Titel IV Brand 1. VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVER De werkgever neemt de nodige maatregelen, door de omstandigheden aangewezen, om :

Vergelijkbare documenten
Circulaire BRANDPREVENTIE

Circulaire BRANDPREVENTIE

Fiche 9 (Analyse): Artikel 52 van het ARAB

KB van 28 maart 2014 Brandpreventie op de arbeidsplaatsen

Brandpreventie in het bedrijfsleven

Brandpreventie- dossier. Caroline Deleu. Activity Manager B.U. Environment, Safety & Sustainability

Infosessie bijscholing preventieadviseurs

E1.1 Algemene richtlijnen evacuatie DOC.NR.: Controle REVISIE: 0 DATUM: PAGINA: 1

Onderrichtingen voor EVACUATIE van de schoolgebouwen

BHV/Ontruimingsplan Ouderenzorg Anders BEM gemeente Steenbergen

Leidraad voor opstellen interventiedossier

BRANDVEILIGHEID GEBOUWEN VOOR KINDEROPVANG. Ronny Houben

BRAND- EN INTERVENTIEDOSSIER

Welke elementen ondernemen om oudere appartementsgebouwen veiliger maken

Adviesverlening & begeleiding Preventie en welzijn. Brand & evacuatie gebruikers gc Berkenhof

Codex over het welzijn op het werk. Boek IX.- Collectieve bescherming en individuele uitrusting. Titel 1. Collectieve beschermingsmiddelen

WAAROM KIEZEN VOOR ELECTROTEST?

- WAT IS BRAND? - BRANDKLASSEN - HOE EEN BRAND BESTRIJDEN? - KLEINE BLUSMIDDELEN - WAT TE DOEN BIJ BRAND - VOORKOMEN VAN BRAND

Tijdens elke activiteit een hoofdverantwoordelijke aanduiden en minstens 1 keer per jaar een evacuatie-oefening houden zijn de belangrijkste taken!

Inlichtingen betreffende evacuatie (doc. 1)

VERZEKERAARSVOORSCHRIFTEN VOOR DE INSTALLATIE VAN AUTOMATISCHE BRANDDETECTIESYSTEMEN

a. Bijlage 1 tekeningen

Deel II Organisatie PBW. Het betreft de documenten bepaald in : - titel I hoofdstuk III van de CODEX; - titel II hoofdstuk I van de CODEX.

Codex over het welzijn op het werk. Boek III.- Arbeidsplaatsen. Titel 3. Brandpreventie op de arbeidsplaatsen

- Zelfredzaamheid! - Opvang brandweer (IP) - Brandcommando - CP-OPS - KB 2006 NOODPLANNING

Evacuatierichtlijnen

PERIODIEKE CONTROLES MET BETREKKING TOT BRANDBESTRIJDING

Uitgebreide toelichting over controle en onderhoud van beschermingsmiddelen tegen brand

ARAD 06. Bepalingen inzake gemeenschappelijke industriële risico's. Voorkomen van de risico's met wegvoertuigen 1. ALGEMEEN

Bedrijfshulpverleningsplan

Evacuatierichtlijnen

Koninklijk besluit van 28 maart 2014 betreffende de brandpreventie op de arbeidsplaatsen (B.S )

Stichting Dante s Vriendjes Televisiebaan 106a 3402 VH IJsselstein Tel GSM info@dantesvriendjes.nl.

Adres : Postcode : Plaats : Telefoon :

KB 28 maart 2014 Preventie van brand op de arbeidsplaats

Veiligheid, gezondheid en welzijn op school. Onthaaldocument voor onderwijzend en ondersteunend personeel, stagiairs en interimarissen.

BRANDPREVENTIE. op de arbeidsplaatsen.

EVACUATIEPLAN. 1. Aantal evacuatieoefeningen: 2. richtlijnen evacuatie leerlingen. 3. alarmsignaal INSTRUCTIES PERSONEEL. schooljaar

Algemene instructies in geval van brand

INFORMATIEFICHE VRIJWILLIGE BRANDWEER SCHOTEN 1/7

Mededeling betreffende het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2004 houdende de normen voor de preventie van brand in de mini-crèches

-1- Over welke domeinen gaat de V&G-wetgeving? -1- Voor wie geldt de V&Gwetgeving? -1- Noem de twee vormen van overleg.

BRAND. Algemene informatie over brand

Wetgeving rond brandveiligheid voor de kinderdagverblijven

Evacuatie- en brandrichtlijnen

Overzicht wetgeving brandpreventie. Ir. Pieter De Munck

Concordantietabel boek III Arbeidsplaatsen van de codex welzijn op het werk

Concordantietabel boek III Arbeidsplaatsen van de codex welzijn op het werk

Oprichten en opleiden van de brandbestrijdingsdienst. Luc De Wilde directeur Provinciale Brandweerschool van Oost-Vlaanderen

ExpErt in brandpreventie

CALAMITEITENPLAN. P.C.B.O. De Loopplank / B.S.O. Kom aan boord / K.D.V. De Bereboot Pieter de Hoochplaats SC Alblasserdam

Zedelgem, Aan. Provinciaal Opleidingcentrum voor Veiligheidsdiensten ( P.O.V. ) Bijlagen :

Preventie en wetgeving. Focus op brandpreventie 2014/2

NBN S en 2 Een nieuwe aanpak van branddetectie

Prev 1. Wat in de vorige hoofdstukken?

Indien er in uw omgeving een medewerker of bezoeker onwel wordt belt u onmiddellijk het alarmnummer 113.

In dit document zijn de letterlijke teksten van relevante wetsartikelen opgenomen.

BIJLAGEN Lijst bedrijfshulpverleners Ontruimingsplan stroomschema Ontruimingsplan stroomschema H- BHV Ontruimingsplan stroomschema BO

Interne evacuatieplanning

Focus op brandpreventie

Handleiding voor het opstellen van een bedrijfsnoodplan

Voorwoord. Algemene gegevens:

Brand : waarschuwen en reageren. Veilig Wonen

VR DOC.0787/4

Hoe kan Provikmo u praktisch bijstaan? Infosessie September 2014

safety ORGANISATIE VAN EEN EVACUATIEOEFENING

VOORAL DE ALINEA S IN HET ROOD ZIJN ZEER BELANGRIJK VOOR HET JAARMARKTGEBEUREN

AREI : DE KB 2012 AANPASSINGEN

BHV: Bedrijfshulpverlening Ontruimingsplan Laatste update

3/06/2014. Rob Nachtergaele HSE-Advisor Unilin Stag. Onderluitenant Brandweer Pittem. 10/06/2014 Studiedag brand Prebes INHOUD:

Collectieve beschermingsmiddelen Wetgevende nota

Brandbestrijding in het onderwijs. Lt. Jörge Engels technicus brandvoorkoming, interventieplanning, jeugdbrandweer

De nieuwe regel voor branddetectie DTD S Inhoudelijke verschillen

TOOLBOXMEETING VEILIGHEID- EN GEZONDHEIDSSIGNALISATIE

Ontruimingsplan Kbs de Beiaard

CHECKLIST 1 ORGANISEREN VAN HET BRANDRISICOBEHEER (zie FLOWCHART 1)

Introductie uitzendkrachten

Brandpreventie & -Bestrijding VEILIGHEIDSSIGNALERING Het uitbouwen van een efficiënt preventieplan wordt steeds belangrijker.

Het Intern Noodplan. BrandPreventie-Dossier.be. Een praktische toelichting. Weet wat te doen bij brand!!

Datum: Beveiliging van radioactieve bronnen tegen het brandrisico Betrokkenheid van de dienst voor fysische controle

Brandveiligheid kamerwoningen

II. 12 BVCHECK MC Checklist voor de preventie van brand in de mini-crèches

Ontruimingsplan Emmauskerk Middelharnis

Bijlage 5. Specifieke brandveiligheidsnormen van toepassing op die toeristische logies overeenkomstig de tabel in bijlage 1 bij dit besluit

Brandpreventie op de arbeidsplaats KB 28/03/14 BS 23/04/14. Infosessie September 2014

INSTALLATIES 12 ONAFHANKELIJKHEID VAN EEN ELEKTRISCHE INSTALLATIE TEN OVERSTAAN VAN ANDERE INSTALLATIES

Codex over het welzijn op het werk. Boek III.- Arbeidsplaatsen. Titel 2. Elektrische installaties

EVACUATIE BIJ BRANDALARM. Evacuatieplan bij Brandalarm

Hulpverleningszone Fluvia ten dienste van bedrijven

Fireforum Congress 20/11/2018. Maj. Dieter Brants (MSc, PgD Fire Safety Engineer UGent) Robby De Roeck (MSc, PgD Fire Safety Engineer UGent)

Basisveiligheid voor technische en facilitair departement

1. Aanvraagplannen werden ons overgemaakt door 2. Inplantingsplaats: Pijnven - Kerkhoven

Deel IV Bepalingen in verband met risico s van rijdende spoorvoertuigen. Titel IV Voorschriften toepasselijk tijdens rangeringen. Hoofdstuk I Algemeen

BRANDVEILIGHEID BRANDPREVENTIE -RISICOANALYSE - ALGEMEEN

Brandbeveiligingsregels

RISICOANALYSE DOC.NR.: A STAGIAIRS

Datum: 08 december Ontruimingsplan voor BEACH HOTEL V.O.F. Duinweg EC Zoutelande

Ontruimingsplan. Scoutinggebouw DILLENBURG. Van de Willem de Zwijgergroep III

Bericht 5 H-VM 2011 ARAD 06 WELZIJN OP HET WERK. Naamswijziging nieuwe structuur geactualiseerde teksten

BRANDBESTRIJDING IN EEN KINDERDAGVERBLIJF

Transcriptie:

ARAD 06 Deel V Bepalingen met betrekking tot gemeenschappelijke industriële risico's Titel IV Brand Hoofdstuk II Organisatie van de brandpreventie en de brandbestrijding 1. VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVER 1011 De verplichtingen van de werkgever inzake brandpreventie en bestrijding staan vermeld in artikel 52 van het ARAB. Ze worden hieronder in detail beschreven. 1.1. Preventiemaatregelen 1012 De werkgever neemt de nodige maatregelen, door de omstandigheden aangewezen, om : a) brand te voorkomen; b) ieder begin van brand snel en doeltreffend te bestrijden; c) in geval van brand : - te waarschuwen en alarm te geven; - de veiligheid van de personen te verzekeren en zo nodig voor hun snelle en gevaarloze ontruiming te zorgen; - onmiddellijk de gemeentelijke of gewestelijke brandweer te verwittigen. 1.2. Brandbestrijdingsmiddelen 1013 "De werkgever moet zorgen voor een voldoende en aan de omstandigheden aangepaste uitrusting om brand te bestrijden. Voor het bepalen van die uitrusting raadpleegt hij de bevoegde brandweer : a) als hij ten minste 50 werknemers tewerkstelt in eenzelfde gebouw of in verscheidene naburige gebouwen die een geheel vormen; b) of als het gebouw of het gedeelte van het gebouw dat hij bezet, een lokaal van de eerste groep bevat." (Voor de indeling van de lokalen in groepen, zie randnummer 1031).

Blz. 2 Het brandbestrijdingsmateriaal moet : - in goede staat van onderhoud verkeren; - beschermd zijn tegen vorst; - goed aangegeven zijn; - gemakkelijk bereikbaar zijn; - oordeelkundig verdeeld zijn; - onmiddellijk in werking kunnen gebracht worden; - periodiek gecontroleerd worden (de periode kan variabel zijn volgens de locatie). Opmerking : onder bevoegde brandweer verstaat men de gemeentelijke of regionale brandweer. De contacten zullen genomen worden door Dir PA (zie randnummer 1018). 1.3. Waarschuwings- en alarmmiddelen 1014 De werkgever moet waarschuwings- en alarmmiddelen aanbrengen : a) als hij ten minste 50 werknemers tewerkstelt in eenzelfde gebouw of in verscheidene naburige gebouwen die een geheel vormen; b) als het gebouw of het gedeelte van het gebouw dat hij bezet, een lokaal van de eerste groep omvat; c) of als hij verscheidene verdiepingen van een gebouw bezet. De waarschuwings- en alarmposten moeten : - voldoende in aantal zijn; - gemakkelijk bereikbaar zijn; - oordeelkundig verdeeld zijn; - goed aangegeven zijn; - in goede staat van werking en onderhoud verkeren. De waarschuwings- en alarmsignalen mogen geen verwarring kunnen stichten met elkaar of met andere signalen. De alarmsignalen moeten door de belanghebbenden kunnen waargenomen worden. De elektrische netten voor de waarschuwing en het alarm moeten verschillend zijn. Het waarschuwings- en alarmmateriaal moet periodiek (jaarlijks) gecontroleerd worden.

Blz. 3 1.4. Private dienst voor brandpreventie en -bestrijding 1015 De werkgever is verplicht een private dienst voor het voorkomen en bestrijden van brand op te richten die een voldoende aantal personen omvat, geoefend in het gebruik van het brandbestrijdingsmaterieel : a) als hij ten minste 50 werknemers tewerkstelt in eenzelfde gebouw of in verscheidene naburige gebouwen die een geheel vormen; b) of als het gebouw of het gedeelte van het gebouw dat hij bezet, een lokaal van de eerste groep omvat. Voor de samenstelling van deze dienst en de manier van werken ervan, raadpleegt hij de bevoegde brandweer. Bij de NMBS omvat deze private dienst : de plaatselijke brandpreventieleider(s) (PBL) en de eerste interventieploegen (EIP), en eventueel een tweede interventieploeg (TIP). De lijst van de leden van die private dienst moet in de inrichting uithangen en voorkomen in het plaatselijk geïllustreerd brandconsigne. Minstens eenmaal per jaar moeten waarschuwings-, alarm- en ontruimingsoefeningen worden georganiseerd. 1.5. Informatie van het personeel 1016 Onderrichtingen, in voldoende aantal aangeplakt op zichtbare plaatsen, die gemakkelijk te bereiken zijn; lichten het personeel in over de gedragslijn die moet gevolgd worden in geval van brand, onder meer wat betreft : 1 de waarschuwing van de directie en van de aangestelden voor de brandbestrijding; 2 de waarschuwing van de bevoegde brandweer; 3 de schikkingen die moeten getroffen worden om het alarm te geven; 4 de schikkingen die moeten getroffen worden om de veiligheid of de ontruiming van de personen te waarborgen; 5 het aanwenden van de middelen voor brandbestrijding die beschikbaar zijn in de inrichting; 6 de te nemen schikkingen om het optreden van de bevoegde brandweer te vergemakkelijken.

Blz. 4 2. VERPLICHTINGEN VAN DE PREVENTIEADVISEUR 1017 Volgens de bepalingen van artikel 5,7 d) van de CODEX II-I moet de interne dienst en bijgevolg de preventieadviseur een advies verlenen over het opstellen van onderrichtingen aangaande brandpreventie. In feite is de taak van de preventieadviseur veelomvattender. Hij komt tussen in alle stadia van de getroffen maatregelen inzake brandpreventie, meer bepaald : - de drie groene lichten voor de verwerving (aankoop, bouw, huur, enz...) van gebouwen; - de drie groene lichten voor de aankoop van brandbestrijdingsuitrustingen en voor hun plaatsing; - de drie groene lichten voor de aankoop van bij brand gebruikte persoonlijke beschermingsuitrustingen; - advies over het aanbrengen van de veiligheids- en gezondheidssignalisatie inzake brand; - visa voor de algemene en plaatselijke brandconsignes. - meldt de eventuele inbreuken, die betrekking hebben op de brandveiligheid, aan zijn onmiddellijke chef, aan de PA 313 en PA.01 (voor gebouwen van de openbare dienst) of aan PA.02 (voor privaat domein en terreinen). 3. TUSSENKOMST VAN DIRECTIE PA 1018 Directie PA 313 : a) stelt de principes op inzake brandbeveiliging en in het bijzonder voor : - de modellen voor de volledige brandconsignes, de modellen voor de vereenvoudigde brandconsignes en de modellen voor de geïllustreerde brandconsignes; - de brandsignalisatie; - de opleiding van : - de brandpreventieleiders; - de brandpreventieploegen (brandweerploeg); - de eerste interventieploegen; - de technici; - het personeel dat de blusmiddelen onderhoud.

Blz. 5 b) stelt het brandconsigne op voor de directiegebouwen; c) stelt eventueel de brandconsignes op voor de diensten die daarom vragen of helpt hen hierbij; d) laat de brandconsignes en hun wijzigingen viseren door de preventieadviseur verantwoordelijk (voor de brandpreventie) voor de installatie. Let er wel op dat de preventieadviseur met betrekking tot brandpreventie enkel optreedt voor aspecten die met arbeidsveiligheid te maken hebben; e) controleert de brandbestrijdingsmiddelen, in alle gebouwen (ook in de werkplaatsen die erom verzoeken); f) bezorgt de diensten die daarom vragen alle nuttige inlichtingen aangaande brandpreventie; g) maakt een inventaris op van alle blusmiddelen; h) maakt een PV van de periodieke controles van de blusmiddelen; i) maakt, op verzoek, een expertiserapport inzake : - aantal en inplanting van de blusmiddelen; - evacuatieplan; - signalisatie; j) levert alle materieel en toebehoren inzake de brandveiligheid; k) verzorgt de wettelijke herkeuringen van de blusmiddelen. l) legt de noodzakelijke contacten met de betrokken brandweer ; m) keurt de opgestelde brandconsignes van de plaatselijke brandpreventieleider(s) goed, na visum van de plaatselijke preventieadviseur(s). Om dit te verwezenlijken zal PA 313, binnen de twintig werkdagen na ontvangst van de consignes : - ontvangst melden van de consignes aan de plaatselijke brandpreventieleider ; - de consignes nazien en ze vergelijken met de realiteit aan het terrein ; - de consignes goedkeuren of ze terugsturen naar de plaatselijke brandpreventieleder met aanwijzing van de tekortkomingen. Bij gebrek aan een antwoord van PA 313 binnen de twintig werkdagen na ontvangstmelding, worden de consignes als goedgekeurd beschouwd.

Blz. 6 4. SIGNALISATIE INZAKE BRANDBEVEILIGING 1019 De aan te brengen signalisatie voor de brandveiligheid staat vermeld onder de randnummers 358, 361, 363 en 1059 van het ARAD 06. 5. AUTOMATISCHE BRANDDETECTIE 5.1. Algemene maatregelen 1020 Een van de preventiemaatregelen bestaat in het plaatsen van een branddetectiesysteem in de gebouwen. Een automatische branddetectie-installatie moet het begin van een brand tijdig genoeg melden zodat : a) maatregelen voor de veiligheid van de personen kunnen worden getroffen; b) het vuur kan worden bestreden met of zonder automatische blusmiddelen of door de brandweerdiensten. Daartoe moet : - de plaats van de brand worden aangegeven; - het signaal altijd worden doorgezonden naar de betrokken personen. De installatie moet bijgevolg voldoen aan de volgende voorwaarden : - een voldoende aantal detectors die correct geplaatst zijn; - de storingen en defecten moeten gemeld worden; - vals alarm moet uitgeschakeld kunnen worden. Een automatische branddetectieinstallatie omvat : - detectors (aangepast aan de situatie : rook-, warmte- en/of vlamdetectors); - evenveel kringen of lussen als er zones zijn; om gemakkelijk een brand te localiseren is het immers noodzakelijk om verschillende kringen te leggen; - een of meer signalisatiepanelen die zodanig zijn opgebouwd dat de werking van een detector zorgt voor een akoestisch alarm, een brandalarm geeft door middel van verklikkers en de plaats van de betrokken zone wordt aangeduid. Die panelen moeten zich uiteraard bevinden in een lokaal waar ze gemakkelijk en doorlopend kunnen worden gezien. Ze kunnen rechtstreeks worden verbonden met de gewestelijke brandweer; - een hoofdbron voor de elektrische voeding; - een tweede elektrische voedingsbron, die in staat is om de vorige te vergangen in geval van defect;

Blz. 7 - een derde bron voor waarschuwing, een zogenaamde hulpbron, die enkel dient om aan te geven dat de twee voorgaande bronnen gelijktijdig gestoord zijn. Wanneer hij het eerste groen licht geeft, moet de preventieadviseur er in het bijzonder over waken dat het geplande branddetectiesysteem goed is aangepast aan de gebouwen. Hij moet dat systeem eveneens zorgvuldig controleren bij de indienststelling van de installaties. 5.2. Types van detectors 1021 Detectors zijn toestellen die permanent een omgeving bewaken. Er bestaan verschillende types van detectors, o.a. : - thermische detectors die reageren op een temperatuurstijging; - rookdetectors die bestaan uit foto-elektrische cellen die een veranderlijke stroom uitzenden naargelang van de lichtstroom die ze ontvangen; - vlamdetectors die gevoelig zijn voor de infraroodstraling die door alle vlammen wordt uitgezonden; - detectors met ionisatieverandering die de eerste tekenen van een smeulend vuur kunnen waarnemen. 5.3. Keuze van de detectors 1022 De keuze van de detectors is afhankelijk van verschillende elementen zoals : - type van plafond of dakvorm (puntdak, shetdaken, balken>15cm dikte,...) - de hoogte van het lokaal; - de omgevingstemperatuur; - de vochtigheid; - bijtende omgeving; - omgeving met ontploffingsgevaar; - rook, stof, spuitnevels die een vals alarm zouden kunnen veroorzaken; - optische straling; - luchtverplaatsingen (pulsie-extractie); - brandlast; Opmerking : indien detectors van het ionisch type (met een radioactieve bron) zijn geplaatst, moet dit uit veiligheidsredenen opgenomen worden in het brandconsigne en/of het geïllustreerd brandconsigne.

Blz. 8 6. PLAATSELIJKE BRANDPREVENTIELEIDER EN EERSTE INTERVENTIEPLOEGEN (EIP) 6.1. Plaatselijke brandpreventieleider 1023 6.1.1. AANDUIDING Een plaatselijke brandpreventieleider wordt aangeduid in de gevallen die bepaald zijn onder punt 1.4 (randnummer 1015) van het ARAD 06. De volgende voorschriften zijn van toepassing inzake de aanduiding van die leider : a) inrichtingen die door een enkele dienst worden bezet : - de dienstleider of zijn gemachtigde; b) inrichtingen die bezet worden door diensten van verschillende directies en/of stafdiensten waarvan één eenheid meer dan 70 % van het effectief van de werknemers omvat : - de dienstleider die permanent het grootste aantal werknemers tewerkstelt; of een andere dienstleider in onderlinge overeenkomst. Indien geen onderling akkoord wordt bekomen, wordt de eenheid, die de brandpreventieleider moet leveren, aangeduid door directie PA. De andere eenheden leveren een assistent aan de brandpreventieleider. c) inrichtingen die bezet worden door diensten van verschillende directies en/of stafdiensten, waarvan geen enkele eenheid meer dan 70 % van het effectief van de werknemers omvat : - de dienstleider van één van de eenheden met een voorkeur voor Directie Netwerk of voor de directie die permanent het grootste aantal werknemers tewerkstelt of een andere dienstleider in onderlinge overeenkomst. Indien geen onderling akkoord wordt bekomen, wordt de eenheid, die de brandpreventieleider moet leveren, aangeduid door directie PA. De andere eenheden leveren een assistent aan de brandpreventieleider. 6.1.2. OPDRACHT VAN DE PLAATSELIJKE BRANDPREVENTIELEIDER Deze persoon is de coördinator van de plaatselijke brandpreventie en zijn taak omvat het volgende : - opstellen van het plaatselijk brandconsigne, eventueel in samenwerking met de verantwoordelijken van de andere eenheden, PA.313 en Dir. PA; - de leden van de eerste interventieploeg en vervangers aanduiden en opleiden in akkoord met PA 313; - de brandsignalisatie, de veiligheidsverlichting controleren;

Blz. 9 - waken over de toepassing van de brandconsignes : doet de gegeven brandconsignes naleven en maakt zijn ploeg preventiebewust; - bewaart de controleboekjes van de installatie indien deze zich niet nabij de installatie bevinden; - bewaart de inventaris van de blusmiddelen; - de te gebruiken middelen controleren; als de leider van de interventieploeg kent hij het blusmaterieel waarover hij beschikt en houdt het in orde. Hij moet zeer goed weten hoe dat materiaal moet worden gehanteerd en nazien dat de toegang tot het middel vrij blijft; - de werkplek controleren op het einde van de werkdag. Deze taak wordt uitgevoerd door de personen die vermeld zijn in het brandconsigne; - het bevel tot blussen geven aan geschikte personen en toezien op de verrichtingen; - zijn ploeg ter beschikking houden van de brandweer; - leiden van de ontruiming; - de hulpverlening leiden op de plaats van de brand; - de testen van de akoestische signalen superviseren daar waar er bestaan. In de meeste gevallen wordt dit maandelijks uitgevoerd op de eerste donderdag van de maand om 11 uur. (Procedure wordt beschreven in het brandconsigne). In het kader van zijn opdracht draagt de plaatselijke brandpreventieleider een rode helm met speciaal kenteken. 6.1.3. LEIDER VAN DE EERSTE INTERVENTIEPLOEG. De leider van de eerste interventieploeg is de verbindingsman tussen de plaatselijke brandpreventieleider en de EIP-leden, en is verantwoordelijk voor zijn toegekende zone, verdieping, gebouw, enz Zijn taak omvat ondermeer : - het permanent bijhouden en aanpassen van de EIP-lijst en neemt de nodige maatregelen voor eventuele vervangers; - verzamelt alle informatie in aangaande de preventiemaatregelen en neemt de opmerkingen in acht van zijn EIP-leden binnen zijn gebied; - neemt de taken over van de plaatselijke brandpeventieleider binnen zijn zone; - kan eventueel de plaatselijke brandpreventieleider vervangen bij zijn afwezigheid (intern plaatselijk te organiseren); - bij alarm neemt hij de verslagen van de EIP-leden in ontvangst en maakt deze over aan de PBL. Deze personen dragen een gele helm met rode band met speciaal kenteken als herkenning.

Blz. 10 Indien het aantal EIP-leden groot is of indien ploegen worden gevormd binnen meerdere eenheden in eenzelfde gebouwencomplex, duidt men meerdere leiders van eerste interventieploegen aan (vb. blokleiders in het hoofdgebouw NMBS te Brussel). 6.2. Eerste interventieploegen 1024 6.2.1. AANDUIDING Zie punt 6.1.1 (randnummer 1023) van het ARAD 06. De lijst met de samenstelling van de EIP wordt in het gebouw uitgehangen. De lokale leider van de EIP zorgt ervoor dat de lijst permanent bijgehouden wordt en dat de EIP-leden die, wegens vertrek, mutatie, opruststelling, enz..., het gebouw verlaten, vervangen worden. De EIP-leden dragen een gele helm met speciaal kenteken die wijst op het absolute gezag waarop ze in het kader van hun opdracht kunnen aanspraak maken en waardoor ze door brandweer, politie en werknemers gemakkelijk kunnen worden herkend. Volgende aanbevelingen kunnen in aanmerking worden genomen voor het bepalen van een voldoende aantal EIP-leden : 1 Administratieve gebouwen : Aard van het risico Hoog risico en grote personeelsdichtheid Klein risico en grote personeelsen bureaudichtheid Aantal - 1 interventielid per 200 m² + 1 leider, met minstens 2 leden per verdieping - 1 interventielid per 500 m² + 1 leider met minstens 2 leden per verdieping 2 Werkplaatsen : Het aantal EIP-leden wordt vastgelegd op 1/10 van het effectief. 3 Stations : De aanbevelingen van de bevoegde brandweer zijn geldig. Ook PA 313 kan hiervoor geraadpleegd worden. 4 Specifieke lokalen met verhoogd risico : Twee EIP-leden (één effectief + één vervanger).

Blz. 11 5 Computerzalen (waarin in 3x8 u gewerkt wordt of waar zich een halon blusinstallatie bevindt). Ten minste twee personeelsleden per ploeg krijgen een EIP opdracht toebedeeld. Algemene opmerking PA.313 stelt in opdracht van Dir. PA een analyse- en expertiserapport op van alle NMBS-gebouwen. Dit verslag kan eveneens geraadpleegd en gebruikt worden als leidraad voor het vervullen van diverse taken inzake brandpreventie. Periodiek zullen de gebouwen geanalyseerd worden. 6.2.2. TAAK De opdracht van de EIP-leden is tweeledig : brand voorkomen en personen en goederen beschermen in geval van brand. a) Preventieopdracht VOORKOMEN : Elk lid van een interventieploeg moet : - worden ingelicht over de algemene en de bijzondere risico s van zijn sector; - de brandbestrijdingsmiddelen en hun plaats kennen; - ervoor zorgen geen onvoorzichtigheden of onachtzaamheden te begaan; - vrijwaren van de nooduitgangen en de gangen die er naartoe leiden. WAARNEMEN : - door te kijken : vonken; rook; - door te horen : geknetter, lekken, abnormale geluiden; - door te ruiken : rook, gaslucht, geur van solvent; - door te voelen : abnormale verhittingen (motoren, compressoren). STOPPEN : - de oorzaken van brand tegenhouden door preventief te werken, door te waarschuwen en te beveiligen, door het laten naleven van de consignes. b) Beschermingsopdracht Ten aanzien van personen Zodra het alarmsignaal (ononderbroken bel- of sirenegeluid) in werking treedt, hebben de EIP-leden de duidelijke plicht om : 1. al het personeel te evacueren uit de afdeling of de zone waarover ze verantwoordelijk zijn en ze naar de uitgangen, wegen en trappen te leiden die zijn aangeduid met het pictogram UITGANG of NOODUITGANG (zie randnummer 361).

Blz. 12 2. erop toe te zien dat niemand de liften gebruikt; dat is ten strengste verboden bij brand. 3. alle lokalen van hun afdeling of hun zone te controleren om : afgezonderde bedienden op te sporen; eventueel personen in moeilijkheden te helpen of te laten helpen; dat geldt vooral voor personen met een beperkte mobiliteit; na te gaan of de branddeuren goed gesloten zijn alsook de andere deuren en de ramen; 4. Na de voormelde opdrachten te hebben uitgevoerd, moet een van de EIPleden, per afdeling of per zone : verslag uitbrengen aan de plaatselijke brandpreventieleider of zijn vervanger die ter plaatse is (verzamelplaats wordt bepaald in het brandconsigne en op het geïllustreerd brandconsigne); vervolgens met de andere EIP-leden de directe omgeving van het gebouw vrijmaken door de werknemers te verzoeken zich naar een veilige zone te begeven. Er mag zich niemand meer langs de gevels bevinden. N.B. Nadat de voormelde taken zijn uitgevoerd, houden de EIP(en) zich ter beschikking van de plaatselijke leider van de brandpreventie voor het uitvoeren van andere taken die hen eventueel kunnen worden toevertrouwd. Ze mogen in geen geval persoonlijke risico s nemen. Ten aanzien van goederen Zodra er een brand uitbreekt, hebben de EIP(en) de volgende taken : BEOORDELEN : - grootte van de brand; - aangepast blusmiddel of methode bepalen. BESTRIJDEN : - van een kleine brand met de aanwezige blusmiddelen, in afwachting van versterking. UITBREIDING VOORKOMEN : - door de deuren te sluiten; - door de liften te ontruimen; - door brandgevaarlijke producten af te schermen, eventueel te verwijderen; - door de gastoevoer af te sluiten; - door de vaten af te koelen; - door de omgeving nat te houden.

Blz. 13 NABEWAKING : - Zich ervan vergewissen dat er geen heropflakkering kan gebeuren. Een EIP-lid moet altijd en overal en in alle omstandigheden doeltreffend optreden en de sector waarvoor hij is aangeduid grondig kennen. 6.3. Opleiding en brandoefeningen 1025 6.3.1. OPLEIDING PA 313 voorziet de volgende opleidingen : - BPL, preventieadviseurs : Een uitgebreide cursus van ongeveer 5 dagen. - BPL, EIP-leider : Een cursus van 2 à 4 dagen. - EIP-leden : Nieuwe leden : 1 dag (½ dag theorie + ½ dag praktijk). Heropleiding : 2-jaarlijks ½ dag (1½u theorie+1½u praktijk). 6.3.2. BRANDOEFENINGEN - 3- maandelijks : Te organiseren ter plaatse voor de EIP-leden door de BPL of de EIP-leider (eventueel in samenspraak met PA 313) en met als voornaamste aandachtspunten : - aanwezige brandgevaarlijke werken, - aanwezige brandgevaarlijke producten, - aanwezige evacuatiewegen, - instructies bij evacuatie (verzamelplaats, nazicht van zones, ), - plaats van aanwezige blusmiddelen, - plaats van hoofdschakelaars, voedingsventielen voor water en gas, - tijdelijke en definitieve wijzigingen van werksituaties, - opvang van brandweer, enz - Jaarlijks : Evacuatieoefening voor het volledig gebouwencomplex (eventueel opgesplitst in gedeelten ervan voor de continuïteit van de dienstverlening).

Blz. 14 7. BRANDCONSIGNE 1026 Elk gebouw of groep van gebouwen opgenomen in art. 52.2 (ARAB) moet beschikken over een brandconsigne. Dat moet worden opgesteld volgens de hierna vermelde bepalingen : a) Opstellen van een volledig brandconsigne Een volledig brandconsigne waarvan het canvas beschikbaar is op de intraweb-site van PA 313 moet steeds opgesteld worden in de volgende gevallen : - gebouwen waar meer dan 50 werknemers permanent aanwezig zijn of ; - lokalen waar industriële activiteiten uitgeoefend worden zoals laswerken, slijpen, schilderen, schrijnwerkerij, of ; - lokalen van de eerste groep van de lijst die door PA 313 wordt opgesteld. b) Opstellen van een vereenvoudigd brandconsigne Zulk een consigne, waarvan het canvas eveneens beschikbaar is op de intraweb-site van PA 313 moet worden opgesteld voor lokalen van de eerste groep maar waar minder dan 50 werknemers permanent aanwezig zijn. c) Opstellen van een geïllustreerd consigne en zo nodig een evacuatieplan Deze documenten moeten opgesteld worden voor alle gebouwen. De geïllustreerde consignes van het type A3 en de evacuatieplannen worden aangebracht door PA 313 en aangevuld en op punt gesteld door de BPL. De evacuatieplannen worden opgemaakt door de BPL in samenwerking met PA 313. Het plaatselijk brandconsigne wordt voorafgaandelijk geviseerd door de plaatselijke brandpreventieleider, de preventieadviseur(s) en goedgekeurd door PA 313. Het plaatselijk consigne moet periodiek herzien worden en inzonderheid na elke ombouw van lokalen of na elke gebeurtenis die van aard is om over de risico s of de bestrijdingsmiddelen te beïnvloeden. Het plaatselijk brandconsigne moet in deze gevallen geviseerd worden door PA 313 en door de plaatselijke brandpreventieleider.

Blz. 15 INHOUD VAN EEN BRANDCONSIGNE 1. Leiding van de brandpreventie 2. Het gebouw Namen en telefoonnummers Ingangen, bijzondere risico's 3. Voorzorgsmaatregelen Algemene maatregelen, geïllustreerd brandconsigne, brandgevaren, brandbewaking, nooduitgangen en noodverlichting 4. Beschermingsmiddelen 5. Detectiemiddelen 6. Blusmiddelen 7. Personeel 8. Waarschuwing 9. Alarm Onderverdeling van het gebouw Beschrijving van de installatie Verdeling van hydranten, brandblusapparaten, muurhaspels Eerste interventieploeg, opleiding, oefeningen Visuele waarschuwing (door personeel) Waarschuwing door rookdetectors en alarmdrukknoppen Wanneer en door wie wordt alarm gegeven? Automatische detectie Opdracht van de Eerste Interventie ploegen

Blz. 16 10. Bijzonderheden Plaatsen met verhoogd risico Bommelding Medische interventie Toegang tot het gebouw Plaatsen die een bepaald gevaar inhouden 11. Bijkomende belangrijke informatie Maatregelen te treffen bij kleine brand Administratie Diverse opdrachten 12. Documenten die van toepassing zijn Bijlage I Bijlage II Bijlage III Bijlage IV Bijlage V Bijlage VI Bijlage VII Bijlage VIII Bijlage IX Bijlage X Bijlage XI - Optische tekens - Evacuatieplan - Visuele detectie - Evacuatieplan - Automatische detectie - Vuurvergunning - Vuurvergunning (vervolg) - Situatieplan - Geïllustreerd brandconsigne - Schema's van in- en uitgangen, de nooduitgangen en de plaats van de blusmiddelen van de verschillende verdiepingen, plaatsen met verhoogd risico - Rapport van brandbeveiliging - Meldingsblad ontruiming - Verdeling van de blusmiddelen in het gebouw - Lijst van de lokalen met verhoogd risico - Lijst van de eerste interventieploegen