501 ( ) Nr april 2010 ( ) stuk ingediend op. Voorstel van decreet

Vergelijkbare documenten
OVERZICHT REGELGEVING KABELS EN LEIDINGEN INFORMATIE PORTAAL

2. De verplichtingen uit dit decreet doen geen afbreuk aan verplichtingen uit toepasselijke sectorreglementering, die in voorkomend geval cumulatief m

14 MAART Decreet houdende de ontsluiting en de uitwisseling van informatie over ondergrondse kabels en leidingen.

Vlaanderen Geoland. Hilde Masschelein Gedelegeerd bestuurder Bouwunie 2 december 2010

houdende wijziging van het KLIP-decreet van 14 maart 2008, wat betreft de wijze van het afhandelen van een planaanvraag

houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders

Ontwerp van decreet. houdende wijziging van het tarief op het recht op verdelingen en gelijkstaande overdrachten

Voorkom graafschade! Planaanvraag verplicht via

Advies van de Raad van State. over het voorstel van decreet. houdende wijziging van het Kunstendecreet van 13 december 2013

Ontwerp van decreet ( ) Nr. 5 4 juli 2012 ( ) stuk ingediend op

tot wijziging van verschillende decreten in het kader van de herstructurering van het agentschap Toerisme Vlaanderen

Context. Voorkomen van graafschade! Vlaanderen

Amendementen. op het ontwerp van decreet

van de heren Dirk Van Mechelen, Jan Peumans, Koen Van den Heuvel, Ludo Sannen, Filip Watteeuw en Lode Vereeck

Ontwerp van decreet. Tekst aangenomen door de plenaire vergadering ( ) Nr november 2012 ( ) stuk ingediend op

KLIP voorkomt schade aan ondergrondse kabels en leidingen

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 29; Advies nr 28/2013 van 17 juli 2013

A. Context van de goedkeuring van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82 bis

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( )

Mijnheer de minister-president,

Voorstel van decreet. houdende het instellen van een indemniteitsregeling voor tijdelijke tentoonstellingen en langdurige bruikleen

Wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, de artikelen 107 tot 122.

Stuk 1328 ( ) Nr. 1. Zitting februari 1999 ONTWERP VAN DECREET

betreffende het onderwijs XXVI

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wijzigingswet kinderopvang 2013)

VOORSTEL VAN DECREET

VR DOC.0511/1BIS

MEMORIE VAN TOELICHTING

PROTOCOL TOT WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST EN VAN HET PROTOCOL TUSSEN DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA

betreffende de scholengemeenschappen in het basis- en secundair onderwijs

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

VR DOC.0948/2BIS

VR DOC.0850/1BIS

Extracten van het wetboek van vennootschappen

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

KLIP Kabel- en Leidinginformatie portaal

KLIP. De digitale planafhandeling krijgt vorm. Pieter Noens (AGIV, KLIP productowner) Liesbeth Rombouts (AGIV, KLIP business analist)

VR DOC.1558/2

VR DOC.0270/2

houdende wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, wat de opcentiemen op de onroerende voorheffing betreft

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Voorstel van decreet. van de heren Sas van Rouveroij, Ivan Sabbe, Björn Rzoska, Bart Tommelein en Lode Vereeck

ONTWERP VAN DECREET TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING

Verslag. over het ontwerp van decreet

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding; BESLUIT:

Modelbepalingen erkenning van onderaannemers

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Aanbevelingen in verband met de oproepingen tot de algemene vergadering

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 5, 1, II, 4 ;

houdende diverse financiële bepalingen

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

VR DOC.0595/3BIS

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING. - Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B - Definitieve goedkeuring

Decr. Vl. R. 15 juni 1994 betreffende de milleubeleidsovereenkomsten (B.S., 8 juli 1994)

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 10 juni 2016;

ONTWERP VAN DECREET TOT WIJZIGING VAN HET DECREET VAN 25 MEI 2007 HOUDENDE DE HARMONISERING VAN DE PROCEDURES VAN VOORKOOPRECHTEN

1878 ( ) Nr januari 2013 ( ) stuk ingediend op. Voorstel van decreet

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding; BESLUIT:

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

FSMA_2011_01 dd. 27 april 2011

OPROEPING TOT DE BUITENGEWONE ALGEMENE VERGADERING VAN AANDEELHOUDERS

VR DOC.0424/1BIS

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

VR DOC.0184/1

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

SAMENWERKINGSAKKOORD tussen de Federale Overheid en het Vlaamse Gewest met betrekking tot de regularisatie van niet uitsplitsbare bedragen.

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage

Rolnummer 786. Arrest nr. 14/95 van 7 februari 1995 A R R E S T

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Ontwerp van decreet. houdende diverse fiscale en financiële bepalingen. Tekst aangenomen door de plenaire vergadering

Tekst aangenomen door de plenaire vergadering. van het voorstel van decreet. houdende wijziging van het Kunstendecreet van 13 december 2013

Tweede Kamer der Staten-Generaal

uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk bijlagen

DE VLAAMSE REGERING, Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 12 maart 2019;

houdende diverse fiscale bepalingen Tekst aangenomen door de commissie

Ontwerp van decreet. houdende wijziging van het tarief op het recht op verdelingen en gelijkstaande overdrachten. Advies. van de Raad van State

Belangrijkste gegevens van het dossier

452 ( ) Nr juli 2015 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

houdende wijziging van het decreet van 3 mei 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter F. Debaedts en de rechters-verslaggevers L.P. Suetens en P. Martens, bijgestaan door de griffier L.

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Betreft: Advies op eigen initiatief inzake het decreet betreffende de Vlaamse sociale bescherming

Advies van 18 juli 2005 uitgebracht op grond van artikel 133, tiende lid van het Wetboek van vennootschappen

houdende huur van korte duur voor handel en ambacht

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Art. 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Handhavingsbesluit Baby s en Peuters van 11 december 2015.

Van deze beschikking werd aan de partijen kennis gegeven.

Transcriptie:

stuk ingediend op 501 (2009-2010) Nr. 1 26 april 2010 (2009-2010) Voorstel van decreet van de heren Koen Van den Heuvel en Ward Kennes, mevrouw Griet Smaers en de heren Kris Van Dijck, Jan Peumans en Peter Vanvelthoven houdende wijziging van het KLIP-decreet van 14 maart 2008, wat betreft het indienen en afhandelen van een planaanvraag alsook de bijhorende strafbepalingen verzendcode: OPE

2 Stuk 501 (2009-2010) Nr. 1 TOELICHTING Algemene toelichting Op 6 mei 2008 verscheen in het Belgisch Staatsblad het decreet van 14 maart 2008 houdende de ontsluiting en de uitwisseling van informatie over ondergrondse kabels en leidingen. Het KLIP-decreet is inmiddels in werking getreden, deels op 1 juni 2009 en deels op 1 september 2009 (cf. artikel 21 van het KLIP-decreet en artikel 6 en 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 maart 2009 houdende vaststelling van de nadere regels voor de registratie alsook de inwerkingtreding van het decreet van 14 maart 2008 houdende de ontsluiting en de uitwisseling van informatie over ondergrondse kabels en leidingen). De doelstelling van het decreet bestaat erin om directe en indirecte milieuschade, economische schade en de risico s inzake veiligheid en gezondheid ten gevolge van schade aan kabels en leidingen door grondwerken op het grondgebied van het Vlaamse Gewest te voorkomen via een uniek informatieloket, zijnde het Kabel en Leiding Informatie Portaal (hierna: KLIP), een elektronisch informatiesysteem voor de ontsluiting en de uitwisseling van informatie over kabels en leidingen. Om het KLIP te garanderen als een honderd procent sluitend en werkbaar instrument, bevat het KLIP-decreet verplichtingen ten aanzien van de verschillende betrokken actoren. Het betreft dan in hoofdorde de personen die grondwerken uitvoeren op het grondgebied van het Vlaamse Gewest (de planaanvragers ) enerzijds en de personen die de kabels en leidingen beheren (de KLB s ) anderzijds. In de eerste plaats worden de planaanvragers in artikel 8 van het KLIP-decreet verplicht om binnen welbepaalde termijnen, voorafgaand aan de werkzaamheden, een planaanvraag in te dienen. Met name wordt er gewerkt met een tijdsbestek van de veertigste (maximumtermijn) tot de twintigste (minimumtermijn) werkdag, voorafgaand aan de geplande aanvang van de werkzaamheden. De KLB s moeten op hun beurt de bij hen beschikbare informatie over de ligging van hun kabels en leidingen, vereist om de grondwerken veilig te kunnen uitvoeren, zo spoedig mogelijk en uiterlijk vijf werkdagen voor de geplande aanvang van de grondwerken bezorgen aan de planaanvrager. Naar aanleiding van de recente volledige inwerkingtreding van het KLIP-decreet is gebleken dat voornoemde minimumtermijn van twintig werkdagen voor de planaanvraag tot praktische toepassingsproblemen kan leiden. Voor verschillende types van werken blijken er vaak minder dan twintig werkdagen te verlopen tussen de beslissing om die werken uit te voeren (of de kennisgeving ervan aan de uitvoerder van de werken) en de datum waarop de werken effectief moeten worden uitgevoerd. Zo doet dit probleem zich frequent voor bij (onder)aannemers die louter in opdracht van een andere entiteit, zoals een nutsbedrijf, werken uitvoeren. Die aannemers nemen vaak slechts vrij laat kennis van de aanvangsdatum van dergelijke werken, zodat het voor hen in de praktijk niet altijd mogelijk is om te voldoen aan de vooropgestelde minimumtermijn. Ook diverse andere werken, zoals grondboringen, het plaatsen van installaties om vervuilde gronden te zuiveren en het aansluiten van burgers en bedrijven op rioleringen zijn in de praktijk niet altijd even gemakkelijk lang op voorhand te plannen, of op zijn minst zal de uitvoerder van de grondwerken er nog niet van op de hoogte zijn twintig werkdagen voor de aanvang ervan. Het betreft hier derhalve geenszins een marginaal probleem, maar een probleem dat bovendien door zowel de aannemers als de opdrachtgevers wordt erkend en waar ook de overheid rekening mee moet houden. Het zou gaan over enkele tienduizenden V l a a m s Pa r l e m e n t 1011 B r u s s e l 0 2 / 5 5 2. 11. 11 w w w. v l a a m s p a r l e m e n t. b e

Stuk 501 (2009-2010) Nr. 1 3 grondwerken per jaar. Dat is een niet te verwaarlozen aantal als we weten dat er in 2008 bijna 60.000 planaanvragen werden ingediend en dat er in 2009 meer dan 90.000 planaanvragen via het KLIP werden ingediend. De termijnregeling in het KLIP-decreet biedt momenteel geen flexibiliteit of ruimte om met die specifieke problemen rekening te houden. Het KLIP-decreet bevat in het tweede lid van artikel 8 nu weliswaar al een beperkt aantal uitzonderingen op de verplichte planaanvraag, maar die zijn niet aangepast aan of bruikbaar voor de voormelde problematiek. Maar ook om het doel van KLIP (schade bij de uitvoering van grondwerken vermijden) te vrijwaren, moet maximaal worden vermeden dat de regeling het uitvoeren van grondwerken bemoeilijkt. Een dergelijke complexiteit zou er immers toe kunnen leiden dat (aangezien in de praktijk de termijnen toch niet haalbaar zijn) de aannemers de regeling geheel naast zich neerleggen. Belangrijk om te benadrukken is wel dat ook in de omstandigheden waarin de aannemer minder dan twintig werkdagen voor de aanvang van de grondwerken op de hoogte wordt gebracht, het verrichten van de planaanvraag niet volstaat om de grondwerken te mogen aanvatten. Er wordt expliciet opgenomen dat er hoe dan ook nooit met de effectieve uitvoering van de grondwerken mag worden aangevangen voordat de planaanvrager de benodigde kabel- en leidinginformatie van de KLB s heeft ontvangen. Indien dit wel zou gebeuren betreft het een tekortkoming aan een fundamentele plicht uit het KLIP-decreet. Het is dan ook logisch dat er naar analogie met het invoeren van een strafbepaling voor het niet of niet tijdig invoeren van een planaanvraag (artikel 17, 3 ) er een specifieke strafbepaling wordt ingevoerd. Met voorliggend voorstel van decreet wordt de voormelde problematiek verholpen door een extra uitzondering op te nemen voor de minimale termijn waarbinnen de planaanvraag moet gebeuren. Commentaar bij de artikelen Artikel 1 Dit artikel behoeft geen commentaar. Artikel 2 Het oorspronkelijke eerste lid wordt ongewijzigd behouden. Er wordt aldus geen afbreuk gedaan aan de principiële plicht tot het verrichten van een planaanvraag binnen de bestaande maximum- en minimumtermijn, zijnde veertig respectievelijk twintig werkdagen, voorafgaand aan de geplande aanvang der werken. Er wordt echter wel, met een nieuw tweede lid van artikel 8, een extra uitzondering ingevoerd ten aanzien van de minimumtermijn van twintig werkdagen. Die termijn kan in de praktijk immers niet nageleefd worden, indien de persoon die de grondwerken zal uitvoeren, minder dan twintig werkdagen voor de (door de opdrachtgever) geplande aanvangsdatum van de grondwerken kennis heeft gekregen van die datum. Om die reden wordt in dat geval een andere termijnregeling vastgelegd. Indien er minder dan twintig werkdagen liggen tussen de geplande uitvoeringsdatum en het moment waarop de uitvoerder van de grondwerken kennis heeft gekregen van die uitvoeringsdatum, dan moeten de plannen via het KLIP zo snel mogelijk na de kennisname van de geplande uitvoeringsdatum aangevraagd worden. Daarenboven wordt ook nog een absolute minimumtermijn opgelegd. De planaanvraag moet in ieder geval vóór de geplande aanvang van de grondwerken geschieden.

4 Stuk 501 (2009-2010) Nr. 1 Belangrijk om te benadrukken is wel dat ook in die omstandigheden het verrichten van de planaanvraag niet volstaat om de grondwerken te mogen aanvatten. Zoals nu ook in het decreet zal worden geëxpliciteerd (zie bespreking hieronder met betrekking tot artikel 3 van het wijzigingsdecreet), zullen de grondwerken immers nooit mogen worden aangevat voordat de uitvoerder in antwoord op zijn planaanvraag alle benodigde informatie van de KLB s heeft ontvangen. Dat betekent dat ook bij de toepassing van de uitzondering ten aanzien van de minimumtermijn nog steeds enige tijd zal verlopen tussen het moment van de planaanvraag en het ogenblik waarop de geplande werken effectief kunnen aanvangen. Die tijd wordt met name bepaald door de snelheid waarmee de geraadpleegde KLB s hun informatie kunnen bezorgen (zie ook hieronder). De effectieve aanvang van de grondwerken zal om die reden bijna steeds naar een latere datum dan de geplande datum moeten worden verschoven. De kans dat de KLB s alle benodigde plannen tijdig zullen kunnen bezorgen, is immers erg klein. Enkel planaanvragen die geschieden binnen het tijdsbestek uit het eerste lid of die conform de uitzondering uit het tweede lid nadien nog geschieden, worden als tijdig beschouwd. Daarbij moet worden benadrukt dat het in voorkomend geval de taak is van de planaanvrager die zich op de nieuwe uitzonderingsbepaling wil beroepen, om te bewijzen dat aan de toepassingsvoorwaarden ervan is voldaan. Indien men zich ten onrechte op de uitzondering beroept of de nodige bewijzen voor de toepasselijkheid ervan niet kan verstrekken, wordt de planaanvraag als laattijdig beschouwd en stelt men zich onder meer bloot aan de geldboete, bepaald in artikel 17, 3, van het decreet. In het derde (voorheen het tweede) lid van artikel 8, wordt nog een louter taalkundige wijziging doorgevoerd, met als doel artikel 8 na invoeging van het nieuwe tweede lid nog vlot leesbaar te houden. Artikel 3 Op de KLB s blijft de kosteloze informatieplicht rusten zoals oorspronkelijk bepaald is. Evenwel kan, ten gevolge van de aan artikel 8 toegevoegde uitzondering, aan die plicht niet meer in alle gevallen voldaan worden binnen het vooropgestelde tijdsbestek, zijnde uiterlijk de vijfde werkdag voor de geplande aanvang der grondwerken. De mogelijkheid bestaat immers dat de planaanvraag minder dan vijf werkdagen voor de geplande aanvang van de grondwerken wordt ingediend. In andere gevallen verkort de antwoordtermijn van de KLB s aanzienlijk tot slechts enkele werkdagen. Met het oog op de duidelijkheid en de eenduidigheid van de regeling, wordt daarom de termijn waarbinnen de KLB s op alle planaanvragen moeten antwoorden, vervangen door één nieuwe, algemeen geldende termijn. Die nieuwe termijn houdt in dat de KLB zo spoedig mogelijk en uiterlijk de vijftiende werkdag na de dag waarop de planaanvraag werd ingediend de benodigde plannen of informatie aan de planaanvrager heeft bezorgd. De termijn van vijftien werkdagen sluit zo nauw mogelijk aan bij de vorige regeling, waar de KLB s in beginsel immers ook minimaal over een termijn van vijftien werkdagen beschikten om hun plannen of informatie te bezorgen (aanvraag minimaal twintig werkdagen voor de aanvang van de grondwerken en plannen te bezorgen uiterlijk vijf werkdagen voor de geplande aanvangsdatum). Opnieuw moet eraan worden herinnerd dat de planaanvrager hoe dan ook nooit de effectieve uitvoering van de grondwerken mag aanvangen voordat hij de benodigde kabelen leidinginformatie van de KLB s heeft ontvangen (zie ook bespreking hierboven met betrekking tot artikel 2 van het wijzigingsdecreet).

Stuk 501 (2009-2010) Nr. 1 5 Dat principe wordt momenteel reeds uitdrukkelijk vermeld in de memorie van toelichting bij de oorspronkelijke tekst van het decreet. Het is inderdaad voor elke planaanvrager, ongeacht het moment van de planaanvraag, verboden om grondwerken uit te voeren zonder een volledig overzicht van alle aanwezige kabels en leidingen te hebben. Voor de duidelijkheid wordt dat beginsel nu ook uitdrukkelijk in de tekst van het decreet zelf opgenomen door de toevoeging van een nieuwe paragraaf aan artikel 11. De opname van de expliciete regel biedt het onmiskenbare voordeel dat er voor geen van de betrokken partijen nog onduidelijkheid kan bestaan. Met name moet duidelijk zijn dat het niet voldoende is dat er een planaanvraag is ingediend of dat de principiële antwoordtermijn van de KLB s verstreken is, om de grondwerken te mogen aanvangen. De procedure van de planaanvraag eindigt immers niet op dat moment, maar pas als alle informatie verkregen is. Artikel 4 Uit een aanpassing en aanvulling van diverse artikelen van het KLIP-decreet vloeit bovendien de noodzaak voort om de strafbepalingen uit artikel 17 van het KLIP-decreet hierop af te stemmen. In de eerste plaats wordt verduidelijkt dat de strafsanctie uit het bestaande punt 3 slechts zal gelden indien de planaanvraag, in de specifieke uitzonderlijke situatie bedoeld in artikel 8, tweede lid, niet gebeurt uiterlijk voorafgaand aan de werken. Het bestaande punt 3 van artikel 17 wordt aldus gewijzigd. Tot slot wordt de nieuwe verplichting uit de tweede paragraaf van artikel 11, om de werken pas aan te vangen nadat alle informatie ontvangen is, tevens onderworpen aan het reeds bestaande handhavingsregime. Ter zake wordt aan artikel 17 een nieuw punt 3 /1 toegevoegd. Artikel 5 Om alle betrokken actoren de mogelijkheid te geven zich aan te passen aan de gewijzigde regels, is het noodzakelijk om een datum van inwerkingtreding te bepalen die enige tijd ligt na de datum van bekendmaking van dit wijzigend decreet. Koen VAN DEN HEUVEL Ward KENNES Griet SMAERS Kris VAN DIJCK Jan PEUMANS Peter VANVELTHOVEN

6 Stuk 501 (2009-2010) Nr. 1 VOORSTEL VAN DECREET Artikel 1. Dit decreet regelt een gewest- en gemeenschapsaangelegenheid. Art. 2. In artikel 8 van het KLIP-decreet van 14 maart 2008 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: In zoverre de uitvoerder van de grondwerken minder dan twintig werkdagen voor de geplande aanvangsdatum van de grondwerken kennis heeft gekregen van die aanvangsdatum, geldt de termijn van twintig werkdagen, bedoeld in het eerste lid, niet maar moet de planaanvraag wel zo snel mogelijk geschieden nadat de uitvoerder van de grondwerken kennis heeft gekregen van de geplande aanvangsdatum van de uit te voeren grondwerken en uiterlijk vóór de geplande aanvang van de grondwerken. ; 2 in het bestaande tweede lid, dat het derde lid wordt, worden de woorden deze verplichting vervangen door de woorden de verplichting tot het indienen van een planaanvraag. Art. 3. In artikel 11 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 in de bestaande tekst, die paragraaf 1 zal worden, worden in het eerste lid de woorden vijf werkdagen vóór de geplande aanvang van de grondwerken vervangen door de woorden vijftien werkdagen na de dag van het indienen van de planaanvraag ; 2 er wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt: 2. Elke persoon die overeenkomstig dit decreet een planaanvraag moet indienen, mag slechts een aanvang nemen met de uitvoering van de desbetreffende grondwerken nadat hij in antwoord op zijn planaanvraag de in paragraaf 1 bedoelde informatie ontvangen heeft.. Art. 4. In artikel 17 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 punt 3 wordt vervangen door wat volgt: 3 elke persoon die volgens dit decreet een planaanvraag moet indienen en die deze niet indient, niet tijdig heeft ingediend, of, in het geval bedoeld in artikel 8, tweede lid, niet uiterlijk vóór de geplande aanvang van de grondwerken, heeft ingediend; ; 2 er wordt een punt 3 /1 toegevoegd, dat luidt als volgt: 3 /1 elke persoon die volgens dit decreet een planaanvraag moet indienen en die de verplichting uit artikel 11, 2 miskent;.

Stuk 501 (2009-2010) Nr. 1 7 Art. 5. Dit decreet treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een termijn van tien dagen, die ingaat op de dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. Koen VAN DEN HEUVEL Ward KENNES Griet SMAERS Kris VAN DIJCK Jan PEUMANS Peter VANVELTHOVEN