Examen VMBO-KB 2005 tijdvak 1 maandag 23 mei 9.00-11.00 uur ELEKTROTECHNIEK CSE KB Dit examen bestaat uit 50 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 60 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten maximaal behaald kunnen worden. 500013-1-663o
Meerkeuzevragen Schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op. 1p 1 In huisinstallaties wordt vaak het gemodificeerde centraaldoossysteem toegepast. Wat wordt hier bedoeld met gemodificeerd? A Achter de schakelaars en wandcontactdozen mogen aftakkingen gemaakt worden. B Er mag alleen inbouw-schakelmateriaal gebruikt worden. C Er mogen alleen normaaldozen gebruikt worden. D Er wordt een hogere netspanning gebruikt. symbool 1 symbool 2 symbool 3 symbool 4 1p 2 Welk van de bovenstaande symbolen betekent een naar bovengaande leiding? A symbool 1 B symbool 2 C symbool 3 D symbool 4 1p 3 Welke codeletter wordt gebruikt voor een wandcontactdoos? A K B P C S D X 1p 4 In de elektrotechniek geldt: spanning = stroom x weerstand. Welke wet wordt hier bedoeld? A de wet van Archimedes B de wet van Kirchhoff C de wet van Ohm D de wet van Volta 1p 5 Bij het monteren van een waterdichte lichtschakeling wordt de blauwe draad als schakeldraad gebruikt. Mag dit? A ja, als de draaddoorsnede groter is dan 2,5 mm 2 B ja, als de uiteinden met zwart isolatieband afgeplakt worden C nee, de blauwe draad mag alleen als nulleider of beschermingsleiding gebruikt worden D nee, dit mag nooit 500013-1-663o 2 ga naar de volgende pagina
R 1 R 2 I 1 = 4A I 2 U 1 = 4 V U 2 = 8 V 1p 6 In bovenstaande schema s zijn de weerstanden R 1 en R 2 even groot. Hoe groot is de stroom I 2? Gebruik de formule U = I x R. A 2 A B 4 A C 8 A D 16 A U I U I 5 10 5 10 10 20 10 15 20 40 20 25 40 80 40 30 tabel 1 tabel 2 1p 7 In bovenstaande tabellen zijn meetwaarden van spanning en stroom weergegeven. In welke van deze tabellen zijn de spanning en de stroom recht evenredig met elkaar? A alleen in tabel 1 B alleen in tabel 2 C in tabel 1 en 2 D in geen van beide tabellen 500013-1-663o 3 ga naar de volgende pagina
1p 8 In bovenstaande afbeelding is een isolatieweerstandmeter afgebeeld. Op welke meetspanning moet deze worden ingesteld voor het meten van de isolatieweerstand in een woning? A 100 V gelijkspanning B 500 V wisselspanning C 500 V gelijkspanning D 1000 V wisselspanning 1p 9 Bij het zoeken naar een fout komen de volgende werkzaamheden aan de orde: 1 vaststellen welk soort fout is ontstaan 2 de oorzaak van de fout nagaan 3 de fout herstellen Welke volgorde is juist? A 1-2 - 3 B 2-1 - 3 C 3-1 - 2 D 2-3 - 1 1p 10 Over hoeveel eindgroepen moeten de wandcontactdozen voor algemeen gebruik in een keuken verdeeld worden? A over één eindgroep, de wasautomaat niet meegerekend B over minimaal twee verschillende eindgroepen C elke wandcontactdoos moet op een aparte eindgroep D dit is afhankelijk van het aantal wandcontactdozen (bij één wandcontactdoos mag deze worden aangesloten op de lichtgroep van de keuken) 1p 11 Welke diameter en hoeveel draden moet de buis voor een kooktoestel (perilexwandcontactdoos) hebben? diameter aantal draden A 16 mm 5 B 16 mm 3 C 19 mm 3 D 19 mm 5 500013-1-663o 4 ga naar de volgende pagina
1p 12 De oppervlakte van een woonkamer is kleiner dan 20 m 2. Hoeveel lichtpunten moeten er dan volgens de modelbouwverordening (NEN 1010) minimaal aangebracht worden? A één, bediend door een enkelpolige schakelaar B twee, bediend door een serieschakelaar C twee, bediend door een wisselschakelaar D zoveel, dat er voldoende licht is 1p 13 Hoe moet de wandcontactdoos voor een wasautomaat in een keuken worden aangesloten? A op een aparte eindgroep die beveiligd is met 16 A B op een aparte eindgroep die beveiligd is met 20 A C op een eindgroep waarop weinig lichtpunten en wandcontactdozen zijn aangesloten D op een driefasen-eindgroep 1p 14 Welke doorsnede moet de bedrading in een meterkast vanaf de hoofdzekeringen naar de groepenkast minimaal hebben? A 2,5 mm 2 B 4 mm 2 C 6 mm 2 D 10 mm 2 1p 15 Van welk materiaal wordt de smeltdraad in een smeltpatroon gemaakt? A goud B koper C messing D zilver 500013-1-663o 5 ga naar de volgende pagina
start ja slaapgebouw nee ja meer dan 5 personen nee ja gebouw in avondgebruik meer dan 50 personen nee geen eisen nee avondgebruik, meer dan 50 personen in ruimte ja ja ruimte in gebruik door meer dan 50 personen nee nee in daggebruik meer dan 50 personen over luchtwegen ja ja meer dan 50 personen over de vluchtwegen nee ja daglicht toetreding nee nood- en transparantverlichting in ruimte en vluchtwegen geen voorzieningen nood- en transparantverlichting in vluchtwegen 1p 16 In bovenstaande afbeelding is het volgschema van een nood- en transparantverlichting getekend. Welke voorziening is nodig in een schoolgebouw met meer dan 100 leerlingen, die s avonds les hebben? A geen voorzieningen B alleen overdag noodverlichting C alleen nood- en transparantverlichting in vluchtwegen D nood- en transparantverlichting in ruimte en vluchtwegen L 24 V 24 V N schema 1 schema 2 L 24 V 24 V N schema 3 schema 4 1p 17 In welk van de bovenstaande schema s zal de lamp branden? A in schema 1 B in schema 2 C in schema 3 D in schema 4 500013-1-663o 6 ga naar de volgende pagina
230/3-5-8 V 1p 18 Welk soort transformator stelt bovenstaand symbool voor? A een éénfasetransformator B een driefasentransformator C een regelbare transformator D een scheidingstransformator ma 4 3 I 2 doorlaatgrafiek 1 V -500 U -300-100 -5 0,8 1 2 U 3 4 V -15 spergrafiek I -25 µa 1p 19 In bovenstaande grafiek is de karakteristiek weergegeven van een halfgeleiderdiode. Hoeveel bedraagt de drempelspanning van deze diode ongeveer? A 0,3 V B 0,8 V C - 100 V D - 410 V 500013-1-663o 7 ga naar de volgende pagina
scheidingstransformator L1 L1 N N L3 L2 230 V 1 : 1 1p 20 In bovenstaande afbeelding grijpt de persoon aan één van de draden. Hoe hoog zal in deze situatie de spanning over het lichaam van deze persoon zijn? A 0 V B 115 V C 230 V D 400 V 1p 21 Met welk apparaat kan het toerental van een draaistroommotor traploos en bijna verliesvrij geregeld worden? A met een Dahlander (twee standen-schakelaar) B met een frequentieregelaar C met een regeltrafo D met een sterdriehoek aanzetter 1p 22 Wat is de betekenis van bovenstaand symbool? A bediening door licht B bediening door inductieve benadering C bediening door capacitieve benadering D bediening door druk 1p 23 Van welke twee factoren is de capaciteit van een condensator onder andere afhankelijk? A de afstand tussen de platen en de stroomsterkte B de oppervlakte van de platen en de stroomsterkte C de oppervlakte van de platen en het soort diëlektricum D het soort diëlektricum en de stroomsterkte 500013-1-663o 8 ga naar de volgende pagina
985 984 983 1p 24 In bovenstaande afbeelding wordt met een naderingsschakelaar het aantal melkpakken geteld. Welk type naderingsschakelaar wordt hier gebruikt? A een actief infrarode naderingsschakelaar B een passief infrarode naderingsschakelaar C een capacitieve naderingsschakelaar D een inductieve naderingsschakelaar 6 3 1 2 5 4 1p 25 In bovenstaande afbeelding is een zonnecollector schematisch weergegeven. Wat stellen de symbolen bij 3 en 5 voor? A de overdrukventielen B de pompen C de transformatoren D de warmtewisselaar(s) 500013-1-663o 9 ga naar de volgende pagina
1p 26 In bovenstaande afbeelding is een ketelthermostaat afgebeeld. Waarvoor dient deze thermostaat? A Deze beveiligt de waterpomp. B Deze zorgt ervoor dat de ketel niet droogkookt. C Deze zorgt ervoor dat de temperatuur in de kamer niet lager wordt dan 10 o C. D Hiermee wordt de maximale watertemperatuur in de ketel ingesteld. 1p 27 Welk soort connector is hierboven afgebeeld? A een BNC-connector B een modulair connector C een Sub D-connector D een UHF-connector L N lamp M toestel motor 1p 28 In bovenstaande tekening zijn een lamp, een toestel en een motor aangesloten. Aan welke eis(en) moeten deze voldoen? A dezelfde weerstand hebben B hetzelfde vermogen hebben C voor dezelfde spanning geschikt zijn D voor dezelfde stroomsterkte geschikt zijn 500013-1-663o 10 ga naar de volgende pagina
1p 29 Bovenstaande afbeelding toont CEE-contactmateriaal. Hoe wordt hierbij voorkomen dat verschillende spanningen met elkaar worden gekoppeld? A door andere kabelsoorten toe te passen B door de aardpen op verschillende uurstanden te plaatsen C door dit duidelijk op het typeplaatje aan te geven D door verschillende buitendiameters te maken 1p 30 Welke weerstand kan onder invloed van spanning in waarde veranderen? A een LDR B een NTC C een PTC D een VDR 10 R (kω) 9 8 7 6 5 4 20 V L 3 2 1 relais 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 E (lux) N 1p 31 In het bovenstaande schema wordt een relais bediend door een lichtgevoelige weerstand. Het relais schakelt in als de lichtgevoelige weerstand 1000 Ω is. Bij welke lichtsterkte (E) gebeurt dit volgens de grafiek? A 10 Lux B 30 Lux C 50 Lux D 70 Lux 500013-1-663o 11 ga naar de volgende pagina
1p 32 Wat is een eigenschap van een spoel? A Deze wordt alleen magnetisch als er een stalen kern in zit. B Deze wordt alleen magnetisch als er een gelammelleerde kern in zit. C Deze wordt alleen magnetisch als er een stroom door loopt. D In een spoel kan nooit een magnetisch veld worden opgewekt. + + + 0 t 0 t 0 t _ figuur 1 figuur 2 figuur 3 1p 33 In welke van bovenstaande figuren is een willekeurige wisselspanning getekend? A alleen in figuur 1 B alleen in figuur 2 C alleen in figuur 3 D in figuur 1 en 3 1p 34 Wat zijn twee voorbeelden van halfgeleider-componenten? A diode en regelweerstand B diode en transistor C transistor en condensator D transistor en regelweerstand 1p 35 Hoeveel aansluitingen (pennen) heeft een relais met twee wisselcontacten? A 2 B 4 C 8 D 11 1p 36 Op een bouwplaats waar aan alle ARBO-normen wordt voldaan, moet een elektromonteur leidingen aanbrengen. Moet de monteur hier veiligheidsschoenen dragen? A dat is alleen verplicht als er een gevaarlijke situatie optreedt B ja, dat is voor iedereen verplicht C nee, dat geldt alleen voor de werknemers van het bouwbedrijf D nee, dat hoeft niet 500013-1-663o 12 ga naar de volgende pagina
1p 37 Bovenstaand ventiel wordt met een terugverende drukknop bediend. Welk soort ventiel is dit? A een 2/2 ventiel B een 3/2 ventiel C een 3/3 ventiel D een 5/2 ventiel 1p 38 Bij het meten van spanning met een universeel meetinstrument slaat de wijzer de verkeerde kant uit. Wat kan hiervan de oorzaak zijn? A Het meetinstrument is op wisselspanning aangesloten. B Het meetinstrument staat bij het meten van wisselspanning op Ampèrestand. C Het meetinstrument staat bij het meten van wisselspanning op een te lage waarde ingesteld. D Het meetinstrument is bij het meten van gelijkspanning verkeerd aangesloten. symbool 1 symbool 2 symbool 3 symbool 4 1p 39 Welk van de bovenstaande symbolen stelt een elektromagnetisch bediende klep voor? A symbool 1 B symbool 2 C symbool 3 D symbool 4 1p 40 Welk type motor wordt gebruikt om de positie van een printerkop tijdens het printen te kunnen verplaatsen? A een draaistroommotor B een servomotor C een stappenmotor D een universeelmotor 500013-1-663o 13 ga naar de volgende pagina
2p 41 In bovenstaande afbeelding is een veiligheids- (voedings-)transformator afgebeeld. Bij welke werkzaamheden wordt deze vaak toegepast? Welke veilige secundaire spanning levert deze transformator maximaal? I 1 = 3 A I 2 = 4 A R 1 I 3 = 1 A I 4 = R 2 R 3 a I totaal = 9 A R 4 2p 42 In bovenstaande schakeling zijn een aantal stromen gegeven. Bereken stroom I 4. Gebruik de formule I t = I 1 + I 2 + I 3 +.. Bereken de stroom in punt a. Gebruik dezelfde formule. KUNSTSTOF L1 kva kva kva totaal kva 3 50 Hz 400/230 V 63 35 kwh 40 0,03 1 2 16 A 16 A 16 H07V-U2,5 16 H07V-U2,5 badkamerkachel 3 0,150 5 1,000 1 1,500 2,650 2 0,225 6 1,200 1,425 BC vertind R < A = 167 W BC4 BC6 BC6 BC4 hoofdgasleiding hoofdwaterleiding CV-leiding totaal aangesloten schijnbaar vermogen te verwachten belasting 60% 4,076 + 4,076 kva 2,445 kva 2p 43 Hoe heet het schema in bovenstaande afbeelding? Welke waarde heeft de hoofdsmeltpatroon in dit schema? 500013-1-663o 14 ga naar de volgende pagina
2p 44 Bovenstaande afbeeldingen tonen een aardlekautomaat en een installatieautomaat. Beide beveiligen de elektrische installatie. Welke extra beveiliging heeft een aardlekautomaat in vergelijking met een installatieautomaat? Welke maximale stroomwaarde hebben beide automaten in een huisinstallatie? 2p 45 In bovenstaande afbeelding is een onderdeel van een starter te zien. In welk apparaat wordt een starter toegepast? Van welk materiaal zijn de contacten gemaakt? 500013-1-663o 15 ga naar de volgende pagina
thyristorschakeling oscilloscoopbeelden L U net impulsgever thyristor E U lamp N geleidingshoek U puls stuurhoek 2p 46 In bovenstaande tekening is een thyristorschakeling met de bijbehorende oscilloscoopbeelden afgebeeld. Noteer de namen van de drie thyristor-aansluitingen. De stuurhoek bedraagt 60 0. Hoe groot is in het oscilloscoop-beeld van U lamp de geleidingshoek? gelamelleerde kern magnetisch veld I s Φ I p U U s p 2p 47 Bovenstaande verliesvrije transformator is primair aangesloten op een spanning van 230 Volt. Primair heeft deze transformator 1000 windingen en secundair 500 windingen. Hoe groot is de secundaire spanning? Gebruik de formule U sec = Uprimx N sec N. Op welk soort spanning werkt een transformator? prim 500013-1-663o 16 ga naar de volgende pagina
2p 48 In een c.v.-ketel wordt vaak de volgende regel- en beveiligingsapparatuur gemonteerd: 1) een ketelthermostaat 2) een droogkookbeveiliging 3) een thermokoppel 4) een circulatiepomp 5) een transformator Welk onderdeel zorgt ervoor dat de gastoevoer stopt als de waakvlam is uitgegaan? Welk onderdeel zorgt voor een veilige spanning in het ketelcircuit? U U max U eff T 2p 49 In bovenstaande afbeelding is een spanning getekend met een effectieve waarde van 230 Volt en een periodetijd van 20 msec. Bereken de maximale waarde van deze wisselspanning. U Gebruik de formule U maximaal = effectief 0,707. Bereken de frequentie. Gebruik de formule f = 1. T R (Ω) 0 t ( 0 C) 2p 50 Bovenstaande grafiek is het resultaat van een meting aan een lamp. Welke eigenschap heeft de weerstand van deze lamp? Waarom begint de grafieklijn niet in het nulpunt? 500013-1-663o* 17 ga naar de volgende pagina einde