteiten met toepassing van hun interne wet genomen maatregelen in de Staat van het nieuwe gewone verblijf van kracht. Artikel 6 De autoriteiten van de Staat waarvan de minderjarige onderdaan is, kunnen in overeenstemming met de autoriteiten van de Staat waar hij zijn gewone verblijf heeft of goederen bezit, de uitvoering van genomen maatregelen aan deze autoriteiten opdragen, Hetzelfde geldt voor de autoriteiten van de Staat van het gewone verblijf van de minderjarige ten aanzien van de autoriteiten van de Staat waar de minderjarige goederen bezit. Artikel 7 Maatregelen genomen door autoriteiten die krachtens de voorafgaande artikelen van dit Verdrag bevoegd zijn, worden in alle Verdragsstaten erkend. Indien echter voor de uitvoering van deze maatregelen handelingen van tenuitvoerlegging in een andere Staat dan die waar zij werden

genomen noodzakelijk zijn, worden de erkenning en de tenuitvoerlegging van die maatregelen geregeld hetzij door de interne wet van de Staat waar de tenuitvoerlegging wordt verzocht, hetzij door de internationale overeenkomsten. Artikel 8 Ondanks het bepaalde bij de artikelen 3, 4 en 5, derde lid, van dit Verdrag kunnen de autoriteiten van de Staat van het gewone verblijf van een minderjarige beschermingsmaatregelen nemen indien de persoon of het goed van de minderjarige door een ernstig gevaar wordt bedreigd. De autoriteiten van de andere Verdragsluitende Staten zijn niet gehouden deze maatregelen te erkennen. Artikel 9 De autoriteiten van iedere Verdragsluitende Staat op het grondgebied waarvan de minderjarige zich bevindt of goederen bezit, nemen in spoedeisende gevallen de noodzakelijke beschermingsmaatregelen. Voor zover zij hun uitwerking nog niet hebben gehad, verliezen de met toepassing van het vorige lid genomen maatregelen hun kracht, zodra de ingevolge dit Verdrag bevoegde autoriteiten de door de omstandigheden vereiste maatregelen hebben genomen. Artikel 10 Ter bevordering van bestendigheid van verhoudingen treden de autoriteiten van een Verdragsluitende Staat, alvorens maatregelen ten aanzien van een minderjarige te nemen, zoveel mogelijk in overleg met de autoriteiten van de andere Verdragsluitende Staten, wier beslissingen nog van kracht zijn. Artikel 11 Alle autoriteiten die op grond van de bepalingen van dit Verdrag maatregelen hebben genomen, stellen hiervan onverwijld de autoriteiten van de Staat waarvan de minderjarige onderdaan is en, in voorkomend geval, die van de Staat van zijn gewone verblijf, in kennis. Iedere Verdragsluitende Staat wijst de autoriteiten aan, die rechtstreeks de in het voorafgaande lid bedoelde inlichtingen kunnen geven en ontvangen. Hij geeft van deze aanwijzing kennis aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland.

Artikel 12 Voor de toepassing van dit Verdrag wordt onder minderjarige" verstaan elke persoon die deze hoedanigheid zowel volgens de interne wet van de Staat waarvan hij onderdaan is als volgens de interne wet van zijn gewone verblijf bezit. Artikel 13 Dit Verdrag is van toepassing op alle minderjarigen die hun gewone verblijf in een van de Verdragsluitende Staten hebben. Evenwel komen de bevoegdheden door dit Verdrag toegekend aan de autoriteiten van de Staat waarvan de minderjarige onderdaan is, slechts toe aan de autoriteiten van de Verdragsluitende Staten. Iedere Verdragsluitende Staat kan zich voorbehouden dit Verdrag slechts toe te passen op minderjarigen die onderdaan zijn van een van de Verdragsluitende Staten. Artikel 14 Indien in de Staat waarvan de minderjarige onderdaan is meer dan een rechtsstelsel bestaat, worden voor de toepassing van dit Verdrag onder interne wet van de Staat waarvan de minderjarige onderdaan is" en onder autoriteiten van de Staat waarvan de minderjarige onderdaan is" verstaan de wetgeving en de autoriteiten, aangewezen door de in die Staat geldende regels. Bij gebreke van zodanige regels wordt voor deze toepassing onder bedoelde wet verstaan de wetgeving, waarmede de minderjarige de nauwste band heeft en onder bedoelde autoriteiten de volgens die wetgeving bevoegde autoriteiten. Artikel 15 Voor het geval dat de autoriteiten van een Verdragsluitende Staat te oordelen zullen hebben over een vordering tot nietigverklaring of ontbinding van het huwelijk van de ouders van een minderjarige of over een vordering tot losser maken van de tussen die ouders bestaande huwelijksband, kan door deze Staat een voorbehoud worden gemaakt met betrekking tot de bevoegdheid van die autoriteiten maatregelen te nemen ter bescherming van persoon of goed van de minderjarige. De autoriteiten van de andere Verdragsluitende Staten zijn niet gehouden deze maatregelen te erkennen.

Artikel 16 De bepalingen van dit Verdrag kunnen in de Verdragsluitende Staten slechts ter zijde worden gesteld, indien hun toepassing kennelijk, onverenigbaar is met de openbare orde. Artikel 17 Dit Verdrag is slechts van toepassing op maatregelen die na zijn inwerkingtreding zijn genomen. Artikel 18 Dit Verdrag vervangt in de betrekkingen tussen de Verdragsluitende Staten het Verdrag tot regeling der voogdij van minderjarigen, ondertekend te 's- Gravenhage, de 12de juni 1902. Het laat onverlet de bepalingen van andere verdragen die op het tijdstip van zijn inwerkingtreding verbindend zijn tussen twee of meer Verdragsluitende Staten. Artikel 19 Dit Verdrag staat ter ondertekening open voor de Staten vertegenwoordigd op de Negende Zitting van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht. Het dient te worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland. Artikel 20 Dit Verdrag treedt in werking op de zestigste dag na de nederlegging van de derde akte van bekrachtiging bedoeld in artikel 19, tweede lid. Voor iedere ondertekenende Staat die het Verdrag later bekrachtigt, treedt het in werking op de zestigste dag na de datum van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging. Artikel 21 Iedere Staat die niet vertegenwoordigd was op de Negende Zitting van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht kan tot dit Verdrag

toetreden, nadat het krachtens artikel 20, eerste lid, in werking is getreden. De akte van toetreding wordt nedergelegd bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland. De toetreding heeft slechts gevolg voor zover het de betrekkingen betreft tussen de toetredende Staat en de Verdragsluitende Staten die hebben verklaard deze toetreding te zullen aanvaarden. Deze aanvaarding wordt ter kennis gebracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland. Het Verdrag treedt tussen de toetredende Staat en de Staat die heeft verklaard deze toetreding te zullen aanvaarden in werking op de zestigste dag na de dagtekening van de in het voorgaande lid bedoelde kennisgeving. Artikel 22 Iedere Staat kan op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging of toetreding verklaren dat dit Verdrag mede van toepassing zal zijn op alle gebieden voor welker internationale betrekkingen hij verantwoordelijk is, of op een of meer van die gebieden. Deze verklaring wordt van kracht op het tijdstip waarop het Verdrag voor die Staat in werking treedt. Daarna zal van iedere zodanige toepasselijkverklaring mededeling worden gedaan aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland. Indien de toepasselijkverklaring wordt gedaan door een Staat die liet Verdrag heeft ondergetekend en bekrachtigd, treedt het Verdrag voor de betrokken gebieden in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 20. Wordt die verklaring gedaan door een Staat die tot het Verdrag is toegetreden, dan treedt het Verdrag voor de betrokken gebieden in werking, overeenkomstig het bepaalde in artikel 21. Artikel 23 Iedere Staat kan uiterlijk op het tijdstip van bekrachtiging of toetreding de voorbehouden maken bedoeld in artikel 13, derde lid en 15, eerste lid, van dit Verdrag. Andere voorbehouden zijn niet toegestaan. Iedere Verdragsluitende Staat kan tevens bij het afleggen van een toepasselijkverklaring van het Verdrag overeenkomstig artikel 22, deze voorbehouden maken uitsluitend ten aanzien van de gebieden of van bepaalde gebieden waarop de toepasselijkverklaring betrekking heeft. Iedere Verdragsluitende Staat kan te allen tijde een door hem gemaakt voorbehoud intrekken. Deze intrekking wordt ter kennis gebracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland. Het voorbehoud houdt op van kracht te zijn op de zestigste dag na de dagtekening van de in het voorgaande lid bedoelde kennisgeving.

Artikel 24 Dit Verdrag blijft gedurende vijf jaar van kracht, te rekenen van de datum van zijn inwerkingtreding overeenkomstig artikel 20, eerste lid, ook voor de Staten die het later hebben bekrachtigd of ertoe zijn toegetreden. Het Verdrag wordt, behoudens opzegging, stilzwijgend verlengd, telkens voor vijf jaar. De opzegging moet tenminste zes maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar ter kennis worden gebracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland. Zij kan zich beperken tot een of meer van de gebieden waarop het Verdrag van toepassing is. De opzegging wordt slechts van kracht ten opzichte van de Staat die ervan mededeling heeft gedaan. Het Verdrag blijft van kracht voor de andere Verdragsluitende Staten. Artikel 25 Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland doet aan de Staten bedoeld in artikel 19, alsmede de Staten die zijn toegetreden overeenkomstig het in artikel 21 bepaalde, mededeling van: a) de kennisgevingen bedoeld in artikel 11, tweede lid; b) de ondertekeningen en bekrachtigingen bedoeld in artikel 19; c) de datum waarop dit Verdrag krachtens de bepalingen van artikel 20, eerste lid, in werking treedt; d) de toetredingen en aanvaardingen bedoeld in artikel 21 en de datum waarop zij van kracht worden; e) de toepasselijkverklaringen bedoeld in artikel 22 en de datum waarop zij van kracht worden; f) de voorbehouden en intrekkingen van voorbehouden bedoeld in artikel 23; g) de opzeggingen bedoeld in artikel 24, derde lid. TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend. GEDAAN te 's-gravenhage, de 5de oktober 1961, in een enkel exemplaar, dat zal worden nedergelegd in het archief der Nederlandse Regering en waarvan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift langs diplomatieke weg zal worden toegezonden aan elk der Staten die vertegenwoordigd waren op de Negende Zitting van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht.