Uitspraak: 7 april 2015 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN



Vergelijkbare documenten
Uitspraak: 26 juli 2017 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

Postbus 2122, 6020 AC Budel T E. W.

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/175 Wtra AK van 27 juni 2016 van

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

Klachtencommissie Huisartsenzorg Midden-Nederland Uitspraak

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Regionaal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg te Eindhoven

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/337 Wtra AK van 24 augustus 2018 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/1388 Wtra AK van 9 maart 2018 van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Tuchtrecht in de gezondheidszorg

Uitspraak: 21 november 2016 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

Uitspraak: 20 december 2017 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

UITSPRAAK. Het College van Toezicht van de Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk te Utrecht (hierna: college ),

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19/340 Wtra AK van 15 juli 2019 van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Beslissing naar aanleiding van de op 28 december 2017 binnengekomen klacht van:

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/350 Wtra AK van 3 december 2018 van

17.105Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 7 maart 2018

C, tandarts, werkzaam te B, bijgestaan door mr. L. Neuschäfer-Greebe, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 9 augustus 2012 ingekomen klacht van

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

16.053Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 7 juni 2011 binnengekomen

16.029Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 december 2016

16.053Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Beslissing d.d. 17 juli 2008 naar aanleiding van de op 17 september 2007 ingekomen klacht van

Informatie aan niet-opdrachtgever. Mededelings- en onderzoeksplicht. Overdrachtsbelasting. Art. 13 wet op belastingen van rechtsverkeer.

SAMENVATTING Klacht over medewerking aan AMK-onderzoek; PO

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

heeft de volgende beslissing gegeven naar aanleiding van het hoger beroep van verweerder.

Klachtencommissie Huisartsenzorg Uitspraak. Kern: Eenzijdig opzeggen van de behandelingsovereenkomst door de huisarts

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen.

ADVIES. inzake de klacht van: de heer A, vader van B, klager gemachtigde: mevrouw mr. M. Shaaban. tegen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

18.001T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 20 juli 2018

De Raad van Toezicht Zwolle geeft de volgende uitspraak in de zaak van: W. makelaar, aangesloten bij de NVM, kantoorhoudende te R.

Beslissing d.d. 10 mei 2017 ex art Tuchtrechtreglement Bancaire Sector

Beslissing in de zaak onder nummer C van:

16.058T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

de heer L., makelaar in onroerende zaken, kantoorhoudende te B, hierna te noemen beklaagde Zitting: donderdag 18 oktober 2012

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/2657 Wtra AK van 20 oktober 2017 van

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

MAKELAARDIJ ONROEREND GOED L B.V.

201 BIEDEN, ONDERHANDELEN & TOTSTANDKOMING OVEREENKOMST

College van Beroep. Van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW)

16.137Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Echtscheiding, perikelen bij. Onvoldoende overleg opdrachtgever. Ongepast optreden.

16.029Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 december 2016

een bij een Aangesloten Instelling geregistreerde mediator; de door een Aangesloten Instelling vastgestelde gedragsregels;

Ontvankelijkheid. Klacht over (nog) niet verrichte handeling. Tuchtrechtelijke laakbaarheid van handelwijze in gerechtelijke procedure.

16.046T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 december 2016

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

16.062T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Meetinstructie niet nageleefd. Gering verschil opgegeven en werkelijke woonoppervlak.

iri werkzaam te s-hertogenbosch Uitspraak: 17juli 2017 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 14/3167 Wtra AK van 11 mei 2015 van

TUCHTREGLEMENT VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE GOLF FEDERATIE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Beslissing naar aanleiding van de op 11 januari 2017 binnengekomen klacht van:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

Het College van Toezicht van de Beroepsvereniging Professionals in Sociaal Werk te Utrecht, hierna: het College,

Raad voor de tuchtrechtspraak KNMG

2008/088 C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing in de zaak onder nummer 2008/088 van: A., wonende te B.

17.055Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Uitspraak: 26 januari 2010 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

Reglement Tuchtrechtspraak

- het op 4 juni 2014 ingekomen klaagschrift van [klager] ( klager ), inclusief 5 producties;

You created this PDF from an application that is not licensed to print to novapdf printer (

op de klacht van:mevrouw A. C., wonende te Huizen, hierna te noemen: klager

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beslissing d.d. 25 oktober 2017 ex art Tuchtrechtreglement Bancaire Sector

Geschillencommissie Huisartsenzorg West

Postbus 2122, 6020 AC Budel T E. W.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT. Beslissing in de zaak onder nummer van: C/05/ KL RK KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

A, verblijvende te B, bijgestaan door mr. A.R. van Dolder, advocaat te Heerhugowaard,

Klacht over discriminatie leerling. Er zijn geen feiten aangevoerd die discriminatie doen vermoeden. ADVIES

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K

17.154Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 9 augustus 2018

Wijziging tuchtrecht stichting TBNG Tuchtrechtspraak. Hoofdstuk 1 Algemeen. Artikel 1 Definitiebepaling

Raad voor de tuchtrechtspraak KNMG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam

Beslissing d.d. 15 november 2017 ex art Tuchtrechtreglement Bancaire Sector

Waardebepaling tegen de zin van een van de twee opdrachtgevers gemeld.

De heer S., aangesloten makelaar, verbonden aan [naam makelaarskantoor], [adres] beklaagde.

Mededelings- en onderzoeksplicht. Erfdienstbaarheid van weg t.b.v. het naburige perceel.

Transcriptie:

Uitspraak: 7 april 2015 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 12 november 2014 binnengekomen klacht van: [A] wonende te [B] klager tegen: [C] fysiotherapeut werkzaam te [D] verweerder gemachtigde mr. S. Slabbers te Amsterdam 1. Het verloop van de procedure Het college heeft kennisgenomen van: - het klaagschrift; - het verweerschrift. Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is ter openbare zitting van 25 februari 2015 behandeld. Aanwezig waren klager samen met zijn echtgenote en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde. - 1 -

2. De feiten Het gaat in deze zaak om het volgende: Verweerder is sinds 1998 fysiotherapeut. Verweerder heeft de echtgenote van klager in totaal zes maal behandeld in de periode van 4 juli 2014 tot en met 2 oktober 2014. Daags na beëindiging van de behandeling hebben de echtgenote van klager en verweerder een lunchafspraak gemaakt welke dezelfde dag is gevolgd door het aangaan van een amoureuze en seksuele relatie. Nadat de echtgenote van klager het bestaan van deze relatie op 9 november 2014 aan haar echtgenoot had opgebiecht, heeft zij verweerder te kennen gegeven de relatie te willen beëindigen, hetgeen aanvankelijk tot verzet bij verweerder leidde. Enkele dagen daarna heeft klager de onderhavige klacht ingediend. 3. Het standpunt van klager en de klacht Klager verwijt verweerder tijdens de behandeling van zijn echtgenote een seksuele relatie met haar te zijn aangegaan. Klager meent dat verweerder de ethische normen heeft geschonden door al tijdens de behandeling toespelingen te maken door vragen te stellen als: heb jij niet een zus die vrijgezel is? Volgens klager is de seksuele relatie al tijdens de behandeling ontstaan: er zou in de behandelkamer al zijn gezoend. Klager verwijt verweerder vervolgens zich aan het voortbestaan van de relatie te hebben vastgeklampt toen zijn echtgenote hem te kennen gaf ermee te willen stoppen. 4. Het standpunt van verweerder Verweerder betwist al tijdens de behandeling toespelingen te hebben gemaakt. Verweerder stelt dat de vonk twee minuten na het beëindigen van de behandeling oversprong. Verweerder stelt ook dat de echtgenote van klager en hij wel tijdens de behandeling verkennend hebben gesproken over een vorm van zakelijke samenwerking (de echtgenote is logopedist). Verweerder erkent dat de relatie niet had mogen ontstaan, althans niet zonder inachtneming van een zogenaamde afkoelingsperiode. Verweerder heeft stellig de indruk dat de echtgenote niet achter het indienen van de klacht staat. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 februari 2015 heeft verweerder erkend dat hij verkeerd heeft gehandeld door onmiddellijk na het beëindigen van de behandeling een seksuele relatie met de echtgenote van klager te zijn aangegaan. Hij stelt niet te hebben geweten dat hij tijdens de periode van behandeling niet met de echtgenote over zakelijke samenwerking had mogen spreken en dat hij zich, nadat zijn gemachtigde hem de relevante jurisprudentie van de tuchtcolleges op dit punt onder de aandacht heeft gebracht, realiseert dat - 2 -

hij ook na beëindiging van de behandelovereenkomst op zijn minst genomen een afkoelingsperiode had moeten inlassen alvorens een intieme, seksuele relatie aan te gaan. Nu hij zich mede door de onderhavige klacht terdege bewust is geworden van de geldende norm, acht hij de kans op herhaling niet aannemelijk. 5. De overwegingen van het college De onderhavige klacht is ingediend door de echtgenoot van de patiënte. Klager heeft voldoende rechtstreeks eigen belang om ontvankelijk te worden geacht in zijn klacht. Partijen zijn het niet eens over het moment waarop de relatie ontstond: volgens klager gebeurde dit al tijdens de behandeling en is er in de behandelkamer gezoend, volgens verweerder sloeg twee minuten na het beëindigen van de behandeling de vonk over. Onweersproken staat vast dat de seksuele relatie in ieder geval op 3 oktober 2014, de dag na beëindiging van de behandelrelatie, begon. Dit handelen van verweerder is naar het oordeel van het college onaanvaardbaar. Dit volgt uit de Modelregeling Fysiotherapeut-Patiënt: De fysiotherapeut dringt niet verder door tot de privésfeer dan in het kader van de hulpverlening noodzakelijk is. De fysiotherapeut onthoudt zich van contacten van seksuele aard gedurende de behandelrelatie. Verbale of lijfelijke intimiteiten zijn niet toegestaan. Onder Intimiteit in artikel 38 en 39a-e van de Beroepsregels en gedragsregels voor de fysiotherapeut van de KNGF staat in dit verband: 38 De fysiotherapeut dient zich tegenover de patiënt en diens eventuele begeleiders respectvol te gedragen. Informaliteit, die niet duidelijk gewenst is, dient achterwege te blijven. 39a Indien bij de fysiotherapeut andere dan zakelijke en in een professionele hulpverleningssituatie passende gevoelens een rol spelen, is het noodzakelijk de behandeling tactvol aan een collega over te dragen. 39b Indien de fysiotherapeut vermoedt dat bij de patiënt andere dan zakelijke en in een professionele hulpverleningssituatie passende gevoelens een rol spelen, is het voor de fysiotherapeut noodzakelijk zich hiervan te vergewissen en zonodig de patiënt er tactvol op te attenderen dat deze gevoelens niet kunnen worden beantwoord. Blijven de signalen zich herhalen, dan is overdragen van de behandeling noodzakelijk. - 3 -

39c Indien fysiotherapeut en patiënt vaststellen dat, wederzijds, andere dan zakelijke en in een professionele hulpverleningssituatie passende gevoelens een rol spelen, dient de behandeling te worden beëindigd. In overleg met de patiënt kan de behandeling worden overgedragen aan een collega. 39d De fysiotherapeut dient alle onvermijdelijke handelingen die als te informeel, of als erotisch (bedoeld), zouden kunnen worden opgevat, te verklaren en met de nodige zorg te omgeven. De toestemming van de patiënt dient te worden afgewacht. 39e Ook verbale uitingen met een dergelijk karakter dienen te allen tijde te worden nagelaten daar deze strijdig zijn met de correcte bejegening die de persoonlijke waardigheid van de patiënt respecteert. Hoewel niet aannemelijk is dat, zoals verweerder stelt, twee minuten na het einde van de behandelperiode voor het eerst van intimiteit sprake was, acht het college het tijdstip waarop de relatie meer werd dan een behandelrelatie niet van doorslaggevende betekenis. Verweerder had immers, zoals hij ook heeft erkend, na het beëindigen van de behandelovereenkomst een afkoelingsperiode in acht dienen te nemen alvorens een (seksuele) relatie te beginnen. Deze via diverse publicaties in vakliteratuur geduide afkoelingsperiode dient ertoe te voorkomen dat een behandelaar al tijdens de behandeling van plan is een relatie te willen beginnen met zijn patiënte, en dit zijn behandelbeleid kan beïnvloeden. Algemeen erkend is dat ook na het beëindigen van de behandelrelatie er iets van die behandelrelatie en de daarbij horende machtsverschillen, gezagsverhouding of afhankelijkheid blijft bestaan. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de klacht van klager gegrond is doordat verweerder geen afkoelingsperiode in acht heeft genomen. Het college acht het handelen van verweerder ernstig verwijtbaar. Verweerder heeft een behandelrelatie, waarin een patiënte van hem afhankelijk is, vrijwel naadloos doen overgaan in een amoureuze en seksuele relatie, waarmee hij misbruik heeft gemaakt van de afhankelijkheid die aan een behandelrelatie inherent is. Voor wat betreft de op te leggen maatregel overweegt het college dat een schorsing een passende maatregel is voor een dergelijk ernstig feit. Verweerder is weliswaar naar het oordeel van het college thans doordrongen van de voor hem geldende beroepsnorm, maar verweerder heeft anderzijds geen professionele hulp gezocht teneinde de kans op herhaling te minimaliseren. Het college acht daarom een deels voorwaardelijke en deels onvoorwaardelijke schorsing van hierna te melden duur op zijn plaats. - 4 -

6. De beslissing Het college: - verklaart de klacht gegrond; - legt aan verweerder op een onvoorwaardelijke schorsing van de inschrijving in het register voor de duur van een maand ingaande drie weken nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden; - legt voorts aan verweerder op de maatregel van schorsing van de inschrijving in het register voor de duur van twee maanden, met bevel dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij het bevoegde regionale tuchtcollege later anders mocht bepalen op grond dat verweerder voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met de goede zorg die hij als fysiotherapeut behoort te betrachten dan wel in strijd is met het belang van de individuele gezondheidszorg; - bepaalt dat de proeftijd ingaat op de dag na het verstrijken van het onvoorwaardelijke gedeelte van deze maatregel. Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. I.F. Schouwink als lid-jurist, A.M.G. Zwaans, W.M. Mooij en J.A. Mooten als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. K. Hoebers-Provoost als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2015 in aanwezigheid van de secretaris. - 5 -