Examenvoorbereiding 2018 Nederlands (HAVO)

Vergelijkbare documenten
5 havo Nederlands mevr. Rozendaal. Leesvaardigheid examenvoorbereidingen

Examenvoorbereiding 2017 Nederlands (HAVO)

NEDERLANDSE TAAL EN LITERATUUR HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

NEDERLANDS (3F) HAVO SYLLABUS CENTRAAL EXAMEN 2019

NEDERLANDS (3F) HAVO SYLLABUS CENTRAAL EXAMEN 2020

NEDERLANDS (3F) HAVO SYLLABUS CENTRAAL EXAMEN 2018

NEDERLANDS (3F) HAVO SYLLABUS CENTRAAL EXAMEN Versie 2, juni 2015

NEDERLANDS VWO (4F) SYLLABUS CENTRAAL EXAMEN 2019

NEDERLANDS VWO (4F) SYLLABUS CENTRAAL EXAMEN 2020

NEDERLANDS VWO (4F) SYLLABUS CENTRAAL EXAMEN 2018

NEDERLANDS VWO (4F) SYLLABUS CENTRAAL EXAMEN Versie 2, juni 2015

NEDERLANDS (3F) HAVO SYLLABUS CENTRAAL EXAMEN Versie 2, juli 2017

NEDERLANDS VWO (4F) CONCEPTSYLLABUS CENTRAAL EXAMEN 2018

NEDERLANDSE TAAL EN LITERATUUR HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V16.8.1

Nieuw Nederlands Katern 4/5 havo 5/6 vwo. 1

4 Levende Talen Magazine

Samenvatting Nederlands Examenbundel Nederlands

Samenvatting Nederlands H2 Argumentatie

Samenvatting Nederlands Domein A: leesvaardigheid en domein D: argumentatieve vaardigheden

onthouden. Schrijfdoelen Schrijfdoel Inhoud schrijfdoel Voorbeeld vermaakt door een leuk, spannen, aangrijpend of interessante tekst.

Oriënterend lezen. Globaal lezen. Intensief lezen. Zoekend leen. Kritisch lezen. Studerend lezen

NEDERLANDS VWO. Syllabus centraal examen 2012

SLO-leerdoelenkaart beheersingsniveaus Nederlands bovenbouw havo/vwo

Lezen. Doelgroep Lezen. Omschrijving Lezen

Nederlands HAVO. Syllabus centraal examen 2011

Samenvatting Nederlands Tekstbegrip

Nederlands VWO. Syllabus centraal examen 2010

Samenvatting door Manou 656 woorden 24 mei keer beoordeeld. Nederlands. Samenvatting Nederlands leesvaardigheid.

Samenvatting Nederlands Module 9

De theorie voor leesvaardigheid in de vorm van een stappenplan

SAMENVATTING DIGITALE VELDRAADPLEGING CONCEPTSYLLABI NEDERLANDS 2017 HAVO EN VWO

Nederlands HAVO. Syllabus centraal examen 2009

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 1 t/m 5, paragraaf 1, 2, 3

Argumentatie-analytische begrippen in het centraal examen Nederlands Een verantwoording

Examen HAVO. Nederlands. tijdvak 1 maandag 19 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Samenvatting Examenstof Nederlands Havo

Een betoog is een tekst waarmee je als schrijver de lezer wilt overtuigen van jouw standpunt.

Inhoudsoverzicht NN5 Tweede Fase

NEDERLANDSE TAAL EN LITERATUUR VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 10: Leesvaardigheid

Samenvatting Nederlands Blok 8 en 9

Samenvatting Nederlands Lezen en Argumenteren

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 1,2,3 par 1 en 2: algemene theorie en lezen

Teksverklaringen!!!!! Samenvattingen!! - Meerkeuzevragen! - Open! !!!! Nederlands! 1. Spellen! 2. Samenvatting schrijven

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo

PTA Nederlands HAVO Belgisch Park cohort

Een staatsexamen Nederlands overleven

Tekstsoort Inhoud tekst Tekstdoel Schrijfdoel Informeren: gegevens verstrekken door opsomming van de feiten, bijvoorbeeld bij een. gang van zaken.

Samenvatting Nederlands Lezen Hoofdstuk 1, 2 en 3

NEDERLANDS (3F) HAVO SYLLABUS CENTRAAL EXAMEN 2016 NADER VASTGESTELD

Het Muiswerkprogramma Argumenteren is een programma voor het leren analyseren en beoordelen van mondelinge en schriftelijke betogen.

NEDERLANDS VWO (4F) SYLLABUS CENTRAAL EXAMEN 2016 NADER VASTGESTELD

INHOUD INLEIDING... 3 DOELGROEP... 6 STRUCTUUR... 7 INHOUD Lesstof Lezen 3F 2

Onderdeel: Grammatica zinsdelen Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

NEDERLANDSE TAAL EN LITERATUUR HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016

Onderdeel: Grammatica zinsdelen Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Leesvaardigheid H1.1 Leesstrategieën

Programma van Inhoud en Toetsing

Onderdeel: lezen Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o.

NEDERLANDS (3F) HAVO SYLLABUS CENTRAAL EXAMEN Versie april 2014

Friese taal en cultuur VWO. Syllabus centraal examen 2010

Friese taal en cultuur HAVO. Syllabus centraal examen 2011

PROGRAMMA VAN TOETSING EN AFSLUITING. Vak: Nederlandse taal en literatuur (Netl)

leesvaardigheid Nederlands H5

Hier vertel je wat je hebt gedaan om informatie te vinden. Wat en waar gezocht? Wie geïnterviewd, enz.

Onderdeel: Spelling (RTTI) Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 3

Programma van Inhoud en Toetsing

CSG Groene Hart, vestiging Lyceum Opdrachten maken uit de basiscursus. De behandelde stof samenvatten

Samenvatting Nederlands Lezen h 1.2 t/m 5.2 2

Programma van Inhoud en Toetsing

LESSTOF. Argumenteren

Onderdeel: lezen Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

NEDERLANDS VWO (4F) SYLLABUS CENTRAAL EXAMEN 2016

NEDERLANDS VWO (4F) SYLLABUS CENTRAAL EXAMEN Versie april 2014

HAVO 4 presenteren + debat + betoog periode

Samenvatting Nederlands Module 2

Samenvatting door een scholier 1141 woorden 26 januari keer beoordeeld. Nederlands. Nederlands Proefwerk Schrijven H.3.

Gedocumenteerd schrijven Schrijfopdracht klas 2. Brainstorm maak hieronder je brainstorm inzichtelijk

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo

Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl) en Nederlands (nieuwe stijl)

Aantekeningen die je moet leren voor het SE Leesvaardig voor Eldeweek 2 en je eindexamen!! Goed bewaren dus!!!! Naam: Leesvaardig Blok 1

Nederlands ( 3F havo vwo )

VMBO-T / Nederlands / 2011 / tijdvak 1

SPAANSE TAAL EN LITERATUUR (ELEMENTAIR) HAVO

VMBO-T / Nederlands / 2011 / tijdvak 2

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 maandag 14 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

PTA Nederlands HAVO Belgisch Park cohort

FRIESE TAAL EN CULTUUR HAVO

Samenvatting Nederlands Cursus lezen en schrijven(h1)

PTA Nederlands HAVO Belgisch Park cohort

Examen HAVO. Nederlands

Wat moet ik doen voor mijn Schoolexamens en Eindexamen Engels?

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten

Samenvatting Nederlands Top niveau -

Inhoud. 1. Introductie Nederlands... 3

Lezen - Argumenten vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Onderdeel: Grammatica -- RKW Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Transcriptie:

Examenvoorbereiding 2018 Nederlands (HAVO) Het Nederlands examen bestaat uit drie onderdelen, namelijk: 1. centraal schriftelijk examen (op examenrooster: Nederlands) Hierover vind je informatie op pagina 2 (begrippen argumentatieleer, blz. 7 t/m 11) 2. schriftelijk college-examen (op examenrooster: Nederlands, schrijfvaardigheid) Hierover vind je informatie op pagina 3 en 4 3. mondeling college-examen Hierover vind je informatie op pagina 5 en 6 centraal schriftelijk examen datum: donderdag 17 mei tijdstip: 13.30-17.00 uur (met verlenging) schriftelijk college-examen (schrijfvaardigheid) datum: maandag 07 mei tijdstip: 13.30-16.30 uur (met verlenging) mondeling college-examen datum: eind juni/begin julii tijdstip: nog onbekend meenemen: literatuurlijst papier met aandachtspunten voor voordracht alle examens meenemen: identiteitsbewijs pennen, blauw/zwart tekenpotlood kleurpotlood, blauw/rood vlakgom woordenboek Nederlands (de school heeft niet genoeg woordenboeken) 1

1. centraal schriftelijk examen Het centraal examen bestaat uit vragen en opdrachten bij een aantal teksten Hoe kun jij je voorbereiden op de teksten met vragen en opdrachten? De vragen en opdrachten bij de tekst zullen betrekking hebben op de inhoud van de tekst, dat kun je niet voorbereiden. De onderwerpen van een aantal vragen en opdrachten kun je wel voorbereiden. In de tabel hieronder worden die onderwerpen gegeven en de bladzijden waarop je de informatie kunt vinden in je handboek Talent. onderwerp bladzijde samenvattingsstrategieën 12 de beknopte samenvatting 14 eisen aan samenvatting 15 tekstdoelen 23 tekstsoorten 24 tekstvormen 25 de opbouw van alinea s 26 hoofdgedachte, deelonderwerpen en functies van tekstgedeelten 27-28 tekstverbanden en signaalwoorden 29-30 vaste structuren 31-32 argumentaties 208-209 argumentatiestructuur 210-211 typen redeneringen 212-213 drogredenen 214-215 de aanvaardbaarheid van een betoog beoordelen 216 kritische vragen 217-218 Bij het centraal schriftelijke examen krijg je puntenaftrek voor taalfouten. Dat kunnen fouten zijn in de zinsbouw, spelfouten, interpunctiefouten,. Heb je moeite met bijvoorbeeld werkwoordspelling, hoofdlettergebruik, het plaatsen van een komma op de juiste plaats et cetera, dan is dit een aandachtspunt. Op bladzijden 228 t/m 245, 254 t/m 266 en 274 t/m 277 vind je uitleg over formuleren, spellen en leestekens. Tips bij het beantwoorden van de vragen: Vermeld bij citaten de regelnummers. Vermeld het aantal woorden dat je gebruikt, als je bij een vraag slechts een bepaald aantal woorden mag gebruiken. De pagina s 7 t/m 11 bevatten begrippen uit de argumentatieleer die in het centraal examen bekend verondersteld worden en daarin dus zonder toelichting worden gebruikt. 2

2. schriftelijk college-examen Door middel van een schriftelijke toets in schrijfvaardigheid wordt getoetst of je een gedocumenteerde tekst kunt schrijven. Tekstsoort, doel en publiek zijn gegeven. Je schrijft een beschouwing of een betoog op basis van verstrekte informatie. De argumentatieve vaardigheden komen bij het schrijven van een betoog of een beschouwing aan bod. Tijdens het schriftelijk college-examen: Krijg je twee onderwerpen voorgelegd waar je uit kunt kiezen. Krijg je bij de onderwerpen meer tekstfragmenten voorgelegd. Schrijf je of een beschouwing, of een betoog. Nota bene: volg de gegeven richtlijnen nauwkeurig! Hoe kun jij je voorbereiden? Zorg dat je de tekststructuren kent (zie tabel hieronder, bij inleiding, kern, slot) beschouwing betoog Tekstsoort beschouwing betoog Tekstdoel informeren: tot nadenken overtuigen stemmen Publiek staat vermeld in de examenopdracht staat vermeld in de examenopdracht Onderwerp staat vermeld in de examenopdracht staat vermeld in de examenopdracht Hoofdgedachte zelf formuleren zelf formuleren Inleiding introductie van het onderwerp, beschrijven verschijnsel, hoofdvraag introductie van het onderwerp, stelling In de inleiding kun je het volgende verwerken: citaat anekdote historische verwijzing verwijzing naar de actualiteit schokkend gegeven In de inleiding kun je het volgende verwerken: citaat anekdote historische verwijzing verwijzing naar de actualiteit schokkend gegeven Kern 3 uitwerking (verschillende standpunten, interpretaties, verklaringen, oplossingen, argumenten, voor- en nadelen) argumenten, subargumenten, weerleggingen van tegenargumenten Slot conclusie conclusie of aansporing De onderwerpen krijg je ter plekke aangeboden, dat kun je niet voorbereiden. Een aantal onderdelen van schriftelijke taalvaardigheid kun je wel voorbereiden. In de tabel hieronder wordt aangegeven wat je kunt voorbereiden en de bladzijden waarop je de informatie kunt vinden in je handboek Talent. onderwerp bladzijde bronnen beoordelen 19 websites beoordelen 20-21 doelgericht schrijven 78 je publiek inschatten 79 afstemmen op je publiek 80 de beschouwing 82

het betoog 83 de indeling van teksten 90 vaste structuren en vaste vragen 91 inleidingen 92 slotalinea s 93 titel en tussenkopjes 94 formuleren 96-97-98-99-100-101- 102-103 argumentaties 208-209 argumentatiestructuur 210-211 typen redeneringen 212-213 Bij schriftelijke taalvaardigheid krijg je puntenaftrek voor taalfouten. Dat kunnen fouten zijn in De zinsbouw, spelfouten, interpunctiefouten,. Heb je moeite met bijvoorbeeld werkwoordspelling, hoofdlettergebruik, het plaatsen van een komma op de juiste plaats et cetera, dan is dit een aandachtspunt. Op bladzijden 228 t/m 245, 254 t/m 266 en 274 t/m 277 vind je uitleg over formuleren, spellen en leestekens. Tips Bekijk de uitwerkingen van de oefenexamens en het beoordelingsmodel. Werk precies volgens de opdracht. Vermeld altijd het aantal woorden dat je hebt gebruikt. Maak slechts één opdracht en vermeld duidelijk of je kiest voor opdracht A, B, C of D. Oefenexamens en beoordelingsmodel voor schrijfvaardigheid vind je op www.duo.nl (staatsexamens>oefenexamens). 4

3. mondeling college-examen Het mondeling commissie-examen duurt 40 minuten en heeft betrekking op mondelinge taalvaardigheid, argumentatieve vaardigheden en literatuur. Hoe zal het examen verlopen? 20 minuten voor het examen krijg je een gedicht dat je analyseert op dezelfde wijze als je de gedichten van de gedichtenbundel op je leeslijst hebt geanalyseerd. Je houdt een voordracht van 5 tot 7 minuten over het gekozen onderwerp. Je mag een papier met kernwoorden gebruiken. Gedurende circa 5 minuten stelt de examinator vragen over de voordracht. Deze vragen kunnen betrekking hebben op: de doelgroep (=het publiek) de indeling (=inleiding/kern/slot) het verschil in tekstsoorten (=het verschil tussen beschouwing en betoog) het gebruik van retorische middelen de gebruikte bronnen de inhoud van de voordracht De pagina s 7 t/m 11 bevatten begrippen uit de argumentatieleer die bekend verondersteld worden. Ongeveer 30 minuten is gereserveerd voor het voorbereide gedicht (circa 10 minuten) en de literatuurlijst (circa 20 minuten). Je leest het gedicht voor. Daarna worden er vragen gesteld over de analyse van het gedicht en de inhoud ervan. Tot slot worden er vragen gesteld over de literatuurlijst. Let wel: de volgorde kan anders zijn. Hoe kun jij je voorbereiden? In de weken tussen het mondeling en het schriftelijk examen bereid je de voordracht voor. Je oefent ook met de docent. Hierbij is het belangrijk: dat je boodschap duidelijk overkomt (hoofdgedachte) welk soort voordracht je houdt: beschouwing (meningen worden ter overweging aangeboden) betoog (mening van spreker wordt ondersteund met voldoende relevante, goede argumenten) je taalgebruik correct is je de retorische middelen ( =gebaren, oogcontact, stemgebruik) goed gebruikt dat de opbouw van de voordracht goed is en dat er sprake is van een inleiding, een kern en slot de voordracht goed is afgestemd op de tijd (5 tot 7 minuten) dat je eventueel gebruik maakt van een briefje met aandachtspunten (let op: niet voorlezen!) De vragen voorbereiden die de examinator kan stellen over de voordracht. Dit doe je in de weken tussen het mondeling en het schriftelijk examen. Je oefent onder andere met de docent. De theorie (zie de bladzijden van Talent die vermeld staan bij centraal schriftelijk examen en schriftelijk college-examen eerder in deze tekst) wordt bekend geacht. 5

De vragen voorbereiden die de examinator kan stellen over de literatuurlijst. Dit doe je mede in de weken tussen het mondeling en het schriftelijk examen. Je oefent onder andere met de docent Nederlands. De theorie van de literatuur en de verslagen van de gelezen boeken doornemen. Dit doe je in de weken tussen het mondeling en het schriftelijk examen. Je oefent onder andere met de docent. Analyseren van gedichten voorbereiden. Dit doe je mede in de weken tussen het mondeling en het schriftelijk examen. Je oefent onder andere met klasgenoten. Gebruik tijdens de analyse het woordenboek om de betekenis van woorden uit het gedicht op te zoeken. 6

Begrippenlijst Argumentatieve vaardigheden De opgenomen begrippen worden in het centraal examen bekend verondersteld en worden daarin dus zonder toelichting gebruikt. Ook tijdens de vragen die gesteld worden na de voordracht gaan de examinatoren ervanuit dat je de onderstaande begrippen kent. Betogende tekst (betoog) Een tekst of tekstgedeelte waarin de schrijver of spreker een beargumenteerd standpunt inneemt. Het betoog heeft als doel de lezer van het standpunt te overtuigen. Beschouwende tekst (beschouwing) Een tekst of tekstgedeelte waarin de schrijver of spreker interpretaties, verklaringen en opinies ter overweging aanbiedt. De beschouwing heeft als doel de lezer over een kwestie te laten nadenken. Een beschouwing kan ook de argumenten voor en tegen een of meer standpunten behandelen, maar is er niet op gericht de lezer voor een van die standpunten te winnen. Uiteenzettende tekst (uiteenzetting) Een tekst of tekstgedeelte waarin de schrijver of spreker iets uitlegt, beschrijft, verklaart of meedeelt. De uiteenzetting heeft als doel de lezer te informeren over een stand van zaken of gang van zaken Standpunt Een uitspraak die op twijfel of tegenspraak stuit of zou kunnen stuiten volgens de schrijver of spreker. Ook: stelling(name), bewering, mening. Een standpunt kan in een tekst impliciet zijn: dat wil zeggen dat het standpunt niet in de tekst is geformuleerd maar er wel uit afgeleid kan worden. Argument Een uitspraak waarmee een schrijver of spreker een standpunt onderbouwt. Een argument dient om het standpunt aanvaardbaar of aanvaardbaarder te maken; de bedoeling ervan is de twijfelaars of tegenstanders te overtuigen van het standpunt. Tegenargument Een uitspraak waarmee een schrijver of spreker een standpunt ontkracht. Een tegenargument dient om een standpunt minder aanvaardbaar te maken. Weerlegging Een uitspraak waarmee een schrijver of spreker een argument ontkracht. In een weerlegging probeert de schrijver of spreker een argument minder aanvaardbaar te maken. Argumentatie Het standpunt of het geheel van argumenten dat een standpunt ondersteunt (argumenten) of ontkracht (tegenargumenten). 7

Argumentatiestructuur Een weergave van de wijze waarop in een tekst of tekstdeel argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. Enkelvoudige argumentatie Een argumentatie die bestaat uit één argument en één standpunt. Onderschikkende argumentatie Een argumentatie waarin een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten. Ook: ketenargumentatie. Nevenschikkende argumentatie Een argumentatie waarin twee of meer argumenten gezamenlijk het standpunt ondersteunen. De argumenten in nevenschikkende argumentatie kunnen afhankelijk zijn (ze zijn samen nodig om het standpunt te ondersteunen) of onafhankelijk (ze vormen ieder op zich een zelfstandig argument voor het standpunt). Argumentatieschema Een argumentatieschema geeft het verband aan tussen een standpunt en een argument. We onderscheiden de volgende argumentatieschema s: Argumentatie op basis van een oorzaak-gevolgrelatie De schrijver of spreker wijst op een of meer gevolgen om de waarschijnlijkheid van een oorzaak te onderbouwen of op een of meer oorzaken om de waarschijnlijkheid van een gevolg te onderbouwen. Argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap De schrijver of spreker geeft een of meer kenmerkende eigenschappen van een persoon, object of verschijnsel om een standpunt over een andere eigenschap te onderbouwen. Argumentatie op basis van voor- en nadelen De schrijver of spreker geeft voor- en/of nadelen van een voorgestelde actie of handeling om een standpunt over de (on)wenselijkheid ervan te onderbouwen. Argumentatie op basis van voorbeelden De schrijver of spreker geeft voorbeelden van het optreden van een eigenschap of verschijnsel om een standpunt over het algemener voorkomen van die eigenschap of dat verschijnsel te onderbouwen. Argumentatie op basis van vergelijking De schrijver of spreker maakt een vergelijking tussen twee situaties; op grond van wat in de ene situatie (on)waarschijnlijk of (on)gepast is, onderbouwt hij een standpunt over wat in de andere situatie (on)waarschijnlijk of (on)gepast is. Argumentatie op basis van autoriteit De schrijver of spreker beroept zich op een uitspraak van een deskundige en betrouwbare bron om een standpunt te onderbouwen. Ook: argumentatie op basis van gezaghebbende bron. 8

Soorten argumenten Uitspraken die als argument kunnen dienen zijn er in allerlei soorten. We onderscheiden feitelijke en waarderende uitspraken. Feitelijke uitspraken Een uitspraak waarvan degene die hem doet, claimt dat hij waar, waarschijnlijk of aannemelijk is. Er is sprake van een feit wanneer een feitelijke uitspraak waar is. Waarderende uitspraken Een niet-feitelijke uitspraak, dat wil zeggen een uitspraak over wat goed of slecht, mooi of lelijk, waardevol of waardeloos, wenselijk of onwenselijk, gepast of ongepast is. Aanvaardbaarheid van argumentatie Argumentatie is aanvaardbaar als: - de gegeven argumenten op zichzelf aanvaardbaar en relevant zijn, - de argumenten consistent zijn, - de argumenten samen toereikend zijn voor het ingenomen standpunt. Aanvaardbaarheid van feitelijke uitspraken Een feitelijke uitspraak is aanvaardbaar voor de lezer of gesprekspartner - wanneer hij in overeenstemming is met zijn of haar kennis van de wereld of - wanneer hij controleerbaar is en daarbij waar blijkt te zijn - afkomstig is van een betrouwbare bron. Controleerbaarheid van feitelijke uitspraken Feitelijke uitspraken zijn controleerbaar wanneer het (in principe) mogelijk is ze door empirische waarneming te toetsen. Betrouwbaarheid van bronnen De bron van een uitspraak is betrouwbaar als: - deze deskundig is op het terrein van de uitspraak, - deze geen belang heeft bij de acceptatie ervan, en - deze zichzelf niet tegenspreekt. Aanvaardbaarheid van waarderende uitspraken Een waarderende uitspraak is aanvaardbaar wanneer hij in overeenstemming is met de kennis en opvattingen van de beoordelaar. Relevantie van argumenten Een argument is relevant wanneer aanvaarding ervan het standpunt aannemelijker maakt. Consistentie van argumentatie Argumentatie is consistent wanneer de geleverde argumenten elkaar niet tegenspreken. Toereikendheid van argumentatie Argumentatie is toereikend (of voldoende) wanneer het geleverde argument of de geleverde argumenten samen een standpunt aanvaardbaar maken. 9

Drogredenen Onjuist gebruik van een argumentatieschema of een overtreding van een discussieregel. Van een onjuist gebruik van een argumentatieschema is onder andere sprake bij de volgende drogredenen: Onjuist beroep op oorzaak-gevolgschema Het argumentatieschema op basis van een oorzaak en gevolg wordt onjuist gebruikt als - de in het argument genoemde oorzaken niet voldoende zijn voor het optreden van het voorspelde gevolg of - het in het argument genoemde gevolg andere oorzaken kan hebben dan de in het standpunt genoemde oorzaak of - alleen op basis van het gelijktijdig of na elkaar optreden van twee verschijnselen geconcludeerd wordt tot een oorzaak-gevolgrelatie tussen die verschijnselen. Onjuist beroep op een kenmerk- of eigenschapsschema Het argumentatieschema op basis van een kenmerk of een eigenschap wordt onjuist gebruikt als aan een bepaald kenmerk of eigenschap wel betekenis wordt toegekend, terwijl andere relevante kenmerken of eigenschappen worden genegeerd. Onjuist beroep op een voor- en nadelenschema: overdrijven van voor- of nadelen Het argumentatieschema op basis van voor- en nadelen wordt onjuist gebruikt als het gevolg of de gevolgen van een handeling schromelijk worden overdreven. Onjuist beroep op een voor- en nadelenschema: vals dilemma Het argumentatieschema op basis van voor- en nadelen wordt onjuist gebruikt als wordt gesuggereerd of aangenomen dat we moeten kiezen uit twee mogelijkheden met beide even grote nadelige gevolgen, terwijl er nog andere mogelijkheden zijn. Onjuist beroep op een voorbeeldschema: overhaaste generalisatie Het argumentatieschema op basis van voorbeelden wordt onjuist gebruikt als op basis van te weinig en/of niet-representatieve voorbeelden een standpunt wordt beargumenteerd. Onjuist beroep op een vergelijkingsschema: verkeerde vergelijking Het argumentatieschema op basis van vergelijking wordt onjuist gebruikt wanneer de vergeleken situaties op relevante punten van elkaar verschillen. Onjuist beroep op autoriteit Het argumentatieschema op basis van autoriteit wordt onjuist gebruikt wanneer een beroep wordt gedaan op een bron die ondeskundig of belanghebbend is of zichzelf tegenspreekt. 10

Van een overtreding van een discussieregel is onder andere sprake bij de volgende drogredenen: Persoonlijke aanval Van een persoonlijke aanval is sprake wanneer een discussiant niet ingaat op de argumentatie van zijn tegenstander, maar hem beschuldigt van onkunde, onbetrouwbaarheid of slechte persoonlijke eigenschappen. De discussiant neemt zijn tegenstander daarmee niet serieus als gesprekspartner Ontduiken van bewijslast Van het ontduiken van de bewijslast is sprake wanneer een discussiant geen argumenten wil geven voor het ingenomen standpunt. Cirkelredenering Van een cirkelredenering is sprake wanneer een discussiant een standpunt onderbouwt door het in andere woorden weer te geven. Als hij geen andere argumenten geeft, maakt hij zich daarmee tegelijkertijd schuldig aan het ontduiken van de bewijslast. Vertekenen van een standpunt Van het vertekenen van een standpunt is sprake wanneer een discussiant het standpunt of een argument van een tegenstander onjuist weergeeft of deze een standpunt of argument in de mond legt dat niet is ingenomen. Bespelen van publiek Van het bespelen van publiek is sprake wanneer een discussiant een beroep doet op de emoties van het publiek om het te winnen voor een standpunt. 11