Faculteit der Geesteswetenschappen, Universiteit Leiden



Vergelijkbare documenten
Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies. Faculteit der Letteren, Rijksuniversiteit Groningen

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-master Mediastudies van de Universiteit van Amsterdam

Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies. Faculteit Geesteswetenschappen, Universiteit Utrecht

Universiteit van Amsterdam wo-bachelor Biologie (180 EC) 23 maart 2016 Bachelor of Science voltijd Amsterdam

Communicatie- en Informatiewetenschappen. Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Biologie van de Vrije Universiteit Amsterdam

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Psychobiologie van de Universiteit van Amsterdam

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Biologie van de Radboud Universiteit Nijmegen

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Media en Cultuur van de Universiteit van Amsterdam

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie (na herstel) aan de opleiding womaster

voltijd Communicatiekunde Communicatie en Educatie Computercommunicatie en I nformation Science Groningen 16 oktober 2012

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor

Onderwijs- en examenregeling

Richtlijn voor het schrijven van een zelfevaluatierapport voor een beperkte opleidingsbeoordeling

Taal- en Letterkunde

Geschiedenis, Internationale Betrekkingen, en Europese Studies. Faculteit Geesteswetenschappen, Universiteit Utrecht

: wo-bachelor Communicatie- en lnformatiewetenschappen (180 ECTS) : voltijd : Amsterdam panel

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-master Psychologie van de Rijksuniversiteit Groningen

Aanvullende beoordeling. CIW & Mediastudies. Faculteit Geesteswetenschappen, Universiteit Utrecht

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor lnformatiekunde van de Rijksuniversiteit Groningen

Afstudeerrichtingen : Taal en communicatie in organisaties Schrijven en vertalen Metaphor in discourse. panel : 16 oktober 2012.

Sociologie. Faculteit der Sociale Wetenschappen, Erasmus Universiteit Rotterdam

Onderwijs- en examenregeling

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor

Onderwijs- en examenregeling

Handreiking voor het schrijven van een kritische reflectie voor een beperkte opleidingsbeoordeling

Onderwijs- en examenregeling

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Biologie van de Rijksuniversiteit Groningen

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011

Communicatie- en Informatiewetenschappen. Tilburg School of Humanities, Tilburg University

Keltische talen en cultuur

Curriculumevaluatie BA Filosofie

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-master Fiscale Economie van de Erasmus Universiteit Rotterdam

Onderwijs- en examenregeling

Vereisten aan onderwijsprogramma s van de Faculteit der Geesteswetenschappen

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling

Geschiedenis. Faculteit der Geesteswetenschappen, Universiteit van Amsterdam

Geschiedenis. Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen

Onderwijskunde. Faculteit Sociale Wetenschappen Universiteit Utrecht

Onderwijs- en examenregeling

Deel B van de onderwijs- en examenregeling voor de duale masteropleiding Communicatie- en informatiewetenschappen, 90 EC,

Kunst en Cultuur. Faculteit der Letteren Vrije Universiteit Amsterdam

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011

Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte

Men komt in aanmerking voor toelating tot het programma Kunstgeschiedenis indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties:

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Fiscale Economie van de Erasmus Universiteit Rotterdam

Criminologie. Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Universiteit Leiden

Regiostudies. Faculteit der Geesteswetenschappen, Universiteit Leiden

Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies. Faculteit der Geesteswetenschappen, Universiteit van Amsterdam

Midden-Oostenstudies CROHO 60842

Communicatiewetenschap. Faculteit Gedragswetenschappen Universiteit Twente

Kunst en Cultuur. Faculteit Cultuurwetenschappen Open Universiteit

PEER REVIEWS. Managementgroep Interactum September 2014

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010

Onderwijs- en examenregeling

Taal- en Letterkunde

Opleidingsspecifieke deel OER, Opleiding / programma: BA Communicatie- en informatiewetenschappen. Artikel Tekst 2.3 Colloquium doctum

Psychologie. Onderwijsinstituut Psychologie en Kunstmatige Intelligentie, Radboud Universiteit Nijmegen

Universiteit van Tilburg wo-bachelor. Communicatie- en lnformatiewetenschappen (1 80 ECTS) 31ju i2013 voltijd, deeltijd

Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie. College Sociale Wetenschappen, Universiteit van Amsterdam

Onderwijs- en examenregeling

Engelse taal en cultuur

FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Algemene cultuurwetenschappen,

Onderwijs- en examenregeling

In aanvulling op bovenstaande voorwaarden gelden de volgende aanvullende toelatingsvoorwaarden per track:

Communicatiewetenschap. Faculteit der Sociale Wetenschappen Vrije Universiteit Amsterdam

Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleiding Nederland

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Spaanse taal en cultuur,

Europese Studies. Faculteit der Geesteswetenschappen, Universiteit van Amsterdam

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling

Bouwkunde. Faculteit Bouwkunde Technische Universiteit Eindhoven

Geschiedenis. Faculteit der Letteren Vrije Universiteit Amsterdam

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte

Regiostudies. Faculteit der Letteren, Radboud Universiteit Nijmegen

: 19 maart 2013 : 21 en 22 mei 2013 : 25 oktober 2013 : 18 december 2013 : 14 april 2014 : 30 juni 2014

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010

Richtlijn beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland Positionering van de opleidingen De vergelijking met Vlaanderen

Tandheelkunde. Faculteit Medische Wetenschappen Rijksuniversiteit Groningen

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Communicatie van de NHL Hogeschool

Onderwijs- en examenregeling

B. OPLEIDINGSSPECIFIEK DEEL VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

Onderwijs- en examenregeling

Politicologie Faculteit der Sociale Wetenschappen. Universiteit Leiden

Onderwijs- en examenregeling

van de wo-master Vertaalwetenschap van de Universiteit Utrecht

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Bachelor Religiewetenschappen

Transcriptie:

Film en Literatuurwetenschap en Mediastudies Faculteit der Geesteswetenschappen, Universiteit Leiden

Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht The Netherlands Telefoon: 030 230 3100 Fax: 030 230 3129 E-mail: info@qanu.nl Internet: www.qanu.nl Projectnummer: Q321 2013 QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen. 2 QANU/ Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies, Universiteit Leiden

INHOUD Rapport over de bacheloropleiding Film- en Literatuurwetenschap en de masteropleiding Mediastudies van de Universiteit Leiden...5 Administratieve gegevens van de opleidingen...5 Administratieve gegevens van de instelling...5 Kwantitatieve gegevens over de opleidingen...6 Samenstelling van de commissie...6 Werkwijze van de commissie...6 Bijzonderheden van het bezoek aan de Universiteit Leiden...8 Samenvattend oordeel van de commissie...10 Behandeling van de standaarden uit het Beoordelingskader voor de beperkte opleidingsbeoordeling...14 Bijlagen... 31 Bijlage 1: Curricula Vitae van de leden van de visitatiecommissie...33 Bijlage 2: Domeinspecifiek referentiekader...37 Bijlage 3: Beoogde eindkwalificaties...43 Bijlage 4: Overzicht van de programma s...49 Bijlage 5: Kwantitatieve gegevens over de opleidingen...53 Bijlage 6: Bezoekprogramma...57 Bijlage 7: Bestudeerde afstudeerscripties en documenten...59 Bijlage 8: Onafhankelijkheidsverklaringen...61 Dit rapport is vastgesteld op 25 april 2013. QANU/ Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies, Universiteit Leiden 3

4 QANU/ Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies, Universiteit Leiden

Rapport over de bacheloropleiding Film- en Literatuurwetenschap en de masteropleiding Mediastudies van de Universiteit Leiden Dit rapport volgt het Beoordelingskader voor de beperkte opleidingsbeoordeling van de NVAO. Administratieve gegevens van de opleidingen Bacheloropleiding Film- en Literatuurwetenschap Naam van de opleiding: Film- en Literatuurwetenschap CROHO-nummer: 50414 Niveau van de opleiding: bachelor Oriëntatie van de opleiding: wetenschappelijk (wo) Aantal studiepunten: 180 EC Afstudeerrichtingen: Literatuurwetenschap Filmwetenschap Locatie: Leiden Variant: voltijd Vervaldatum accreditatie: 31-12-2014 Masteropleiding Mediastudies Naam van de opleiding: Mediastudies CROHO-nummer: 60830 Niveau van de opleiding: master Oriëntatie van de opleiding: wetenschappelijk (wo) Aantal studiepunten: 60 EC Afstudeerrichtingen: Comparative Literature and Literature Theory Film and Photographic Studies Journalistiek en Nieuwe Media Book and Digital Media Studies Locatie: Leiden Variant: voltijd Vervaldatum accreditatie: 31-12-2014 Het bezoek van de visitatiecommissie Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit Leiden vond plaats op 3 en 4 december 2012. Administratieve gegevens van de instelling Naam van de instelling: Status van de instelling: Resultaat instellingstoets: Universiteit Leiden bekostigde instelling aangevraagd QANU/ Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies, Universiteit Leiden 5

Kwantitatieve gegevens over de opleidingen De vereiste kwantitatieve gegevens over de opleidingen zijn opgenomen in Bijlage 5. Samenstelling van de commissie De beoordeling van de bacheloropleiding Film- en Literatuurwetenschap en de masteropleiding Mediastudies van de Universiteit Leiden valt binnen de clusterbeoordeling Communicatie- en Informatiewetenschappen (CIW) en Mediastudies, waarvoor in 2012 en 2013 in totaal 23 opleidingen worden beoordeeld. De commissie voor de clusterbeoordeling bestond uit: Prof. dr. Jan Baetens, hoogleraar Literatuur en Cultuur, KU Leuven (voorzitter); Prof. dr. Marie-Thérèse Claes, hoogleraar Interculturele Communicatie, KU Leuven; Emiel Hoffer BA, student masteropleiding International Business Communication, Radboud Universiteit Nijmegen; Prof. dr. Sonja de Leeuw, hoogleraar Nederlandse televisiecultuur, Universiteit Utrecht; Dr. Philippe Meers, universitair hoofddocent Communicatiewetenschappen, Universiteit van Antwerpen; Prof. dr. Karin Raeymaeckers, hoogleraar Communicatiewetenschappen, Universiteit Gent; Dr. Jan Simons, universitair hoofddocent Nieuwe Media, Universiteit van Amsterdam; Prof. dr. Gerard Steen, hoogleraar Taalgebruik en Cognitie, Vrije Universiteit Amsterdam; Prof. dr. Ed Tan, hoogleraar Communicatiewetenschappen, Universiteit van Amsterdam; Prof. dr. Willy Vanderpijpen, emeritus hoogleraar Informatie- en Bibliotheekwetenschappen, Universiteit van Antwerpen, Koninklijke Bibliotheek Brussel; Lennart de Vries, student masteropleiding Communicatie- en Informatiewetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen. Voor ieder bezoek werd op basis van expertise en beschikbaarheid, en het voorkomen van eventuele belangenconflicten, een (sub)commissie samengesteld, bestaande uit zeven commissieleden. Coördinator van de clustervisitatie CIW en Mediastudies was drs. Trees Graas, medewerker van QANU. Zij trad eveneens op als secretaris tijdens het bezoek van de commissie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Chantal Gorissen MA was secretaris van de commissie tijdens het bezoek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Bij de overige bezoeken trad drs. José van Zwieten op als secretaris. De curricula vitae van de leden van de commissie zijn opgenomen in Bijlage 1. Werkwijze van de commissie Voorbereiding Op 17 september 2012 hield de commissie haar formele startvergadering. Tijdens de startvergadering werd de commissie geïnstrueerd en werd het domeinspecifieke referentiekader CIW en Mediastudies besproken. Dit domeinspecifieke referentiekader is opgenomen in Bijlage 2. 6 QANU/ Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies, Universiteit Leiden

Bij ontvangst van de kritische reflecties van een universiteit werden deze door de projectleider gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid van informatie. Nadat de kritische reflecties in orde waren bevonden, zijn deze doorgestuurd aan de commissieleden. De commissieleden namen de kritische reflecties door en formuleerden vragen die aan de projectleider werden toegestuurd. De projectleider compileerde de vragen per onderwerp en/of gespreksgremium. Eventuele additionele vragen van de commissieleden werden aan de opleidingen toegestuurd met het verzoek om een reactie. Naast de kritische reflecties lazen de commissieleden gezamenlijk minimaal vijftien scripties per opleiding. Visitatiebezoeken Tijdens de voorbereidende vergadering van ieder bezoek werd de visitatie concreet voorbereid en zijn afspraken gemaakt over de taakverdeling op grond van inhoudelijke expertise. De commissie wenst te benadrukken dat zij in haar geheel verantwoordelijk is voor de oordeelsvorming en het eindrapport. Voorafgaand aan ieder bezoek maakte de projectleider een conceptprogramma voor de (dag)indeling van het bezoek. Dit concept werd in samenspraak tussen de voorzitter, de projectleider en de coördinator van de betreffende universiteit aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding(en). Tijdens de bezoeken is gesproken met een (representatieve) vertegenwoordiging van het faculteitsbestuur, het opleidingsbestuur, de afgestudeerden, de opleidingscommissie en de examencommissie. Daarnaast werd per opleiding gesproken met student- en docentvertegenwoordigers van de beoordeelde opleidingen. Op verzoek van de commissie heeft de opleiding gesprekspartners geselecteerd binnen de door de commissie aangegeven kaders. De commissie heeft met studenten uit alle studiejaren gesproken en met kerndocenten en begeleiders uit de diverse disciplines binnen de te visiteren opleiding(en). Voorafgaande aan het bezoek heeft de commissie een overzicht ontvangen van de gesprekspartners en ingestemd met de door de opleiding gemaakte selectie. Een overzicht van het programma met alle gesprekspartners is opgenomen als Bijlage 6 bij dit rapport. Tijdens ieder bezoek bestudeerde de commissie het ter inzage gevraagde materiaal en gaf zij gelegenheid tot een spreekuur ten behoeve van studenten en docenten die zich voorafgaand aan het bezoek hadden aangemeld. De commissie heeft het laatste deel van het bezoek gebruikt voor een discussie over de beoordeling van de opleidingen en de voorbereiding op de mondelinge rapportage. Aan het einde van elk bezoek heeft de voorzitter in een mondelinge rapportage de eerste bevindingen van de commissie gepresenteerd. Daarbij ging het steeds om een aantal algemene waarnemingen en eerste indrukken per opleiding. De coördinator was aanwezig bij de eindvergadering van de bezoeken, enerzijds om de bevindingen van de voorgaande bezoeken in te brengen, en anderzijds om de commissie te attenderen op haar wijze van oordelen. Er heeft regelmatig overleg plaatsgevonden tussen de coördinator en de tweede projectleider om de beoordelingen op elkaar af te stemmen. Beslisregels In overeenstemming met het Beoordelingskader voor de beperkte opleidingsbeoordeling van de NVAO (versie van november 2011) heeft de commissie de volgende definities voor de beoordeling van de afzonderlijke standaarden en de opleiding als geheel gehanteerd: QANU/ Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies, Universiteit Leiden 7

Basiskwaliteit De kwaliteit die in internationaal perspectief redelijkerwijs verwacht mag worden van een bachelor- of masteropleiding binnen het hoger onderwijs. Onvoldoende De opleiding voldoet niet aan de gangbare basiskwaliteit en vertoont op meerdere vlakken ernstige tekortkomingen. Voldoende De opleiding voldoet aan de gangbare basiskwaliteit en vertoont over de volle breedte een acceptabel niveau. Goed De opleiding steekt systematisch en over de volle breedte uit boven de gangbare basiskwaliteit. Excellent De opleiding steekt systematisch en over de volle breedte ver uit boven de gangbare basiskwaliteit en geldt als een (inter)nationaal voorbeeld. Uitgangspunt van de beoordeling is voldoende, waarbij de standaard, of de opleiding, voldoet aan de gestelde criteria. In de ogen van de commissie kan zij het oordeel voldoende toekennen, ook wanneer zij kritische opmerkingen heeft gemaakt. Het is dan wel noodzakelijk dat tegenover de kritische opmerkingen positieve observaties staan. Rapportages De projectleider heeft op basis van de bevindingen van de commissie, per instelling, een conceptrapport opgesteld. Het conceptrapport is voorgelegd aan de commissieleden die bij het bezoek aanwezig waren. Na vaststelling van het conceptrapport is dit aan de betrokken faculteit voorgelegd ter toetsing van feitelijke onjuistheden. Het commentaar van de opleidingen is met de voorzitter en, indien nodig, met de overige commissieleden besproken. Vervolgens is het rapport definitief vastgesteld. Bijzonderheden van het bezoek aan de Universiteit Leiden Het bezoek aan de Universiteit Leiden vond plaats op 3 en 4 december 2012 in Leiden. Het programma van het bezoek is te vinden in Bijlage 6 van dit rapport. Van het spreekuur is geen gebruik gemaakt. De commissie die de bacheloropleiding Film- en Literatuurwetenschap en de masteropleiding Mediastudies van de Universiteit Leiden beoordeelde bestond uit: Prof. dr. Jan Baetens, hoogleraar Literatuur en Cultuur, Katholieke Universiteit Leuven (voorzitter); Prof. dr. Karin Raeymaeckers, hoogleraar Communicatiewetenschappen, Universiteit Gent; Dr. Jan Simons, universitair Hoofddocent Nieuwe Media, Universiteit van Amsterdam; Prof. dr. Gerard Steen, hoogleraar Taalgebruik en Cognitie, Vrije Universiteit Amsterdam; Prof. dr. Ed Tan, hoogleraar Communicatiewetenschappen, Universiteit van Amsterdam; 8 QANU/ Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies, Universiteit Leiden

Prof. dr. Willy Vanderpijpen, emeritus hoogleraar Informatie- en Bibliotheekwetenschappen, Universiteit van Antwerpen, Koninklijke Bibliotheek Brussel; Lennart de Vries, student masteropleiding Communicatie- en Informatiewetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen. De commissie werd ondersteund door drs. José van Zwieten. Het College van Bestuur van de Universiteit Leiden en de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) hebben ingestemd met de samenstelling van de commissie voor de beoordeling van de twee genoemde opleidingen. Voor de beoordeling van het gerealiseerde eindniveau van de opleiding heeft de commissie voorafgaand en tijdens de visitatie meerdere producten beoordeeld. Om het gerealiseerde eindniveau van opleidingen te bepalen hebben de coördinator en voorzitter van de visitatiecommissie 15 bacheloreindwerkstukken en 15 masterscripties geselecteerd. De scripties werden aselect gekozen uit een lijst van afgestudeerden van de laatste twee voltooide studiejaren. Hierbij is rekening gehouden met een spreiding in cijfers en varianten (zie Bijlage 7). Voor de visitatie heeft de commissie inzage gevraagd in de organisatie, de inhoud, de toetsing en de evaluatie van de volgende cursussen: Bacheloropleiding Tekst-beeldanalyse 1 Academische vaardigheden Comparative Studies Paragone Interculturele literatuurbenaderingen Literatuur en film Filmbenaderingen Postmodernisme Globalisering en postkoloniale literatuurtheorie Masteropleiding Literary Genres Methodological devices Historiographies of Film and Photography Media Art/Art Practice New Media and Society Bronnenonderzoek Digital Media Technology History of the Book II Tijdens het bezoek bestudeerde de commissie de kwaliteit van het cursusmateriaal, de studentinformatie, de toetsen en de praktische onderwijsprogramma s van deze cursussen in detail. QANU/ Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies, Universiteit Leiden 9

Samenvattend oordeel van de commissie Dit rapport geeft de bevindingen en overwegingen weer van de commissie CIW en Mediastudies over de bacheloropleiding Film- en Literatuurwetenschap en de masteropleiding Mediastudies van de Universiteit Leiden. De commissie baseert haar oordeel op informatie uit de zelfstudie, aanvullende informatie naar aanleiding van vooraf geformuleerde vragen van de commissie, informatie uit de gesprekken tijdens het bezoek, de geselecteerde scripties, en de documenten die tijdens het bezoek ter inzage beschikbaar waren. De commissie heeft voor beide opleidingen zowel positieve aspecten opgemerkt als verbeterpunten gesignaleerd. Na deze tegen elkaar te hebben afgewogen, concludeert de commissie dat beide opleidingen voldoen aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor heraccreditatie. De commissie beoordeelt de standaarden uit het Beoordelingskader voor de beperkte opleidingsbeoordeling als volgt: Bacheloropleiding Film- en Literatuurwetenschap De commissie concludeert dat de eindkwalificaties van de bacheloropleiding Film- en Literatuurwetenschap passen binnen het domeinspecifiek referentiekader. De eindkwalificaties zijn helder geformuleerd. Zij sluiten aan bij het bachelorniveau van de opleidingen en hebben een duidelijke academische oriëntatie. De opleiding heeft een herkenbaar klassiek profiel met een historisch analytische bestudering van media. De commissie constateert dat de oriëntatie op het functioneren in de beroepspraktijk, zoals ook geformuleerd in de doelstelling van de opleiding, nog te beperkt aanwezig is in de eindtermen van de opleiding. De commissie heeft het curriculum van de bacheloropleiding bestudeerd en concludeert dat dit een samenhangend, compleet geheel vormt. Het bachelorprogramma bestaat uit een gezamenlijke propedeuse waarin zowel film- als literatuurvakken geprogrammeerd zijn. Na de propedeuse kiezen studenten uit twee afstudeerrichtingen: Literatuurwetenschap of Filmwetenschap. Beide richtingen hebben een vergelijkbare opbouw met gedeeltelijk parallelle thema s, zoals Wereldliteratuur/Wereldcinema en Postmodernisme. De eindkwalificaties en het opleidingsprofiel zijn duidelijk vertaald in opbouwende leerlijnen en leerdoelen in het programma. De commissie waardeert de wijze waarop de twee bestudeerde media zowel ieder afzonderlijk als in samenhang bestudeerd worden. De bacheloropleiding waarborgt in het curriculum de academische oriëntatie. De commissie heeft in de opzet van de vakken en in de bestudeerde werken van studenten waargenomen dat er voldoende aandacht is voor academische schrijf- en onderzoeksvaardigheden. De opleiding sluit af met een individueel eindwerkstuk waarin studenten onder begeleiding een onderzoek uitvoeren. In het derde jaar staat in elk semester vrije keuzeruimte geprogrammeerd. Studenten kunnen deze ruimte benutten om een minor te volgen in een ander vakgebied, stage te lopen of een periode in het buitenland te studeren. Daarnaast gebruiken veel studenten deze ruimte om een deel van het andere afstudeerprogramma binnen de opleiding te volgen: studenten Literatuurwetenschap vullen hun curriculum aan met vakken Filmwetenschap en andersom. De commissie constateert dat er in de vrije keuzeruimte gelegenheid is voor studenten om praktijkervaring op te doen in een stage. Hieraan is door middel van een onderzoeksvraag het academisch karakter gewaarborgd. Buiten deze keuzeruimte is er volgens de commissie beperkt sprake van praktijkgerichtheid van het programma. De keuzeruimte biedt studenten tevens de gelegenheid om een periode in het buitenland te studeren. De commissie concludeert dat hier in de praktijk nog te weinig gebruik van wordt gemaakt. Zij adviseert om 10 QANU/ Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies, Universiteit Leiden

deze mogelijkheden te versterken door de keuzeruimte te concentreren in één semester en studenten actiever aan te moedigen om op internationale uitwisseling te gaan. De commissie concludeert uit het bestuderen van de OER van de opleiding dat in de opleiding formeel geen vaste volgorde in het programma is aangebracht. Hoewel hier in de praktijk geen problemen mee blijken te ontstaan, adviseert de commissie toch om deze volgorde te formaliseren. Dit vergroot de transparantie naar studenten en waarborgt de opbouw in complexiteit van het programma. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding door een kwalitatief hoogstaand en zeer gedreven team van docenten wordt verzorgd. Studenten zijn positief over de vakgedrevenheid en toegankelijkheid van hun docenten. De opleidingsspecifieke kwaliteitszorg en studiebegeleiding voldoen. De commissie onderstreept het belang voor de Opleidingscommissies om actief de meningen van de studenten die zij vertegenwoordigen te verzamelen. De commissie concludeert dat er binnen de opleiding een gebalanceerde mix van toetsen wordt gehanteerd die aansluit bij de leerdoelen van de betreffende programmaonderdelen. De door de commissie bestudeerde toetsen en de gemaakte toetsen zijn van een goed niveau. De commissie waardeert de wijze waarop met deeltoetsen studenten gestimuleerd worden actief te studeren. De examencommissies en opleiding hebben, zo concludeert de commissie, goede stappen gezet in het bewaken van de toetskwaliteit. Met de invoering van tweede beoordelaars bij eindwerkstukken, standaard beoordelingsformulieren, toetsplannen en trainingen voor examencommissies realiseert de faculteit belangrijke voorwaarden voor toetskwaliteit en bewaking van het eindniveau. De commissie heeft op één uitzondering na alle eindwerkstukken van de bacheloropleiding als voldoende beoordeeld. In de eindwerkstukken demonstreren de studenten dat zij over de beoogde kennis en vaardigheden beschikken. Uit deze eindwerkstukken concludeert de commissie dat het gerealiseerde eindniveau van de opleiding voldoet. Standaard 1: Beoogde eindkwalificaties Standaard 2: Onderwijsleeromgeving Standaard 3: Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties Algemeen eindoordeel voldoende voldoende voldoende voldoende Masteropleiding Mediastudies De commissie concludeert dat de eindkwalificaties van de masteropleiding Mediastudies passen binnen het domeinspecifiek referentiekader. De eindkwalificaties zijn helder geformuleerd. Zij sluiten aan bij het masterniveau van de opleiding en hebben een duidelijke academische oriëntatie. De opleiding heeft een herkenbaar klassiek profiel met een historisch analytische bestudering van media. De commissie adviseert het opleidingsmanagement om een visie te ontwikkelen op de gemeenschappelijkheid en de meerwaarde van de vier verschillende specialisaties die de opleiding verenigt. De masteropleiding Mediastudies kent vier verschillende programma s: Comparative Literature and Literature Theory, Film and Photographic Studies, Journalistiek en Nieuwe Media en Book and Digital Media Studies. De programma s zijn Engelstalig, met uitzondering van het programma Journalistiek en Nieuwe Media. De vier programma s bevatten ieder een evenwichtige vertaling van de eindkwalificaties van de opleiding. De programma s bevatten deels inleidende QANU/ Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies, Universiteit Leiden 11

componenten, om studenten met verschillende achtergronden bekend te maken met de grondslagen van de discipline. De commissie heeft vastgesteld dat de curricula vervolgens voldoende verder opbouwen naar masterniveau. De masteropleiding waarborgt in het curriculum de academische oriëntatie. De commissie heeft in de opzet van de vakken en in de bestudeerde werken van studenten waargenomen dat er voldoende aandacht is voor academische schrijf- en onderzoeksvaardigheden. Alle programma s worden afgesloten met een individuele masterthesis. De programma s binnen de masteropleiding hebben nu geen gezamenlijke componenten. De commissie moedigt de opleiding aan om naar mogelijkheden te zoeken om een kruisbestuiving tussen de verschillende programma s binnen de opleiding te realiseren. De commissie concludeert uit het bestuderen van de OER dat in de opleiding formeel geen vaste volgorde in het programma is aangebracht. Hoewel hier in de praktijk geen problemen mee blijken te ontstaan, adviseert de commissie toch om deze volgorde te formaliseren. Dit vergroot de transparantie naar studenten en waarborgt de opbouw in complexiteit van de programma s. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding door een kwalitatief hoogstaand en zeer gedreven team van docenten wordt verzorgd. Studenten zijn positief over de vakgedrevenheid en toegankelijkheid van hun docenten. De opleidingsspecifieke kwaliteitszorg en studiebegeleiding voldoen. De commissie onderstreept het belang voor de Opleidingscommissies om actief de meningen van de studenten die zij vertegenwoordigen te verzamelen. De commissie concludeert dat er binnen de opleiding een gebalanceerde mix van toetsen wordt gehanteerd die aansluit bij de leerdoelen van de betreffende programmaonderdelen. De door de commissie bestudeerde toetsen en de gemaakte toetsen zijn van een goed niveau. De commissie waardeert de wijze waarop met deeltoetsen studenten gestimuleerd worden actief te studeren. De examencommissies en opleiding hebben, zo concludeert de commissie, goede stappen gezet in het bewaken van de toetskwaliteit. Met de invoering van tweede beoordelaars bij scripties, standaard beoordelingsformulieren, toetsplannen en trainingen voor examencommissies realiseert de faculteit belangrijke voorwaarden voor toetskwaliteit en bewaking van het eindniveau. De commissie heeft alle scripties van de masteropleiding als voldoende beoordeeld. In de scripties demonstreren de studenten dat zij over de beoogde kennis en vaardigheden beschikken. Uit deze scripties en het succes van de studenten in vervolgstudies en op de arbeidsmarkt concludeert de commissie dat het gerealiseerde eindniveau van de opleiding voldoet. Standaard 1: Beoogde eindkwalificaties Standaard 2: Onderwijsleeromgeving Standaard 3: Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties Algemeen eindoordeel voldoende voldoende voldoende voldoende 12 QANU/ Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies, Universiteit Leiden

De voorzitter en de secretaris van de commissie verklaren hierbij dat alle leden van de commissie kennis hebben genomen van dit rapport en instemmen met de hierin vastgestelde oordelen. Zij verklaren ook dat de beoordeling in onafhankelijkheid heeft plaatsgevonden. Datum: 25 april 2013 Prof. dr. Jan Baetens drs. José van Zwieten QANU/ Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies, Universiteit Leiden 13

Behandeling van de standaarden uit het Beoordelingskader voor de beperkte opleidingsbeoordeling Standaard 1: Beoogde eindkwalificaties De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen. Toelichting: De beoogde eindkwalificaties passen wat betreft niveau en oriëntatie (bachelor of master; hbo of wo) binnen het Nederlandse kwalificatieraamwerk. Ze sluiten bovendien aan bij de actuele eisen die in internationaal perspectief vanuit het beroepenveld en het vakgebied worden gesteld aan de inhoud van de opleiding. Bevindingen Binnen het domeinspecifiek referentiekader dat het Disciplineoverleg Letteren en Geschiedenis heeft vastgesteld voor de onderwijsvisitatie CIW en Mediastudies (zie Bijlage 1) valt de bacheloropleiding Film en Literatuurwetenschap te scharen onder het cluster Mediastudies, waarin studenten kennis dienen te verwerven over de aard en rol van film en literatuur, hun maatschappelijke functies en historische ontwikkeling, de institutionele, esthetische en filosofische aspecten daarvan alsmede processen als intermedialiteit en remediatie. De Leidse bacheloropleiding richt zich op het bestuderen van film en literatuur als narratieve media vanuit een cultuurhistorisch en analytisch perspectief. Empirische invalshoeken bij de bestudering van film en literatuur komen beperkt aan bod. De opleiding legt de nadruk op het bestuderen van film en literatuur uit de modern/hedendaagse periode. Daarbij beoogt de opleiding studenten een mondiaal perspectief bij te brengen door de studie van westerse film en literatuur aan te vullen met Aziatische, Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse film en literatuur. Met deze moderne en mondiale profilering wil de opleiding aansluiten bij de hedendaagse beroepspraktijk. De combinatie van de bestudering van film en literatuur en de vergelijking daarvan binnen één opleiding is uniek in het nationale en internationale universitaire landschap, zo vermeldt de kritische reflectie. De commissie concludeert dat er voor de bacheloropleiding duidelijke keuzes zijn gemaakt in de oriëntatie van de opleiding. De opleiding heeft volgens de commissie een herkenbaar klassiek profiel dat een gerechtvaardigde positie heeft binnen de Nederlandse academische bacheloropleidingen. Enerzijds worden tekst en beeld samengebracht in functie van een visie op "medium" als een historisch wisselend samenspel van drager, tekensoort, inhoud, en praktijken wat een kijk op "medium" is die in de geesteswetenschappelijke benadering kan bogen op een ruime consensus. Anderzijds is ook de keuze voor een prioritair "verhalende" benadering van een medium (in dit geval: film en literatuur) een optie die binnen het veld kan terugvallen op een solide traditie. Ten slotte besteedt de opleiding aandacht aan alle dragers, objecten en praktijken waarbij de digitalisering een verandering in continuïteit eerder dan een breuk is. De commissie constateert dat de integratie van filmwetenschap in de bestaande opleiding literatuurwetenschap die in september 2011 heeft plaatsgevonden, in zijn opzet geslaagd is: het samenbrengen van deze twee media maakt het programma aantrekkelijk voor studenten en maakt het mogelijk om aandacht te besteden aan intermedialiteit. Meerdere studenten geven in hun gesprek met de commissie aan dat zij voor de combinatie van film en literatuur naar Leiden zijn gekomen. Ook herkennen zij de historisch analytische oriëntatie van de opleiding. 14 QANU/ Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies, Universiteit Leiden

De opleidingsspecifieke eindtermen van de bacheloropleiding Film- en Literatuurwetenschap zijn in drie delen uiteengezet: ten eerste algemene oriëntatie op de film en literatuur, de grondslagen van film- en literatuurwetenschap en tekst- en beeldanalytische vaardigheden. Ten tweede beoogt de opleiding studenten kennis en inzicht in de theoretische film- en literatuurwetenschap bij te brengen. Ten derde dienen afgestudeerde bachelorstudenten over historische en vergelijkende kennis van film- en literatuurwetenschap te beschikken. Naast opleidingsspecifieke eindtermen heeft de opleiding ook algemene, facultaire eindtermen die zich richten op academische vaardigheden: onderzoeksvaardigheden, schrijfvaardigheden, mondelinge presentatievaardigheden en samenwerkings- en leervaardigheden. In de kritische reflectie zijn zowel de opleidingsspecifieke als de algemene eindtermen afgezet tegen de Dublin-descriptoren. Uit deze overzichten blijkt, zo constateert de commissie, dat de eindtermen aansluiten bij de algemeen geldende opvattingen over de oriëntatie van academische bacheloropleidingen. De commissie merkt op dat in de eindtermen geen expliciete aandacht is voor het functioneren van afgestudeerden in de beroepspraktijk. De algemene eindtermen bevatten volgens de commissie wel relevante vaardigheden voor afgestudeerde bachelors, zoals het helder en beargumenteerd uiteenzetten van onderzoeksresultaten en het sociaal en communicatief optreden in samenwerkingsrelaties. De verbinding met het functioneren in een beroepspraktijk wordt echter niet expliciet gelegd. In het domeinspecifiek referentiekader is bepaald dat ook bacheloropleidingen naast een generalistische opleiding gericht dienen te zijn op een gevarieerd beroepenveld. Het functioneren in de beroepspraktijk valt wel onder de algemene doelstelling van de opleiding. De commissie dringt er bij de opleiding op aan om, mede in het licht van de harde knip tussen bachelor- en masteropleidingen, een visie te ontwikkelen op deze beroepsoriëntatie van de bacheloropleiding Film- en Literatuurwetenschap. De masteropleiding Mediastudies bestaat als zodanig sinds september 2012, toen vier voorheen afzonderlijke opleidingen zijn samengebracht in dit brede opleidingslabel. De opleiding bestaat uit vier specialisaties: Comparative Literature and Literature Theory, Film and Photographic Studies, Journalistiek en Nieuwe Media en Book and Digital Media Studies. De opleiding beoogt studenten grondige kennis en inzicht te geven in de eigenschappen en het gebruik van de bij de specialisatie horende media. Studenten dienen deze kennis te leren toepassen in de praktijk van het bestuderen en analyseren van materialen. Zij dienen bij hun afstuderen tevens in staat te zijn om tot een gedegen reflectie op de methodische, historische en ethische aspecten van het vakgebied te komen. De Leidse opleiding Mediastudies onderscheidt zich van andere opleidingen Mediastudies door de nadruk op het transversale begrip medium en de grote aandacht voor mediumspecificiteit en narrativiteit. Het literatuurwetenschappelijk perspectief is daarbij dominant. Daarnaast beschrijft de kritische reflectie dat de combinatie van de verschillende media in deze opleiding uniek is. De vier specialisaties hebben generieke eindtermen die aansluiten op de formulering van de Dublin-descriptoren voor academische masteropleidingen. Aanvullend zijn er voor iedere specialisatie aparte eindtermen geformuleerd. De commissie herkent duidelijk het klassieke profiel van de opleiding in alle vier de specialisaties: het programma Film & Photografic Studies is gericht op oudere media. Evenals in het programma Comparative Literature & Literature Theory worden de media vanuit een historisch en analytisch perspectief bestudeerd. In het programma Journalistiek en Nieuwe Media is de klassieke benadering te herkennen in de nadrukkelijke aandacht voor retorica. Het programma Book and Digital Media Studies tenslotte besteedt veel aandacht aan de historische benadering en het cultureel erfgoed. De commissie QANU/ Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies, Universiteit Leiden 15

vindt deze klassieke profilering evenals bij de bacheloropleiding onderscheidend in het Nederlandse mediastudies cluster. Zij merkt op dat de notie van uniciteit van de opleiding door de combinatie van de verschillende media een beperkte waarde blijkt te hebben: in de eindtermen van de verschillende specialisaties komt de samenhang tussen deze media niet aan bod. Daarmee komt in de ogen van de commissie een aandachtspunt voor de opleiding naar voren. De gezamenlijke noemer van de vier specialisaties lijkt tot nu toe beperkt tot de definitie van het begrip medium. Dit rechtvaardigt volgens de commissie slechts beperkt de samenvoeging in één opleiding met gezamenlijke doelstellingen. De commissie dringt er bij de opleiding op aan om nader te bepalen waar de samenhang en de meerwaarde van de verschillende specialisaties in één opleiding uit dient te blijken. De commissie is van mening dat de eindtermen van de masteropleiding voldoende helder zijn geformuleerd en passen binnen het domeinspecifiek referentiekader. Specifiek voor de specialisatie Book and Digital Mediastudies merkt zij op dat een explicietere benadering van de digitale aspecten van deze specialisatie de eindtermen verder zal versterken. Zowel de bacheloropleiding als de masteropleiding heeft volgens de commissie een duidelijke wetenschappelijke oriëntatie. Afgestudeerde bachelorstudenten dienen te beschikken over elementaire onderzoeksvaardigheden waarmee zij onder begeleiding een onderzoek van beperkte omvang kunnen opzetten en uitvoeren. Afgestudeerde masterstudenten dienen zelfstandig een onderzoek te kunnen opzetten en daar een schriftelijk en mondeling verslag van te kunnen uitbrengen aan vakgenoten en niet-specialisten. Overwegingen De commissie concludeert dat de eindkwalificaties van de bacheloropleiding Film- en Literatuurwetenschap en de masteropleiding Mediastudies passen binnen het domeinspecifiek referentiekader. De eindkwalificaties zijn helder geformuleerd. Zij sluiten aan bij het bachelordan wel masterniveau van de opleidingen en hebben een duidelijke academische oriëntatie. De opleidingen hebben ieder een herkenbaar klassiek profiel met een historisch analytische bestudering van media. De commissie constateert dat voor de bacheloropleiding de oriëntatie op het functioneren in de beroepspraktijk, zoals ook geformuleerd in de doelstelling van de opleiding, nog te beperkt aanwezig is in de eindtermen. Voor de masteropleiding adviseert de commissie het opleidingsmanagement om een visie te ontwikkelen op de gemeenschappelijkheid en de meerwaarde van de vier verschillende specialisaties die de opleiding verenigt. Conclusie Bacheloropleiding Film- en Literatuurwetenschap: de commissie beoordeelt Standaard 1 als voldoende. Masteropleiding Mediastudies: de commissie beoordeelt Standaard 1 als voldoende. 16 QANU/ Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies, Universiteit Leiden

Standaard 2: Onderwijsleeromgeving Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren. Toelichting: De inhoud en vormgeving van het programma stelt de toegelaten studenten in staat de beoogde eindkwalificaties te bereiken. De kwaliteit van het personeel en van de opleidingsspecifieke voorzieningen is daarbij essentieel. Programma, personeel en voorzieningen vormen een voor studenten samenhangende onderwijsleeromgeving. Bevindingen De commissie heeft de onderwijsprogramma s van beide opleidingen bestudeerd, inzage gehad in cursusmateriaal en notulen van relevante commissies, resultaten van onderwijsevaluaties en in de digitale leeromgeving Blackboard. In deze standaard wordt eerst een korte beschrijving gegeven van de onderwijsprogramma s. Vervolgens worden de bevindingen van de commissie weergegeven met betrekking tot de inhoud en opbouw van de programma s, de vertaling van de eindkwalificaties in het onderwijs en de wetenschappelijke vorming. Tot slot wordt aandacht besteed aan de staf, de opleidingsspecifieke kwaliteitszorg en studiebegeleiding. Opbouw en samenhang onderwijsprogramma s Bacheloropleiding Film- en Literatuurwetenschap Het bachelorprogramma bestaat uit een gezamenlijke propedeuse (60 EC) waarin zowel filmals literatuurvakken geprogrammeerd zijn. Na de propedeuse kiezen studenten uit twee afstudeerrichtingen: Literatuurwetenschap of Filmwetenschap (55 EC). Beide richtingen hebben een vergelijkbare opbouw met gedeeltelijk parallelle thema s, zoals Wereldliteratuur/Wereldcinema en Postmodernisme. In het tweede jaar volgen studenten nog enkele gezamenlijke vakken (25 EC). In het derde jaar staat in elk semester 15 EC vrije keuzeruimte geprogrammeerd. Studenten kunnen deze ruimte benutten om een minor te volgen in een ander vakgebied, stage te lopen of een periode in het buitenland te studeren. Daarnaast gebruiken veel studenten deze ruimte om een deel van het andere afstudeerprogramma binnen de opleiding te volgen: studenten Literatuurwetenschap vullen hun curriculum aan met vakken Filmwetenschap en andersom. Beide programma s worden afgesloten met een bacheloreindwerkstuk (10 EC). In de propedeuse verwerven studenten algemene kennis van de inhoud en grondslagen van de twee vakgebieden. Hierin vormen de vakken Tekst-beeldanalyse 1 en 2 de kern van het programma. In deze vakken verwerven studenten vaardigheden om tekst en beeld gedetailleerd te bestuderen en analyseren. De vakken in de twee afstudeerrichtingen bouwen altijd voort op deze vaardigheden. In de propedeuse volgen studenten tevens twee vakken Taalvaardigheid Engels. In de kritische reflectie is de achtergrond van deze vakken weergegeven. In het verleden konden studenten aan de faculteit kiezen voor een van de aangeboden vreemde talen. Dit onderwijs leverde voor veel studenten studievertraging op, waardoor de keuze voor het onderwijs in een vreemde taal is beperkt tot Engels. Ook in dit onderwijs blijken studenten nog regelmatig studievertraging op te lopen. Daarom heeft de opleiding besloten om met ingang van het studiejaar 2012-2013 deze vakken zelf te gaan verzorgen om zo een betere aansluiting bij de overige programmaonderdelen te waarborgen. Na de propedeuse doen studenten verdiepende kennis en vaardigheden op. Het programma onderscheidt daarvoor twee leerlijnen: theoretische film- en literatuurwetenschap en vergelijkende film- en literatuurwetenschap. De eerste leerlijn richt zich op verdieping door QANU/ Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies, Universiteit Leiden 17

middel van analytische vaardigheden en theoretische reflectie. Onder deze leerlijn vallen vakken als Filmbenaderingen, Literatuurbenaderingen, Wetenschapsfilosofie, Representatie: cultuur en betekenis en de eerder genoemde analysevakken. De tweede leerlijn brengt verdieping aan door het schetsen van een historisch perspectief. De opleiding wil zich profileren met nadrukkelijke aandacht voor een mondiaal perspectief op Film en Literatuur. Er is in de vergelijkende leerlijn dan ook in ieder studiejaar aandacht voor Aziatische, Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse literatuur en film. Onder de vergelijkende leerlijn vallen vakken als Modernisme en Historische Avant-garde, Wereldliteratuur, Wereldcinema en Realisme in film en literatuur. Een volledig overzicht van het programma is opgenomen in Bijlage 4. In de bacheloropleiding worden hoorcolleges en werkcolleges aangeboden. In het eerste jaar streeft de opleiding ernaar studenten een brede kennisbasis bij te brengen. In dit jaar ligt de nadruk meer op hoorcolleges, studenten hebben wekelijks twaalf contacturen. Na het eerste jaar is het programma meer verdiepend van aard, zowel in de onderwezen kennis als vaardigheden. Er staan dan meer werkcolleges geprogrammeerd. Deze werkcolleges vragen meer voorbereiding van studenten, er zijn daarom minder contacturen (gemiddeld acht per week) ingeroosterd om de studielast evenwichtig te verdelen. De opleiding stimuleert studenten om regelmatig te studeren. De tijd die zij aan zelfstudie dienen te besteden wordt voor hen gestructureerd door middel van lees- en kijklijsten waar studenten vervolgens papers over schrijven. Ook wordt ieder vak op twee momenten getoetst. De commissie heeft de beschrijving in de kritische reflectie bestudeerd en een steekproef genomen van cursussen uit iedere leerlijn en uit ieder studiejaar. Van deze cursussen heeft zij tijdens het bezoek inzage gekregen in al het cursusmateriaal: studiehandleidingen, literatuurlijsten, werkgroepopdrachten, toetsen met beoordelingssleutels en evaluatieresultaten. Daarnaast had zij toegang tot de digitale leeromgeving Blackboard, waar zij inzage had in het cursusmateriaal van alle cursussen binnen de opleiding. De commissie heeft vastgesteld dat het curriculum rond de eindkwalificaties logisch en samenhangend is opgebouwd. Het programma is volgens de commissie een coherente vertaling van het voor de opleiding gekozen profiel. Zij constateert dat in het programma daadwerkelijk sprake is van een vergelijkend perspectief op de twee vakgebieden, bijvoorbeeld in het vak Paragone en in de vakken Tekst- Beeldanalyse. Voor de studenten is het programma in de studiegids inzichtelijk en voldoende uitgebreid beschreven. Wel constateert de commissie dat in de studiegids noch in de Onderwijs- en Examenregeling ingangseisen zijn opgenomen voor de verschillende vakken. De volgorde waarin studenten het programma doorlopen is daardoor formeel gezien zeer vrijblijvend. Hoewel uit de gesprekken tijdens het bezoek bleek dat de meeste studenten de voorgestelde volgorde aanhouden in hun programma, adviseert de commissie om de vereiste voorkennis voor vakken meer te formaliseren. De commissie heeft vastgesteld dat voor iedere cursus op uniforme wijze duidelijke leerdoelen zijn geformuleerd. De opbouw van het niveau in de opleiding is volgens de commissie herkenbaar in de opbouw en toetsing van de vakken. Eindwerkstuk bacheloropleiding Studenten sluiten hun bacheloropleiding af met een individueel eindwerkstuk (10 EC). Zij dienen hierin aan te tonen onder begeleiding wetenschappelijk onderzoek te kunnen doen en hierover helder te kunnen rapporteren. 18 QANU/ Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies, Universiteit Leiden

De opzet van het eindwerkstuk is verdeeld over de twee semesters van het derde jaar. In het eerste semester participeren studenten in een Schrijfworkshop. Tijdens werkcolleges kiezen studenten een onderwerp, formuleren zij een probleemstelling en bepalen het theoretisch kader van het onderzoek. Op basis van het onderwerp dat een student kiest, wordt een begeleider toegewezen. Deze begeleidt de student bij het nader inkaderen van het onderwerp. In het tweede semester gaat de student individueel aan de slag met het uitwerken van de gemaakte onderzoeksopzet. Voor het schrijven van het bacheloreindwerkstuk is een handleiding beschikbaar waarin staat beschreven hoe studenten het werkstuk dienen in te delen, hoe zij een probleemstelling dienen te formuleren en hoe deze informatie verwerkt wordt in het eindwerkstuk. Studenten presenteren hun onderzoek na afronding van het eindwerkstuk in een eindgesprek. De commissie kan zich goed vinden in de wijze waarop het eindwerkstuk door de opleiding wordt georganiseerd. Beroepsoriëntatie en buitenlandverblijf Studenten die zich binnen de bacheloropleiding willen oriënteren op de beroepspraktijk hebben de mogelijkheid om een deel van de vrije keuzeruimte in te vullen met een stage (15-20 EC). Zij dienen de overige keuzeruimte in dat geval in te vullen met vakken die aansluiten bij de gekozen stage. De invulling van de stage wordt vastgelegd in een stageplan. Hierin is in ieder geval een onderzoeksvraag opgenomen waar de student tijdens de stage aan werkt. De stage krijgt op deze wijze een academisch karakter. De opleiding heeft een stagehandleiding opgesteld waarin de vereisten en een stappenplan zijn opgenomen. Jaarlijks organiseert de Faculteit der Geesteswetenschappen een stagevoorlichting vanuit de Studenten Loopbaan Service. Naast de stagemogelijkheden zijn er ook een aantal minoren die een praktijkgerichter karakter hebben, zoals de minor Journalistiek en de minor Boek, boekhandel en uitgeverij. De commissie concludeert dat de beroepsoriëntatie enkel in de keuzeruimte een plek heeft. Studenten hebben daar de mogelijkheid om vaardigheden op te doen die hen voorbereiden op de beroepspraktijk. De rest van het bachelorcurriculum heeft volgens de commissie een sterk theoretisch, academisch karakter. De praktijkgerichtheid van het curriculum is daarmee beperkt. De commissie adviseert om, zoals ook is weergegeven onder standaard 1, in het kader van de harde knip tussen de bachelor en masteropleidingen een visie te ontwikkelen op de praktijkoriëntatie in de bacheloropleiding. De vrije keuzeruimte biedt studenten tevens de gelegenheid om een periode aan een buitenlandse universiteit te studeren. Er is een facultaire buitenlandcoördinator aangesteld die de studentenuitwisseling coördineert. Uit het gesprek dat de commissie voerde met studenten uit de bacheloropleiding blijkt dat de informatievoorziening over studeren in het buitenland voldoende is, studenten zijn bekend met de mogelijkheden en de informatiekanalen. Zij geven echter aan dat er weinig studenten binnen de opleiding gebruik maken van deze mogelijkheid. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de keuzeruimte is verdeeld over twee semesters, waardoor studenten in elk semester verplichte programmaonderdelen moeten volgen. De commissie concludeert dat het mogelijk is voor studenten om een periode in het buitenland te verblijven, maar dat mede door de ongunstige programmering van de vrije ruimte, er in de praktijk te weinig gebruik gemaakt wordt van deze mogelijkheid. Dit contrasteert in de ogen van de commissie met het internationale profiel van de opleiding. Masteropleiding Mediastudies De masteropleiding Mediastudies kent vier verschillende programma s: Comparative Literature and Literature Theory, Film and Photographic Studies, Journalistiek en Nieuwe Media en Book and Digital Media Studies. De programma s zijn Engelstalig, met uitzondering van het programma Journalistiek en Nieuwe Media. QANU/ Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies, Universiteit Leiden 19

In de masteropleiding Mediastudies hanteert de opleiding net als in de bacheloropleiding een mix van hoor- en werkcolleges. Studenten worden daarin aangespoord om kennis toe te passen en een oordeel te vormen. De afstudeerrichting Journalistiek en Nieuwe Media werkt tevens met een professionele praktijkomgeving waarin studenten worden voorbereid op het functioneren in de beroepspraktijk. De vier programma s hebben ieder een eigen samenstelling. Alle programma s zijn eenjarig en worden afgesloten met een masterthesis (20 EC). Studenten kunnen in september of in februari starten met de opleiding. Een overzicht van de verschillende programma s is opgenomen in Bijlage 4. Het programma Comparative Literature and Literature Theory bouwt voort op de kennis en vaardigheden vanuit de bacheloropleiding. Het cursorisch onderwijs richt zich op vier gebieden: literatuurtheorie, vergelijkende literatuur, interculturaliteit en intermedialiteit. Het programma bestaat uit twee methodologische vakken, twee thematische vakken en een masterthesis. Studenten kunnen de vakken kiezen uit een breder aanbod aan keuzevakken. De commissie heeft waargenomen dat de vakken deels initiële componenten bevatten, maar ook verder bouwen op de kennis uit de bacheloropleiding. Zij concludeert dat het programma een mooi en compleet pakket vormt. Wel merkt zij op dat het programma een zeer losse structuur heeft waardoor er slechts beperkt sprake is van een opbouwende leerlijn tussen de vakken. Film and Photographic Studies richt zich op theorieën van lens-based media en op reflecties op hun historiserende dimensies. Het karakter van de opleiding is interdisciplinair: in een aantal vakken speelt de artistieke praktijk en de samenwerking met de speciale collecties van de universiteitsbibliotheek een belangrijke rol. Naast een vaste programmering kiezen studenten ieder semester één keuzevak. Eén van de aangeboden keuzemogelijkheden is een combinatie van twee vakken die het Editorial and Curatorial Training Programme vormen. Dit programma wordt in samenwerking met en op locatie van de Koninklijke Academie Beeldende Kunst in Den Haag georganiseerd. In het tweede semester kunnen studenten de keuzeruimte tevens gebruiken om een stage te koppelen aan hun afstudeerscriptie. De commissie vindt het programma coherent en passend bij het klassieke Leidse profiel. Doordat het programma geen doorstroommaster is starten sommige vakken op een inleidend niveau, maar de commissie stelt vast dat studenten uiteindelijk op een degelijk masterniveau werken. Het programma Journalistiek en Nieuwe Media bouwt voort op een verplichte minor in de bacheloropleiding en richt zich op internetjournalistiek, wetenschapsjournalistiek en zakelijke journalistiek. Het eerste semester beslaat drie theoretische vakken die voorafgegaan en afgesloten worden met een praktijkonderdeel waarin studenten een nieuwssite beheren. In de theoretische vakken vormt retorica het hoofdthema. Daarnaast kiest de opleiding jaarlijks een maatschappelijk onderwerp dat in de verschillende programmaonderdelen geanalyseerd wordt. Hiermee brengt de opleiding samenhang aan in het curriculum. Naast het cursorisch onderwijs volgen studenten workshops en seminars in journalistieke vaardigheden en foto- en filmtechniek. In het tweede semester lopen studenten stage en schrijven zij hun thesis. De commissie herkent in het programma een tweestrijd die eigen is aan deze discipline: aandacht voor de beroepspraktijk van de journalistiek enerzijds en academische vorming anderzijds. De commissie stelt na bestudering van de cursusmaterialen vast dat de theorievakken de laatste jaren verder ontwikkeld zijn. Er ontstaat een goede balans, maar de commissie onderstreept de noodzaak om deze aandacht voor de academische kant van de discipline voortdurend te bewaken. 20 QANU/ Communicatie- en Informatiewetenschappen en Mediastudies, Universiteit Leiden