REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Vergelijkbare documenten
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Beslissing naar aanleiding van de op 11 januari 2017 binnengekomen klacht van:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 7 juni 2011 binnengekomen

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 9 augustus 2012 ingekomen klacht van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

ECLI:NL:CRVB:2014:1620

16.046T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 december 2016

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Regionaal tuchtcollege voor de gezondheidszorg Amsterdam

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Beslissing naar aanleiding van de op 31 oktober 2017 binnengekomen klacht van:

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

17.105Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 7 maart 2018

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

Beslissing d.d. 17 juli 2008 naar aanleiding van de op 17 september 2007 ingekomen klacht van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Beslissing naar aanleiding van de op 8 januari 2018 binnengekomen klacht van:

16.137Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

16.062T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

17.154Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 9 augustus 2018

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

ECLI:NL:CRVB:2014:1325

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

18.125T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 25 februari 2019

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

15.032T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDS- ZORG TE EINDHOVEN

17.064T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

16.031T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

Juridische valkuilen rond een tuchtklacht

ECLI:NL:CRVB:2017:1769

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

16.029Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 december 2016

16.123T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd van 13 april 2017

16.144Tf Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

18.012T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 28 juni 2018

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

16.029Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 december 2016

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Beslissing naar aanleiding van de op 2 september 2016 binnengekomen klacht van: A,

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

18.067Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 22 november 2018

16.058T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

iri werkzaam te s-hertogenbosch Uitspraak: 17juli 2017 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

16.053Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

18.058Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 11 januari 2019

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

ECLI:NL:CRVB:2013:1386

A, verblijvende te B, bijgestaan door mr. A.R. van Dolder, advocaat te Heerhugowaard,

16.058Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

16.072T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

ECLI:NL:CRVB:2015:2164

17.155T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 12 juli 2018

ECLI:NL:CRVB:2014:2010

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ECLI:NL:CRVB:2014:3289

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

17.137T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 9 mei 2018

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

C, tandarts, werkzaam te B, bijgestaan door mr. L. Neuschäfer-Greebe, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19/340 Wtra AK van 15 juli 2019 van

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

ECLI:NL:CRVB:2015:4689

18.001T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 20 juli 2018

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

SAMENVATTING Klacht over o.a. onderwijskundige begeleiding en informatieverstrekking; PO

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903

Uitspraak: 7 april 2015 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen.

Kern: verstrekken van informatie aan behandelend specialist na beëindiging behandelrelatie. Conflict van plichten?

Het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle, oordelend inzake de op 19 december 2000 ingekomen klacht van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ADVIES. mevrouw A te B, ouder van C, voormalig leerling van obs D te B, klaagster

19.078Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 27 juni 2019

16.144Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

16.050Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Transcriptie:

2017/353GZP ECLI:NL:TGZRAMS:2018:42 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG Beslissing in de zaak onder nummer van: 2017/353GZP REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM Beslissing naar aanleiding van de op 28 september 2017 binnengekomen klacht van: A, wonende te B, k l a a g s t e r, gemachtigde: de zoon van klaagster C, tegen D, gezondheidszorgpsycholoog, werkzaam te E, v e r w e e r d e r. 1. De procedure Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - het klaagschrift met de bijlagen; - het verweerschrift met de bijlagen; - de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek; - de op 16 februari 2018 binnengekomen brief van de voormalig advocaat van klaagster. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is op een openbare zitting behandeld. Verweerder en C, de gemachtigde en de zoon van klaagster, waren aanwezig. Klaagster zelf was niet aanwezig. 2. De feiten 2.1 Over klaagster, op juli 1972 in Turkije geboren, is op verzoek van het UWV te F een rapportage opgemaakt. 2.2 Verweerder, zelfstandig werkzaam als GZ-psycholoog, heeft de rapportage opgemaakt en daaraan voorafgaand op 14 december 2016 klaagster gezien. 1/6

Op die dag is klaagster samen met haar zoon naar de praktijk van verweerder gekomen voor psychologisch onderzoek. Bij het onderzoek was eveneens een tolk in de Turkse taal aanwezig. 2.3 Op 23 februari 2017 heeft verweerder een concept rapportage aan klaagster gestuurd. 2.4 Op 26 februari 2017 heeft de zoon van klaagster een e-mail naar verweerder gestuurd waarin hij correcties en commentaar op de concept rapportage van verweerder heeft gegeven. In de e-mail staat voor zover van belang het volgende: 2. Moeder is behandeld bij de heer tot begin 2014 en is daar dus circa 6 jaar onder behandeling geweest. Daarvoor was zij onder behandeling bij G, vanaf het begin van haar ziekte tot begin 2007. Daar heeft men gezegd dat er geen zwaarder middel ( middel voor paarden ) voorgeschreven kon worden. 4. U spreekt over een afspraak met mijn moeder van 45 minuten (ik denk dat wij niet eens een half uurtje bij u hebben gezeten) en zei dat mijn moeder glimlachte. Ik ben 23 jaar oud en herinner mij niet dat mijn moeder ooit glimlachte. 5. U heeft volgens uw diagnose vastgesteld dat er verdenking op malingering is. Beste. Mijn moeder is nu circa 12 jaar ziek. Waarom zouden wij malingering. Was mijn moeder maar gezond, wat zij nu van UWV krijgt als WIA uitkering is maar circa 540,00. Nogmaals, was zij maar gezond, dan kon zij dit geld binnen een week verdienen Ik heb het gevoel dat u mijn moeder heeft veroordeeld en zo n standaard rapport hebt opgesteld. Kort gezegd, ik vraag mij af of u zelf wel aanwezig was met uw gedachten bij dit gesprek 2.5 In een e-mail van 27 februari 2017 heeft verweerder hierop geantwoord en voor zover van belang geschreven: Uw correcties en commentaar heb ik in goede orde ontvangen. De correcties, de feitelijke onjuistheden, heb ik in het rapport aangepast. Met betrekking tot uw commentaar is op te merken dat er inderdaad een verdenking is op malingering. Ik heb die niet vastgesteld. De onderbouwing vindt u in het rapport. En die glimlach van uw moeder, die vond ik passen binnen haar vriendelijke presentatie en was voor mij duidelijk zichtbaar. 2.6 In de definitieve versie van de in opdracht van het UWV door verweerder opgemaakte rapportage van 27 februari 2017 staat voor zover van belang het volgende: 1. Eerste Indrukken. Betrokkene is een goed verzorgde vrouw, wier voorkomen conform haar kalenderleeftijd oogt (44 jaar). Er speelt voortdurende een flauwe glimlach rond haar mond bij een heldere oogopslag. Ze wordt begeleid door haar zoon. Bij binnenkomst beantwoordt ze vriendelijk mijn uitgestoken hand, maar stelt zich niet voor door haar naam te noemen. Ze blijkt niets te willen of te kunnen zeggen. Zoon doet het woord en grotendeels gaat het gesprek in het Turks, via de tolk. Betrokkene houdt vol om tijdens het onderzoek niets te zeggen en suggereert daarmee een 2/6

mutistisch beeld. Dit bij helder en alert bewustzijn. Ze imponeert als een vriendelijke, licht glimlachende, zwijgende en goed verzorgde vrouw. 2. Psychologische functies tijdens onderzoek Geen moment blijkt dat er problemen zouden zijn met het geheugen. De concentratie is goed gedurende het gesprek van ongeveer 45 minuten. Er zijn tijdens het onderzoek geen aanwijzingen voor psychotische verschijnselen als hallucinaties. De stemming lijkt licht opgewekt, het affect is moeilijk te beoordelen, omdat betrokkene zich stil houdt. 3. Verdere gespreksinhoud. Zijn moeder was ongeveer 6 jaar onder behandeling van een psychiater, de heer in H, tot 2014, zo laat zoon weten. Ze heeft van hem medicatie gekregen die ze nog steeds krijgt via de huisarts. 4. Testonderzoek. Uiteraard was een testonderzoek onmogelijk, ook niet met behulp van een tolk. 5. Overwegingen. Blijkens de brief van haar voormalig behandelaar, psychiater, een brief van 17 september 2009(!) leed betrokkene aan een psychotische depressie en wilde ze geen gesprekken, maar psychofarmaca. Volgens haar zoon nu, zou ze ook toen niet gepraat hebben en kreeg ze alleen een paardenmiddel. Betrokkene is nooit opgenomen geweest volgens de zoon, want daar kan ze niet tegen. Betrokkene gebruikt nog altijd medicatie, zo vertelt zoon, nu voorgeschreven door de huisarts. Het gaat om antidepressivum (Nortrilen), een slaapmiddel (Zoplicon) en een klassiek antipsychoticum (Cisordinol). Er komt nauwelijks informatie over betrokkene naar voren over haar voorgeschiedenis en het gezinsleven, behalve wat haar zoon daarover meedeelt. Die mededelingen, maar vooral haar presentatie, maken dat een psychotische depressie niet kan worden vastgesteld en ook niet waarschijnlijk is. Er is geen manifeste lijdensdruk, geen gedaalde stemming, en er zijn geen positieve aanwijzingen voor wanen en hallucinaties. Die dan maar veronderstellen vanuit een brief van haar toenmalige behandelaar uit 2009 is een verkeerde redeneerwijze. Er zijn positieve argumenten nodig om diagnostische uitspraken te kunnen onderbouwen. Tegelijkertijd is er wel een direct extern belang bij het stand houden van een mutistisch beeld. Als iemand niets zegt, kunnen er ook geen dingen gezegd worden die een diagnose al of niet waarschijnlijk maken en kan de oude diagnose voorzichtigheidshalve dan maar gehandhaafd worden en zodoende het mutisme bekrachtigen. Bovendien is mutisme een uiterst zeldzame aandoening die meestal bij ernstig getraumatiseerde kinderen voorkomt, veelal selectief is (dus niet tegenover iedereen) en kortdurende van aard is, enkele uren tot enkele dagen. Het beeld echter komt de laatste jaren relatief veel voor in de populatie van het UWV die ik onderzoek en heeft al geleid tot fraudezaken. Dit alles leidt ertoe dat geen diagnose kan worden vastgesteld en dat een verdenking is op malingering. 6. Classificatie volgens DSM IV AS I V71.09 Geen diagnose op As I. Er is thans geen onderbouwing voor welke diagnose dan ook. Cave: V65.2 Malingering Er is wel een verdenking op malingering op grond van de observaties. 3/6

AS V Globale beoordeling van het functioneren: Huidige GAF:70 7. Conclusies en beantwoording van de vraagstelling. 2. Welke diagnose heeft u gesteld volgende de DSM-IV classificatie? De diagnose/classificatie is gegeven in paragraaf 6. 3. Bestaan er beperkingen t.a.v. het verrichten van arbeid (ten gevolge van ziekte of gebrek) in psychiatrische zin? Zo ja, welke? Bij het ontbreken van een diagnose kunnen geen beperkingen worden vastgesteld. 2.7 Op 27 februari 2017 is eveneens een verzekeringsgeneeskundige rapportage door de verzekeringsarts uitgebracht, waarin is geconcludeerd dat klaagster normaal belastbaar wordt geacht. 2.8 Vanaf 27 maart 2017 is klaagster voor 0% arbeidsongeschikt verklaard en heeft het UWV beslist dat zij geen recht heeft op een WIA uitkering. Het beroep van klaagster tegen deze beslissing is gegrond verklaard en zij ontvangt thans weer een uitkering. 2.9 Op 20 september 2017 heeft, GZ-psycholoog, op verzoek van klaagster een expertiserapportage over haar uitgebracht en daarin het rapport van verweerder beoordeeld. Als DSM IV diagnose stelt de GZ-psycholoog: Depressieve stoornis, recidiverend, met psychotische kenmerken, sociale fobie, gegeneraliseerd (o.a. kenmerken van mutisme ), agorafobie, pijnstoornis gebonden aan psychische factoren. Persoonlijkheidsstoornis NAO, zwakbegaafdheid. 3. De klacht en het standpunt van klaagster De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder: - een onjuiste rapportage ten aanzien van klaagster heeft opgesteld; - klaagster ten onrechte verdenkt van malingering. Klaagster stelt hiertoe dat zij te kampen heeft met ernstige psychische problemen. Er is onder andere sprake van een sociale angststoornis, waardoor zij niet met anderen praat. Verweerder heeft dat in zijn rapportage niet onderkend, waardoor hij klaagster tegenover het UWV in een zeer nadelige positie heeft gebracht. Daarnaast verdenkt verweerder klaagster ten onrechte van malingering; een ernstige verdachtmaking. 4. Het standpunt van verweerder Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan. 5. De beoordeling 5.1 Het college wijst er allereerst op dat het bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen niet gaat om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening 4/6

houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in zijn beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard. 5.2 De klacht ziet op diverse conclusies die verweerder in zijn rapportage heeft getrokken ten aanzien van klaagster. Verweerder heeft geschreven dat hij door het gebrek aan informatie over klaagster in combinatie met (vooral) haar presentatie niet heeft kunnen vaststellen dat bij haar sprake was van een psychotische depressie en dat er ook geen positieve aanwijzingen waren voor wanen en hallucinaties. Verweerder heeft op grond van het voorgaande geconcludeerd dat ten aanzien van klaagster geen diagnose kon worden gesteld. Daarbij heeft verweerder meegewogen dat er positieve argumenten nodig zijn om een diagnostische uitspraak te onderbouwen en dat het onredelijk is uit te gaan van een oude diagnose. Verweerder heeft voorts gerapporteerd dat klaagster heeft gesuggereerd te lijden aan mutisme door te zwijgen tijdens het onderzoek. Verweerder verdenkt klaagster op dit punt van malingering. Het eerste klachtonderdeel 5.3 Klaagster verwijt verweerder dat uit zijn conclusie, namelijk dat geen diagnose kan worden gesteld, blijkt dat hij haar problematiek niet heeft onderkend. Het college gaat hierin mee. Verweerder biedt in zijn rapportage immers onvoldoende basis voor zijn conclusie dat er geen diagnose kan worden gesteld. Verweerder heeft zich slechts gebaseerd op informatie die hij van het UWV en de verzekeringsarts heeft ontvangen en heeft geen nadere informatie opgevraagd bij de huisarts. Dit terwijl klaagster op recept van de huisarts medicatie gebruikt, waaronder antidepressiva en een antipsychoticum. Feitelijk heeft verweerder zijn conclusie alleen op zijn eigen waarnemingen gegrond tijdens een onderzoek dat hooguit 45 minuten heeft geduurd. Verweerder kon met de beperkte informatie die hij voorhanden had niet tot deze conclusie komen. Hiermee heeft verweerder onzorgvuldig en onprofessioneel gehandeld en de problematiek van klaagster niet serieus genomen. Het had op zijn weg gelegen nadere informatie op te vragen of in het uiterste geval de opdracht als niet uitvoerbaar aan het UWV terug te geven. Bovendien blijkt het onprofessionele handelen van verweerder ook uit het onjuiste gebruik van DSM-IV classificatie. Hoewel hij in zijn rapportage heeft geschreven dat hij geen diagnose kan stellen, heeft hij dat uiteindelijk wel gedaan. Bij AS I staat namelijk: V71.09 Geen diagnose op As I. Dat betekent dat er geen sprake is van een op As I te classificeren stoornis volgens de DSM IV (toen gehanteerd classificatiesysteem), wat iets anders is dan de constatering dat het niet mogelijk is om een uitspraak te doen over óf er wel sprake is van een diagnose. Ook wordt op AS V een uitspraak gedaan over het huidig functioneren: GAF=70, wat alleen gebaseerd is op de zeer beperkte eigen observaties en veronderstellingen. Conclusie van het voorgaande is dat het eerste klachtonderdeel slaagt. Overigens kan het college niet vaststellen of klaagster voortdurend heeft geglimlacht tijdens het onderzoek. Partijen verschillen daarover van mening zodat dit verder in het midden zal blijven. Het tweede klachtonderdeel 5.4 Verweerder heeft de verdenking van malingering eveneens onvoldoende onderbouwd. Verweerder heeft in zijn rapportage ernstig in twijfel getrokken of klaagster wel lijdt aan mutisme. Hij baseert zich daarbij vooral op zijn eigen ervaringen met zwijgende frauderende cliënten die hij vanuit het UWV in zijn praktijk ontvangt. Ter zitting heeft 5/6

hij daarop een toelichting gegeven. Hij heeft verklaard dat hij zich door deze negatieve ervaringen is gaan specialiseren in malingering en zijn strategie hierop heeft aangepast. Hij irriteert zich aan frauderende cliënten. Het college heeft de indruk gekregen dat deze irritatie van verweerder zijn rapportage ten aanzien van klaagster heeft gekleurd. Ten opzichte van klaagster is dat niet zorgvuldig. Hiermee is haar de kans op een objectieve rapportage ontnomen. Het lijkt erop dat verweerder op de stoel van het UWV is gaan zitten in plaats van als GZ-psycholoog objectief onderzoek naar haar geestesgesteldheid te doen. Het tweede klachtonderdeel slaagt eveneens. Verweerder is te snel uitgegaan van malingering, hetgeen een ernstige verdenking is en om een zorgvuldige onderbouwing vraagt. 5.5 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klaagster had behoren te betrachten. 5.6 Voor de vraag welke op te leggen maatregel daarvoor passend is, geldt het volgende. Het onprofessionele handelen van verweerder heeft grote gevolgen voor klaagster gehad, zie hiervoor onder 2.8. Bovendien is ter zitting gebleken dat sprake is van een gebrek aan zelfreflectie bij verweerder. Hij vergoelijkt zijn wijze van rapporteren op grond van eerdere negatieve ervaringen. Voor klaagster had dat tot gevolg dat zij niet voldoende serieus is genomen. Niet gebleken is dat verweerder van plan is zijn werkwijze aan te passen en deze zaak als een leermoment ziet. Het college is dan ook van oordeel dat verweerder een duidelijk signaal moet krijgen dat zijn handelen onzorgvuldig is geweest. De maatregel van berisping is daarvoor passend en geboden. Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt. 6. De beslissing Het college: - verklaart de klacht in al haar onderdelen gegrond; - legt aan verweerder de maatregel van berisping op. Bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorgjurisprudentie en De Psycholoog ter bekendmaking zal worden aangeboden. Aldus beslist door: mr. drs. G.M. Boekhoudt, voorzitter, drs. B.R. Jedding, drs. E.S.J. Roorda en dr. C.H.J.A.M. van de Vijfeijken, leden-gezondheidszorgpsychologen, mr. drs. C. van Glabbeek, lid-jurist, bijgestaan door mr. G.H. Felix, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2018 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris. w.g. secretaris w.g. voorzitter 6/6